Jan Pieterszoon Coen herdacht
ECONOMIE EN FINANCIEN
MAANDAG i FEBRUARI 1937
Grondlegger van het gezag in Ned. Indië
Indrukwekkende samenkomst te Hoorn
Belangrijke rede van onzen minister-president
Kranslegging bij standbeeld op de Roodesteen
8 Januari was het 350 jaar geleden dat Jan Pieterszoon
Coen, de man die ons gezag in Indië heeft gegrondvest,
wiens naam in onze geschiedenis zoo overbekend is, te
Hoorn werd geboren. Vanzelfsprekend dat men een
zoo belangwekkend feit niet onopgemerkt heeft laten
voorbijgaan. Een eere-comité, waarin de meest voor
aanstaande personen uit den lande hebben zitting ge
nomen werd gevormd.
Dr. H. Colijn, onze minister-president, bekleedde het
presidentschap daarvan.
Vandaag heeft onder zeer groote belangstelling de
officieele en plechtige herdenking plaats gehad. In de
Groote Kerk te Hoorn is een samenkomst gehouden,
waarin Dr. Colijn een zeer belangwekkende rede heeft
uitgesproken. Voorts is een krans gelegd bij het stand
beeld van Coen en tenslotte heeft het gemeentebestuur
gerecipieerd op het stadhuis, waar een kleine historische
tentoonstelling was ingericht.
Het eere-comité
Voor deze herdenking had zich een eere-
comité gevormd, waarin zitting hebben de
heeren dr H. Colijn, minister van Staat,
minister-president; jhr mr A. W. L. Tjarda
.van Starkenborgh Steehouwer, gouverneur-
generaal van Ned.-Indië; mr J. P. Graaf van
Limburg Stirum, buitengew. gezant en ge-
vol m. minister; mr D. Fock, minister van
Staat; jhr mr A. C. D. de Graeff minister
van Buitenl. Zaken en jhr mr B. C. de
Jonge, oud-gouverneur van Ned.-Indië; mr
iW. L. Baron de Vos van Steenwij k, voor
zitter van de Eerste Kamer der Staten-Gene
raai: mr P. J. Aalberse, minister van Staat,
voorzitter van de Tweede Kamer der Staten
Generaal; jhr mr F. Beelaerts van Blok
land, minister van Staat, vice-president van
den Raad van State; jhr mr dr A. RöelL
commissaris der KonLngin in de prov. N.-
Holland; ir E. A. Voorneman, burgemeester
van Batavia; mr G. J, Bisschop, oud-burge
meester van Batavia en van Hoorn; prof.
dr J. van der Hoeve, rector-magnificus der
Rijksuniversiteit te Leiden; prof. dr W. E.
Ringer, rector-magnificus der Rijksuniversi
teit te Utrecht; mr D. Crena de Iongh, pre
sident der Ned. Handel Mij; dr C. J. K. v
Aalst oud>-president der Ned. Handel Mij;
J. F. "van Hengel, directeur Ned. Stoomv.
Mij „Nederland"; B. E. Ruijs, directeur der
Stoomv. Mij ijRotterdamsche Lloyd"; A.
Plesman, directeur der Kon. Luchtvaart Mij
voor Nederland en koloniën.
i
De plechtige herdenking
Vele leden van het eere-comité met hun
'dames, waren reeds des morgens vroeg in
Hoorn aangekomen en waren om half 12
aanwezig bij de ontvangst ten Stadhuize.
Om kwart over twaalf ving in de Groote
Kerk de plechtige herdenking aan.
Ter inleiding speelde de organist vam fle
Groote Kerk, de heer G. J. Haalebo% de
Marche Solemnelle van A. Mailly.
