FORMAMINT S.S.R. CONGRESSEERT OP WOUDSCHOTEN De Wieringermeerpolder MAANDAG 15 FEBRUARI 1937 Drie kenmerken van de typische Studentenstijl Enkele belangrijke vraagstukken besprokr S.S.R. en de Kerken Van Zaterdag tot vandaag is het eerste studiecongres der S.S.R. op Woud- schoten en te Utrecht gehouden. Zaterdagavond werden do bijeenkomsten ge opend door den congres-regent, den heer W. M. Visserman, die de aanwezigen ver welkomde en in korte trekken het doel van 1 et congres schetste als een poging, om de Unie in haar realiteit opnieuw te beleven. Eerste spreker was de heer H- van der Leek te Amsterdam, over het onderwerp: „Onze studentenstijl" Voor den aankomenden student .eekent de overgang van school en gezin naa universiteit een grootere vrijheid. Op de nieuwe ruimte reageert hij met zijn jeug dige activiteit en levensdrang. De studen tikoze stijl is daarom in wezen barok is dynamisch en overdadig, haar hoofd motief is overstroomende beweging. Deze ongerichte kracht wordt gekanaliseerd door de vrije academische orde, die een typische stijl heeft. Deze stijl vertoont, aldus spr., drie kenmerken, die haar tot een archaisch verschijnsel maken: het corporatieve van de Middeleeuwsche gilden, de humanistische venstrakking tot stoische levensharmonie en tenslotte een element^ dat aan de oudste geheime genootschappen herinnert. De aca demische stijl is in wezen klassiek. Deze exclusieve stijl maakt de academische ruim te tot een enclave in de burgerlijke samen leving. Deze laatste laat de universiteit steeds minder ongemoeid zoowel sociaal als geestelijk doet ze haar rechten gelden. De Duitsche universiteit bijv. heeft voor de vitale eischen van de absolute etuat moeten capituleeren. Achter het onvruchtbare traditioneele front vertoont dus de universiteit een inner lijke zwakte. De oorzaak daarvan is gelegen in de valsche grondposdtie der wetenschaps idee, nl. de autonomie van het wetenschap pelijk suibject, die geleid heeft tot relati veering van waarheid en weten- De ont takeling der humanistische universiteit vol trekt zich echter geheel buiten de sfeer der autonomie zelf de autonome rede moet meer en meer wijken voor de autonome w i 1. Deze toestand is het gevolg van een Verwijdering tusschen wetenschap en leven, de toenemende kennisname vereischt steeds grooter distantie. Daarbij werd genegeerd, dat het menschelijk denken eindig is. De Christenstudent aan de openbare universiteit staat als alle anderen in deze situatie, die uiterst belangrijk is voor de cultureele prognose. Hoe hebben ze zich daarin te gedragen? Ze hebben voorzien, dat de academische stijl spel is. Toch erkennen ze van dit spel de vormende waarde. Zij hebben dus aan de traditie vast te houden. Vat men het begrip stijl op als levensstijl, dan komen andere problemen aan de orde en wel allereerst dat van de verhouding tusschen geloof en wetenschap. De Societas Sjudiosorum Refor- matorum heeft haar ontstaan te danken gehad aan de discussie van dit probleem, die binnen haar sfeer sinds vijftig jaar een permanente en open discussie is gebleven. Dit is als een voorrecht te beschouwen, om dat zoo de spanning verhindert te verglij den in de valsche rust der probleemloos heid. Immers gaat het hier over een ver houding van het eindige tegenover het on eindige waardoor het probleem princi pieel onoplosbaar blijkt. Als toch bij voort- duur met dit probleem ernst gemaakt moet worden, is de eenige houding die der kri tische beleving. Deze kritiek richt zich tegen alle ver absoluteering der wetenschap- Het aantrek kelijkst en daarom gevaarlijkst is de idee eener systematische Christelijke weten schap. Zij moet, constructief opgevat, leiden tot schrikbarende consekwenties zoo we voor de wetenschap als voor het geloof, zoo dra vanuit zulk een idee de oploesinj gepretendeerd wordt. Daarom blijft alleen die kritische houding mogelijk, waarin de Christen student in gehoorzaamheid zich met zijn leven en denken plaatst onder de mee- doogenlooze