FORMAMINT
S.S.R. CONGRESSEERT
OP WOUDSCHOTEN
De Wieringermeerpolder
MAANDAG 15 FEBRUARI 1937
Drie kenmerken van de
typische Studentenstijl
Enkele belangrijke
vraagstukken besprokr
S.S.R. en de Kerken
Van Zaterdag tot vandaag is het
eerste studiecongres der S.S.R. op Woud-
schoten en te Utrecht gehouden.
Zaterdagavond werden do bijeenkomsten ge
opend door den congres-regent, den heer W.
M. Visserman, die de aanwezigen ver
welkomde en in korte trekken het doel van
1 et congres schetste als een poging, om de
Unie in haar realiteit opnieuw te beleven.
Eerste spreker was de heer H- van der
Leek te Amsterdam, over het onderwerp:
„Onze studentenstijl"
Voor den aankomenden student .eekent
de overgang van school en gezin naa
universiteit een grootere vrijheid. Op de
nieuwe ruimte reageert hij met zijn jeug
dige activiteit en levensdrang. De studen
tikoze stijl is daarom in wezen barok
is dynamisch en overdadig, haar hoofd
motief is overstroomende beweging. Deze
ongerichte kracht wordt gekanaliseerd door
de vrije academische orde, die een typische
stijl heeft. Deze stijl vertoont, aldus spr.,
drie kenmerken, die haar tot een archaisch
verschijnsel maken: het corporatieve van de
Middeleeuwsche gilden, de humanistische
venstrakking tot stoische levensharmonie en
tenslotte een element^ dat aan de oudste
geheime genootschappen herinnert. De aca
demische stijl is in wezen klassiek. Deze
exclusieve stijl maakt de academische ruim
te tot een enclave in de burgerlijke samen
leving. Deze laatste laat de universiteit
steeds minder ongemoeid zoowel sociaal
als geestelijk doet ze haar rechten gelden.
De Duitsche universiteit bijv. heeft voor de
vitale eischen van de absolute etuat moeten
capituleeren.
Achter het onvruchtbare traditioneele
front vertoont dus de universiteit een inner
lijke zwakte. De oorzaak daarvan is gelegen
in de valsche grondposdtie der wetenschaps
idee, nl. de autonomie van het wetenschap
pelijk suibject, die geleid heeft tot relati
veering van waarheid en weten- De ont
takeling der humanistische universiteit vol
trekt zich echter geheel buiten de sfeer der
autonomie zelf de autonome rede moet
meer en meer wijken voor de autonome
w i 1. Deze toestand is het gevolg van een
Verwijdering tusschen wetenschap en leven,
de toenemende kennisname vereischt steeds
grooter distantie. Daarbij werd genegeerd,
dat het menschelijk denken eindig is.
De Christenstudent aan de openbare
universiteit staat als alle anderen in
deze situatie, die uiterst belangrijk is
voor de cultureele prognose. Hoe hebben
ze zich daarin te gedragen?
Ze hebben voorzien, dat de academische
stijl spel is. Toch erkennen ze van dit spel
de vormende waarde. Zij hebben dus aan de
traditie vast te houden. Vat men het begrip
stijl op als levensstijl, dan komen andere
problemen aan de orde en wel allereerst
dat van de verhouding tusschen geloof en
wetenschap. De Societas Sjudiosorum Refor-
matorum heeft haar ontstaan te danken
gehad aan de discussie van dit probleem,
die binnen haar sfeer sinds vijftig jaar een
permanente en open discussie is gebleven.
Dit is als een voorrecht te beschouwen, om
dat zoo de spanning verhindert te verglij
den in de valsche rust der probleemloos
heid. Immers gaat het hier over een ver
houding van het eindige tegenover het on
eindige waardoor het probleem princi
pieel onoplosbaar blijkt. Als toch bij voort-
duur met dit probleem ernst gemaakt moet
worden, is de eenige houding die der kri
tische beleving.
