Zoek maar Buivenlandücli Oveizidir Van Spokenangst en Dievenvangst door C. Key 0) Vóór hem, enige tientallen meters vóór hem, dan- sen statig witte gestalten tussen de donkere bo men door. Dreigende spookgedaanten, die pleohtig voortglijden, kalm en statig. En opeens klinkt een jammelijk kindergeschrei* Een gekerm, dat door merg en been dringt. Dim voelt de veldwachter, dat ie z'n benen weer bewegen kan, en, zich omkerend, vlucht hij, zonder omzien. Ilij glibbert dwars door een plas. Hij botst bijna tegen een boom. Z'n hoofd duizelt. Ze zitten hem immers ach terna! Alweer botst ie bijna tegen een boom Pas in de dorpsstraat komt ie tot rust Onder de lantaarn gooit ie de modderige batterij met een vies gezicht vèr van zich af Dan gaat ie naar huis. HijHij lééft nog! Gelukkig! 'Op 't zelfde ogenblik, dat de veldwachter z'n deur open doet, klimmen twee donkere gestalten over 't witte hek bij de ruïne. Ze verdwijnen achter een brokkelig muurtje. Zwij gend. Er slaat een deur dicht. Dan wordt het angstwekkend stil. VIII. EEN PAPIEREN SPOOK IN DE KLAS Dinsdagmorgen. Na 't speelkwartier. Eventjes leek het, of 't vertellen tódh niet door zou gaan. Ze zijn zo extra rustig geweest. Geen wóórd gezegd, bijna. En toen opeens is de meester op Marietje Kruis hout toegelopen, heeft z'n hand uitgestoken en gezegd: „Geef maar hier, Marietje!" Ze is vuurrood geworden en heeft 'r pen aan den meester gegeven. „Nee, dat briefje!" Ja, toen móést 't wel. De meester heeft 't gelezen, met een frons om z'n neus. ,,Zozó!" heeft ie toen gezegd, „zozó!" Piet Govers keek achterom, 'n beetje ongerust, maar toch schijnbaar kalm. „Weten jullie ouders er óók al van?" zei do meester toen. „WAarvan?" vroeg Piet, onnozel. Marietje zat zich alleen maar te schamen. „Hiervan!" „Daarvan, o, nee!" antwoordde Piet. „Nu, zoiets gebeurt niet meer!" zei de meester toen. En. tegen de hele klas: „Denk er om: briefjes schrijven aan elkaar is verbóden. Oók van jongens onder elkaar en meisjes ondea elkaar! Absoluut verboden!" Toen heeft ie 't briefje in z'n portefeuille ge stopt En de meester gaat nu vertéllen; ze zijn alle maal blij. Vanmiddag is er geen school: de on derwijzers hebben een vergadering. De kinderen rvinden 't wel fijn, dat die vergadering niet op Woensdag- maar op Dinsdagmiddag wordt ge houden. De onderwijzers ook. Een buitenkansje! De meester gaat op de bank bij Piet zitten, de eerste bank van de middelste rij. ,,'t Boek, waarin ik 't gelezen heb, is van, Dickens, 't Is een kerstverhaal." De meester wipt weer van de bank af en schrijft een naam op bord. Een heel rare naam: Scrooge. „Je spreekt uit: Skroedzj!" zegt hij, met een heel lange oe. Deze Scrooge is de hoofdpersoon van m'n verhaal. Een echt gierige man. In heel Londen is geen man te vinden die gieriger is dan hij. Er is natuurlijk niemand, die van hom houdt. En h ij houdt ook van niemand, alleen maar van z'n kasboek en z'n geld. De heren, die een collecte houden voor 't kerst feest der armen, krijgen geen cent van 'm los. „Die armen moeten ze maar in de gevangenis zetten" zegt Scrooge. „Of naar de werkvcrscnuf- fing sturen." De klerk van Scrooge zit in een apart klein kan toortje, waar 't zó koud is, dat ie de hele dag z'n das omhoudt. Een overjas heeft ie niet: hij ver dient bijna niets. En toch is Bob, de klerk, blij, omdat 't kerstfeest gaat worden: morgen, mórgen al. „Je moet zeker morgen vrij hebben?" bromt Scrooge, en Bob zegt heel beleefd; „Als u 't goed vindtNou, hij