De Evolutie van
het Mikroskoop
door C. VAN DUYN Jr.
bestudeerde Leeuwenhoeck de bloedsomloop na
der in de vinnen van kikkerlarven en visschen,
voor welk doel hij bijzondere mikroskopcn con
strueerde, waarbij de dieren langen tijd levend
konden worden waargenomen.
In September van ht. jaar 1675 ontdekte Leeu
wenhoeck de infosoria (Oerdiertjes) of afgietsel-
diertjes, door hem zoo genoemd omdat hij ze vond
in aftreksels van allerlei stoffen, zooals sla e.d.,
water uit regentonnen enz. Over deze ontdekkin
gen correspondeerde hij met de Royal Society in
Londen, waar men er in den aanvang nogal scep
tisch tegenover stond, daar men niet in staat
bleek om de oerdiertjes zelf ook te vinden. Dit
vond echter zijn oorsprong in het feit, dat men
bij de Royal Society niet over zulke goede mi
kroskopen beschikte als Leeuwenhoeck. Nu had
deze de critiek gemakkelijk kunnen doorstaan,
wanneer hij enkele zijner mikroskopen ter be
schikking van de Royal Society had gesteld. Dit
wilde hij echter onder geen beding doen. wat tot
gevolg had, dat de erkenning van zijn ontdekking
pas geruimen tijd later plaats vond, toen men
namelijk in Engeland erin geslaagd was om de
kwaliteit der daar gebruikte instrumenten op te
voeren. Hieruit blijkt weer des te duidelijker dat
Leeuwenhoeck ondanks alles slechts dillettant ge
bleven is. Hij onderzocht alles wat hem in han-
c'en kwam, eenig systeem is echter in zijn onder
zoekingen niet te vinden, en nog minder komt hij
tot werkelijke conclusies omtrent het waargeno-
mene. Waar hij nog govo'gtrekkingen maakt,
zooals betreffende zijn ontdekkingen van de sper
matozoïden. zijn deze onvoldoende gefundeerd en
dientengevolge meestal onjuist! Leeuwenhoeck
was een eminent onderzoeker, doch stellig geen
geleerde; tot systematiseeren en combineeren der
waargenomen verschijnselen was hij niet in staat
en inzicht in den onderlingen samenhang der
dingen in de natuur heeft hij dan ook niet ver
kregen.
In 1677 ontdekte Leeuwenhoeck de spermatozoï
den van den mensch en kort daarna ook van
allerlei dieren. Hij was van meening dat de groot
ste spermatozoide zou uitgroeien tot de toekom
stige vrucht, hetgeen door anderen heftig bestre
den werd en dan ook onjuist is. Voor een derge
lijke vooronderstelling is ook hoegenaamd geen
grond; het is een mislukte poging tot deductie
van het waargenomene.
In 1680 ontdekte hij ie gistcel, waarmede was
aangetoond, dat gist uit groote hoeveelheden
levende wezentjes bestaat.
'O
Na Antoni van Leeuwenhoeck ondergaat het
mikroskoop langzamerhand meer en minder in
grijpende veranderingen. Waren de- mikroskopen
van Leeuwenhoeck nog éénlenzig met de nadoelen
van zeer kleine oogaf6tand e.d., thans worden
samengestelde miskroskopen vervaardigd, waarbij
de vergrooting tot stand komt door rombinaties
van meerdere lenzen. De optische studies van
Christiaan Huygens (16291695), waarmede deze
in 1652 had aangevangen, waren voor de con
structie van mikroskopen van buitengewone be-
teekenis. Het door Huygens samengestelde en naar
hem genoemde oculair is eigenlijk oorspronkelijk
bestemd geweest voor gebruik in tplrskopen, even
als de door Galilei en Ramsden uitgedachte
oculairs. Deze teleskoopoculairs bleken zeer ge
schikt voor het verkrijgen van sterkere vergrootin-
gen bij miskroskopen. Hiermede was het samen
stelde niiskroekoop geschapen, waarbij de lenzen
zijn verdeeld over twee systemen, het objectief en
het oculair.