Deze kritiek richt zich tegen alle ver
absoluteering der wetenschap- Het aantrek
kelijkst en daarom gevaarlijkst is de idee
eener systematische Christelijke weten
schap. Zij moet, constructief opgevat, leiden
tot schrikbarende consekwenties zoo we
voor de wetenschap als voor het geloof, zoo
dra vanuit zulk een idee de oploesinj
gepretendeerd wordt.
Daarom blijft alleen die kritische
houding mogelijk, waarin de Christen
student in gehoorzaamheid zich met zijn
leven en denken plaatst onder de mee-
doogenlooze critiek van Gods Woord.
Daarmee leert hij kritisch staan tegen
over alles, wat niet goddelijk, maar
menschelijk doen is.
In deze kritiek sluit hij zichzelf in. Doch
deze kritiek is alleen mogelijk als kritiek
der liefde en des geloofs. Zoo blijft er dus
voor den Christenstudent slechts één stijl
over, die, waarin de kenmerken der open
baarheid en der waarachtige en bezielde
kritiek de levende kern vormen. Daarmee
wordt de getuigenis des geloofs ook voor
den Christenstudent aan de Rijksuniversi
teit een levensplicht-
In de tot ver na middernacht voortgezette
discussies kwam naast groote waardeering
voor de met bezieling voorgedragen opvat
ting van den spreker, ook de uiteenzetting
van geheel andere standpunten naar voren.
De S.S.R. en de Kerken
Zondagmiddag hield de Uniepi jeses, C-
M. Langeveld, de traditioneele jaarreie,
waarvoor hij het onderwerp gekozen had
dat in de laatste tijd in de SSR-kWng weer
moer de aandacht vraagt: „SSR en do
kerken".
Naar aanleiding van de titel, aldus spr.,
dient opgemerkt, dat twee grootheden van
totaal verschillende structuur naast elkaar
worden gezet. In een vereeniging is het
doel primair. De grondslag en de middelen
secundair. Aan de Kerk ligt een daad van
God ten grondslag, waaraan zij zelf niet
medegewerkt heeft, en waaraan zij te ge
hoorzamen heeft, waardoor haar doel is be
paald en haar taak aangegeven. Dat in de
titel beide toch in verband konden worden
gezet, zoodat aan een vereeniging een taak
kon worden toegekend in de kerken, is
daarom het gevolg van een misstand. Deze
misstand is, dat wij in plaats van één Kerk,
in werkelijkheid vele kerken zien. Een toe
stand, die zondig is.
Door het bestaan der SSR, die tot grond
slag heeft de Bijbel, opgevat overeenkomstig
de Drie Formulieren van Eenigheid, wordt
de critiek der Kerk op de kerken toegespitst
op de kerkformaties van het Gereformeerde
type en daarom zag spr in SSR ook de
plaats om de eenheid te bevorderen. Hij
zette daartoe uiteen, hoe men zijns inziens
de gebeurtenissen van 1834, 1886 e.d., prin
cipieel moest beoordeelen:
eenerzijds te erkennen, dat beiderzijds
gehandeld werd uit gehoorzaamheid aan
God, anderzijds te beseffen^ dat beide
ook daarin gezondigd hebben. Hierin
ligt een basis om elkaar met oprechte
waardeering te benaderen, waartoe in
SSR een begin kan worden gemaakt.
Deze jaarrede vormde de inleiding tot een
zeer algemeene en uitgebreide bespreking
van de beteekenis van de grondslag der
Societas Studiosorum Reformatoru n.
Belijdenis en leven
Zondagavond sprak Ds J. V e r k u y 1, uit
Laren, over „Onze belijdenis en ons leven".
Ds Verkuyl beantwoordde eerst de vraag,
wat belijden is. Hij omschreef dat als een
gehoorzaam antwoorden op Gods open
baring in Jezus Christus, een uitspreken
dat Jezus de Heero is, in gemeenschap met
de Christelijke Kerk door den Heiligen
Geest. Spr noemde het de adel van het
Reformatorisch Christendom, dat het deze
roeping tot belijden verstaan heeft en van
S.S.R. dat zij zich door haar confessioneel
reformatorisch Christendom heeft aangeslo
ten bij de reformatorische belijdenisschat.