krijgt dan de eerste kersldag vrij, per gratie. Onderweg komt Scrooge z'n neef Fred tegen. Dio wenst hom een vrolijk kerstfeest; Scrooge knort, dat ie niet aan kerstmis doet. Toch nodigt Fred hem ten eten, morgen, maac Scrooge neemt zich vast voor, niet te gaan. „Nou, dag hoor!" zegt ie de hele tijd. Maar... als tie 's avonds thuiskomt... Hij woont helemaal alleen: Z'n compagnon, Mar- ley, (spreek uit Maalie, de laatste ie zeg je mcfi je mond wijd open) is al jarenlang dood. Als tie 's avonds thuis is, en de deur op slot heeft gedaan, klinken er holle voetstappen be neden. De deur valt dicht... 't Komt de trap op..* Dan, ineens, komt er iemand binnen, dwars doop de deur heen..." „Een spook," zucht Marietje Kruishout. „Ja, een spook. En hij herkent 'm: 't is Marley* Hij is helemaal doorschijnend. Je kunt op z'n buik en op z'n rug tegelijk kijken. En om z'n middel zit een grote ketting, met spaarpotten ep aan en sleutels en geldbuidels enz. Het eind van de ketting hangt over de grond. En de geest, het spook, vertelt aan Scrooge, dat die ketting door hemzelf gemaakt is .tijdens z'n loven: schakel voor schakel. En dat Scrooge ook Oud winterliedje Vam buiten ijs, van binnen gloed, Is 't 's winters in de Nederlanden; 'Al zijn er turfjes om te branden, De grond is 9neeuw, en ijs de vloed; En ja! het huis zo dicht te sluiten, De jas te knopen tot de hoed, Dat staat misschien wel kil van buiten; Maar haard en hart zijn warm en goed... Van buiten ijs, van binnen gloed. EHk land heeft zo zijn eigen wijs, En ook zijn eigen eer, m'n vrinden: Zo zult ge andere landen vinden: Van buiten gloed, van binnen ijs! Mocht iemand uwer dan verkiezen Te zijn in Napels of Parijs, Ik wil geen woord er om verliezen, En gun hem graag dat Paradijs: Van buiten gloed, van binnen ijs! Maar ik, ik zeg het rond en goed; Ik hou het met de Nederlanden! Wij schijnen mooglijk niet te branden, Maar doen het, waar het még en moet! Wij hebben te alle tijd gegeven Don arme, wat zijn leed verzoet, Den vriend ons hart, der trouw ons leven, En 't lieve Vaderland ons bloed Van buiten ijs, van binnen gloed. Dr J. P. HEIJE. (Waar is het wilde zwijn? Het Hollandse weideland in wintertooi. .70 zo'n keten draagt, alleen nóg langer. Onzichtbaar. „Maar," zegt Scrooge, „je bent toch altijd een goed zakenman geweest, Jacob." (Jacob was de .voornaam van Marley.) „Ik heb me alléén met m'n eigen zaken bezig gc- liouden, terwijl ik met m'n geld arme mensen had moeten helpen," zegt Marley. En Marley vertelt nu, dat Scrooge drie spoken, drie geesten, op bezoek zal krijgen... Toe, Marietje, stel je niet zo aan, kind, met jo geril, je meent er niks van! Drie geesten dus. Dan verdwijnt Marley, met 't eind van de ketting over z'n arm, 't raam uit. En Scrooge ziet en hoort buiten nog veel mcér geesten, die allemaal rammelende kettingen dra gen. Dan voelt ie aan de deur: gesloten, op 't nachtslot! En hij wankelt naar z'n bed, waar hij onmiddellijk inslaapt „En toen. meester?" De meester kijkt heel verwonderd, of tie zeggen •wil: „Wel, nou is 't natuurlijk uit!" „Nee, meester en die drie geesten dan?" „Maar zou 'k dat niet liever tot een volgende •keer bewaren?" De meester kijkt of tie 't hèus jpvcent. „Hè nee, meester. Verder vertellen „Ja, maar misschien dromen jullie er dan van nacht van DONDERDAGAVOND Duitec-hland heeft z'j" dertigsten Januari herdacht', den dag der nationaal-socialistische machtsover name, en het heeft dit gedaan op een manier, die voor dit land karakteristiek is. 