critiek van Gods Woord. Daarmee leert hij kritisch staan tegen over alles, wat niet goddelijk, maar menschelijk doen is. In deze kritiek sluit hij zichzelf in. Doch deze kritiek is alleen mogelijk als kritiek der liefde en des geloofs. Zoo blijft er dus voor den Christenstudent slechts één stijl over, die, waarin de kenmerken der open baarheid en der waarachtige en bezielde kritiek de levende kern vormen. Daarmee wordt de getuigenis des geloofs ook voor den Christenstudent aan de Rijksuniversi teit een levensplicht- In de tot ver na middernacht voortgezette discussies kwam naast groote waardeering voor de met bezieling voorgedragen opvat ting van den spreker, ook de uiteenzetting van geheel andere standpunten naar voren. De S.S.R. en de Kerken Zondagmiddag hield de Uniepi jeses, C- M. Langeveld, de traditioneele jaarreie, waarvoor hij het onderwerp gekozen had dat in de laatste tijd in de SSR-kWng weer moer de aandacht vraagt: „SSR en do kerken". Naar aanleiding van de titel, aldus spr., dient opgemerkt, dat twee grootheden van totaal verschillende structuur naast elkaar worden gezet. In een vereeniging is het doel primair. De grondslag en de middelen secundair. Aan de Kerk ligt een daad van God ten grondslag, waaraan zij zelf niet medegewerkt heeft, en waaraan zij te ge hoorzamen heeft, waardoor haar doel is be paald en haar taak aangegeven. Dat in de titel beide toch in verband konden worden gezet, zoodat aan een vereeniging een taak kon worden toegekend in de kerken, is daarom het gevolg van een misstand. Deze misstand is, dat wij in plaats van één Kerk, in werkelijkheid vele kerken zien. Een toe stand, die zondig is. Door het bestaan der SSR, die tot grond slag heeft de Bijbel, opgevat overeenkomstig de Drie Formulieren van Eenigheid, wordt de critiek der Kerk op de kerken toegespitst op de kerkformaties van het Gereformeerde type en daarom zag spr in SSR ook de plaats om de eenheid te bevorderen. Hij zette daartoe uiteen, hoe men zijns inziens de gebeurtenissen van 1834, 1886 e.d., prin cipieel moest beoordeelen: eenerzijds te erkennen, dat beiderzijds gehandeld werd uit gehoorzaamheid aan God, anderzijds te beseffen^ dat beide ook daarin gezondigd hebben. Hierin ligt een basis om elkaar met oprechte waardeering te benaderen, waartoe in SSR een begin kan worden gemaakt. Deze jaarrede vormde de inleiding tot een zeer algemeene en uitgebreide bespreking van de beteekenis van de grondslag der Societas Studiosorum Reformatoru n. Belijdenis en leven Zondagavond sprak Ds J. V e r k u y 1, uit Laren, over „Onze belijdenis en ons leven". Ds Verkuyl beantwoordde eerst de vraag, wat belijden is. Hij omschreef dat als een gehoorzaam antwoorden op Gods open baring in Jezus Christus, een uitspreken dat Jezus de Heero is, in gemeenschap met de Christelijke Kerk door den Heiligen Geest. Spr noemde het de adel van het Reformatorisch Christendom, dat het deze roeping tot belijden verstaan heeft en van S.S.R. dat zij zich door haar confessioneel reformatorisch Christendom heeft aangeslo ten bij de reformatorische belijdenisschat. Daarna beantwoordde spr. de vraag, wat naar het Woord Gods een levend belijder, een levend discipel is: naar aanleiding van Matth. 16 zag hij als kenmerkende trekken van het discipelschap: zelfverloochening, kruisdragen en opstaan tot een nieuw leven. Na deze inleiding vroeg spr. welke functie de belijdenis in SSR vervult Snr- waarschuwde voor tweeërlei ge vaar. nl.. dat men de confessie behan delt als een schietschijf, waarop negati- vistische critiek wordt uitgeoefend, en voor het andere gevaar, dat de belijde nis in geloofloos conservatisme gebruikt wordt om zich af te grenzen tegenover andersdenkenden, zonder dat men haar leert „erwerben um zu besitzen" Slechts in de houding van kinderlijk ge loof worden de eeuwenoude dogmata der belijdenis tot een zelf verworven loflied. Aan dit levende belijden behoort echter te beantwoorden de levenshouding van den be lijder. Deze