Hierna hield de burgemeester van Hoorn,
Be heer mr H. C. Leemhorst, een korte
openingsrede
Het is mij een eervolle taak u, die van
heinde en ver hebt willen komen en onder
wie ik de hoogsten mede in den lande mag
begroeten, namens de gemeente Hoorn wel
kom te heeten op deze plaats in deze plech
tige bijeenkomst ter herdenking van Jan
Pieterszoon Coen, die 350 jaren geleden in
deze stad het eerste levenslicht aanschouw
de, aldus ving de burgemeester zijn rede
^Zijn grooten zoon eerenid en diens liefde
voor zijn vaderstad niet vergieten, is Hoorn
Verblijd tot deze herdenking het initiatief
te hebben mogen nemen. Coen's nagedach
tenis verdient een andere bejegening dan
haar ten deel valt van hen. binnen wier al
te enge gezichtskring slechts valt, wat hij
heeft misdaan.
Spr. weea hierbij op de vele goede eigen-
Schapen van Coen en op het prachtige werk
door hem verricht, erkennende dat hard
vochtigheid een donkere schaduw op zijn
leven heeft geworpen. Ondanks alles heeft
Coen de grondslagen gelegd .voor de kolo
nisatie van Indië,
Een herdenking van Coen, moest een
nationale herdenking zijn: niet aan Hoorn
behoort zijn figuur, maar aan geheel Neder
land in Europa en in de tropen. Bij ons rees
de gedachtev dat het een treffende eering
zijner nagedachtenis zou zijn, als het hoofd
der Regeering zich op den herdenkingsdag
naar Coen's geboorteplaats zou willen be
geven om aldaar in een plechtige bijeen
komst ten aanhoore, door de radio, van
Nederland zoowel als van Indië, een rede
te zijner gedachtenis uit te spreken. En
toen ik u, mijnheer de minister—president,
heb mogen bezoeken en u mijn denkbeelden
ontvouwen, toen heeft die gedacht©v waar
van ik zooeven gewaagde, onmiddellijk
weerklank bij Uwe Excellentie gevonden en
heb ik, in Hoorn teruggekeerd, het herden
kingscomité met het bericht van Uwe toe
zegging kunnen berblijden. En Uwe Excel
lentie heeft tot ons aller blijdschap zelfs het
geheele herdenkingsfeest onder Uwe hoede
.willen nemen door op mijn verzoek het
yoorziterschap van het eere-comité te aan
vaarden. Wij kunnen U voor dat alles niet
genoeg danken.
Voorts dankte spr. alle andere autoritei
ten. die zitting hadden willen nemen in het
eere-comité. en hij besloot met de wensch,
dat deze ondanks haar eenvoud 6choone
immers, betielde herdenking in aller 0-
dachten zou mogen blijven voortleven als
gen daad van ------Ji
Dispereert niet
Vervolgens betrad de minister-president,
dr. H. C o 1 ij n het spreekgestoelte voor het
houden van een herdenkingsrede, getiteld;
„Dispereert niet
Spreker begon met op te merken, dat de
vijftig tot zestig jaren, die, in ongeveer ge
lijke deelen gegroepeerd liggen ter weers
zijden van den overgang van de 16e naar
de 17e eeuw, in onze rijke volkshistorie de
belangrijkste zijn te achten,
In het laatste kwart der 16de eeuw vol
trekt zich weliswaar een nog altijd betreur
de scheiding tusschen Noordelijke en Zui
delijke Nederlanden op zoodanige wijze, dat
de gedeeldheid de eeuwen verduurd heeft»
maar tegelijk zien we in dien tijd het archi
tectonisch ietwat zonderling uitziende, doch
in den grond vrij hecht gebleken gebouw
der Noordelijke zeven provinciën tot stand
komen, een bouwwerk, dat twee eeuwen
later bovengrondsch wel ineenstortte, maar
op welks fundamenten weldra de moderne
Nederlandsche staat verrees. Die fundamen
ten voor ons onafhankelijk volksbestaan
zijn gelegd in het laatste vierde deel van
de 16de eëliw.
Daaraan paart zich dan dit bijna onge-
loofelijk verschijnsel, dat deze pasgeboren
weinig volkrijke staat door den onbegrens-
den ondernemingsgeest van een deel zijner
bewoners in den loop van het eerste vierde
der 17de eeuw, dus een goede kwarteeuw
na eigen geboorte, er in slaagt den grond
slag te leggen voor de stichting van een
groot koloniaal rijk, dat, na ruim drie
eeuwen, naar de grootte gerekend, nog de
derde en naar economische beteekenis ge
oordeeld zelfs de tweede plaats onder de
koloniale wereldgebieden inneemt.
