Nimka
Wat de kennis te boven gaat
Een ooievaar, groot en sterk.
Verraste hem bij zijn werk,
Met zijn grote lange bek
At hij hem op, als was hij spek.
En op een nacht vol maneschijn
Kwam de ooievaar weer, haast greep hij mij.
Maar mijn moeder had hij te pakken
En hij liet haar door zijn keelgat zakken.
Toen het lied uit was, bleef het even stil.
De kikkers waren zó onder de indruk, dat
zij vergaten te klappen. Maar toen brak er een
groot gejuich los, waar geen eind aan scheen
te komen. Grote ruikers van kroos werden hem
toegeworpen.
Toen het spel afgelopen was, dacht iedere kik
ker nog aan het lied, allen hadden rode ogen
van het huilen.
Ook Nimka en Vijona waren onder de indruk.
Toen zij weer buiten waren zei Vijona: „Kom
Nimka, wij zullen naar de kikkerschiettent
gaan, dat is een tent waarin je naar de opper
vlakte wordt geschoten".
„Wat!naar de oppervlakte schieten?
Kunnen wij dan niet naar de uitgang gaan?"
„Ja, dat kan ook, maar in de kikkerschiettent
ben je er veel gauwer. Daar wordt je ineens
over het Kikkerland geschoten".
Al pratend waren zij er aangekomen, het bleek
een grote eend-eierdop te zijn. Boven op die
„lk lust ook wel 'n koekje
„En ilt ook.,%
Bij den stratenmaker
De stratenmaker legt met vlijt
De stenen op een rij;
Hij grijpt er een en klopt er op
En doet het zand op zij.
Dan neemt hij weer een nieuwe steen,
En legt die daar dan voor,
En klopt er op, dat is weer klaar
Zo gaat het al maar door.
Ik hoor graag naar zijn: klop-klop-klop;
Ik kijk graag bij zijn werk.
Soms breng ik hem de stenen aan:
Dat kanwant ik ben sterk!
ROEL DASMUS.
er nu zijn, dan schieten zij onze sprinkhanen
naar ons toe. De lege doppen worden met vlas
garen, wat aan de dop bevestigd zit, -terug ge
trokken, kijk daar zit het".
Nimka wilde kijken, maar opeens kreeg hij een
schok, met een vaart vlogen zij door het lucht
ruim en werden precies in het net geschoten.
Even later kwamen ook hun sprinkhanen, zij
hielpen ze uit het net en reden verder. Nimka
zag niets dan zand en nog eens zand.
„Dit is nu de sprookjeswoestijn, Nimka, die
hier voor je ligt, het is hier zeer gevaarlijk,
want er huizen wilde volksstammen in".
„Zijn dat dieren, Vijona?"
„Neen, dat zijn geen dieren, dat zijn elfjes, die
altijd kwaad doen, bij ons en ook bij de men
sen".
„Dat vind ik niet mooi van hen, Vijona, ik
dacht, dat bij jullie alleen goede dieren en elf
jes leefden".
„Dat is niet zo, Nimka, het is net als bij de
mensen: je hebt er ook kwade onder".
Opeens hoorden zij vreemde gillende geluiden.
„O!daar heb je ze Nimka, ik zal je ver
bergen, dan kan je mij verlossen, als het avond
is. Want als wij samen worden gevangen, dan
worden wij hun slaven. Wij zullen een kuil
graven, dan verberg ik je in de grondtoe
vlugvóór het te laat is!"
Beiden groeven haastig een gat in de grond,
Nimka beefde van angst en inspanning. Toen
het gat groot genoeg was, ging Nimka er in
liggen.
Vijona had juist het gat dicht gemaakt, of daar
kwamen de boze elfjes. Ioeioeriepen
zij. Vijona bleef kalm staan. Daar kwam er
één op haar af. „Ioe!wat doe jij hier?"
„Dat gaat je niets aan", zei Vijona rustig,
„Ioe!nog brutaal ookioe!"
Het boze elfje keek Vijona kwaadaardig aan en
zei tot de anderen: „Neem haar gevangen, zij
wordt onze slavin,ioe!"