Dit is reeds een groote vooruitgang. Toch zijn ook
nu de instrumenten nog mnar gebrekkig; do
constructie' van de objectieven baart tallooze
moeilijkheden, zoodat de vergrootingen nog altijd
zeer beperkt blijven.
In de achttiende eeuw ziet men al reeds meerdere
resultaten van de mikroskopische onderzoekingen
met de in vergelijking tot die van Leeuwenhoek
toch al zeer verbeterde instrumenten. In 1773
geeft Mueller het eerste systematiekje van de
infusoria. I-Iij beschreef een 3-tal g<\slachten:
Monas, Volvox en Vibrio, in 1786 aangevuld met
Proteus en Enc.hclys.
In de 19de eeuw gaat de ontwikkeling van het
mikroskoop met sprongen vooruit. Men slaagt er
in om goed achromatische objectieven te vervaar
digen grootendoels vrij van kleurschifting). De
mikroskopen worden voorzien van een instel-
schroef voor het sche-rjustellcn. De qualiteit der
objectcven wordt beter, waardoor het ook moge
lijk wordt om sterkere vergrootingen te bereiken.
Door de sterkere vergrootingen doet zich de be
hoefte gevoelen aan een fijnere instclbeweging dan
de eon\oudigc rondsel-tandbeugclbcweging. Deze
wordt gevonden: W i n k e l'scho prismaschrocf.
De optiek wordt hoe langer hoe moer verbeterd;
men komt tot de constructie van waterton mersie-
objectieven om het oplossend vermogen van het
mikroskoop op te voeren. Later tracht A m i c i im-
mersie-objectieven voor papaverolio als tus*
sclienstof te vervaardigen, deze blijken echter op
den duur niet te bevredigen. G u n d 1 a c h en
Seibert maken glycerine-immersies. Ook deze
vervullen nog niet alle wenschen. Dan wordt
door de Amerikanen Spencer en Tollcs het
zgn. duplexfront uitgevonden, waarmede do
grondslag is gelegd voor de tegenwoordige sterk*
ste objectieven: de homogene olie-immersies.
De firma Carl Zeiss in Jena krijgt ondertus-
sohen de beroemde physicus A b b e als mede
werker. Dank zij diens diepgaande onderzoekin
gen en berekeningen op het gebied der optica
wordt het mogelijk om niet alleen de achromati
sche objectieven te verbeteren, doch ook om nog
andere objectieven te vervaardigen, die voor alle
kleuren van het spektrum zijn gecorrigeerd: da
apochromaten. Ahbe construeert een belichtings-
apparaat, dat tegenwoordig nog aan alle groote
mikroskopen is aan te treffen
Allerlei hulpmiddelen voor het mikroskopiscÜ
onderzoek worden geconstrueerd. Siedentopf en
anderen maken zich verdienstelijk door hun
onderzoekingen betreffende donkerveldibelichting
en ultramikroskopie.
De mikroskoopstatieven ondergaan nieuwe ver*
beteringen. De Winkelsche prismaschroef wordt
langzamerhand vervangen door de constructies
volgens Berger, Reichert en Meyer, welke zuiver
der werken. Men maakt beweegbare objecttafel3j
draaibare, centreerbare en kruistafels, welke bij
Schematische doorsnede van een mikroskoop met
Winkel'sche mikrometerschroef-constructie (a). Deze
mikroskoopuilvoering dateert uit het laatst van de
19e eeuw, doch wordt ook tegenwoordig nog wel
gebruikt
de grootste der huidige instrumenten gecombi
neerd zijn in de groote draai- en centreerbare
kruistafel. Ingrijpende wijzigingen doen zich nu
niet meer voor, wel worden verschillende onder*
deelen in de constructie veranderd.