's Rijks vertegen woordigend lichaam kwam bijeen, niet zooals dat toch zoo langzamerhand wel weer zou kunnen, in het ten deele door brand aangetaste Rijksdag- gebouw, doch in de Kroll-Opera, waarvoor de Führer en Rijkskanselier een merkwaardig zwak schijnt te bezitten. De ruim zevenhonderd afge vaardigden waren voor het overgroote deel in unifonm gestoken, zoodat de enkeling in civiel er zich een witte raaf gevoelde. Zij kweten zich schier automatisch van hun taak, luisteren, juichen en zonder één woord commentaar goed keuren, terwijl tenslotte het leeuwenaandeel voor Adolf Hitler was, die een redo heeft gehou den, zoo lang, dat wellicht deze en gene het beg n reeds uit het geheugen had verloren, aleer de eindpaal werd bereikt. Toen brak het applaus zich baan, met zulk een geweld, dat wie in de nuchtere aanwezigheid van een luidspreker toe luisterde, ergens elders op de wereld, zich ver baasd afvroeg, wat er ginds toch wel aan de hand moest zijn. Blijkbaar een geestdrift, die zich eer overgaf aan den fascineerenden invloed eener bijzondere persoonlijkheid, die wist te bezielen en mee te sleepen, dan aan den inhoud zelf van het gesproken woord. Want deze rede, die van kwar tier op kwartier langzaam vorderde, was voor het overgroote deel niet anders dan een pelgrimage door het nog dichtbije, vierjarige verleden, cu opende, waar zij zich met de toekomst bezighield, voorzeker geen aspecten, die door een grootsclie nieuwheid deze massale „Heil's" motiveerden. Een Rijksdagbij eenkomst, de nationaalsocialis- tische massa-regie heeft zelf er ons aan gewend, wekt altijd verwachtingen van iets exceptioneels en opzienbarends. Ditmaal heeft zij deze climax niet gebracht; de tijd der verrassingen is naar 's Führens eigen woord, thans voorbij. De verga dering heeft, natuurlijk met eenparige stem, ver schillende besluiten goedgekeurd, waaronder de verlenging van Hitiers volmachten voor een twee de periode van vier jaar, en verder kennis geno men van het feit, dat Duitschland zijn handtee- kening onder het tractaat van Versailles thans geheel en al terugneemt, waarmee het wil te ken nen geven, dat het de schuld voor het uitbreken van den wereldoorlog, het in benarde dagen op gedrongen, welbewust van zich wijst. Het vraagstuk wat er moet geschieden met d9 voormalige Duitsche koloniën is, mede hierdoor, als vanzelf weer wat dichter naar den voorgrono geschoven. Dit wordt zoo langzamerhand een kwestie, die als een nieuwe wolk zich boven de naaste toekomst samenpakt In Japan hebben de raken, eindelijk, hun keer genomen. De kabinetscrisis, uitgebroken door de zeer onwelwillende wijze, waarop het Japansche Lagerhuis het ministerie-Hirota bejegend heeft, ia nu opgelost. Oegaki, die op voordracht van prins Sayonji, den grijzen raadsman der Kroon, met de formatie was belast, kon deze taak niet tot een goed einde brengen. Leger en vloot waren onverbiddelijk; zij eischten machtsconcessies, ten nadeele van de positie van het parlement, die deze staatsman niet kon verleenen. Hij bleef, gelijk van hem verwacht werd, op zijn stuk staan, en moest dus terugtreden. Toen restte den prins-adviseur niets anders, dan een nieuwen kabinetsformateur te zoeken, een keuze, die uit den aard der zaak vrijwel met een capitulatie gelijk stond. Hayasji werd aangewe-zen, een man wiens naam op zich zelf reeds een programma i6. In China noemt men hem, veelzeggend, den erensschender, gezien de rol, die hij in de geschiedenis van