De Evolutie van het Mikroskoop door C. VAN DUYN Jr. bestudeerde Leeuwenhoeck de bloedsomloop na der in de vinnen van kikkerlarven en visschen, voor welk doel hij bijzondere mikroskopcn con strueerde, waarbij de dieren langen tijd levend konden worden waargenomen. In September van ht. jaar 1675 ontdekte Leeu wenhoeck de infosoria (Oerdiertjes) of afgietsel- diertjes, door hem zoo genoemd omdat hij ze vond in aftreksels van allerlei stoffen, zooals sla e.d., water uit regentonnen enz. Over deze ontdekkin gen correspondeerde hij met de Royal Society in Londen, waar men er in den aanvang nogal scep tisch tegenover stond, daar men niet in staat bleek om de oerdiertjes zelf ook te vinden. Dit vond echter zijn oorsprong in het feit, dat men bij de Royal Society niet over zulke goede mi kroskopen beschikte als Leeuwenhoeck. Nu had deze de critiek gemakkelijk kunnen doorstaan, wanneer hij enkele zijner mikroskopen ter be schikking van de Royal Society had gesteld. Dit wilde hij echter onder geen beding doen. wat tot gevolg had, dat de erkenning van zijn ontdekking pas geruimen tijd later plaats vond, toen men namelijk in Engeland erin geslaagd was om de kwaliteit der daar gebruikte instrumenten op te voeren. Hieruit blijkt weer des te duidelijker dat Leeuwenhoeck ondanks alles slechts dillettant ge bleven is. Hij onderzocht alles wat hem in han- c'en kwam, eenig systeem is echter in zijn onder zoekingen niet te vinden, en nog minder komt hij tot werkelijke conclusies omtrent het waargeno- mene. Waar hij nog govo'gtrekkingen maakt, zooals betreffende zijn ontdekkingen van de sper matozoïden. zijn deze onvoldoende gefundeerd en dientengevolge meestal onjuist! Leeuwenhoeck was een eminent onderzoeker, doch stellig geen geleerde; tot systematiseeren en combineeren der waargenomen verschijnselen was hij niet in staat en inzicht in den onderlingen samenhang der dingen in de natuur heeft hij dan ook niet ver kregen. In 1677 ontdekte Leeuwenhoeck de spermatozoï den van den mensch en kort daarna ook van allerlei dieren. Hij was van meening dat de groot ste spermatozoide zou uitgroeien tot de toekom stige vrucht, hetgeen door anderen heftig bestre den werd en dan ook onjuist is. Voor een derge lijke vooronderstelling is ook hoegenaamd geen grond; het is een mislukte poging tot deductie van het waargenomene. In 1680 ontdekte hij ie gistcel, waarmede was aangetoond, dat gist uit groote hoeveelheden levende wezentjes bestaat. 'O Na Antoni van Leeuwenhoeck ondergaat het mikroskoop langzamerhand meer en minder in grijpende veranderingen. Waren de- mikroskopen van Leeuwenhoeck nog éénlenzig met de nadoelen van zeer kleine oogaf6tand e.d., thans worden samengestelde miskroskopen vervaardigd, waarbij de vergrooting tot stand komt door rombinaties van meerdere lenzen. De optische studies van Christiaan Huygens (16291695), waarmede deze in 1652 had aangevangen, waren voor de con structie van mikroskopen van buitengewone be- teekenis. Het door Huygens samengestelde en naar hem genoemde oculair is eigenlijk oorspronkelijk bestemd geweest voor gebruik in tplrskopen, even als de door Galilei en Ramsden uitgedachte oculairs. Deze teleskoopoculairs bleken zeer ge schikt voor het verkrijgen van sterkere vergrootin- gen bij miskroskopen. Hiermede was het samen stelde niiskroekoop geschapen, waarbij de lenzen zijn verdeeld over twee systemen, het objectief en het oculair. Dit is reeds een groote vooruitgang. Toch zijn ook nu de instrumenten nog mnar gebrekkig; do constructie' van de objectieven baart tallooze moeilijkheden, zoodat de vergrootingen nog altijd zeer beperkt blijven. In de achttiende eeuw ziet men al reeds meerdere resultaten van de mikroskopische onderzoekingen met de in vergelijking tot die van Leeuwenhoek toch al zeer