Dan de 20ste eeuw. Het binoculaire miskroskoop
doet zijn intrede op grootere schaal. Nog steeds
worden verbeteringen aangebracht in de optiek
en de statieven. De mikroskopie begint langzamer
hand meer populnir te worden, aangemoedigd door
de niet meer zeer kostbare kleine instrumenten
die in den handel worden gebracht, die, alhoewel
zeer eenvoudig gebouwd, den natuurvriend meni-
gen interessanten blik kunnen laten slaan in de
■wereld van het kleine. Ook zijn thans goede voor
schriften en aanwijzingen beschikbar voor het
zelf vervaardigen van oen eenvoudig mikroskoop-
statiefje. De Kosimos/Gcsellschaft der Natur-
•freunde te Stuttgart geeft hiervoor o.a. een bro
chure uit en stelt de noodzakelijke onderdeden,
welke niet zelf te maken zijn, zooals de optiek
•bijv., voor weinig geld beschikbaar.
O"
In het bovenstaande hob ik dus heel in het kort
een overzicht gogovcn van de ontwikkeling van
het mikroskoop door de eeuwen heen. Vanzelf
sprekend kan dit overzichtje in gecnen deele op
volledigheid bogen, doch dit was ook niet de be
doeling.
Over de eigenlijke miskro&kopic: het gebruik van
een mikroskoop en do praoparatio wil ik het thans
nog niet hebben; ik stel mij echter voor, hierover
ïn volgende arttkelcn eens een en ander ten
beste te geven.
De optische wetenschap word in de 13c eeuw
gegrondvest door R. Ba co (12141294).
In de 17-de eeuw werd eigenlijk pas de grond
slag gelegd voor de microskopische
studie. Het is
mwilijk te Mg-
wie het eerst
een instrumentje
vervaardigd heeft
dat den naam
van mikroskoop
zou kunnen dra
gen.
C o r n e 1 i s Ja-
cobsz. Droft-
bel (1572-1631)
moet zich hier
mede, naast vele
Q 1\ andere onderzoo-
(J kingen en proef
nemingen op het
Schematische teekening van een gebied der nu-
mikroskoop van Antoni van tuur- en werk-
Leeuwenhoeck tuigkundc, reeds
een enkele maal
bezig gehouden hebben. Werkelijk betrouwbare
gegevens staan hiervan echter niet ten dienste.
Meer is bekend omtrent Zacharias Jansen,
die in 1588 in Den Haug werd geboren als zoon
van een lenzenslijper. Na den dood van zijn
vader leerde hij, het slijpen van lenzen in diens
werkplaats en vestigde zich in Middelburg,
waar hij zich voornamelijk toelegde op het ver
vaardigen van kijkers en teleskopen. Ook heeft
hij verschillende mikroskopen geconstrueerd.
Of Zacharias Jansen tie werkelijke uitvinder
.van het miskroskoop is, staat niet vast; in allen
gevalle heeft hij tot de constructie van deze in
strumenten vedl bijgedragen.
Als grondlegger van de mikrographie, of
beschrijvende mi kroskopic hebben
wij Antoni van Leeuwenhoeck te be
schouwen, die in 1632 te Delft werd geboren en
in 1723 aldaar overleed. Reeds als jongen had
Leeuwenhoeck groote belangstelling voor de
levende natuur, waarin hij door zijn vriend
schap met Jan Swammerdam nog versterkt
werd. Aanvankelijk opgeleid voor den handel,
dreef hij later een lakenwinkel, terwijl hij daar
naast nog enkele baantjes in de stad waarnam.
Vremde talen heeft hij nimmer geleerd, het
geen later een groote handicap voor hem was.
De taal der geleerden van dien tijd, liet Latijn,
was hij dus niet machtig en daardoor was hij
genoodzaakt bij zijn latere publicaties de hulp
.van anderen in te roepen voor vertaling.