de aftakeling van het Hemelsclie Rijk heeft gespeeld. Hayasji had twee hooge leger-functionnarissen op het oog voor de verantwoordelijke posten van Oorlog en Marine. Men heeft hem deze lieden niet gegund, doch hem genoopt, de militaire autoriteiten te aanvaarden, die leger en vloot zelf voor deze portefeuille naar voren schoven. Hij heeft er zijn fiat aan gegeven, en door deze daad nog eens onderst reept, hoezeer de invloed der militairen alle dammen heeft doorbroken. Het zal niemand behoeven te verbazen, zoo nu de plannen der „soldateska" goeddeels in vervulling gaan; de mislukte Feibruari-opstand van het vorige jaar blijkt, na zooveel maanden, toch uiteindelijk haar vruchten te hebben gedragen. In Japansche parlementaire kringen is men over dit alles zeer verontrust en in dezelfde mate ver stoord. Het parlement heeft geweigerd, zich op nieuw voor eenigen tijd te verdagen, teneinde het kabinet gelegenheid te geven, zijn budgetaire plannen in den gewcnschtcn vorm te gieten. Deze weigering kwam voort uit de behoefte, duidelijk zijn ontstemming te uiten over het feit, dat een kabinet aan de macht komt, waarin de partijen niet vertegenwoordigd zijn. Tenslotte heeft Je keizer ingegrepen, zoodat de parlementariërs het hoofd in den schoot bobben te leggen. Dat belooft iets tegen den tienden Februari, als de zitting van het Lagerhuis heropend wordt! Wellicht vliegt dan het hok van den dam Tn de Vcreenigde Staten kent men ook zijn tegen spoeden. Moge, na een staking die aan handel en scheepvaart schier onberekenbare schade heeft berokkend, de arbeid op schepen en kaden weer ter hand zijn genomen, in de automobiel-industrie is de toestand donkerder dan ooit Gelijk men weet hebben stakende arbeiders een aantal fa- oude vrouw togen een jong meisje, dat oen plukje haar na 't kammen in de kachel gooide, „moet je nooit verbranden". „Waarom niet?" „Dat is niet goed". „Maar waarom dan toch niet?" „Daar krijg je hoofdpijn van". Zulk bijgeloof is vele eeuwen oud; het dateert nog uit den tijd van onze heidensche voorvaderen, en is van ouder op kind de eeuwen door gegaan. De evangelie-predikers uit de zevende en achtste eeuw hebben het animistische denken niet geheel kunnen uitroeien; en meermalen hebben ze de onuitroeibare animistische gebruiken weten in te lijven in het Christelijk denken. De gewoonte van het eten van Paasch-eieren en 't ontsteken van Pinkstervuren bestond reeds vele eeuwen voor de Christelijke feestdagen bekend waren in deze landen; 't waren voorbeelden van animistisch bijgeloof; maar het ei is op Paschen het symbool geworden van het verrijzend loven en het vuur in den voorzomer het symbool van den Pinkstergeest. Wonderlijk taai zijn die oude animistische ge bruiken. Waarom is 't de gewoonte, de koppen van de poort- en gevelversieringen der groote ge- bouwen zoo monsterachtig leelijk te maken? .Waarom zijn de waterspuwers onzer torens, de pilaarversieringen zelfs in kerken, de beroemde koppen aan de Notre-Dame-kerk te Parijs zoo ge drochtelijk? „Dat is nu eenmaal architectonische gewoonte", zal men u zeggen. Ja, maar die ge woonte dateert nog uit den heidenschen tijd, toen men schrikliarende monsters noodig had, om de „booze geesten" van huis en tempel te weren Waarom zet men in sommige streken van ons land, als er iemand sterft, gauw deur of raam open? Waarom keert men dan nog wel spiegels en schilderijen om? Waarom trekt men in Friesche dorpen nog driemaal met het lijk het kerkhof om, alvorens