Dr H. Colijn
Als het klokgelui den overgang van de
16de naar de 17de eeuw aankondigt dan
staat de jonge republiek gereed om destor-
men te weerstaan, die haar in de nieuw
geboren eeuw omgieren zullen en bereidt
zij zich tevens voor de eerste schreden te
zetten op den weg, die naar die grootheid
voeren zal, w^ke hyff, naar Goddelijk be
stel, onder leiding van den derden Willem,
een eeuw later tot een beslissenden factor
in de historie van Europa maken zaL De
Oost-Indische Compagnie zou naar het
teekenend woord van Busken Huet daar
bij het reddend zwemvlies worden voor den
vogel der zeven provinciën.
Tocht om zuivere handelsvoordeelen
Reeds vier jaren voor het eeuweinde had
den een viertal schepen, namen dragend
van goed vaderlandsche klank, onder lei
ding van mannen met goed-Nederlandsche
namen, en bemand door stoere zeebonken
uit Holland en Zeeland, de reede van Texel
verlaten, om, op het voetspoor der Portu-
geezen, den zeeweg naar Indië te volgen.
Het was een tocht om zuivere handels
voordeelen begonnen, maar er warei
onder deze koene mannen toch ook, die
gewaagden van „een werk daar de eere van
ons gansche vaderland aan hangt en konin
gen,, prinsen- en potentaten yan alle landen
op zien". Al was het „commerciceren" de
hoofdzaak, al werd nog niet gedacht aan
vestiging in het Oosten, aan verwerving
van bezit, aan oefening van staatkundige
invloed, er schemerde bij deze eerste tocht
toch reeds iets door van de bewustwording
eener tot meerderjarigheid gerakende Ne
derlandsche natie.
In 1597 keert deze eerste expeditie met
verlies van een schip en van meer dan de
helft der oorspronkelijke bmanning in het
vaderland terug. Dan worden spoedig nieu
we ondernemi ngen op touw gezet en nieuwe
tochten ondernomen tot ten slotte vijf jaren
later in 1662, do verscheidenheid dier onder
nemingen opgaat in de geoctroyeerde Oost-
Indische Compagnie.
Toen in 1597 de klokken beierden bij de
terugkeer op de Tesselsche reede van Hout
mans expeditie zou toen de 10-jarige Hoorn-
sche knaap, Jan Pietersz., die in 1587 het
levenslicht in deze stad aanschouwde, heb
ben meegejuicht, over de gelukkige afloop
van een stoutmoedige tocht?
We kunnen het niet zeggen, want de
jaren zijner jeugd liggen voor ons grooten-
deels in het duister.
Wel kan uit verschillende feiten gecon
cludeerd worden, dat Coen stamde uit
burgerlijke omgeving, die niet van midde
len ontbloot was en waar men dus belang
stelde In wat er zoo hier en daar gebeurde.
Is van dit alles invloed uitgegaan op de
lotsbestemming van dezen knaap, dan heeft
het evenwel toch nog tien verdere jaren
geduurd alvorens het schip de ..Nieuwe
Hoorn" hem, als onder-koopman voor de
Oost-Indische Compagnie, naar het verre
Oosten voerde, om daar de loopbaan te be
ginnen, die hem maken zou tot den man
van eminent formaat, tot den grondlegger
van het Nederlandsch gezag in Azië, wiens
werk de eeuwen heeft verduurd en die
daarom aanspraak maken mag op de dank
bare herinnering van het nageslacht
Spr. bracht hierna de voornaamste feiten
uit Coens loopbaan in herinnering.
Coena loopbaan
In 1607, op 20-jarige leeftijd dus, vertrekt
hij als onderkoopman met de vloot van
Verhoeff voor het eerst naar Indië. Naar
dat Indië, waar toen niet slechts een ver
warde toestand heerschte, door de mede
aanwezigheid van Portugeezen en Engel-
schen, maar waar ook elk richtsnoer, elke
leidraad voor den te volgen weg nog ont
brak. Men wist noch hier, noch in Indië
waar men eigenlijk heen wilde
In 1610 naar het vaderland teruggekeerd,
gaat hij in 1612 ten tweede male het zc
uit, thans als o p p e r-koopman en belast
met het bevel over twee schepen.