Vijona werd beetgepakt en met grashalmen
stevig vastgebonden, waarna zij terug gingen
naar hun dorp. Steeds riepen zij: Ioe!
ioe!ioe!dat was hun strijdkreet.
Toen zij in hun dorp waren, werd Vijona in een
hut geworpen. Deze was gemaakt van schelpen
en zand. Daarna gingen de elfjes een groot
feest vieren, dat tot laat in de nacht duurde.
Ondertussen was Nimka weer uit de kuil ge
kropen en de boze elfjes nageslopen .tot hun
dorp. Hij wachtte
Volgende week verder
OM NA TE TEKENEN TE KLEUREN
in de Sprookjeswereld
door André de Jong
4
Het duurde niet lang, of het spel begon.
Nimka vondt het zeer mooi, vooral de kikker
prins die zo prachtig zong, dat alle kikkers be
gonnen te huilen. Grote dikke kikkertranen
rolden over hun kikkerwangen. Ook Nimka en
Vijona waren ontroerd, zo'n lied hadden zij
nog nooit gehoord. De kikkerprins zong:
Ik ben in 't land Kikkerstein geboren
Bij mijn lief moesje, op haar schoot,
In een heel diepe baggersloot.
Mijn lieve vader, heeft zijn leven daar verloren
eierdop was een slingerplant bevestigd aan
twee bloemstengels. Lege notendoppen ge
bruikten de kikkers om er de passagiers in weg
te schieten.
Ook Nimka en Vijona namen plaats in zo'n lege
dop.
„Is dat nu wel veilig, Vijona?" vroeg Nimka,
wel wat angstig, toen zij zaten.
„Ja Nimka, wees maar niet bang hoor, achter
het kikkerland is een groot net gespannen van
spinrag en daarin komen wij terecht. Als wij
rPtf.S?
ZATERDAG 13 FEBRUARI No. 7 JAARGANG 1937
Opdat gij ten volle lcondet begrijpen
met al de heiligen, welke de breedte
en lengte en diepte en hoogte zij,
en bekennen de liefde van Christus,
die de kennis te boven gaat.
Efeze 3 18— 19a.
.Wij zijn overbekend met de Brieven van Paulus,
waarvan onze Bijbel een heel bundeltje bevat,
't Zou belangwekkend zijn uit de geschiedenis en
de geschriften van den apostel ook eens een bun
deltje samen te stellen onder den titel van de
Gebeden van Paulus. De.man, van wien de Heere
kort na zijn bekeering tot Ananias zeide: „Zi3,
,liij bidt" is een bidder bij uitnemendheid geweest.
Hij heeft veel voor de Gemeenten gebeden.
Ook voor die te Efeze boog hij de knieën tot den
Vader onzes Heeren Jezus Christus, opdat Hij
haar mocht geven, naar den rijkdom zijner heer
lijkheid, met kracht versterkt te worden door
zijnen Geest in den inwendigen mensch; opdat
Christus door het geloof in hun harten mocht
wonen, en zij in de liefde geworteld en gegrond
mochten zijn. Met welk doel vraagt hij dit alles
voor de discipelen? Hij zegt het zelf in onze verzen:
„Opdat gij ten volle kondet begrijpen met al de
heiligen, welke-de breedte en lengte, en diepte en
hoogte zij. en bekennen de liefde van Christus,
die de kennis te boven gaat."
De liefde Gods en die van Christus'zijn één in
't groóte verlossingswerk, waaraan een verloren
menschheid haar zaligheid te danken heeft. Dit
éénige, onvergelijkelijke werk, waarin alle onder
deden aan elkaar passen en sluiten, is in Gods
Raad ontworpen in de eeuwigheid, en naar dat
plan is het uitgevoerd in den tijd, juist zooals een
kundig bouwmeester een plan maakt, eer hij aan
liet optrekken der muren begint. Met het oog op
Gods genadewerk in Christus zingen wij er telkens
van: „Ik weet, hoe 't vast gebouw van uwe gunst
bewijzen, Naar uw gemaakt bestek, in eeuwigheid
zal rijzen." Heeft Paulus hieraan gedacht? Wie
zal het zeggen. In elk geval legt hij het meetsnoer
uit, om ons de veelzijdigheid der liefde Gods in
Christus te toonen en noemt hij er vier maten
van als van een bouwwerk: breedte, lengte, hoogte
en diepte.