Aanleiding voor zijn mikroskopische studiën
was een mikroskoop van Zacharias Jansen, dat
hij eens in zijn bezit kreeg. Hetgeen hij met dit
instrumentje zag, maakte zijn helnngstelling
gaande en had tot gevolg, dat hij zich daad
werkelijk ging bezig houden met het construec-
ren van mikroskopen en met mikroskopische
onderzoekingen. De door hem vervaardigde mi-
kroskoopjes wijken geheel af van de tegenwoor
dige instrumenten; ze waren zoo klein, dat ze
in een groote lucifersdoos konden worden op
geborgen. Hij maakte ze geheel en nl zelf, ver
vaardigde ook zelf de lenzen.
De mikroskopen van Leeuwenhoeck waren de
beste van zijn tijd en hebben hem tot talrijke
zeer belangrijke ontdekkingen in staat gesteld.
Hij bezat 527 van deze toestelletjes, waarvan
.vele vervaardigd van zilver, sommige zelfs ook
van goud. Op al deze dingen was hij zeer zuinig
en gaf ze ook nimmer uit handen, hetgeen van
wetenschappelijk standpunt beschouwd eigenlijk
niet te billijken is, daar geheimhouding van
uitvindingen van dergel ijken aard den vooruit
gang tegenhoudt.
De vergrooting
van Leeiiwen-
hoccks inikros- dra*
kopen varieer- f 1 Zk
de van 40 tot If *41
270 X, voor- L Okin
waar reeds een J[ linxrf&s
zeer mooi re- mS/M JV rJII ITmat
sulfaat! Leen- T
wcnhoeck was ét w I
ook de eers'e «ft
die voor dc V
versterking JA M
van het licht lij'
aan zijn in- Vy
strumentjp.s «F
een hol spie- l
geitje mon- V
teerde.
Op 15 Augus-
tus 1673 ont-
dekte Leen-
wcnhoeck in «20
menschenblocd
de roode bloed- Mikroskoop van Chevalier, Paris,
lirhaampics I860. «.Naar een gravure uit
'(crythrocyten). dien tijd)
Dit was kort
nadat dc
bloedsomloop ontdekt was door Ilarvcy. Tliar.i
66
Pontresina
Daar iedereen, die van uit Innsbrück Zwitser
land wil bezoeken met den trein van 7.20 des
morgens vertrekt, is het een waar kunststuk
om zich daarin een „staanplaats" te veroveren.
(Van zitplaatsen spreken we niet eens).
Via Feldkirch bereikt mon Chur, waar de we-
Gezicht op Pontresina.
rcldberoemde Rhiitische baan begint, een der
stoutste scheppingen van het genie. Langs af
gronden, over hooge viaducten, langs smalle
wegen uit dc rotsen gehouwen met de bruischen-
de rivier in de diepte, biedt deze lijn de meest
verrukkelijke panorama's
Bij Filisur viel een koude regen, maar toen we
een zeer langen tunnel gepasseerd waren, was
het weer op eens veel beter, wat een der reizi
gers aanleiding gaf den conducteur te vragen,
of hij nóg een beetje van die tunnels had, waar
we dan z.eker met zonneschijn zouden arriveeren.
liet weer in Pontresina was vrij gned, maar
telkens kwam er zoo'n natte, koude wolk door
het dal wat vrij onaangenaam aandoet. Het dorp
ligt iets hoogcr en 8 minuten van het station.
Den volgenden morgen straalde de Rosa-gletcher
in haar volle heerlijkheid en besloten we een
tocht te maken naar Alpgrüm eri de Morterats-
gletcher.
Toen we uit het raam van onze kamer naar
buiten zagen, was er een hecle troep arbeiders
bezig den weg te tceren. Heel Pontresina rook er
naar. Het bleek een „schrikkelijke pleit" de vuile
straat over te steken naar het verhoogde trottoir,
wat achteraf ook nl geen veilige schuilplaats
bleek, daar de koetsiers om hun rijtuigen te
sparen nu doodleuk óók op het trottoir reden.