levenshouding is niet die van den natuurlijken menech. Zij mag niet ge ïdentificeerd worden met wat Kierkegaard de aesthetische en de "ethische levenshou ding noemde. Ze wordt getypeerd door kruisdragen. Ds Verkuyl stelde de vraag, op welke wijze dit dooden van de oude natuur en op staan tot een nieuw leven zich verwerke lijken moet in het studentenleven met zijn eigenaardige moeilijkheden en verleidingen. Tenslotte wees spr. op de roeping, om zich niet alleen in de eigenlijke kring als belijder te openbaren, maar ook „Voor het front van de wereld" in het academisch milieu, waarin SSR zich bevindt. Als laatste lezing heeft Dr. G. Brill en- burg Wurth, predikant der Gerefor meerde Kerk van Katendrecht, heden in de aula der Rijksuniversiteit te Utrecht een referaat gehouden .over Christelijke Cultuurbeschouwing Het vraagstuk van de Christelijke cultuur beschouwing, aldus spr-, is thans hoogst actueel. Wij zijn getuige van een voortgaand saecularisatie-proces in de cultuur. De vraag dringt zich op: kan dat nog anders? Heeft het Christendom in dezen tijd nog een cul tureele roeping? Door alle eeuwen heen hebben elkaar af gewisseld een zoogen. Christelijk cultuur optimisme en een meer critische en pessi mistische waardeering der cultuur vanuit het Christelijk beginsel. Vooral in den kaat sten tijd is speciaal van de zijde der dialec tische theologie op de distantie tusschen Christendom en cultuur gewezen. Zooals in het algemeen, zoo is ook in cultureel opzicht de eeuwigheid hier de crisis voor al het tijdelijke. Calvinisme is Bijbelsch Christendom Is dit metterdaad de lijn van het Calvi nistisch Christendom? Te vaak nog heeft men dat gezien als een speciale vorm van Christendom naast andere, als Roomsch- Kathoücisme en Lutheranisme. Ten on rechte; het Calvinisme wil immers niet an ders zijn dan het zuivere, van alle valsche synthese gereinigde bijbelsche Christendom, lil Rome is dit verwrongen ten gevolge van de onschriftuurlijke tegenstelling van na tuur en genade. Bij de Lutherschen heeft de scheiding van persoonlijke en ambtsmoraal de probleemstelling onzuiver gemaakt. Het Calvinisme hoeft met beide afgerekend en weer, ook ten aanzien van de cultuur- waardeering .vooreerst teruggegrepen tot de zuiver bijbelsche belijdenis: a. van God als Schepper, de wereld als Zijn schepsel en den mensch als zijn beelddrager. Velen in onzen tijd zijn uiterst bang van alle zoogen. .scheppingsspecula tie" en „natuurlijke theologie"- Inderdaad, kan de schepping alleen gekend worden anuit de bijzondere openbaring in de Schrift. Maar die doet ons dan ook metter daad weer Gods schepping verstaan. En hier ligt het uitgangspunt ook voor onze Christelijke cultuurbeschouwing; niet in de gemeene gratie, maar in de scheppings roeping. Afwijzing der dialectische theologie Recht verstaan van de belijdenis der Schepping doet ons afwijzen de these der dialectische theologie van „het kwalitatief onderscheid van tijd en eeuwigheid", dat alle Christelijke cultuur onmogelijk maakt; b Naast de belijdenis der schepping if van niet minder belang die der zonde. Dc zonde is iets anders dan de geschapen heid of tijdelijkheid, nl. de opstand van het schepsel tegen den Schepper (..Eigengesetz- lichkeit"). Vooral in de cultuur manifes teert deze zich. Tegen elke openbaring daar van heeft 't Christendom onverbiddelijk cri- tisch te staan. Wij kunnen hier niet met een bloot abstracte antithese volstaan, d.i. twee rationeele stelsels tegenover elkaar. De tegenstelling raakt het diepste levensbe ginsel. Dat zal in onze cultuurcritiek moeten uitkomen; Christus en het cultuurleven c. Vooral echter is van belang de belijde nis van de verlossing als herschep ping en dan in kosniischen, universeelen zin. In Christus is niet alleen het beginsel van de gemeene gratie, maar van Hem is ook een regenereerende invloed op het cul tuurleven uitgegaan. In Zijn gemeenschap heeft elk Christen ook een roeping in het cultuurleven. Echter zooals Christus door Zijin