Daarna beantwoordde spr. de vraag, wat
naar het Woord Gods een levend belijder,
een levend discipel is: naar aanleiding van
Matth. 16 zag hij als kenmerkende trekken
van het discipelschap: zelfverloochening,
kruisdragen en opstaan tot een nieuw
leven.
Na deze inleiding vroeg spr. welke functie
de belijdenis in SSR vervult
Snr- waarschuwde voor tweeërlei ge
vaar. nl.. dat men de confessie behan
delt als een schietschijf, waarop negati-
vistische critiek wordt uitgeoefend, en
voor het andere gevaar, dat de belijde
nis in geloofloos conservatisme gebruikt
wordt om zich af te grenzen tegenover
andersdenkenden, zonder dat men haar
leert „erwerben um zu besitzen"
Slechts in de houding van kinderlijk ge
loof worden de eeuwenoude dogmata der
belijdenis tot een zelf verworven loflied.
Aan dit levende belijden behoort echter te
beantwoorden de levenshouding van den be
lijder. Deze levenshouding is niet die van
den natuurlijken menech. Zij mag niet ge
ïdentificeerd worden met wat Kierkegaard
de aesthetische en de "ethische levenshou
ding noemde. Ze wordt getypeerd door
kruisdragen.
Ds Verkuyl stelde de vraag, op welke
wijze dit dooden van de oude natuur en op
staan tot een nieuw leven zich verwerke
lijken moet in het studentenleven met zijn
eigenaardige moeilijkheden en verleidingen.
Tenslotte wees spr. op de roeping, om
zich niet alleen in de eigenlijke kring als
belijder te openbaren, maar ook „Voor het
front van de wereld" in het academisch
milieu, waarin SSR zich bevindt.
Als laatste lezing heeft Dr. G. Brill en-
burg Wurth, predikant der Gerefor
meerde Kerk van Katendrecht, heden in de
aula der Rijksuniversiteit te Utrecht een
referaat gehouden .over
Christelijke Cultuurbeschouwing
Het vraagstuk van de Christelijke cultuur
beschouwing, aldus spr-, is thans hoogst
actueel. Wij zijn getuige van een voortgaand
saecularisatie-proces in de cultuur. De vraag
dringt zich op: kan dat nog anders? Heeft
het Christendom in dezen tijd nog een cul
tureele roeping?
Door alle eeuwen heen hebben elkaar af
gewisseld een zoogen. Christelijk cultuur
optimisme en een meer critische en pessi
mistische waardeering der cultuur vanuit
het Christelijk beginsel. Vooral in den kaat
sten tijd is speciaal van de zijde der dialec
tische theologie op de distantie tusschen
Christendom en cultuur gewezen. Zooals in
het algemeen, zoo is ook in cultureel opzicht
de eeuwigheid hier de crisis voor al het
tijdelijke.
Calvinisme is Bijbelsch Christendom
Is dit metterdaad de lijn van het Calvi
nistisch Christendom? Te vaak nog heeft
men dat gezien als een speciale vorm van
Christendom naast andere, als Roomsch-
Kathoücisme en Lutheranisme. Ten on
rechte; het Calvinisme wil immers niet an
ders zijn dan het zuivere, van alle valsche
synthese gereinigde bijbelsche Christendom,
lil Rome is dit verwrongen ten gevolge van
de onschriftuurlijke tegenstelling van na
tuur en genade. Bij de Lutherschen heeft de
scheiding van persoonlijke en ambtsmoraal
de probleemstelling onzuiver gemaakt. Het
Calvinisme hoeft met beide afgerekend en
weer, ook ten aanzien van de cultuur-
waardeering .vooreerst teruggegrepen tot
de zuiver bijbelsche belijdenis:
a. van God als Schepper, de wereld
als Zijn schepsel en den mensch als zijn
beelddrager. Velen in onzen tijd zijn uiterst
bang van alle zoogen. .scheppingsspecula
tie" en „natuurlijke theologie"- Inderdaad,
kan de schepping alleen gekend worden
anuit de bijzondere openbaring in de
Schrift. Maar die doet ons dan ook metter
daad weer Gods schepping verstaan. En
hier ligt het uitgangspunt ook voor onze
Christelijke cultuurbeschouwing; niet in de
gemeene gratie, maar in de scheppings
roeping.