verbeterde instrumenten. In 1773 geeft Mueller het eerste systematiekje van de infusoria. I-Iij beschreef een 3-tal g<\slachten: Monas, Volvox en Vibrio, in 1786 aangevuld met Proteus en Enc.hclys. In de 19de eeuw gaat de ontwikkeling van het mikroskoop met sprongen vooruit. Men slaagt er in om goed achromatische objectieven te vervaar digen grootendoels vrij van kleurschifting). De mikroskopen worden voorzien van een instel- schroef voor het sche-rjustellcn. De qualiteit der objectcven wordt beter, waardoor het ook moge lijk wordt om sterkere vergrootingen te bereiken. Door de sterkere vergrootingen doet zich de be hoefte gevoelen aan een fijnere instclbeweging dan de eon\oudigc rondsel-tandbeugclbcweging. Deze wordt gevonden: W i n k e l'scho prismaschrocf. De optiek wordt hoe langer hoe moer verbeterd; men komt tot de constructie van waterton mersie- objectieven om het oplossend vermogen van het mikroskoop op te voeren. Later tracht A m i c i im- mersie-objectieven voor papaverolio als tus* sclienstof te vervaardigen, deze blijken echter op den duur niet te bevredigen. G u n d 1 a c h en Seibert maken glycerine-immersies. Ook deze vervullen nog niet alle wenschen. Dan wordt door de Amerikanen Spencer en Tollcs het zgn. duplexfront uitgevonden, waarmede do grondslag is gelegd voor de tegenwoordige sterk* ste objectieven: de homogene olie-immersies. De firma Carl Zeiss in Jena krijgt ondertus- sohen de beroemde physicus A b b e als mede werker. Dank zij diens diepgaande onderzoekin gen en berekeningen op het gebied der optica wordt het mogelijk om niet alleen de achromati sche objectieven te verbeteren, doch ook om nog andere objectieven te vervaardigen, die voor alle kleuren van het spektrum zijn gecorrigeerd: da apochromaten. Ahbe construeert een belichtings- apparaat, dat tegenwoordig nog aan alle groote mikroskopen is aan te treffen Allerlei hulpmiddelen voor het mikroskopiscÜ onderzoek worden geconstrueerd. Siedentopf en anderen maken zich verdienstelijk door hun onderzoekingen betreffende donkerveldibelichting en ultramikroskopie. De mikroskoopstatieven ondergaan nieuwe ver* beteringen. De Winkelsche prismaschroef wordt langzamerhand vervangen door de constructies volgens Berger, Reichert en Meyer, welke zuiver der werken. Men maakt beweegbare objecttafel3j draaibare, centreerbare en kruistafels, welke bij Schematische doorsnede van een mikroskoop met Winkel'sche mikrometerschroef-constructie (a). Deze mikroskoopuilvoering dateert uit het laatst van de 19e eeuw, doch wordt ook tegenwoordig nog wel gebruikt de grootste der huidige instrumenten gecombi neerd zijn in de groote draai- en centreerbare kruistafel. Ingrijpende wijzigingen doen zich nu niet meer voor, wel worden verschillende onder* deelen in de constructie veranderd. Dan de 20ste eeuw. Het binoculaire miskroskoop doet zijn intrede op grootere schaal. Nog steeds worden verbeteringen aangebracht in de optiek en de statieven. De mikroskopie begint langzamer hand meer populnir te worden, aangemoedigd door de niet meer zeer kostbare kleine instrumenten die in den handel worden gebracht, die, alhoewel zeer eenvoudig gebouwd, den natuurvriend meni- gen interessanten blik kunnen laten slaan in de ■wereld van het kleine. Ook zijn thans goede voor schriften en aanwijzingen beschikbar voor het zelf vervaardigen van oen eenvoudig mikroskoop- statiefje. De Kosimos/Gcsellschaft der Natur- •freunde te Stuttgart geeft hiervoor o.a. een bro chure uit en stelt de noodzakelijke onderdeden, welke niet zelf te maken zijn, zooals de optiek •bijv., voor weinig geld beschikbaar. O" In het bovenstaande hob ik dus heel in het kort een overzicht gogovcn van de ontwikkeling van het mikroskoop door de eeuwen heen. Vanzelf sprekend kan dit overzichtje in gecnen