Do weg naar Alpgrüm, een uur sporens, loopt
voor een deel langs de Bcrnina-rivier. Dicht bij
dit plaatsje, toen de glctchers zich in hun volle
majesteit gingen ontplooien, kregen de reizigers
(allen Duitschers) het ontzaggelijk te pakken.
Wundcrbarl zei er een en meteen werd er een
raam neergelaten en stroomde een hevige vries-
koudc in do verwarmde coupé. Een volgend
moment werd een juffrouw in een tegenoverge
legen deel der coupé „berauscht" en zoo gingen
onder herhaalde: „Wunderbars" zoowat alle
ramen omlaag, waarop een oude heer, diep in
een bouffante gehuld uitriep: „Es zieht hier
ganz wunderbar".
Op eenseen jubelende roep van een andere
„berauschte" juffrouw: „een gems, een gems!"
Alles vliegt op om dit wonderdier in zijn natuur
staat te aanschouwen. Och het wasdc Pas
gemolken geit van het Hotel Belvédère. Het was
een onvergetelijk schouwspel die oogverblinden
de glctchers en sneeuwbergen. We koerden naar
Pontresina terug, ditmaal gebruik makende van
een geheel ORcn wagen. In Holland zou geen
sterveling het in zijn hoofd krijgen achter aan
een trein in een goederenwagen te gaan zitten.
Is deze echter knal-blauw geschilderd, staan er
stoeltjes in en staat er voorop een groot bord
met dc woorden: „Aussichtwagen", dan haast
iedereen zioh natuurlijk om daarin een plaats te
krijgen. Toon echter aan het eind der reis een
erg lange, kille en flink druipende tunnel moest
gepasseerd worden, was dc lust voor die „Aus-
siohtwagens" merkbaar bekoeld. Te Pontresina
weergekeerd met een tuil van de in het wild zoo
schoon bloeienoe Gentiaan-klokjes, werden we
aan tafel verrast door het gerecht: Artisjokken,
dat meer bij de Fransohen dan bij de Duitschers
bekend is.
Vooral toen ter tijde was de wijze, waarop men
Artisjokken moet eten niet aan ieder bekend en
nu was het vermakelijk om op te merken, hoe
aan verschillende tafeltjes plotseling een zeer ge
animeerd gesprek ontstond, dat blijkbaar zoo in
teressant was, aat de Artisjokken op hun bord
een quantité ncgligeable werden, terwijl onder
wijl de oogen ongemerkt gluurden naar anderen,
die ze blijkbaar kenden of deden alsof enze
opeten.
Een zeer mooie terugweg van Pontresina is via
Rorschach, waar de treinreis wordt onderbroken
door een verfrisschende vaart over het meer van
Constanz naar Friedriechshafen, waar de trein
klaar stona met een coupé er in voorV-lis-
singen.
Te Ulm aan den Donau was onze reislust door
do hitte zoo gedoofd, dat we er den nacht over
bleven en de sohoone Munster beoagen. Van Ulm
reisden we met een jong gehuwd paartje en een
heer van middelbaren leeftijd. Toen de ee>rsto
lunch was afgeroepen verdween die heer, zijn
bagage, jas etc. in onze coupé achterlatend.
Kort daarop kwam de conducteur, vroeg onze be
stemming en regelde de plaatsnummers. Een tijdjo
later, in den zijgang een sigaret willende rooken,
bemerkte ik, dat we opgesloten waren. Dat is
wel oen hoogst onaangename gewaarwording,
vooral als do couranten, zooals toen, vol berichten
stonden over ongelukken.
Toen de trein een half uur later stopte, konden
wo pas uit onze gevangenis bevrijd worden.