Afwijzing der dialectische theologie
Recht verstaan van de belijdenis der
Schepping doet ons afwijzen de these der
dialectische theologie van „het kwalitatief
onderscheid van tijd en eeuwigheid", dat
alle Christelijke cultuur onmogelijk maakt;
b Naast de belijdenis der schepping if
van niet minder belang die der zonde.
Dc zonde is iets anders dan de geschapen
heid of tijdelijkheid, nl. de opstand van het
schepsel tegen den Schepper (..Eigengesetz-
lichkeit"). Vooral in de cultuur manifes
teert deze zich. Tegen elke openbaring daar
van heeft 't Christendom onverbiddelijk cri-
tisch te staan. Wij kunnen hier niet met
een bloot abstracte antithese volstaan, d.i.
twee rationeele stelsels tegenover elkaar.
De tegenstelling raakt het diepste levensbe
ginsel. Dat zal in onze cultuurcritiek moeten
uitkomen;
Christus en het cultuurleven
c. Vooral echter is van belang de belijde
nis van de verlossing als herschep
ping en dan in kosniischen, universeelen
zin. In Christus is niet alleen het beginsel
van de gemeene gratie, maar van Hem is
ook een regenereerende invloed op het cul
tuurleven uitgegaan. In Zijn gemeenschap
heeft elk Christen ook een roeping in het
cultuurleven. Echter zooals Christus door
Zijin kruis de wereld heeft verlost, zoo be
houdt ook in onzen cultuurarbeid het kruis
een centrale plaats. Cultuurdrager en kruis
drager is geen tegenstelling. Ook in de cul
tuurarbeid kunnen wij niet om het kruis
heen. Maar, in tegenstelling met de dialec
tische theologie met haar antithese van
„theologia-, crucis en gloriae", willen wij ook
hier het kruis geen oogenblik losmaken van
de opstanding, die in beginsel „alles nieuw
maakt";
d. Tenslotte is ook de belijdenis van Chris
tus' toekomst hier van groot belang. Do
toekomstverwachting bewaart ons voor reli
gieus cultuuroptimisme als bijv. van het
Nieuw-Protestantisme- Anderzijds heeft 7.o
ook positieve waarde voor onzen cultuur-
arbeid. Het rijk onzer menschelijke cultuur
wordt zelfs in haar hoogste openharing
nooit Koninkrijk Gods. Maar toch is daar
tusschen die twee niet alleen diastate. Het
is niet Schriftuurlijk het Godsrijk als dyna
miet te zien voor het tegenwoordig wereld-
bestand. Dynamiet is het voor het zonde
rijk. Voor onze wereld is het behalve oor
deel ook zuurdeesem.
Het collectief arbeidscontract
in den tuinbouw
De onderhandelingen tusschen werkgevers-
én werknemersorganisaties in het West-
land omtrent 't nieuwe collectieve arbeids
contract, hebben in enkele plaatsen tot over
eenstemming kunnen leiden.
Zoo is men in Monster, waar het vorig
jaar arbitrale uitspraak moest worden toe
gepast, thans overeen gekomen, het huidige
contract, waarbij een loon van f 17.50 geldt,
te ccmfinueeren.
Pogingen van werknemerszijde ingesteld
om ook hier een kindertoeslagregeling in te
voeren, mislukten.
Bij de besprekingen is voorts de aandacht
er op gevestigd, dat tengevolge van de
waardevermindering van de gulden, het
loon verbeterd zou moeten worden.
Getracht is ook een vaste regeling voor
de jongere arbeiders te verkrijgen, hetgeen
evenwel is mislukt.