de poort binnen te gaan? „Uit eerbied voor de traditie; uit rouwbetoon", krijgt u tot antwoord. Maar onze animistische voorvaderen wilden de geesten der afgestorvenen maar liever weg laten trokken; ze moesten in hun eigen huis zich niet moer thuis voelen; ze moes ten den weg van de begraafplaats naar huis niet meer terug weten te vinden; want ze waren jegens de levenden jaloersch, en kwaad gezind. Zoo oor- deelen vele duizenden in ons Oost-Tndië nóg, en ze handelen op overeenkomstige wijze En zoo blijkt op den bodem van ons Christelijk denken nog menig animistisch, bijgeloovig restje te liggen. Zoo doorzien we nu het koddig en tevens aan doenlijk geval, dat een kind aan een jonger kind leert, een uitgevallen melktandje over 't hoofd te gooien, zoo dat je 't niet meer terug vinden kan (magie in de handeling; animistisch in 'f geloof aan de geheimzinnige kracht van het tandje!) Zelfs wordt er soms 't versje bij opge zegd: „Lieve Heer, „Geef mij mijn tandje weer". Lach daar niet om. Spot daar niet mee. Kinder" spelen en kind erge woon ten, argeloos overgenomen de eeuwen door, hebben een ongelooflijk taai be staan. Veel erger is, dat volwassenen in critiekloos, kin derlijk, on-logisch en on-oorzakelijk denken Ln „gezelschappen" tot de meest dwaze vergeestelij king vervallen van de eenvoudige gegevens uit den Bijbel. Een historisch vóórheld, dat ik zelf op een begra fenis hoorde: Een oefenaar, sprekende over de geschiedenis van de Samaritnansche vrouw, „ver klaarde", dat haar „vijf mannen" onze vijf zin tuigen waren, die door de zonde verdorven zijn, (die we dus eigenlijk niet meer hebben); de „zes de man", die ons niet toekomt is's menschen eigengerechtigheid(!) Een ander gezelschapsman beweerde indertijd, dat Paul Krüger geen kind van God kon wezen. Hij had n.l. eens een vrouw gesproken, die in een nachtgezicht gezien had, dat Jezus, toen Hij ten hemel voer, mot een baard heengegaan was, en dus den baard van de aarde had weggenomen. Daarom mocht niemand meer een baard dragen... Deze beide voorbeelden, voor welker juistheid ik insta, toonen duidelijk, hoe treurig een mensch dwalen kan in z'n ongeschoold, bijgeloovig, kin derlijk denken. De eisch: „Zijt don nuchteren" is voor ons vol wassenen niet overbodig, helaas. Dordrecht P. VAN DUYVENDIJK brieken 3er machtige Generals Motors bezet en wenschen zij verschillende lotsverbeteringsn. Over de al of niet gegrondheid van hun eischcn is het moeilijk, aan deze zijde van den Atlanti- schen Oceaan zich een oordeel te vormen; Europa en Amerika zijn terecht twee geheel verschillen !e werelden genoemd. Doch ernstig lijkt ons het feit, dat deze werknemers hun werkplaatsen hebben bezet en niet goedschiks wenschen te ontruimen. Aanvankelijk heeft de directie van het betrokken concern, uit utiliteitsoverwegingen, geen pogingen aangewend, haar fabrieken met behulp van den sterken arm weder in haar bezit te krijgen. Men was beduoht, dat hierdoor enorme schade aan de installaties zou worden toegebracht, zoodat men nog verder van huis was. De spanningen zijn echter geleidelijk zoozeer toegenomen, dat men nu ook hiervoor niet meer terugschrikt; de mili tairen zullen tenslotte toch ingrijpen. Aan beide zijden bereidt men zich voor op een botsing, waar bij bloed zal vloeien, waarbij dooden zullen val len. De verantwoordelijkheid voor bodrijfs- en zakenleiders beiden is wol zeer groot. Men staat als aan den vooravond van een catastrofe. Op aandringen van overheidswege heeft