Daar wc genoemden heer even voor zijn vertrek
met den conducteur hadden zien praten, lag het
voor de hand te meenen, dat hij dezen had ver
zocht de coupé zoolang af te sluiten, omdat zijn
mogelijk waardevolle bagage dan veiliger zou
zijn.
Bij zijn terugkeer daaromtrent door ons ge-
intcrpelieercl, barstte hij in lachen uit, riep den
conducteur tot getuige van zijn onschuld, wat
aanleiding gaf tot een zeer geanimeerd gesprek.
De conducteur had gedachteloos de nummers ver
zet en toen do deur gesloten. Het jonggehuwde
vrouwtje was een dartel, bewegelijk ding, dat
onze reis menigmaal door haar grappige uitval
len en plagerijtjes van haar man opvrnolijkte. Uit
een reusachtig papieren pak, dat we onmidde-
lijk met den naam van „Wickelkind" bestempel
den, kwam een hotellunch voor den dag, waar
aan zij een buitengewone eer bewees. Het is vaak
miraculeus, hoeveel aardsche zegeningen er ver
dwijnen kunnen in de meest nietige persoontjes.
Haar „pathos" was zoo nu en dan verrukkelijk.
Toen haar overigens weinig sprekende man een
werkelijk zeer interessante opmerking maakte,
zei ze: „Ich will dir zu Hause eine Lorbeerkrono
flcchten vonHopfen und Petersilie".
Toen hij daarop een courant gekocht en een
tijdje gelezen had en door de groote warmte in
slaap gevallen was, zei ze op eens met de armen
omhoog geheven: „Ach Sehen Sie einmal, so ein
Kerl. Erstens liest er und denn schlaft er". Wij
stapten dien dag in St. Goar uit om nog een
avond te genieten aan den oever van den druk
bevaren Rijn. Toen we per expresse-boot na
Keulen voeren lag op dien heeten namiddag do
halve Rijnprovincie in het water.
Het was in Keulen in de hotels geweldig vol en
we maakten gebruik van het aanbod, dat door
particulieren bij de late booten en treinen vaak
wordt gedaan om vreemdelingen te herbergen.
Daar het medegaan met geheel onbekenden in
een groote stad zijn bezwaren heeft, zoo is ten
dezen altijd wel een geuniformde (postbeambte,
conducteur) te verkiezen.
Al is het reizen zeer zeker als een buitengewoon
genot te beschouwen, het moet ook een hoog
staand genot blijven. I-Ielaas ontmoet men op
reis in den tegen woordigen tijd een onder het
gewone publiek ingedrongen element van infe
rieure kwaliteit. Als men te Neurenberg in do
Sebaldiiskirchc staande voor het meesterlijk ge
wrochte Sebaldusgrab plotseling achter zich
hoort: „Allemaohics Tinus, die piessang loir ok
reussesekuur in z'n kissie" dan voelt ge dit aan
als een ontheiliging van de gewijde plaats, waar
ge vertoeft.
Huize Mooi-land G. K. A. NONHEBEL
Uit het Arsenaal
der Heraldiek
Heraldiek is dc wetenschap betreffende geslachts
wapens. de wapens van kleinere en grootere geo
grafische en staatkundige eenheden, die dikwijls
niet altijd van geslachtswapens zijn afgeleid.
In ruimeren zin kunnen wij er ook bij indeelen
de wapens die door officieele personen krachtens
hun ambt worden gevoerd, b.v. notarissen, of door
kerkelijke pcrosnen als de hoogere geestelijkheid
der Katholieke Kerk en eindelijk de wapens van
allerlei voreenigingen.
Natuurlijk heeft de geschiedenis der heraldiek,
die in Europa pas zich naar vaste regelen begint
te ontwikkelen in het midden der twaalfde eeuw,
een vóórgeschiedenis
Elke wetenschap heeft haar min of meer in sche
mering verborgen begin.