deele op volledigheid bogen, doch dit was ook niet de be doeling. Over de eigenlijke miskro&kopic: het gebruik van een mikroskoop en do praoparatio wil ik het thans nog niet hebben; ik stel mij echter voor, hierover ïn volgende arttkelcn eens een en ander ten beste te geven. De optische wetenschap word in de 13c eeuw gegrondvest door R. Ba co (12141294). In de 17-de eeuw werd eigenlijk pas de grond slag gelegd voor de microskopische studie. Het is mwilijk te Mg- wie het eerst een instrumentje vervaardigd heeft dat den naam van mikroskoop zou kunnen dra gen. C o r n e 1 i s Ja- cobsz. Droft- bel (1572-1631) moet zich hier mede, naast vele Q 1\ andere onderzoo- (J kingen en proef nemingen op het Schematische teekening van een gebied der nu- mikroskoop van Antoni van tuur- en werk- Leeuwenhoeck tuigkundc, reeds een enkele maal bezig gehouden hebben. Werkelijk betrouwbare gegevens staan hiervan echter niet ten dienste. Meer is bekend omtrent Zacharias Jansen, die in 1588 in Den Haug werd geboren als zoon van een lenzenslijper. Na den dood van zijn vader leerde hij, het slijpen van lenzen in diens werkplaats en vestigde zich in Middelburg, waar hij zich voornamelijk toelegde op het ver vaardigen van kijkers en teleskopen. Ook heeft hij verschillende mikroskopen geconstrueerd. Of Zacharias Jansen tie werkelijke uitvinder .van het miskroskoop is, staat niet vast; in allen gevalle heeft hij tot de constructie van deze in strumenten vedl bijgedragen. Als grondlegger van de mikrographie, of beschrijvende mi kroskopic hebben wij Antoni van Leeuwenhoeck te be schouwen, die in 1632 te Delft werd geboren en in 1723 aldaar overleed. Reeds als jongen had Leeuwenhoeck groote belangstelling voor de levende natuur, waarin hij door zijn vriend schap met Jan Swammerdam nog versterkt werd. Aanvankelijk opgeleid voor den handel, dreef hij later een lakenwinkel, terwijl hij daar naast nog enkele baantjes in de stad waarnam. Vremde talen heeft hij nimmer geleerd, het geen later een groote handicap voor hem was. De taal der geleerden van dien tijd, liet Latijn, was hij dus niet machtig en daardoor was hij genoodzaakt bij zijn latere publicaties de hulp .van anderen in te roepen voor vertaling. Aanleiding voor zijn mikroskopische studiën was een mikroskoop van Zacharias Jansen, dat hij eens in zijn bezit kreeg. Hetgeen hij met dit instrumentje zag, maakte zijn helnngstelling gaande en had tot gevolg, dat hij zich daad werkelijk ging bezig houden met het construec- ren van mikroskopen en met mikroskopische onderzoekingen. De door hem vervaardigde mi- kroskoopjes wijken geheel af van de tegenwoor dige instrumenten; ze waren zoo klein, dat ze in een groote lucifersdoos konden worden op geborgen. Hij maakte ze geheel en nl zelf, ver vaardigde ook zelf de lenzen. De mikroskopen van Leeuwenhoeck waren de beste van zijn tijd en hebben hem tot talrijke zeer belangrijke ontdekkingen in staat gesteld. Hij bezat 527 van deze toestelletjes, waarvan .vele vervaardigd van zilver, sommige zelfs ook van goud. Op al deze dingen was hij zeer zuinig en gaf ze ook nimmer uit handen, hetgeen van wetenschappelijk standpunt beschouwd eigenlijk niet te billijken is, daar geheimhouding van uitvindingen van dergel ijken aard den vooruit gang tegenhoudt. De vergrooting van Leeiiwen- hoccks inikros- dra* kopen varieer- f 1 Zk de van 40 tot If *41 270 X, voor- L Okin waar reeds een J[ linxrf&s zeer mooi re- mS/M JV rJII ITmat sulfaat! Leen- T wcnhoeck was ét w I ook de eers'e «ft die voor dc V versterking JA M van het licht lij' aan zijn in- Vy strumentjp.s «F een hol spie- l geitje mon- V teerde. Op 15 Augus- tus 1673 ont- dekte Leen- wcnhoeck in «20 menschenblocd de roode bloed- Mikroskoop van Chevalier, Paris, lirhaampics I860. «.Naar een gravure uit '(crythrocyten). dien tijd) Dit was kort nadat dc bloedsomloop ontdekt was door Ilarvcy. Tliar.i 66 Pontresina Daar iedereen, die van uit Innsbrück Zwitser land wil bezoeken met den trein van 7.20 des morgens vertrekt, is het een waar kunststuk om zich daarin een „staanplaats" te veroveren. (Van zitplaatsen spreken we niet eens). Via Feldkirch bereikt mon Chur, waar de we- Gezicht op Pontresina. rcldberoemde Rhiitische baan begint, een der stoutste scheppingen van het genie. Langs af gronden, over hooge viaducten, langs smalle wegen uit dc rotsen gehouwen met de bruischen- de rivier in de diepte, biedt deze lijn de meest verrukkelijke panorama's Bij Filisur viel een koude regen, maar toen we een zeer langen tunnel gepasseerd waren, was het weer op eens veel beter, wat een der reizi gers aanleiding gaf den conducteur te vragen, of hij nóg een beetje van die tunnels had, waar we dan z.eker met zonneschijn zouden arriveeren. liet weer in Pontresina was vrij gned, maar telkens kwam er zoo'n natte, koude wolk door het dal wat vrij onaangenaam aandoet. Het dorp ligt iets hoogcr en 8 minuten van het station. Den volgenden morgen straalde de Rosa-gletcher in haar volle heerlijkheid en besloten we een tocht te maken naar Alpgrüm eri de Morterats- gletcher. Toen we uit het raam van onze kamer naar buiten zagen, was er een hecle troep arbeiders bezig den weg te tceren. Heel Pontresina rook er naar. Het bleek een „schrikkelijke pleit" de vuile straat over te steken naar het verhoogde trottoir, wat achteraf ook nl geen veilige schuilplaats bleek, daar de koetsiers om hun rijtuigen te sparen nu doodleuk óók op het trottoir reden. Do weg naar Alpgrüm, een uur sporens, loopt voor een deel langs de Bcrnina-rivier. Dicht bij dit plaatsje, toen de glctchers zich in hun volle majesteit gingen ontplooien, kregen de reizigers (allen Duitschers) het ontzaggelijk te pakken. Wundcrbarl zei er een en meteen werd er een raam neergelaten en stroomde een hevige vries- koudc in do verwarmde coupé. Een volgend moment werd een juffrouw in een tegenoverge legen deel der coupé „berauscht" en zoo gingen onder herhaalde: „Wunderbars" zoowat alle ramen omlaag, waarop een oude heer, diep in een bouffante gehuld uitriep: „Es zieht hier ganz wunderbar". Op eenseen jubelende roep van een andere „berauschte" juffrouw: „een gems, een gems!" Alles vliegt op om dit wonderdier in zijn natuur staat te aanschouwen. Och het wasdc Pas gemolken geit van het Hotel Belvédère. Het was een onvergetelijk schouwspel die oogverblinden de glctchers en sneeuwbergen. We koerden naar Pontresina terug, ditmaal gebruik makende van een geheel ORcn wagen. In Holland zou geen sterveling het in zijn hoofd krijgen achter aan een trein in een goederenwagen te gaan zitten. Is deze echter knal-blauw geschilderd, staan er stoeltjes in en staat er voorop een groot bord met dc woorden: „Aussichtwagen", dan haast iedereen zioh natuurlijk om daarin een plaats te krijgen. Toon echter aan het eind der reis een erg lange, kille en flink druipende tunnel moest gepasseerd worden, was dc lust voor die „Aus- siohtwagens" merkbaar bekoeld. Te Pontresina weergekeerd met een tuil van de in het wild zoo schoon bloeienoe Gentiaan-klokjes, werden we aan tafel verrast door het gerecht: Artisjokken, dat meer bij de Fransohen dan bij de Duitschers bekend is. Vooral toen ter tijde was de wijze, waarop men Artisjokken moet eten niet aan ieder bekend en nu was het vermakelijk om op te merken, hoe aan verschillende tafeltjes plotseling een zeer ge animeerd gesprek ontstond, dat blijkbaar zoo in teressant was, aat de Artisjokken op hun bord een quantité ncgligeable werden, terwijl onder wijl de oogen ongemerkt gluurden naar anderen, die ze blijkbaar kenden of deden alsof enze opeten. Een zeer mooie