In Februari 1613 in Indië gearriveerd,
wordt hij in October van dat jaar reeds
directeur-generaal over alle handelskanto
ren in het Oosten, d.i. van Arabië tot Japan,
om dan in 1617 door de bewindhebbers der
Oost-Indische Compagnie tot gouverneur-
gieneraal te worden benoemd. Dan komen
de vijf jaren bewind als landvoogd, welke
de permanente vestiging in Indië brachten,
een tweede terugkeer naar Nederland in
1623, vervolgens een tweede uitzending als
gouverneur-generaal in 1627 en zijn dood
te Batavia in 1629.
Ziedaar het geraamte van de loopbaan van
den grootsten landvoogd dien ons Indië
heeft gekend; het jaartalleniboekje zoo
wilt. Niets zeggend op zichzelf. In wezen
echter het geraamte waarbinnen het uit
groeien van de kleine republiek der zeven
provinciën tot groot© wereldmogendheid
zich voltrokken heeft
Ook bij Coens tweede komst in Ind ont
brak nog elke vaste gedragslijn in Oos
ten en in die tijden van ongewis' ont
vangt Coen de leiding in het West< deel
van de Archipel. Reeds toen echter was hij
uit de aard der zaak een man, die zijn
eigen weg bepaalde.
Vooral op aanbeveling van Reaal was het
dat Coen in Juni 1618 benoemd werd tot
gouverneur-generaal.
Het was door die benoeming, dat de lots
wisselingen van een groot eilandenrijk voor
de komende eeuwen in haar hoofdtrekken
bepaald zijn geworden. Immers van Coens
landvoogdij dagteekent de blijvende vesti
ging van de Nederlandsche macht in de
Archipel. Het was toen, dat de grondslag
daarvoor werd gelegd, en gelegd op een
wijze, die de toekomstige ontwikkeling er
van in beginsel bepaalde.
Het is voor ons,, kinderen der 19de en
20ste eeuw, vervolgde spr., niet eenvoudig
het werk der mannen uit de eerste jaren
der 17de eeuw te waardeeren zooals dat zou
behooren te geschieden. Toen moesten de
gewichtigste beslissingen genomen worden
zonder eenige mogelijkheid van gedachten-
wisseling en zonder dat men vaak zelf3 gis
sen kon, dat de daden ginds buiten 't kader
vielen van de politieke toestand in het
t .Westen*
Eerst met Coen begint een vaste lijn
zichtbaar te worden. Niet slechts omdat hij
zelf, in duidelijker omtrekken dan bij zijn
voorgangers het geval was, het nieuwe ge
bouw voor zijn geestesoog zag verrijzen,
maar ook, omdat zijn krachtige geest zijn
meesters in het vaderland, de bewindheb
bers der Oost-Indische Compagnie, de goede
weg wist op te drijven.
Een ontzaglijke taak
Ontzaglijk noemde spr. de taak, waarvoor
Coen in 1618 gesteld was. Niet het minst,
wijl hij bij de volvoering van zijn plannen
voortdurend de Engelschen op zijn weg
ond en de beide naties in Europa met
elkander in vriendschap leefden.
Spr. ging uitvoerig in op de gebeurtenis
sen aan het einde van het jaar 1618, toen de
open oorlog tusschen de Nederlanders en de
Engelschen in de wateren van West-Java
was uitgebroken en toen Coen een besluit
nam, dat hem voor altijd rangschikt onder
de grootste bevelhebbers van vroeger en
later tijd. De verspreide vloot wordt ver-
eenigd, het dreigende gevaar afgewend;
Bantams macht wordt gebroken en wij heb
ben, zoo bericht Coen naar het vaderland,
voet en dominie in in 't landt van Java
becomen".