kruis de wereld heeft verlost, zoo be houdt ook in onzen cultuurarbeid het kruis een centrale plaats. Cultuurdrager en kruis drager is geen tegenstelling. Ook in de cul tuurarbeid kunnen wij niet om het kruis heen. Maar, in tegenstelling met de dialec tische theologie met haar antithese van „theologia-, crucis en gloriae", willen wij ook hier het kruis geen oogenblik losmaken van de opstanding, die in beginsel „alles nieuw maakt"; d. Tenslotte is ook de belijdenis van Chris tus' toekomst hier van groot belang. Do toekomstverwachting bewaart ons voor reli gieus cultuuroptimisme als bijv. van het Nieuw-Protestantisme- Anderzijds heeft 7.o ook positieve waarde voor onzen cultuur- arbeid. Het rijk onzer menschelijke cultuur wordt zelfs in haar hoogste openharing nooit Koninkrijk Gods. Maar toch is daar tusschen die twee niet alleen diastate. Het is niet Schriftuurlijk het Godsrijk als dyna miet te zien voor het tegenwoordig wereld- bestand. Dynamiet is het voor het zonde rijk. Voor onze wereld is het behalve oor deel ook zuurdeesem. Het collectief arbeidscontract in den tuinbouw De onderhandelingen tusschen werkgevers- én werknemersorganisaties in het West- land omtrent 't nieuwe collectieve arbeids contract, hebben in enkele plaatsen tot over eenstemming kunnen leiden. Zoo is men in Monster, waar het vorig jaar arbitrale uitspraak moest worden toe gepast, thans overeen gekomen, het huidige contract, waarbij een loon van f 17.50 geldt, te ccmfinueeren. Pogingen van werknemerszijde ingesteld om ook hier een kindertoeslagregeling in te voeren, mislukten. Bij de besprekingen is voorts de aandacht er op gevestigd, dat tengevolge van de waardevermindering van de gulden, het loon verbeterd zou moeten worden. Getracht is ook een vaste regeling voor de jongere arbeiders te verkrijgen, hetgeen evenwel is mislukt. Niet onwaarschijnlijk is. dat niet overal overeenstemming te verkrijgen zal zijn, zoo dat dan arbitrale uitspraak zal worden aan gevraagd, Landbouwcrisispolitiek Critiek op 't rapport com missie-Van Loon De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland heeft bij de Regeering een uitvoerig adres ingediend over het rapport van de commissie-Van Loon omtrent de landbouwcrisismaatregelen. De Kamer acht .het onjuist het uitvaar digen en uitvoeren van de landbouwcrisis maatregelen aan een groep nl. de producen ten op te dragen. Ze is van oordeel, dat de Overheid ten volle de verantwoordelijkheid moet blijven dragen en meent, dat door het officieel erkennen van geheel onafhanke lijke bureaux van verschillende groepen van belanghebbenden en door deze bureaux groote macht te geven, ten aanzien van. con trole en toezicht, het algemeen belang het beste wordt gediend. Indien dergelijke geheel onafhankelijke bureaux zijn ingesteld, zal de overheid beter dan thans in staat zijn te beoordeelen, in hoeverre de landbouwcrisisorganisatie wijziging behoeft- De landbouwbelangen en de belangen van nijverheid en handel zul len alsdan, zuiver tegen elkander afgewogen ten volle tot hun recht kunnen komen. „De IJzeren Man" Aangekocht door de gemeente Vught In een spoedvergadering heeft de gemeen teraad van Vught besloten tot aankoop van de bekende badplaats „De IJzeren Man", met uitzondering van het paviljoen. „De IJzeren Man", die 53 h.a. groot is en eigendom was van den heer E. de Jong, is aangekocht voor de som van f 50.000. Een combinatie-Van Beuningen heeft 5 h.a. bosch, grenzende aan „Do IJzeren Man", voor 100.000 aangekocht. Het ligt in het voornemen om „De IJzeren Man" als badplaats te blijven exploiteeren. Luchtvaartbedrijf Soesterberg Commandowisseling op 1 April a.s. Met ingang van 1 April is de luit. kol. H. L. van Roven van den staf der genie en eerstaanwezend ing. te Amersfoort, gedeta cheerd bij het Luchtvaartbedrijf te Soester berg. De bedoeling is dat overste Van Roven den kolonel b. d. K. E. Oudendijk zal op volgen als directeur van het Luchtvaart bedrijf. Het aftreden houdt verband met