Eerst iets over de diepte der liefde.
De zaligmakende genade is in Christus op
aarde verschenen. Zij heeft zich wei zéér diep
naar ons toe moeten buigen om ons met reddenie
armen te omsluiten. Het gansche menschelijke
geslacht was na den val heel diep gezonken,
levende zonder God in de wereld, en beladen m?t
zonde, schuld en vloek. Hoe diep heeft de Zone
Gods zich moeten Vernederen om die gezonken
menschheid te bereiken. Om onzentwil is Hij uit
den hemel der hee lijkheid nedergedaald en heeft
Hij zich als 't ware begraven in ons vleesch, dat
ganschelijk geen heerlijkheid had. Hij is gedaald
tot ónder onze schuld om haar op zich te nemen
en verzoenend te dragen; tot ónder onzen vloek
door dien aan 't vloekhout des kruises in een
©eiiwigen zegen om te zetten. In onze Godver
latenheid is Hij in onze plaats ingegaan om do
hélscho smarten te lijden. Het donkere graf,
de laagste en vernederendste plaats op aarde,
heeft Ilem opgenomen. Ziedaar in enkele trekken,
hoe diep ''e Goddelijke liefde zich buigt, om ook
den diepstgezonken zon,daar te kunnen grijpen en
hem in den weg des geloofs aan het ecuwig ver
derf te ontrukken,.dót is do diepte der liefde
van Christus!
De tweede maat is haar hoogte.
Wanneer de liefde van Christus u eenmaal als
een verloren schaap gevonden heeft, laat zij u
niet in uw ellende liggen ,maar zij heft u op, zij
heft u heel hoog op, zoodat gij uw ellende te bo
ven komt, en roemt in de onverdiende verhooging,
waarvan gij niet kondt droomen.
Zij heft u op uit den staat van schuld, waarin
gij van uw geboorte aan verkeerd hebt; want zoo
gij u in 't geloof vastklemt aan Christus, plaatst
zij u over in den staat der gerechtigheid, dank
zij het kruis en de opstanding van Christus, gij
zijt dan rechtvaardig voor God, alsof gij nooit
ecnige zonde gekend of gedaan hadtver
hooging!
Wat was uw naam, vóórdat Christus u greep?
Gij waart een dienstknecht der zonde, een slaaf
van uw hartstochten en driften, gij waart als
met koperen ketenen gebonden. Maar Christus
heeft u vrijgemaakt en verlost van de overheer-
sching der zonde om haar te vervangen door de
herderlijke leiding der genade. Hij heeft u den-
Geest van 't kindschap Gods verworven, opdat
gij lot den hoogen God Abba - Vader kunt zeg
gen,verhooging!
En blijft gij in 't geloof tot den einde volharden,
•dan wacht u nog een laatste verhooging. Gij kent
'Jezus' belofte: „Waar Ik ben, aldaar zal ook mijn
"dienaar.zijn." En nu weet gij 't, Hij is opgevaren
"ten hemel, om u in 't Vaderhuis plaats te berei
den. Hij is daar altoos als uw levende Voorspraak
met u bezig, en dank zij die voorbidding moogt
gij er volkomen gerust en zeker op zijn, dat de
Heere u éénmaal zal opnemen in heerlijkheid
verhooging!
Wat is de lengte der verlossende liefde?
Elk meetsnoer glijdt u hier uit de hand, de
Heere zegt u: „Ik heb u liefgehad met een
eeuwige liefde," en wie kan de eeuwigheid meten,
i\j heeft begin noch einde. Gij hebt misschien
gedacht, dat zijn liefde begonnen is, voor zoovei;
u zelven aangaat, toen gij bekeerd, of, nog vroe
ger, toen gij gedoopt werdt, of toen Hij u ge
boren deed worden in een Christelijk huisgezin,
waar het Verbond in eere was. Zijn genade zou
zich dan uitsterkken over de gansche lengte uws
levens, van wieg tot graf, en dit is iets groots-
Gods liefde is echter veel grooter. Gij zingt er
zoo vaak onnadenkend van: „Ja .éér ik nog was
geboren, Eer Gods hand, die alles schiep, Iets
uit niet tot aanzijn riep, Heeft zijn liefde mij
verkoren: God is liefd', o, englenstem, Menschen-
tong, verheerlijkt Hem!" Zijn liefde heeft geen
begin gehad, zij zal evenmin een einde nemen.
