De ziel van Zeeland
Tenia van de markt. Op dc achtergrond
het Middelburgsche Stadhuis.
Al6 het zware werk van don langen dag stilligt...
als de Zondag als een gebed neerdaalt over het
mooie Zeeuwsche land... als de bruisende energie
van den stagen arbeid is getemd... of als er
leesten zijn te vieren in blijde vreugde en frissche
spontaniteit van een levenskrachtig ras, dim toont
Zeeland een geheel ander beeld...
Dan zien wij Zeeland niet in den vreugdevolle»
akkerarbeid, de bewoners in daagsche kleeren
aan het werk of achter de aware paarden, maar
dan zien wij Zeeland als het land van kleur en
klank, van levenslust en grandezza.
Intelligentie en voornaamheid, zelfbewustheid en
kunstmin en niet te vergeten historiezin, zijn de
eigenschappen van het Zeeuwsche Volk.
De grootste aantrekkelijkheid voor Middelburg
on Goes en het omringende land, vormen de
boerinnen in haar kleurige, hoogst schilderachtige
kleeileixlrachten, de Protestantsche met ronde en
de Roomsche met vierkante mutsen getooid. Do
kunstzin demonstreert zich in bijzonder© liéfdc
voor sprekende kleuren, overal toegepast, om het
materiaal van het dage lij kscli leven bezieling en
schoonheid te geven.
Ziet hoe ze een kar, een juk of een huishoudelijk
voorwerp weten te kleuren in geel, groen en
blauw, steeds weer nieuw, steeds weer opvallend
door fijne nuances en kleurencombinaties. Altijd
harmonisch, soms gedurfd maar nooit vloekend
van grofheid en smakeloosheid. Hoe leuk zien
soms de karntonnen er uit. Hoe aardig de ven
sterluiken. En dit is dan nog maar het doodc
materiaal, maar hoe anders is het met het
levendige.
Als Zeeland uit is of feest viert, dan worden heel
de stad, heel het dorp, heel de omgeving een
DOOR A. M. WESSELS
symphonic van felle kleurigheid, van élegance.
Wilt gij zulk een dag mee maken? Gij zijt daar-,
toe in de gelegenheid! Gaat dan straks op den
eersten Dinsdag in Mei naar de hoofdstad van,
Zuid-Bevel and, de stad Goes, of de eerste Mei-.
Dinderdag naar Middelburg, wanneer het Liesjes-
dag is.
Dan ziet ge ze komen aanrijden, de groene huif
Jw agens langs alle wegen van het eiland. Hoe
fraai steken de hagelwitte kappen daarbij af. Wel
heeft de auto er reeds vereohillende verdrongen,
maar toch niet alle. De duizenden Engelschen,
in hun polibroeken en met uilebrillen op den neus,
bewapend met kiektoestellen, die wekelijks ko
men, genieten steeds weer. Want dan zien va
daar te zamen gekomen de kleederdrachtcn van
velerlei variëteit en toonmengeling, wisselend naar
religie en plaats.
Zij draaien om „Zeclands ziel" heen, om hun
foto's zoo mooi mogelijk te maken, teneinde zoo
hun uitdrukking vast te leggen.
Vooral de Zeeuwsche vrouwen bezitten een grooto
Zuid-Beveland. Beter twee dan geen.
aantrekkelijkheid. Het vrouwelijk Zeeuwsche type
is buitengewoon knap. Zij zijn allen donker en
hdbben fluweelzachte oogen met lange, donkere
wimpers en een zeer mooie teint.
Dit donkere type wordt wel eens toegeschreven
aan de venmenging van Spaansch en Italiaansch
Op de botermarkt te Middelburg.
78
Gezicht op de „Lange Jan" tc Middelburg.
bloed in de dagen van Mandragon. Maar dat is
toch niet zoo. De Zeeuwen zijn een zuiver ras, af
stammende van het donkerkleurig Alpinoras, dat
nog gedeeltelijk Brabant, Limburg, Eifel cn Ar
dennen bevolkt
Het hijzonder mooie type is ontstaan door do
vermenging met blonde, smalhoofdige Friezen, die
in de eerste duizend jaar van onze geschiedenis
zich over Walcheren en Zuid-Boveland hobben
uitgebreid.
Een merkwaardigheid hierbij is, dat Wolfertsdijk
vroeger een afzonderlijk eiland hierop een
uitzondering maakt. Want daar is het type over
het algemeen blond, wat eohter volstrekt niet aan
de bekoorlijkheid schaadt.