het be reiken van den 65-jarigen leeftijd. Als op volger van overste Van Royen is aangewezen de kapitein J. C. Stumphius te Gorindhem. UIT HET SOCIALE LEVEN Pepermuntkruid in Nederland Twee proefnemingen voor nieuwe teelt Dit jaar zal in de omgeving van Ter Aar een proefveld worden aangelegd, voor de teelt van Pepermuntkruid, waaruit de pepermuintolie wordt vervaardigd, ten dien ste van geneesmiddelen, pepermuntsoorten, enz. Dit proefveld zal pl.m. een H.A. groot zijn; voor de kosten ervan zullen verschil lende instanties bijdragen verleenen. Reeds eerder was op bescheiden schaal een proef genomen met de teelt van ge noemd kruid, waarbij gunstige resultaten werden verkregen. Ir Kers, directeur der Rijkstuinbouwwin- VOLKENBONDSCONFERENTIE TE BANDOENG Bestrijding van handel in vrouwen en kinderen Volkenbondsconferentie te Bandoeng 1 Acht resoluties aangenomen BANDOENG, 13 Febr. (Aneta) De Vol- kenbondsconferentie ter bestrijding van den handel in vrouwen en kinderen, heeft een achttal resoluties aangenomen waarvan de voornaamste punten de Volgende zijn: 1. In het oosten moet een bureau van den Volkenbond warden gevormd, belast met Het ontvangen van diverse gegevens en het doorgeven daarvan, 2. Aangedrongen wordt op Het scheppen van contact tussdhen de Ghineesdhe regeei ring eenerzijds en ö'e landen, die belang hebben bij bu it en lands ch e concessies ii China, anderzijds, ter uitwisseling var gevens, enz. 3. Er wordt op aangedrongen, dat dey maatregelen den vorm verkrijgen van wetU lijke maatregelen en zoonoodig zullen inter nationale overeenkomsten moeten worden al gesloten waardoor desnoods handelaren aan boord van schepen kunnen worden gearres teeerd. 4. Er wordt op aangedrongen, dat de ver» schillende regeeringen regelingen treffen, waarbij de scheepvaart-maatschappijen wor» den gedwongen met de haven-auitoriteiteq samen te werken. 5. De conferentie oordeelt, dat 'de afschaft fing der gereglementeerde huizen yap. op» tucht het einddoel zal moeten zijn. 6. De wensch wordt uitgesproken, dat regeeringen een praclisdhe samenwerking met de particuliere organisaties tot slant] zullen brengen, 7. Een votum van danig wordt uitge sproken aan de Nederlandsdhe en Ned. Indische autoriteiten voor de verleende medewerking en aan den Volkenbond voor hetgeen hij gedaan heeft in Het be lang van de bestrijding van dezen handel. 8. Aangedrongen wordt op de samenstel»] ling van een uitvoerig rapport over de con» ferentie en op de bekendmaking hiervan oolj buiten den kring der belanghebbenden. j terschool te Naaldwijk heeft onlangs vooij een groep geïnteresseerden bij de plannenj een lezing gehouden over de teelt van peper, muntkruid, die vooral in Duitschland es Noord-Amerika van beteekenis is- Als gevolg van besprekingen, waarvooi ook het gemeentebestuur van Ter Aar en di Rijkstuinbouwconsulenten zich hebben g< intereseerd zal nu een proefveld worde: Radiokwartiertje C.N.V. De secretaris van het C.N.V., de heer J. Schipper, zal Dinsdagavond a.s. van 6.43j tot 7 uur het radiokwartiertje van h-m Christelijk Nationaal Vakverbond 'benut» ten om enkele belangrijke mededeelingen tg doen over de derde collecte-actie „Jong Hol» land snakt naar werk" uitgaande van da Centrale voor Werkloozenzorg, gesticht opj initiatief van den Raad van Ned. Kerkcpl roor Practisch Christendom, XVIII*) Wat het fosforzuur betreft leeren ons de uitslagen der proefvelden, dat de behoefte daaraan verschillend is naar de aard van de grond. De zware gronden verlangen niet zoo veel van deze plantenvoedende stof als de lichte, omdat de eerste of meer beschikbaar hebben voor de plantengroei of minder fosforzuur vasthouden aan de bodembestanddeelen. De lichte grond wordt, zooals we reeds opmerkten, voor namelijk benut voor het aanleggen van grasland. Hier bleek duidelijk de "behoefte aan fosforzuur, en de be vrediging aan de behoefte had tot gevolg een zichtbare betere ontwikkeling der klavers, dan waar het fosforzuur óf jnet óf in geringere