Gewis, zij zal, zoo vaak gij u misgaat, een ver
wijtende, toornende, bestraffende liefde worden;
de Heere houdt de hand aan zijn kinderen en
gebruikt, als 't noodig is de roede. Maar in dien
weg brengt Hij u weder in 't rechte spoor: 't ge
voel zijner liefde moge tijdelijk van u wijken, zijn
liefde zelve is trouw en lankmoedig, zij verdraagt
alle dingen en vergeeft alle dingen, zijn liefde
vergaat nimmermeer!
Wat is tenslotte de breedte dier liefde?
Zij concentreert zich niet op een enkel punt, maar
•breidt zich uit naar links en rechts, naar voren
en-naar achteren zoover als er menschen wonen,
die haar noodig hebben om zalig te worden. Oud
tijds werd Israël er alléén door overschaduwd.
Sinds Christus hebben de vleugelen der liefde zich
echter breed uitgeslagen, om er alle volken mede
te koesteren, 't Was geen ledig gebaar, toen Hij
van den Olijfberg ten hemel voer, de handen
zegenend over de apostelen uitgebreid. Die zegert
der doornagelde handen zou door hun dienst
ten goede komen aan de gansche wereld. Alle
volken zouden in 1-Iom, als het ware zaad Abra
hams gezegend worden met de kennis van den
éénen waarachtigen God, en van Jezus Christus,
die door Hem als wereld-Heiland gezonden was.
De verlossende liefde is zoo breed als 't west
verwijderd is van 't oosten en 't noorden van 't'
zuiden. Wij mogen er geen grenzen aan stellen.
.<3-
Dordrecht had vroeger vele land- en waterpoorten.
Slechts twee zijn er overgebleven. Hierboven: de
Grootlioofdspoort.
Deze Goddelijke, allesoverweldigende liefde, die
zoo diep bukt. zoo boogt verheft, zoo lang van
duur, en zoo breed van omvang is, gaat de ken
nis te boven. De wereld heeft er heelemaal geen
begrip van. En de kinderen Gods kennen er zeer
zeker iets van. omdat de Heilige Geest hen dia
onmetelijke liefde in de ziel heeft doen ervaren.
Deze geestelijke kennis der bevinding gaat echter
ver uit boven verstandelijke kennis, die 't hart niet
raakt Maar ook zij, die uit eigen zielservaring
weten wat de liefde Gods en van Christus is,
zullen de eersten zijn, om te belijden, dat die
matelooze liefde zelfs voor hen niet tot op den
bodem te doorgronden is.
Zij kunnen haar genieten, maar niet doorgron
den; zij kunnen er zich door laten vertroosten,
maar 't is hun onmogelijk de diepzee dier liefde
te peilen. Paulus bidt hun wc| toe, dat zij haar
ten volle mogen begrijpen, maar dit begrijpen is
niet intellectueel te verstaan, maar in den zin
van er innerlijk weet van te hebben, omdat men
er zelf door gegrepen is. Zij hebben daarbij bet
doel voor qogen om toe te nemen in de genade
en kennis des Heeren. Maar één geloovige op
zichzelf alleen zal nooit ten volle kunnen begrij
pen die onbegrensde liefde, hij zal dit slechts
kunnen, zooals de tekst zegt, „met al de heili
gen" saam. Een enkele scherf kan slechts een
druppel water dragen. Is er saamvoesing en ge-
tmenschap met ól de heiligen, ja, dan weet de
één dit, de ander dat van Gods liefde in Christus
te vertellen. En kon men een optelsom maken van
•de ervaring aller heiligen uit verleden,, heden
en toekomst ,dan zou er tenminste iets van te
•zien zijn, dat Christus in zijn geheele Gemeente
gestalte heeft verkregen; de gemeenschap der
hpiligen. is de .orinjsbarc voorwaarde voor het
ten volle begrijpen van de liefde van Christus.
73