Al mogen de coefcuums nu eens weinig, dan weer
veel verschil vertoonen in snit cn tint, één over
eenkomst hebben zij echter gemeen nl. dat zij
fleurig en coquet zijn. Een groep Zeeuwen op hun
„Zondags" uitgedost, g<*eft op een feestdag alle
pracht en praal van een Middcleouwsoh festijn,
al moeten wij dadelijk toegeven, dat het manvolk
niet op de eerste plaats daartoe meewerkt.
De zwarte pakken met korte jasjes, do ronde hoe
den, de gouden knoopen op brook en halsboord
zijn op zichzelf wat in mineur gestemd, maar
tusschen het zwierige fleurige vrouwvolk, vormen
zij toch een aangenaam, voor het oog streelend
contrast.
Het zijn de contouren, die vakken van kleurige
tinten omlijnen en afsluiten. De Zeeuwsche boer,
heeft het élan, dc zelfbewustheid van den Spaan-
schen Grande. De Zeeuwsche vrouw (hetzij in
Walchersch, Bevelandsoh of Axelsch costuum) en
vooral het Zeeuwsohe meisje, de elegance van de
Parisienne.
Nogmaals, wilt gij de ziel van Zeeland leeren
kennen, ga dan naar Goes of Middelburg als
het marktdag is.
Vroeg in den morgen begint het festijn reeds.
Als vanzelf wandelend komt ge op het ruime
marktplein terecht, afgesloten door het wonder
mooie stadhuis en waarboven dc „Lange Jan",
Middelburgs scboone Abdij toren, zijn liederen
uitzingt.
Daar ziet ge ze al komen de Zeeuwsche vrouwen.
Dc witte tecncn korven, tot dien rand toe gevuld
met boter en eieren, dragen zij aan den arm en
zetten ze neer op de breede banken der boter
markt. Een grootc eeuwenoude linde beheerscht
liet plein, waar liet altijd koel is. Zoo oud en
zwaar van loover als zij nu is, is zij altijd ge
weest, zoover monschenheugcnis kan reiken. Ook
de alleroudsten hebben haar zoo gekend. Hon
derden vogels zingen in haar takken, maar nie
mand kan ze zien. En in haar schaduw spreiden
dc Zeeuwsohe vrouwen, in haar fleurige kleedij,
haar goudgele boter ten toon.
Dan als de boter verkocht is en do korven leeg
zijn, trokken ze naar do Markt, waar het gewoel
sinds den morgen geweldig js toegenomen. Lang
zaam schuifelen boeren en boerinnen tusschen de
witte tcntcnweroLd en mengen zich met do dui-
zcawlen Engelschen, Fronschen en Belgen, die uit
Knocke en Ostende kwamen, can dit fleurige
festijn te aanschouwen.
Dan ooquelteert daar de dartele fleur van Jong-
Zeeland, los en luohtjgjes met kleurige doeken,
kanten mutsen en gouden smuk, waarin de mooie
frissche gezichten gevat zijn, als een stralende
diamant.
Ziet dan op dit festijn die Zeeuwsche schooncn
flaneeren met de bevalligheid en losheid van
hoofsohe juffens. Dan kijken vreemdelingen zich
de oogen uit. Zij blijven staan en genieten, be
koord door 'zooveel schoonheid en levensbloei
Do Zeeuwsche sfeer, de fleur van het landeigen,
is vastgelegd in de kleedij, en de kleine Zeeuw
tjes, nog op dc schoolbanken, voelen bij intuïtie
hoe zoo'n aardig jurkje, een hupsch mutsje, de
gouden hoofdversiersels en de bloedrood© koralen-
ketting, hen mooi maken. Zoo'n tikje ijdelheid
is onze Zeeuwsche sohoonen van harte gegund, als
zij maar niet uit het oog verliezen, dat allo
schoon ijdelheid, maar dat zij ook vergankelijk is.
De weelde en vruchtbaarheid van het Zeeuwsche
land, de straling van den blauwen hemel en dc
breede wateren, dc sterke vitaliteit van het Zeeuw
sche ras, eisoht een zonnig, warmtintig kleuren
gamma in klccding en huiselijkheid.
En wie ooit een feostelijkcn stoet zag van frissciw
maagden en stoere jonge kerels, gezeten als prin
sossen en prinsen op de kleurige en rijkversierde
huifkarren, waarvoor bonkige paarden met glim
mende flanken en rozen aan den breeden kop,
terwijl dc muziek de hooge lucht vol blijde klan
ken blies... die heeft iets gezien en beleefd, dat
hij zijn geheele leven niet meer vergeet.