Vanzelfsprekend Is, dat Coen allerminst
was ingenomen met een overeenkomst, die
beoogde met Engeland een gemeenschappe
lijke Raad van Defensie op te richten en
.het bevel over de gezamenlijke scheeps
macht aan een Engelsch admiraal op te
dragen.
Het was dan ook niet te verwachten, dat
Coen zich bijzonder zou inspannen om
samenwerking te doen slagen en dit te
meer niet, waar de maóht, die de Engelsche
nie ontwikkelde geen gelijke tred
hield met die van de onze. Drie jaren na 't
6luiten van de overeenkomst, in 1622,
Coen's scheepsmacht driemaal zoo sterk als
die der Engcdschen. Het gebrek aan de noo-
dige schepen en geld was ten slotte oor
zaak, dat de Engelschen, omtrent 't einde
vam Coen's landvoogdij, genoodzaakt waren
zich geheel uit de Molukken terug te trek
ken, daardoor het Oostelijk deel van den
Archipel in het onbetwist bezit latend der
Nederlandsche Oost-Indische Compagnie,
terwijl niet veel later ook Java practisch
prijsgegeven werd.
Spr. behandelde vervolgens Coens beide
landvoogdelij ke perioden, waarvan de eer
ste een militair, de tweede een staatkundig
karakter droeg.
Ontheven van de zorg voor de handhaving
der Nederlandsche belangen tegenover bui-
tenlandsche machten, kon Coen thans volle
aandacht schenken aan de versteviging van
onze positie naar de binnenkant
Wat Coen begon,, is door een Van D i e-
ien, een Van Goen^ een Speelman
en om er een van lateren tijd te noemen
©en Van Heutsz voltooid geworden.
Coens dood
Coen stierf in deal nacht van 20 op
21 September na nog op den 20sten zelf vam
Batavia's wallen de verdediging te hebben
geleid. De volledige overwinning heeft hij
niet meer aanschouwd. Maar in het geloof
aan de zegepraal heeft hij de oogen mogen
sluiten. Tien dagen na zijn verscheiden
was zij werkelijkheid geworden en de vrucht
ervan is zichtbaar tot op dezen dag.
Het werk van de grooten uit onzen bloei
tijd dwingt het nageslacht tot dankbare er
kentelijkheid. Ze waren talrijk die bouwers
van .grooter Nederland".
Zij allen dienden het vaderland met eere,
bouwden aan zijn roem en grootheid, maar
van die allen verdient Coen toch de eere
plaats, wijl hij eens voor al de grondslagen
legde van ons Aziatisch rijk en daarmee
voor de welvaart en de plaats onder de vól
kern van het huidige Nederland.
Blinkend als in stralende zon
Coen was een man met vooruitziende blik,
wien wij veel waardeerrng schuldig zijn. Die
waardeering stijgt nog als we hem zien in
het licht van zijn tijd, die nu eenmaal eem
gansch ander karakter droeg dan de onze.
Onder de stoere Calvinisten van de zeven
tiende eeuw,, met hun eenvoud en kloek
heid, met hun ootmoedig Godsvertrouwen,
blinkt Coen als een stralende zon.
Hier in zijn geboortestad is, een goede
veertig jaar geleden, een in brons gegoten
beeld vam dezen grooten voorzaat verrezen.
In Indië schenkt men thans aandacht aan
de plaats waar zijn ontzielde lichaam aan
den schoot der aarde werd toevertrouwd.
Dat alles is goed. Maar het is niet
Coen verlangt meer van ons.
Niet voor zichzelf, want er is nauwelijks
een tweede te noemen, die minder aan zich
zelf dacht dan hij. Hij verlangt meer van
ons ter wille van het rijk dat hij hielp
grondvesten. Hij vraagt dat het nageslacht
zal luisteren naar de bemoedigende woorden
die hij meer dan eenmaal tot de bewind
hebbers in het vaderland richtte. „Siet en-
de considereert doch wat een goede cou-
ragie vermach", roept hij hun toe als de
macht der Engelschen in den Archipel ge
knot is en men vasten voet op Java ver
worven heeft
„Dispereert niet"fcoo klinkt zijn woord
bij een andere gelegenheid, wanhoop niet
ook al stuwen de golven van moeiten en
zorgen tegen u <?p.