terugweg van Pontresina is via Rorschach, waar de treinreis wordt onderbroken door een verfrisschende vaart over het meer van Constanz naar Friedriechshafen, waar de trein klaar stona met een coupé er in voorV-lis- singen. Te Ulm aan den Donau was onze reislust door do hitte zoo gedoofd, dat we er den nacht over bleven en de sohoone Munster beoagen. Van Ulm reisden we met een jong gehuwd paartje en een heer van middelbaren leeftijd. Toen de ee>rsto lunch was afgeroepen verdween die heer, zijn bagage, jas etc. in onze coupé achterlatend. Kort daarop kwam de conducteur, vroeg onze be stemming en regelde de plaatsnummers. Een tijdjo later, in den zijgang een sigaret willende rooken, bemerkte ik, dat we opgesloten waren. Dat is wel oen hoogst onaangename gewaarwording, vooral als do couranten, zooals toen, vol berichten stonden over ongelukken. Toen de trein een half uur later stopte, konden wo pas uit onze gevangenis bevrijd worden. Daar wc genoemden heer even voor zijn vertrek met den conducteur hadden zien praten, lag het voor de hand te meenen, dat hij dezen had ver zocht de coupé zoolang af te sluiten, omdat zijn mogelijk waardevolle bagage dan veiliger zou zijn. Bij zijn terugkeer daaromtrent door ons ge- intcrpelieercl, barstte hij in lachen uit, riep den conducteur tot getuige van zijn onschuld, wat aanleiding gaf tot een zeer geanimeerd gesprek. De conducteur had gedachteloos de nummers ver zet en toen do deur gesloten. Het jonggehuwde vrouwtje was een dartel, bewegelijk ding, dat onze reis menigmaal door haar grappige uitval len en plagerijtjes van haar man opvrnolijkte. Uit een reusachtig papieren pak, dat we onmidde- lijk met den naam van „Wickelkind" bestempel den, kwam een hotellunch voor den dag, waar aan zij een buitengewone eer bewees. Het is vaak miraculeus, hoeveel aardsche zegeningen er ver dwijnen kunnen in de meest nietige persoontjes. Haar „pathos" was zoo nu en dan verrukkelijk. Toen haar overigens weinig sprekende man een werkelijk zeer interessante opmerking maakte, zei ze: „Ich will dir zu Hause eine Lorbeerkrono flcchten vonHopfen und Petersilie". Toen hij daarop een courant gekocht en een tijdje gelezen had en door de groote warmte in slaap gevallen was, zei ze op eens met de armen omhoog geheven: „Ach Sehen Sie einmal, so ein Kerl. Erstens liest er und denn schlaft er". Wij stapten dien dag in St. Goar uit om nog een avond te genieten aan den oever van den druk bevaren Rijn. Toen we per expresse-boot na Keulen voeren lag op dien heeten namiddag do halve Rijnprovincie in het water. Het was in Keulen in de hotels geweldig vol en we maakten gebruik van het aanbod, dat door particulieren bij de late booten en treinen vaak wordt gedaan om vreemdelingen te herbergen. Daar het medegaan met geheel onbekenden in een groote stad zijn bezwaren heeft, zoo is ten dezen altijd wel een geuniformde (postbeambte, conducteur) te verkiezen. Al is het reizen zeer zeker als een buitengewoon genot te beschouwen, het moet ook een hoog staand genot blijven. I-Ielaas ontmoet men op reis in den tegen woordigen tijd een onder het gewone publiek ingedrongen element van infe rieure kwaliteit. Als men te Neurenberg in do Sebaldiiskirchc staande voor het meesterlijk ge wrochte Sebaldusgrab plotseling achter zich hoort: „Allemaohics Tinus, die piessang loir ok reussesekuur in z'n kissie" dan voelt ge dit aan als een ontheiliging van de gewijde plaats, waar ge vertoeft. Huize Mooi-land G. K. A. NONHEBEL Uit het Arsenaal der Heraldiek Heraldiek is dc wetenschap betreffende geslachts wapens. de wapens van kleinere en grootere geo grafische en staatkundige eenheden, die dikwijls niet altijd van geslachtswapens zijn afgeleid. In ruimeren zin kunnen wij er ook bij indeelen de wapens die door officieele personen