Niet onwaarschijnlijk is. dat niet overal
overeenstemming te verkrijgen zal zijn, zoo
dat dan arbitrale uitspraak zal worden aan
gevraagd,
Landbouwcrisispolitiek
Critiek op 't rapport com missie-Van Loon
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
voor Rijnland heeft bij de Regeering een
uitvoerig adres ingediend over het rapport
van de commissie-Van Loon omtrent de
landbouwcrisismaatregelen.
De Kamer acht .het onjuist het uitvaar
digen en uitvoeren van de landbouwcrisis
maatregelen aan een groep nl. de producen
ten op te dragen. Ze is van oordeel, dat de
Overheid ten volle de verantwoordelijkheid
moet blijven dragen en meent, dat door het
officieel erkennen van geheel onafhanke
lijke bureaux van verschillende groepen
van belanghebbenden en door deze bureaux
groote macht te geven, ten aanzien van. con
trole en toezicht, het algemeen belang het
beste wordt gediend.
Indien dergelijke geheel onafhankelijke
bureaux zijn ingesteld, zal de overheid
beter dan thans in staat zijn te beoordeelen,
in hoeverre de landbouwcrisisorganisatie
wijziging behoeft- De landbouwbelangen en
de belangen van nijverheid en handel zul
len alsdan, zuiver tegen elkander afgewogen
ten volle tot hun recht kunnen komen.
„De IJzeren Man"
Aangekocht door de gemeente Vught
In een spoedvergadering heeft de gemeen
teraad van Vught besloten tot aankoop
van de bekende badplaats „De IJzeren
Man", met uitzondering van het paviljoen.
„De IJzeren Man", die 53 h.a. groot is en
eigendom was van den heer E. de Jong, is
aangekocht voor de som van f 50.000.
Een combinatie-Van Beuningen heeft 5 h.a.
bosch, grenzende aan „Do IJzeren Man",
voor 100.000 aangekocht.
Het ligt in het voornemen om „De IJzeren
Man" als badplaats te blijven exploiteeren.
Luchtvaartbedrijf Soesterberg
Commandowisseling op 1 April a.s.
Met ingang van 1 April is de luit. kol. H.
L. van Roven van den staf der genie en
eerstaanwezend ing. te Amersfoort, gedeta
cheerd bij het Luchtvaartbedrijf te Soester
berg.
De bedoeling is dat overste Van Roven
den kolonel b. d. K. E. Oudendijk zal op
volgen als directeur van het Luchtvaart
bedrijf.
Het aftreden houdt verband met het be
reiken van den 65-jarigen leeftijd. Als op
volger van overste Van Royen is aangewezen
de kapitein J. C. Stumphius te Gorindhem.
UIT HET SOCIALE LEVEN
Pepermuntkruid in Nederland
Twee proefnemingen voor nieuwe teelt
Dit jaar zal in de omgeving van Ter Aar
een proefveld worden aangelegd, voor de
teelt van Pepermuntkruid, waaruit de
pepermuintolie wordt vervaardigd, ten dien
ste van geneesmiddelen, pepermuntsoorten,
enz. Dit proefveld zal pl.m. een H.A. groot
zijn; voor de kosten ervan zullen verschil
lende instanties bijdragen verleenen.
Reeds eerder was op bescheiden schaal
een proef genomen met de teelt van ge
noemd kruid, waarbij gunstige resultaten
werden verkregen.
Ir Kers, directeur der Rijkstuinbouwwin-
VOLKENBONDSCONFERENTIE
TE BANDOENG
Bestrijding van handel in
vrouwen en kinderen
Volkenbondsconferentie te Bandoeng 1
Acht resoluties aangenomen
BANDOENG, 13 Febr. (Aneta) De Vol-
kenbondsconferentie ter bestrijding van
den handel in vrouwen en kinderen,
heeft een achttal resoluties aangenomen
waarvan de voornaamste punten de
Volgende zijn:
1. In het oosten moet een bureau van
den Volkenbond warden gevormd, belast
met Het ontvangen van diverse gegevens
en het doorgeven daarvan,
2. Aangedrongen wordt op Het scheppen
van contact tussdhen de Ghineesdhe regeei
ring eenerzijds en ö'e landen, die belang
hebben bij bu it en lands ch e concessies ii
China, anderzijds, ter uitwisseling var
gevens, enz.