men thans, naar men zegt voor de laatste maal, den stakings chef Lewis en den vice-directeur Knudsen bij elkander gebracht, voor een uiteindelijke beslis sing. Hoevelen zullen met een beklemd hart deze tegemoet zien, nu dit arbeidsconflict er een dreigt' te worden, niet meer van enkele voor- en nadoe len, maar van loven en dood! Intusschen hebben de zuidelijke staten to kampen met het water, een strijd op zulk een uitgestrekia schaal, dat men zich als bewoner van het klei no Nederland zich daarvan moeilijk een voorstelling kan vormen. Deze kamp spitst zich momenteel voornamelijk toe om de stad Cairo, gelegen aan. de samenvloeiing van Mississippi en Ohio. Het Mississippi-bekken is reeds zoo overvoerd m-;t watenmassa's, dat ter weerszijden van dozen reus onder de stroom onafzienbare gebieden blank staan. Doch uit haar zijstroom nadert thans een nieuw watergeweld, dat storm loopt op dammen en dijken. Streken, zoo groot als geheel Engeland, staan reeds blank, en bieden een aangrijpend beeld van verwoesting en verlatenheid. Een Britsen journalist, die van Memphis naar Cairo vloog, verhaalt, hoe hij somtijds van horizon naar hori zon niets anders kan ontwaren dan water en nog eens water, slechts hier en daar even onder broken door een boomkruin, een dak' van een verlaten huis. Temidden van het overstroomde land vormde de rivier, hier en daar, nog tusschen haar dijken bekneld, een snelvloeien- de stroom. Karavanen van vluchtelingen zijn naar. veiilger oorden vertrokken, verkleumd en berooid, heiaden met de schamele restanten van voorma lige bezittingen. Het Roode Kruis, ondersteund door leger-contingenten, staat voor de ontzaglijko taak, de duizenden en nog eens duizenden onder dak, voeding en verpleging te bereiden, het red dingswerk te organiseeren, de orde te handhaven. Want in deze chaos van doodsgevaar en vlucht breekt zich het menschelijk egoïsme schrikbarend baan. Men tracht dijken door te steken, uitslui tend om eigen goed te bo\eiligcn; tracht hulp maatregelen te verhinderen, die voor particuliere belangen minder voordeelig zijn; men doet zelfs hier en daar pogingen, zich nog ten koste van de weggevlucht en door het rooven van hun ach tergebleven eigendom te verrijken. Behalve de millioenen, ('ie aan steun heengaan, e:scht doze waterramp m lliarden, om een herha ling iin de toeskomst, zoover menschcnkrachlen vermogen to reiken, te voorkomen. De Belgische minister van oninbare gezontineid Vandervelde, de lmkende voorman der Belgische Werkliedenpartij, is uit het kabinet heengegaan* Hij kon zich niet langer vereenigen met de bui- tenlandsche politiek dor Belgische regeering, dio met het programma, hetwelk het Belgisch socia lisme ontwikkelt, niet overeen te brengen is. Do eveneens roode minister van laiitenlandsche zaken; Spaak denkt in dit opzicht nuchterder; hij weet 's lands belangen boven partij-interessen voorrang) te verleenen. Zoo hield hij o.a. voet bij stuk, zoo wel in de kwestie der niet-tusschen komst in heti Spaansche vraagstuk, nis '.ir/.nke de schadeloos stelling, die van de roode Valencia-regoering ten gevolge van den geplecgdcn moord op De Borchw grave wordt geëiseht. Toch blijft de Belgische Werkliedenpartij het huidige ministerie steumenj het is ook hóór belang, geen voet te geven aan) de bewegngen van onderscheiden aard, zooals do fascistische „Rex", die oen algeheole ommekeeB in het Belgische staatsbestel voorbereiden. 63

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 13