Die woorden zijn niet aan tijd of plaats
gebonden. Ze werden geuit in den aanvang
der 17e eeuw. Ze gelden ook voor onzen
tijd. Ze hadden betrekking op den arbeid in
Indië ,ze hebben gelijke beteekenis voor het
moederland.
Deze man spreekt tot ons eeuwen nadat
hij gestorven is. Hij eischt iets van ons:
hij wil dat wij zijn voorbeeld zullen volgen
in opofferingsgezindheid, in kloekheid, in
zorgvuldig beraad, als het er om gaat
zaak van het vaderland en die van „grooter
Nederland" te dienen. Zoo zou ook hij ver
langd hebben dat zijn nagedachtenis zou
worden geëerd.
En in die stemming herdenken wij zijn
350sten geboortedag, daarbij niet vergetend,
dat het de Almachtige God is, Die in het.
leven van een volk mannen als Coen roept
om Zijn wil op aarde te volbrengen.
De plechtigheid in de kerk werd daarop
besloten met het gezamenlijk zingen van
het Wilhelmus met orgelbegeleiding.
Kranslegging
Onmiddellijk na afloop van de plechtig
heid in de kerk, begaven autoriteiten en ge-
De kosten van het
Levensonderhoud
Geringe stijging van het Indexcijfer
Het Amsterdamsche Gem. Bureau voor de
Statistiek publiceert thans de indexcijfers
der kosten van het levensonderhoud over
December j.l. Deze zijn wederom berekend
op grondslag van de prijsbeweging sedert
het jaar 1934 en van de levenswijze van
deze gezinnen, zooals die is gebleken uit
het budgetonderzoek, dat van 1 Maart 1934
Feebruari 1935 door het Bureau werd
ingesteld.
Deze indexcijfers zijn, op de basis van het
peil der prijzen in 1934 a 100:
voor arbeidersgezinnen 95.2 tegen 94.2 in
September jl. en
voor gezininen van meergegoéden 94.9
tegen 93.0.
Op de basis van het peil der prijzen veer
den oorlog 100 zijn zij:
voor arbeidersgezinnen 133.4 tegen 132.0
i September jl. en
voor gezinnen van meergegooden 127.7
tegen 125.2.
Sedert September JL ls er derhalve (te
Amsterdam) een stijging met 1-0
voor de arbeidersgezinnen en met 2.0
voor de gezinnen van meergegoeden.
Ons Handelsverdrag met de V.S.
Resultaten over 1936 reeds merkbaar.
Wat onze handelsbeweging met de V.S. In
betreft, kan het volgende worden mede-
De invoer steeg van 602 tot 647 millioen
k.g. en van 65 tot 72 millioen gld., de uit
voer van 240 tot 356 millioen k.g. en van 33
tot 45 millioen gld. De resultaten van het
economisch overleg met de V. S. zijn duide
lijk merkbaar.
Gestegen is o.a de invoer van tarwe van
34,5 tot 48.9, versche vruchten van 13,7 tot
18,2, blik en blikwerk van 1,9 tot 12,0,
tarwemeel van 9,0 tot 25,5, chemicaliën van
7,3 tot 10,2, ruwe aardoliën van 76,8 tot 107,6
millioen k.g. Daarentegen daalde de invoer
van ruwe phosphaat van 48,0 tot 15,5, pe
troleum van 71,0 tot 59,5 en benzine .van
106,3 tot 91,3 millioen kg.
De evenals bij verschillende andere lan
den waar te nemen verhoogde invoer van
timmerhout en ander hout wijst op een
eenigszins gestegen activiteit in het bedrijfs
leven.
De uitvoer naar Amerika steeg o.a. Van
melkproducten van 1,8 tot 12,4, cacao-afval
van 12,8 tot 26,2, steenkolen enz. van niets
tot 18,1, kalk, tras en cement van niets tot
7,0, ruw ijzer van 48,3 tot 63,0, tin van 1,6
tot 4,0, gepelde granen van 5,7 tot 29,3 mil
lioen kg. De uitvoer van plantaardige oliën
naar Amerika daalde van 5,7 tot 33,4 mil
lioen k.g.