Ja, wilt gij de ziel van Zeeland voelen kloppen,
kom dan naar de Schetdeboorden. Dan beleeft ge
een blij feest van klanken en kleuren. Want Zee
land is schoon! Voor hen, die het bezochten ecu
openbaring. Het is het veel besproken sprookjes
land, waar sohoonhcid zich paart aan intensen
arbeid, waar intellect en kunstzin en godsdienst
zich uiten in het frissche strijden om het bestaan.
Voor schilders is Zeeland altijd een
zeer aanlokkelijk oord geweest.
Geen wonder dan ook, dat men tot
ver over onze grenzen teekeningen
cn schilderijen aantreft over Zee
land en dc Zeeuwen
Onder dc vele „Zeeuwsche kopjes"
is de studie van Ant. van Hoytema,
die wij hiernaast afdrukken, wel-
bekend.
Humor rond Beethoven
Elk der leden van het groote achttiend'-eeuwsche
componisten-trio Haydn, Mozart en Beethoven was
in aanmerkelijke mate met humor begaafd. Welk
een schalksche muziek heeft Haydn af en toe ge
schreven; bij Mozart breekt hier en daar openlijk
de lach door, en hoe parelt de humor in Beethovens
aohtste symphonic! Beethoven zelf was dol op
geestige anecdoten, en als hij een van zijn vrien
den, een meesterlijk anecdotcrrverteller, ontmoette,
Ludwig van Beethoven.
was zijn eerste vraag, of deze nog nieuwe anecdo
ten over musici wist.
Ernst en humor zijn ook met elkaar verwant, en
aan de ernst, die nimmer een gimlaoh heeft, is
zeker een steekje los. Ernst en zwartkijkerij zijn
absoluut onderscheiden zaken.
Aardig is het, dat do zoo van humor houdende
Bcethoucii tijdens zijn leven zelf zooYeel aanlei
ding gegeven heeft tot het ontstaan van anec
dotes. Men weet dat Beethoven, toen hij in een
restaurant togen een kellner opliep, deze hem toe
voegde: „lomperd!" en Beethoven toen gracieus
zijn hoed af nam met de woorden: „Mijn naam
is Beethoven!"
Minder bekend zijn andere anecdoten, die over
dezen grooto in het rijk der muziek verteld wor
den. Wij willen er daarom bieronder enkele mee
deden.
Beethoven was vaak zeer opvliegend. Op een
zekeren dag zaten wij, vertelde zijn vriend Ries,
in het restaurant „In den Zwaan" (de Weeners
aten veelal buitenshuis); dc kellner bracht hem
een verkeerde schotel. Nauwelijks had Beethoven
daarover een opmerking gemaakt, welke do
kellner niet bepaald beleefd beantwoordde, of hij
nam het bord op cn gooide het den kellner naar
het hoofd. Dc arme kerel had nog een groot aan
tal andere schotels in zijn handen en kon zich
daardoor van het eten niet reinigen; het vet liep
met straaltjes over zijn gezicht. Hij en Beethoven
begonnen nu op een ongezouten wijze tegen elkaar
uit tc varen, maar dit lukte Beethoven beter dan
den kellner, die niet tegelijk uitpakken en het vet
van zijn gezicht likken kon. Zoodra het gezicht
van den afwisselend zijn lippen likkenden cn
scheldenden kellner tot hem doordrong, vergat
Beethoven al zijn boosheid en banstte in een har-
telijken lach uit, die zoo aanstekelijk werkte, dat
de kellner er weldra tegen wil en dank mee moest
instemmen. Zoo kreeg dit onverkwikkelijk voorval
een kluchtig en gemoedelijk einde!
Eens speelde Beethoven samen met Ries in een
gezelschap zijn marschen voor vier handen. Gedu
rende liet recital sprak een jonge graaf op dc
drempel van een aangrenzende kamer zoo luid
cn druk met een dame, dat Beethoven, na verschil
lende vergeefsche wenken tot stilte, plotseling
midden in het spel Ries' handen van de toetsen
trok, woedend opsprong en heel luid zei: „Voor
zulke zwijnen speel ik niet!"