3. Er wordt op aangedrongen, dat dey
maatregelen den vorm verkrijgen van wetU
lijke maatregelen en zoonoodig zullen inter
nationale overeenkomsten moeten worden al
gesloten waardoor desnoods handelaren aan
boord van schepen kunnen worden gearres
teeerd.
4. Er wordt op aangedrongen, dat de ver»
schillende regeeringen regelingen treffen,
waarbij de scheepvaart-maatschappijen wor»
den gedwongen met de haven-auitoriteiteq
samen te werken.
5. De conferentie oordeelt, dat 'de afschaft
fing der gereglementeerde huizen yap. op»
tucht het einddoel zal moeten zijn.
6. De wensch wordt uitgesproken, dat
regeeringen een praclisdhe samenwerking
met de particuliere organisaties tot slant]
zullen brengen,
7. Een votum van danig wordt uitge
sproken aan de Nederlandsdhe en Ned.
Indische autoriteiten voor de verleende
medewerking en aan den Volkenbond
voor hetgeen hij gedaan heeft in Het be
lang van de bestrijding van dezen
handel.
8. Aangedrongen wordt op de samenstel»]
ling van een uitvoerig rapport over de con»
ferentie en op de bekendmaking hiervan oolj
buiten den kring der belanghebbenden. j
terschool te Naaldwijk heeft onlangs vooij
een groep geïnteresseerden bij de plannenj
een lezing gehouden over de teelt van peper,
muntkruid, die vooral in Duitschland es
Noord-Amerika van beteekenis is-
Als gevolg van besprekingen, waarvooi
ook het gemeentebestuur van Ter Aar en di
Rijkstuinbouwconsulenten zich hebben g<
intereseerd zal nu een proefveld worde:
Radiokwartiertje C.N.V.
De secretaris van het C.N.V., de heer J.
Schipper, zal Dinsdagavond a.s. van 6.43j
tot 7 uur het radiokwartiertje van h-m
Christelijk Nationaal Vakverbond 'benut»
ten om enkele belangrijke mededeelingen tg
doen over de derde collecte-actie „Jong Hol»
land snakt naar werk" uitgaande van da
Centrale voor Werkloozenzorg, gesticht opj
initiatief van den Raad van Ned. Kerkcpl
roor Practisch Christendom,
XVIII*)
Wat het fosforzuur betreft leeren ons de uitslagen der
proefvelden, dat de behoefte daaraan verschillend is naar de
aard van de grond. De zware gronden verlangen niet zoo
veel van deze plantenvoedende stof als de lichte, omdat de
eerste of meer beschikbaar hebben voor de plantengroei of
minder fosforzuur vasthouden aan de bodembestanddeelen.
De lichte grond wordt, zooals we reeds opmerkten, voor
namelijk benut voor het aanleggen van grasland.
Hier bleek duidelijk de "behoefte aan fosforzuur, en de be
vrediging aan de behoefte had tot gevolg een zichtbare
betere ontwikkeling der klavers, dan waar het fosforzuur óf
jnet óf in geringere hoeveelheden gegeven werd.
Niet alleen echter was een betere klavergroei het resultaat
yan een betere fosforzuurbemesting, ook de opbrengst van het
gras werd er kennelijk door bevorderd. Een typische mat-
groene kleur was waar te nemen op die perceelen, welke te
kampen hadden met een tekort aan deze plantenvoedende
Stof. Dit kleurverschijnsel bij het gras was in de voorzomer
yooral op te merken.
Was de meeste grond voor het eerste oogstjaar nog van
voldoende fosforzuur voorzien (in dit eerste jaar was er in
'den regel geen rijke gras-opbrengst, noch hooioogst), voor
de volgende jaren moest terdege op de fosforuurbemesting
van de grond gelet worden, daar zonder deze geen voldoende
klavergroei ontstond. En klaver is voor de jonge graslanden
yan veel beteekenis.