Ned. Herv. Stichtingen voor
Zenuw en Geesteszieken
Bijzonderheden uit het prospectus omtrent
de l pet. obligatieleenlng. Gunstige
exploit at ieresul t aten
In aansluiting op fiet berïcfit, 3at 'de
Rott. Bankvereeniging as. Vrijdag de in
schrijving openstelt op 700.000,4 pet
obligaties der Ned. Herv. Stichtingen voor
Zenuw- en Geestesziekten te Amersfoort onit-
leenen we de volgende bdj zondenheden aan
het prospectus:
De exploitatierekening van; de Inrlchtin-
tingen te Amersfoort zijn over 1936, evenals
dit over 1935 het geval was, ondanks de be
langrijke verlating van de verpleegprijzen,
die 1 April 1936 werd ingevoerd, zeer gun
stig. Vast staat, dat de exploitatierekening
met een voordeelig saldo van 40.000,-
sluit Van dit bedrag is slechts 10.000,-
in de hierna afgedrukte verlies- en winst
rekening tot 1 December 1936 opgenomen,
aangezien de bestemming van het resianti
overschot nog niet bekend is.
De erploitatierekening van de lnricihtinii
gen te Assen zal reeds over het tweede jaar
(1936) zonder verlies sluiten, na toepassing
van de gebruikelijke afschrijving op het get
ivesteerde kapitaal.
De verlies- en winstrekening over de -ei
node 1 Jan. 1936 tot 1 Dec. 1936 vermeldt o.a,
onder Credit: Contributies en giften 13.925;
huur „Zon en Schild" 137.074; huur „Licht
en Kracht" J 47.683; exploitatie-overschot
stichtingen, voor zoover daaraan niet een
andere bestemiping wordt gegeven, 10.000,
totaal 217.528 en onder Debet o.a. exploi
tatierente „Zon en Schild" 87.499; exploi
tatierente „Licht en Kracht" 34.833; af
schrijving Amersfoort 49.574; idem Assen
14.850. Winst 22,720.
De Rubbervoorraden
Verbruik ln 1936 grooter dan ooit
Blijkens het Statistical Bulletin van het
Internationaal Rubber Restrictie Comité
heeft de wereldabsorptie van rubber in 1936
.788 (v. j. 942.924) ton bedragen, het
geen het hoogste cijfer ls dat ooit werd be
reikt. De voorraden bedroegen ©inde Dec,
1936 429.729 (vj. 586.282) top,
Termïjnhandel en valuta's
Algeheels vrijheid hersteld
Naar het „Hbl." van welingelichte zijde
verneemt, is de verplichting, die de banken
op zich hadden genomen slechts die ter-
mijntransaoties te verrichten, welke voort
sproten uit reëele handelszaken, vervallen.
Destijds was een afspraak met de Neder
landsche Bank in dien zin gemaakt, ten
einde den gulden te verdedigen tegen spe
culatieve aanvallen. De positie van den gul
den is thans van dien aard, dat een derge
lijke maatregel niet meer noodig is, wes
halve de banken van de desbetreffende ver
plichting zijn ontheven en de .valuta-handel
op termijn geheel vrij is.
Goudovereenkomst blijft bestaan
Ter verdediging van den gulden is des
tijds overeengekomen, dat de banken het
hamsteren van goud niet zouden aanmoe
digen en te Londen geen gouden munten'
zouden worden gekocht
Deze overeenkomsten hebben wellswaaf
haar praktisch nut min of meer verloren,
nu de positie van den gulden de toepassing
feitelijk niet mêer noodig maakt Zij worden;
echter gehandhaafd met het oog op inter
nationale verhoudingen, uit deferentie te
genover het buitenland.
AmeriKaansclie staalindustrie
Hoogere winsten in 1936
De netto-winsit van 'de National Steel
Corp. bedroeg over het vierde kwartaal
van 1936 2.14 dollar (v. J. 1.17 dollar) pen
aandeel. De winst over 1936 bedroeg na af
trek van de belasting op de onverdeelde
winsten 5.80 dollar (v. j, 5.10 'dollar) per
aandeel. Deze winst is de hoogste ooit door
de maatschappij behaald.