krachtens hun ambt worden gevoerd, b.v. notarissen, of door kerkelijke pcrosnen als de hoogere geestelijkheid der Katholieke Kerk en eindelijk de wapens van allerlei voreenigingen. Natuurlijk heeft de geschiedenis der heraldiek, die in Europa pas zich naar vaste regelen begint te ontwikkelen in het midden der twaalfde eeuw, een vóórgeschiedenis Elke wetenschap heeft haar min of meer in sche mering verborgen begin. De scheikunde wortelt in de alchemie, de ster renkunde in de astrologie; de geschiedenis neemt haar oorsprong uit het epos; aardrijkskunde en volkenkunde rusten in den aanvang op mythen en fantastische verhalen. Zoodra de geest van het empirisch en critisch onderzoek zich van den mensch meester maakte en hij zich betere hulp middelen wist te verschaffen, begon hij de sluier van het geheimzinnige te verwijderen om tc ko men tot klaarder schouwing. Do mensch kon nu eenmaal niet anders. Toen hij eenmaal van den boom der kennis do vrucht had beproefd, was de drift in zijn ziel ge legd, om te kennen en te weten en te doorgronden de geheimen die God in natuur en leven heeft gelegd, en om de natuur aan zich dienstbaar te maken. En nl blijft ten allen tijde geldig het woord „wij kennen ten dode", en al blijft, zooals Carlylc zegt, alle wetenschap slechts een vlies, dat hoendrijft over dc groote, heilige oneindigheid van het niet-gewetene, waarin wij nooit kunnen doordringen, dc wetenschap is een gave Gods, die wij niet meer kunnen missen. De mensch is het van God geadelde wezen der schepping, een weinig minder gemaakt dan de Engelen, niet eer en heerlijkheid gekroond. Doch hij wenschte al vroeg een eigen menschelijkc adel dom. niet zoozeer voor zijn persoon als wel voor zijn stam, zijn volk. Daartoe schiep hij zich onder- sc-heidingstcekenen. En hiermee komen wij op het gebied der prae- heraldiek, nog geen wetenschappelijk systeem, ontstaan vele eeuwen voordat de wapenkunde zich naar vaste regelen begon te ontwikkelen. Dc mensch l>cleefdc dc eenheid, de saamhoorig- hcid met zijn volk. Dat volk moest wijsheid, macht, grootheid bezitten, en daarvoor werd een tcokcn gesteld. Voor do Chineezen was het de draak, voor do Egyptenarcn de stier, voor die van Athene een uil. Dc Athecnsche stedemaagd, gehelmd en met een speer, zinnebeelden van onbevreesdheid en weer baarheid en met den uil, de vogel der wijsheid aan haar voeten, heeft zich tot den huidigen dag gehandhaafd op de kamers onzer studenten en de zegels van sommige universiteiten. Tot het gchccle volk sprak in de oudheid nog het moest de adelaar, de zonnevogel, symbc >1 van vrijheid, edelen moed, en ontembare kracht. De adelaar werd reeds geroerd door Cyrus, die ongeveer 530 v. Chr. het Perzische rijk stichtte. Mot een adelaar op den standaard gingen zijn le gioenen te velde. Dc Grieken stelden Zeus, do Romeinen Jupiter voor, begeleid van een adelaar. In hun strijd tegen de Cimbrcn en Teutonen, 113 tot 100 v. Chr. werd dc adelaar als vaandel toeken gebruikt. Men ziet hem staan op een soort plat vorm, mot uitgespreide vleugels in aanvalshou- ding in een krans van lauwertakken en aan den voet do letters S. P. Q. R., d.i. „Van den Senaat en het volk van Rome". De adelaar bleef hij de Romeinen als veldteekcn behouden totdat Constantijn de Groote hem als vcldtoeken verving door het Christus-monogram. Doch op den keizerlijken scepter en op dc zegels der Roomsch-Duitsche keizers bleef hij behouden. Ook in het volksgeloof der Oude Germanen be kleedde do adelaar een voorname plaats. Hij versierde do zaal van Odin in Walhalla en was de oorzaak van het ontstaan der winden. In de jongere Edda leest men: „Toen vroeg Gangleri: Van waar komt de wind, die zoo kraohtig is, dat hij de wereldzee in oproer 67.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 16