Ook de vorm waarin het fosforzuur gegeven werd had
yolgens de ervaringen op de proefvelden invloed. De klaver
Kunstmeststrooiers, getrokken door een tractor, aan t werTi,
ontwikkelde zich het eerst en het best op de met superfosfaat
bemeste gronden. Slakkenmeel had een minder vlugge en
krachtige werking, Algiersfosfaat kwam in werking het minst
tot uiting.
Dat was in de beide eerste cultuurjaren van de grond.
Reeds in 1934 was het verschil in uitwerking nog wel waar
te nemen, doch niet van veel beteekenis meer.
Niet onmogelijk lijkt het ons, dat door de slakkenmeel- en
Algiersfosfaatgiften een voor een goede plantengroei noodige
voorraadsvorming van fosforzuur is tot stand gekomen, die
stimuleerend op de latere bemesting zal werken. Het feit, dat
de perceelen die nadat ze eerst met Algiersfosfaat bemest
waren, later super kregen, toen een minstens evengoed, zoo
niet betere groei vertoonden dan de perceelen, die van het
begin af super ontvingen, wijst wel in deze door ons geop
perde richting.
De proefvelden leerden verder, dat de beste resultaten
verkregen werden als men op de lichtere gronden een be
mesting van 400 kg. en op de zwaardere van 300 kg. super
van 19 pet. toepaste.
Dit betrof, zooals we opmerkten, de graslanden.
Wat het bouwland aangaat viel er verschil waar te nemen
wat de opbrengst der gewassen betreft tusschen de lichte en
de zware zavelgronden, terwijl de zware kleigrond zich nog
weer anders gedroeg.
Was op de lichte zavelgrond de fosforzuurbemesting in het
eerste jaar reeds merkbaar en nam de werking in de volgen
de jaren nog toe. op de zware zavelgrond was wel in het
eerste jaar de werking van een zoodanige bemesting waar te
nemen, doch in de volgende jaren nam deze niet toe.
Op de zeer zware zavel tot kleigronden was er zoo goed
als geen werking van een fosforzuurbemesting waar te nemen.
En was dit wel het geval dan werd deze er bij de volgende
oogstjaren niet beter op.
Alleen het iets ieder in de aar komen der granen en het
vormen van iets meer loof bij suikerbieten waren de reacties,
op een fosforzuurgift op deze gronden.
Maar de opbrengsten bleven na 3 jaar nog gelijk met die
op onbemeste perceelen. Het schijnt, dat door het steeds
dieper in de grond dringen der wortels het fosforzuur, dat
in deze grond van nature aanwezig is, beter tot werking
komt. Ditzelfde komt voor op de zware klei.
Rest ons nu nog na te gaan de kalibehoefte van de jonge
poldergrond.
Deze behoefte loopt nog sterker dan bij fosforzuur uiteen,
naar de aard van de grondsoort.
Jaren aaneen genoemen proeven hebben geleerd, dat de
kalibemesting op lichte zavel tot kleigrond geen merkbare
oogstverbetering gaf, ook niet bij stijgende giften. Een zoo
danige bemesting zal dus economisch niet te verantwoorden
Eigenaardig is het, dat zich bij het geven van kali aan
deze gronden een wel niet groote, maar toch duidelijk waar
neembare schadelijke werking van deze kali viel te consta-
teeren, die zich duidelijk af teekent in de opbrengst. Tot nu
toe heeft men de verklaring van dit verschijnsel nog niet
voldoende kunnen geven.
Ditzelfde verschijnsel doet zich ook voor op grasland, dus
op de zandgronden, hoewel daar in bepaalde gevallen wel
blijkt, dat kali voor deze grond een nuttige werking kan uit
oefenen. Wanneer n.l. kali weggelaten werd op de proef
velden was de oogst in bepaalde gevallen lager en vertoonden
zich de typische kaligebrekverschijnselen aan het gewas. Maar
er zijn meerdere gevallen geweest, dat de schadelijke werking
overheerschte boven het nuttig resultaat.
Ook hier kan men, ondanks het nauwgezet nagaan der
verschijnselen, nog geen afdoende verklaring van de schade-
werking geven.