De scheikunde wortelt in de alchemie, de ster
renkunde in de astrologie; de geschiedenis neemt
haar oorsprong uit het epos; aardrijkskunde en
volkenkunde rusten in den aanvang op mythen
en fantastische verhalen. Zoodra de geest van het
empirisch en critisch onderzoek zich van den
mensch meester maakte en hij zich betere hulp
middelen wist te verschaffen, begon hij de sluier
van het geheimzinnige te verwijderen om tc ko
men tot klaarder schouwing.
Do mensch kon nu eenmaal niet anders.
Toen hij eenmaal van den boom der kennis do
vrucht had beproefd, was de drift in zijn ziel ge
legd, om te kennen en te weten en te doorgronden
de geheimen die God in natuur en leven heeft
gelegd, en om de natuur aan zich dienstbaar te
maken. En nl blijft ten allen tijde geldig het
woord „wij kennen ten dode", en al blijft, zooals
Carlylc zegt, alle wetenschap slechts een vlies,
dat hoendrijft over dc groote, heilige oneindigheid
van het niet-gewetene, waarin wij nooit kunnen
doordringen, dc wetenschap is een gave Gods, die
wij niet meer kunnen missen.
De mensch is het van God geadelde wezen der
schepping, een weinig minder gemaakt dan de
Engelen, niet eer en heerlijkheid gekroond. Doch
hij wenschte al vroeg een eigen menschelijkc adel
dom. niet zoozeer voor zijn persoon als wel voor
zijn stam, zijn volk. Daartoe schiep hij zich onder-
sc-heidingstcekenen.
En hiermee komen wij op het gebied der prae-
heraldiek, nog geen wetenschappelijk systeem,
ontstaan vele eeuwen voordat de wapenkunde zich
naar vaste regelen begon te ontwikkelen.
Dc mensch l>cleefdc dc eenheid, de saamhoorig-
hcid met zijn volk. Dat volk moest wijsheid,
macht, grootheid bezitten, en daarvoor werd een
tcokcn gesteld.
Voor do Chineezen was het de draak, voor do
Egyptenarcn de stier, voor die van Athene een uil.
Dc Athecnsche stedemaagd, gehelmd en met een
speer, zinnebeelden van onbevreesdheid en weer
baarheid en met den uil, de vogel der wijsheid
aan haar voeten, heeft zich tot den huidigen dag
gehandhaafd op de kamers onzer studenten en de
zegels van sommige universiteiten.
Tot het gchccle volk sprak in de oudheid nog het
moest de adelaar, de zonnevogel, symbc >1 van
vrijheid, edelen moed, en ontembare kracht.
De adelaar werd reeds geroerd door Cyrus, die
ongeveer 530 v. Chr. het Perzische rijk stichtte.
Mot een adelaar op den standaard gingen zijn le
gioenen te velde. Dc Grieken stelden Zeus, do
Romeinen Jupiter voor, begeleid van een adelaar.
In hun strijd tegen de Cimbrcn en Teutonen, 113
tot 100 v. Chr. werd dc adelaar als vaandel toeken
gebruikt. Men ziet hem staan op een soort plat
vorm, mot uitgespreide vleugels in aanvalshou-
ding in een krans van lauwertakken en aan den
voet do letters S. P. Q. R., d.i. „Van den Senaat en
het volk van Rome".
De adelaar bleef hij de Romeinen als veldteekcn
behouden totdat Constantijn de Groote hem als
vcldtoeken verving door het Christus-monogram.
Doch op den keizerlijken scepter en op dc zegels
der Roomsch-Duitsche keizers bleef hij behouden.
Ook in het volksgeloof der Oude Germanen be
kleedde do adelaar een voorname plaats.
Hij versierde do zaal van Odin in Walhalla en
was de oorzaak van het ontstaan der winden. In
de jongere Edda leest men:
„Toen vroeg Gangleri: Van waar komt de wind,
die zoo kraohtig is, dat hij de wereldzee in oproer
67.