hoeveelheden gegeven werd. Niet alleen echter was een betere klavergroei het resultaat yan een betere fosforzuurbemesting, ook de opbrengst van het gras werd er kennelijk door bevorderd. Een typische mat- groene kleur was waar te nemen op die perceelen, welke te kampen hadden met een tekort aan deze plantenvoedende Stof. Dit kleurverschijnsel bij het gras was in de voorzomer yooral op te merken. Was de meeste grond voor het eerste oogstjaar nog van voldoende fosforzuur voorzien (in dit eerste jaar was er in 'den regel geen rijke gras-opbrengst, noch hooioogst), voor de volgende jaren moest terdege op de fosforuurbemesting van de grond gelet worden, daar zonder deze geen voldoende klavergroei ontstond. En klaver is voor de jonge graslanden yan veel beteekenis. Ook de vorm waarin het fosforzuur gegeven werd had yolgens de ervaringen op de proefvelden invloed. De klaver Kunstmeststrooiers, getrokken door een tractor, aan t werTi, ontwikkelde zich het eerst en het best op de met superfosfaat bemeste gronden. Slakkenmeel had een minder vlugge en krachtige werking, Algiersfosfaat kwam in werking het minst tot uiting. Dat was in de beide eerste cultuurjaren van de grond. Reeds in 1934 was het verschil in uitwerking nog wel waar te nemen, doch niet van veel beteekenis meer. Niet onmogelijk lijkt het ons, dat door de slakkenmeel- en Algiersfosfaatgiften een voor een goede plantengroei noodige voorraadsvorming van fosforzuur is tot stand gekomen, die stimuleerend op de latere bemesting zal werken. Het feit, dat de perceelen die nadat ze eerst met Algiersfosfaat bemest waren, later super kregen, toen een minstens evengoed, zoo niet betere groei vertoonden dan de perceelen, die van het begin af super ontvingen, wijst wel in deze door ons geop perde richting. De proefvelden leerden verder, dat de beste resultaten verkregen werden als men op de lichtere gronden een be mesting van 400 kg. en op de zwaardere van 300 kg. super van 19 pet. toepaste. Dit betrof, zooals we opmerkten, de graslanden. Wat het bouwland aangaat viel er verschil waar te nemen wat de opbrengst der gewassen betreft tusschen de lichte en de zware zavelgronden, terwijl de zware kleigrond zich nog weer anders gedroeg. Was op de lichte zavelgrond de fosforzuurbemesting in het eerste jaar reeds merkbaar en nam de werking in de volgen de jaren nog toe. op de zware zavelgrond was wel in het eerste jaar de werking van een zoodanige bemesting waar te nemen, doch in de volgende jaren nam deze niet toe. Op de zeer zware zavel tot kleigronden was er zoo goed als geen werking van een fosforzuurbemesting waar te nemen. En was dit wel het geval dan werd deze er bij de volgende oogstjaren niet beter op. Alleen het iets ieder in de aar komen der granen en het vormen van iets meer loof bij suikerbieten waren de reacties, op een fosforzuurgift op deze gronden. Maar de opbrengsten bleven na 3 jaar nog gelijk met die op onbemeste perceelen. Het schijnt, dat door het steeds dieper in de grond dringen der wortels het fosforzuur, dat in deze grond van nature aanwezig is, beter tot werking komt. Ditzelfde komt voor op de zware klei. Rest ons nu nog na te gaan de kalibehoefte van de jonge poldergrond. Deze behoefte loopt nog sterker dan bij fosforzuur uiteen, naar de aard van de grondsoort. Jaren aaneen genoemen proeven hebben geleerd, dat de kalibemesting op lichte zavel tot kleigrond geen merkbare oogstverbetering gaf, ook niet bij stijgende giften. Een zoo danige bemesting zal dus economisch niet te verantwoorden Eigenaardig is het, dat zich bij het geven van kali aan deze gronden een wel niet groote, maar toch duidelijk waar neembare schadelijke werking van deze kali viel te consta- teeren, die zich duidelijk af teekent in de opbrengst. Tot nu toe heeft men de verklaring van dit verschijnsel nog niet voldoende kunnen geven. Ditzelfde verschijnsel doet zich ook voor op grasland, dus op de zandgronden, hoewel daar in bepaalde gevallen wel blijkt, dat kali