Wel blijkt, dat op de gronden, die bet minst kleihoudend
zijn, het eerst kalibehoefte valt te constateeren, wat heel licht
te begrijpen valt, daar klei, volgens dé onderzoekingen van
Neubauer, de draagster is van de kalivoorraad van de bodem.
De zavel- en kleigronden in de Wieringermeerpolder heb
ben dus voorloopig geen kalibemesting noodig, maar de lichte
zandgronden vertoonden al spoedig een kalibehoefte, terwijl
op de zwaardere zandgronden deze behoefte zich vrij spoedig
zal openbaren.
De praktijk leerde, dat op de gronden, waar kalibehoefte
geconstateerd werd, een gift van 100 tot 200 k.g. kalizout
40 pet. of 200 tot 400 k.g. kalizout 20 pet., al naar het te
verbouwen gewas kali vraagt, aan te bevelen is.
Van een bijzonder gunstige werking van stalmest, die men
zou vermoeden op deze jonge grond in verband met de struc
tuur en de bacteriologische gesteldheid van de bodem, is tot
nu toe niet veel gebleken. Met vrij groote zekerheid mag
verondersteld worden, dat deze bemesting eerst later tot zijn
recht zal komen.
Dadelijk moet echter opgemerkt worden, dat het niet
mogelijk is stalmest op groote schaal aan te wenden, omdat
ze niet beschikbaar is.
Wel heeft, zooals we reeds eerder opmerkten, klaver een
gunstige werking, alsook het onderploegen van dit gewas en
van wikken. Dit moet voor een goed deel toegeschreven wor
den aan de verrijking van de bodem met stikstof.
Op grond van in andere bedijkingen verkregen resultaten
past men geen diepe grondbewerking toe. Men neemt de
ploegvoor van 10 tot 15 c.m. diep. Hiermede heeft men de
beste resultaten. Wel heeft men op verschillende perceelen
een diepere grondbewerking beproefd, in 1933 en ook 1934,
doch de uitkomsten hiervan vielen tegen.
En men zou al heel veel betere opbrengsten moeten hebben
Wat men bij oppervlakkige grondbewerking nog meermalen vond
willen de extra moeiten en kosten, die hef ploegen en zaan
klaar maken van de bodem meebrengen, goedgemaakt worden»
Voor structuurverbetering is diepere grondbewerking nog[
niet noodig.
Maar er zijn ook bezwaren tegen een te ondiepe bewerking
De grond blijft zeer gevoelig voor regen en het gevaar voor
vervuiling van de akkers met onkruid is veel grooter dan bij
een diepere grondbewerking. Daarom heeft men in de prak
tijk de ploegdiepte telkens iets grooter genomen. In 1932
ongeveer 12 c.m., in 1933 ongeveer 15 c.m. en in 1934 tot
c.a. 18 c.m.
Men moet zeer voorzichtig zijn met een herhaalde grond-»
bewerking, daar men heel licht structuur-bederf krijgt en de
grond gaat uiteenvloeien en weer dichtsmeren. Daarom is het
goed zoo weinig als mogelijk is te ploegen en te eggen en
dat werk nog maar alleen te doen als de grond goed droog
is. Het juiste tijdstip kiezen is wel moeilijk, daar in het voor
jaar bij schraal weer de grond ook te veel kan uitdrogen.
Bij de in Staatsexploitatie zijnde gronden, dus in het groot
bedrijf, geeft het wel groote bezwaren, dat zoo weinig tijd
overblijft voor de grondbewerking, doch men tracht de be-»
zwaren te ondervangen door de herfstbewerking heel vroeg
te doen plaats hebben.
Al heeft thans een ondiepe grondbewerking nog voor-»
deelen, de ervaring in andere polders leert, dat het waar
schijnlijk is, dat binnenkort tot meer intensieve bewerking vaü
de bodem moet begonnen worden, waarbij ook aan de onder-»
grond aandacht besteed zal moeten worden.
Maar voor alles moet aan de structuur van de jonge
cultuurgrond alle zorg besteed worden.
XVII stond In ons blad van 28 Jan. LI,