Op een concert in Wecncn werd Beethovens groote
fantasie voor piano met koor en orkest (opus 80)
uitgevoerd. De klavierpartij was in handen van
oen zekeren Halm. Het geheele publiek luisterde
vol aandacht, toen bij het invallen van het koor
plotseling een afschuwelijke dissonant uit de
piano kwam, cn de pianist bij het voortgezette
koorgezang ondanks alle pogingen van den dirigent,
liet geheel nog te redden, de muziek tot een wan
luidende» chaos maakte. Men siste en floot kwaad
aardig, en hoewel op een gegeven punt de piano
weer met koor en orkest in harmonie kwam, do
aandacht was weg. Zooiets had men in het mu
zikale Wecncn nog nooit beleefd! Den volgenden
dag ging ik, zoo bericht Pixis in zijn herinnerin
gen, naar de muziekhandel Steiner en Haslinger,
vond een der firmanten in den winkel cn vroeg
hem, of hij nog een exemplaar van de fantasie
in voorraad had.Hij bracht mij het laatste exem
plaar, dat hij nog had en ik legde het voor mij
neer. Op dit oogenblik trad Beethoven met zijn ge
wonen donkeren blik den winkel binnen. Ik nam
de zilveren hoorn, die hier voor hem gereserveerd
was, hield deze aan zijn oor en vroeg hom: „Was
u gisteren ook bij dat concert?" Zijn blik werd
nog donkerder dan ze al was, en terwijl het bloed
van toorn in zijn gozicht opsteeg, zej hij: „Die
prutskerel is bij me geweest om inlichtingen over
de tempo's; die heb ik hom gegeven en hem nog
gewaarschuwd voor de plaats, waar het koor in
valt. Ik heb hem gezegd dat hij daar moest op
passen, do hecle boel niet door elkaar te gooien,
cn nu heeft hij dat precies zoo gedaan!"
Op dit moment werd ik door Steiner in zijn bu
reau geroopen, en toen ik weer in den winkel
kwam, was Beethoven verdwenen, maar verschil
lende jn dien tusschentijd binnengekomen klan
ten stonden bij de toonbank en lazen met een
glimlach do woorden, die Beethoven met potlood
op den witten rand van mijn exemplaar zijner
fantasie geschreven had; „Niet elke Halm geeft
aren!"
Zonder een klein notenboekje, waarin hij do
hom invallende muzikale ideeën opteekende, kwam
Beethoven nooit op straat. Hierin was hij zoo
punctueel als iemand maar zijn kon, hoewel het
overigens bij hom thuis een huishouden van Jan
Steen was. Boeken cn muziek lagen in alle hoeken
dooreen, hier een restje eten, daar een half leege
flesch, hier op een hoogpootige lessenaar de vluch
tige schets van een nieuw kwartet, ginds dc over
blijfselen van zijn ontbijt, enz. enz. Een Hoiland-
sche huisvrouw zou in deze kamer wanhopig go-
worden zijn. Trots zijn spreekwoordelijke slordig
heid placht Beethoven bij elke gelegenheid op een
naïeve wijze zijn ordelievendheid en accuratesse
te berde te brengen. En wanneer hij uren, weken
lang soms zoeken moest naar iets, dat hij oogen-
blikkelijk noodig had, doch nergens kon vinden,
dan beschuldigde hij alles en iedereen, en stortte
de volle maat van zijn toorn uit op degenen, dio
het meest onschuldig waren aan den janboel, dio
hij hem heerschte. „Och, och," jammerde hij dan,
als een gevangen dier zijn kamer heen en weer
loopcnd, „daar hèb je 't weer! Niets laten ze rustig
op do plaats, waar ik het heb neergelegd. Alles
moeten ze overhoop halen, alleen om mij het leven
zuur te maken. Die ellendige sloddervossen! Laten
ze van mijn boeltje afblijven met liun barbaarsoho
vingers!'*
Op een morgen kwam de hofkapel-zanger Barth bij
Beethoven. „Goeiendag, nog nieuws?" „Hier!"
zei Beethoven, cn reikte den binnentredende een
manuscript toe. „Ik heb het zoo juist geschreven
cn het vuur in de haard brandt zoo gezellig, dat
ik het er gauw in zal stoppen!" „Laat eens
zien!" Bartli nam het papier en las, sloeg een
accoord aan, neuriede, en las verder. Eindelijk
zei hij: ,,'k Wil het eens probecren. Wilt U 't
Ihoorcn?" „Voor mijn part", zei Beethoven.
Barth begon, Beethoven, die onderwijl in zijn
paperassen naar iets zocht, werd opmerkzaam,
luisterde eindelijk met volle aandacht; zijn gezicht
klaarde op, en toen Barth het lied enthousiast ge
ëindigd had, zei hij opgewekt: „Nee ouwe vriend,
dat zullen wij niet verbranden!"' Het was zijn
onsterfelijk lied: „Adelaide."
17 December 1770 werd geboren.
78