voor deze grond een nuttige werking kan uit oefenen. Wanneer n.l. kali weggelaten werd op de proef velden was de oogst in bepaalde gevallen lager en vertoonden zich de typische kaligebrekverschijnselen aan het gewas. Maar er zijn meerdere gevallen geweest, dat de schadelijke werking overheerschte boven het nuttig resultaat. Ook hier kan men, ondanks het nauwgezet nagaan der verschijnselen, nog geen afdoende verklaring van de schade- werking geven. Wel blijkt, dat op de gronden, die bet minst kleihoudend zijn, het eerst kalibehoefte valt te constateeren, wat heel licht te begrijpen valt, daar klei, volgens dé onderzoekingen van Neubauer, de draagster is van de kalivoorraad van de bodem. De zavel- en kleigronden in de Wieringermeerpolder heb ben dus voorloopig geen kalibemesting noodig, maar de lichte zandgronden vertoonden al spoedig een kalibehoefte, terwijl op de zwaardere zandgronden deze behoefte zich vrij spoedig zal openbaren. De praktijk leerde, dat op de gronden, waar kalibehoefte geconstateerd werd, een gift van 100 tot 200 k.g. kalizout 40 pet. of 200 tot 400 k.g. kalizout 20 pet., al naar het te verbouwen gewas kali vraagt, aan te bevelen is. Van een bijzonder gunstige werking van stalmest, die men zou vermoeden op deze jonge grond in verband met de struc tuur en de bacteriologische gesteldheid van de bodem, is tot nu toe niet veel gebleken. Met vrij groote zekerheid mag verondersteld worden, dat deze bemesting eerst later tot zijn recht zal komen. Dadelijk moet echter opgemerkt worden, dat het niet mogelijk is stalmest op groote schaal aan te wenden, omdat ze niet beschikbaar is. Wel heeft, zooals we reeds eerder opmerkten, klaver een gunstige werking, alsook het onderploegen van dit gewas en van wikken. Dit moet voor een goed deel toegeschreven wor den aan de verrijking van de bodem met stikstof. Op grond van in andere bedijkingen verkregen resultaten past men geen diepe grondbewerking toe. Men neemt de ploegvoor van 10 tot 15 c.m. diep. Hiermede heeft men de beste resultaten. Wel heeft men op verschillende perceelen een diepere grondbewerking beproefd, in 1933 en ook 1934, doch de uitkomsten hiervan vielen tegen. En men zou al heel veel betere opbrengsten moeten hebben Wat men bij oppervlakkige grondbewerking nog meermalen vond willen de extra moeiten en kosten, die hef ploegen en zaan klaar maken van de bodem meebrengen, goedgemaakt worden» Voor structuurverbetering is diepere grondbewerking nog[ niet noodig. Maar er zijn ook bezwaren tegen een te ondiepe bewerking De grond blijft zeer gevoelig voor regen en het gevaar voor vervuiling van de akkers met onkruid is veel grooter dan bij een diepere grondbewerking. Daarom heeft men in de prak tijk de ploegdiepte telkens iets grooter genomen. In 1932 ongeveer 12 c.m., in 1933 ongeveer 15 c.m. en in 1934 tot c.a. 18 c.m. Men moet zeer voorzichtig zijn met een herhaalde grond-» bewerking, daar men heel licht structuur-bederf krijgt en de grond gaat uiteenvloeien en weer dichtsmeren. Daarom is het goed zoo weinig als mogelijk is te ploegen en te eggen en dat werk nog maar alleen te doen als de grond goed droog is. Het juiste tijdstip kiezen is wel moeilijk, daar in het voor jaar bij schraal weer de grond ook te veel kan uitdrogen. Bij de in Staatsexploitatie zijnde gronden, dus in het groot bedrijf, geeft het wel groote bezwaren, dat zoo weinig tijd overblijft voor de grondbewerking, doch men tracht de be-» zwaren te ondervangen door de herfstbewerking heel vroeg te doen plaats hebben. Al heeft thans een ondiepe grondbewerking nog voor-» deelen, de ervaring in andere polders leert, dat het waar schijnlijk is, dat binnenkort tot meer intensieve bewerking vaü de bodem moet begonnen worden, waarbij ook aan de onder-» grond aandacht besteed zal moeten worden. Maar voor alles moet aan de structuur van de jonge cultuurgrond alle zorg besteed worden. XVII stond In ons blad van 28 Jan. LI,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 8