De Republic Steel Corp. heeft iii|
het afgeloopen jaar een winst behaald van
9.587.000 dollar of 1.74 dollar per aandeel te
gen resp. 4.456.000 dollar of 0.49 dollar per
aandeel in het .vorige jaar.
3l/ï pet Leening Zuid-Holland
Op vrije Inschrijving niets toegewezen!
BIJ 3e inschrijving op de 3V5 pet. conver
sie-leening 1937 (2) ten laste van de pro
vincie Zuid-Holland groot 4.6 millioen,
moest op de inschrijvingen met tweede voor
keursrecht (houders van 4 pet obligaties der'
derde leening 1931) een belangrijke reductie
plaats vinden, zoodait op de vrije inschrij
vingen niets kon worden toegewezen,
noodigden zich naar het standbeeld van Jan
Pieterszoon op de Roodesteen.
Allereerst legde de Minister-President Dr.
H. Colijn, een krans aan den voet vam het
standbeeld. Daarna volgden kransen van
het gemeentebestuur van Hoorn en van een
aantal organisaties.
De stafmuziek der Koninklijke Marine
luisterde deze plechtigheid op.
Receptie ten Stadhuize
Des middags tusschen half drie en half
vier had ten stadhuize een ontvangst plaats.
Deze geschiedde in de raatdzaal, waar door
de zorgen van den conservator van het
Westfriesch museum te Hoorn, den heer J.
C. Kerkmeyer tentoongesteld waren de por
tretten van Coen en zijn vrouw Eva Ment uit
het Westfriesah museum, alsmede enkele
belangwekkende archivalia, welke op Coen
betrekking hebben.
De herdenking werd besloten met een
concert door de stafmuziek der Koninklijke
Marine in den Parkschouwburg.
Vanavond wordt op de veemarkt 3oor
dezelfde stafmuziek met medewerking van
tamboers en pijpers der mariniers een taptoe
gegeven.
De pest ln 1935 en 1936
De Javabode maakt de badans op Van het
aantal dooden aan pest in de geneeskundige
afdeelingen (Bandoeng en Soemedang. Het
blad komt voor de laatste twee jaren tot de
volgende cijfers:
het jaar 1935 zette de eerste week in met
nog 231 dooden; het 2e halfjaar met 60; het
Ij halfjaar gaf 2935 dooden, het 2e halfjaar
1274, in totaal voor 1935 4208 dooden of
gemiddeld 81 dooden per week;
het jaar 1936 zette de eerste week in met
67 gevallen, het tweede halfjaar met 24
dooden; het eerste halfjaar telde 1260
dooden, het tweede halfjaar 615, alzoo in
totaal 1875 dooden, alzoo met een week-
gemiddelde van 37 dooden.
Men kan tegenover een aantal van
4209 dooden in 1935 en het tot 1875
verminderd totaal voor 1936 thans de
waarde stellen van het yaccin-<ir. Otten,
vooral indien men bet totaal van 615
voor het tweede halfjaar 1936 neemt, met
een weekgemiddelde van rond 23 tegen
over het dubbele van het tweede half
jaar 1935.
DE AVONTUREN VAN PIEPNEUS EN BIBBERSNOET
95. Kijk, daar komt zoowaar juffrouw Pa
relvacht je weet wel. bij wie ik nog in de
klas gezeten heb met haar klas aamvan-
delen. Allemaal loopen ze netjes in de rij.
Juffrouw Parelvacht schijnt me niet meer
te kennen, of misschien doet ze maar zoo,
want het arme mensch heeft nooit veel ple
zier van me beleefd.
96. Ik laat de heele stoet passeeren. Ach
teraan loopt Krentesnoeper. Ik ken hem nog
wel. Hij is zoo dom als een oliekoek en in
elke klas een keer blijven zitten. Maar praats
des te mee, natuurlijk. „Hèhè". roept hij„
„Piepneus is verver geworden. Lach uit!"
(Wordt vervolgd)