Lelie tku nctlqe Ru b tie I
c
ONOAVOwnraoNoa
De geschiedenis van het
Huis van Oranje-Nassau
door Dr. N. Japikse
Te midden van een boeikenlawine van Oranje-
lectuur, voor het merendeel bestaande uit vluch
tige, lichte en vaak anecdotisohe beschouwingen
en verhalen over Oranje en Lippe-Biesterfeld, ver-
Prins Willem I
achijnt ook dit omvangrijke boek van grote en
blijvende waarde. Het is het eerste deel van een
volledige Oranje-geschiedenis, die in twee delen
de historie van het huis van Oranje-Nassau, die
acht eeuwen bestrijkt, zal behandelen. Het is ge
schreven door den bij uitstek bevoegden directeur
van het Koninklijk Huis-archief, terwijl het door
den schrijver, met hoogst derzelver toestemming,
in eerbiedige trouw, is opgedragen aan Hare Ma
jesteit ce Koningin, Hoofd van het Huis Oranje-
Nassau-Meckelenburg.
Het is een populair wetenschappelijk werk in de
beste zin van het woord, d.wx het geeft in onder
houdende verhaaltrant de feiten eenvoudig weer
jn duidelijke en sobere stijl; alle wetenschappe
lijke documentatie door noten en verwijzingen
naar bronnen is achterwege gelaten, zodat de ge
regelde lezing geen ogenblik onderbroken wordt,
maar de rijke kennis van den auteur staat er borg
voor dat geen enkele bewering of constatering is
opgenomen, of deze is wetenschappelijk volkomen
verantwoord. In gevallen van twijfel, die vooral
in de aanvang van de geschiedenis herhaaldelijk
voorkomen, vermoeit de schrijver ons niet met do
uitstalling van reeksen aanvechtbare hypothesen,
die den wel geschiedkundig belangstellenden maar
niet vakkundigen lezer weinig interesseren, maar
kort geeft hij de meest gangbare opvattingen aan,
EO nodig met vermelding van den betrokken voor
stander dier hypothese, terwijl hij duidelijk de
algemeen heensende of eigen (zuiver persoonlijke)
mening in het licht stelt
Dc schrijver staat op het gezonde standpunt, waar
door men alleen lezers trekken kan bulten de
enge vakkring, dat het voornamelijk gaat om een
goed sluitend verhaal, al moet dit dan ook ge
brekkig gefundeerd blijven, en zo zegt hij op
pag. 23: „er zijn daarbij belangrijker momenten
dan die van den oudsten ons bekenden tijd." Dit
neemt echter niet weg, dat Japiksc pns ook in
het Middeleeuws stadium der historie duidelijk
doet zien en dat is toch een van de belangrijk
ste dingen in dit verband dat de tweede regel
van ons „„Wilhelmus": „Ben ick van Duytschen
Nederlandse) bloet", volkomen gemotiveerd is.
Immers de grote rijkdom kreeg het Huis Nassau
reeds in 140Q bij het huwelijk van Engclbrecht I
met Johanna van Polanen (een Neder
landse). Daardoor kregen de Nassauers
bezittingen in verschillende Nedcrlahdso
gewesten. In de Bourgondische tijd kwamen de
Nassauers pas laat (onder Karei den Stouten) tot
mc-er aanzien; dan eerst Wordt een hunner be
noemd tot ridder in de orde van het Gulden Vlies.
Met aandacht leest men die eerste hoofdstukken,
waarhij wel het meest opvalt, hoe de Nassauers
voortdurend nauw aan elkaar verbonden blijven,
Uitg. Zuid'holl. Uitg. Mij, Den Haag, 1937.
zodat bij uitsterven van een der geslachten toch
de bezittingen weer naar de Nederlandse of Duitse
tak teruggaan. Maar pas recht komt de schrijver
en de lezer met 'hem er in, als de geboorte van
een der grootsten van zijn geslacht (Willem I)
nadert. Aan hem is dan ook terecht een zeer om
vangrijk 6tuk van dit eerste deel, dat loopt tot
1660, gewijd. Niet alleen is hij de machtige figuur,
wiens verschijning ver buiten onze grenzen de
aandacht trekt en heeft getrokken, maar ook komt
met hem voor het eerst de naam Oranje in het
geslacht voor, die sindsdien de luister van Nassau
heeft verbleekt. Kort en klaar (het is een van de
hoofdverdiensten van dit boek) deelt de schrijver
mee, waarom niet Nassau maar Oranje sinds die
tijd de eerste en voornaamste aanduiding van het'
gehele huis is geweest: Het waren de Oranjes, dio
zich als souverein in hun land konden beschouwen,
terwijl de Nassauers aan den keizer leenplichtig
waren. Van dergelijke kleine maar ook nu nog
actuele opmerkingen is dit boek vol.
Begint in de 16e eeuw het interessantste deel,
het wordt tevens het moeilijkste en gevaarlijkste.
Moeilijk omdat de verhoudingen steeds ingewik
kelder worden; het aantal personen steeds groter
wordt en de auteur dus gevaar loopt door de rijk
dom van zijn stof de overzichtelijke behandeling
van het geheel te schaden.
Bij Japikse bestaat daarvoor geen gevaar; hij
heeft zijn stof zo oordeelkundig geschikt en be
snoeid, dat de hoofdzaken geen ogenblik door de
bijzaken ovenschaduwd worden. Zo heeft hij om
een voorbeeld te noemen er niet aan gedacht ons
te vermoeien met de namen van de 22 kinderen
van Jan den Ouden, Oranje's broer.
Gevaarlijk wordt de geschiedenis nu omdat zo licht
persoonlijke sympathie een woord gaat meespre
ken bij de behandeling van allerlei politieke en
religieuse kwesties, dc nu schering en inslag zijn.
Maar Japikse's werk is van een zêldzame objec
tiviteit. Met bedachtzame zekerheid streeft hij er
naar iedere stroming, ieder gevoel, iedere schake
ring recht te doen wedervaren. Daarom is dit boek
naar mijn mening zo'n betrouwbare, wetenschap
pelijke en tevens (zeldzame combinatie) vlot lees
bare gids. Ik wil enkele punten noemen, bij het
horen waarvan men al aanstonds voelen moet,
hoe netelige kwesties hier behandeling eisen, want
de geschiedenis van Oranje is van nu af de his
torie van Nederland. (Japikse beredeneert zo keu
rig die noodwendige samenhang.) Werd Oranje
gedreven uitsluitend door politieke motieven in
zijn verzet tegen Spanje, of was godsdienstige
noodzaak in de eerste plaats aanwezig? We ken
nen het antwoord van de liberale geschiedbeschrij-
ving van de 19e eeuw en we lezen met instemming
de gans andere opvatting van dezen auteur. Welk
een gezonde beschouwing over de plaats en de
rol van het Calvinisme in onze vrijheidsoorlog.
Welk een voorzichtigheid en scherp wetenschap
pelijk onderscheiden om tot juiste taxaties te ko
men. Hoe voel kunnen tal van lieden die menen
over het Calvinisme te mogen en te kunnen oor
delen van hom leren. En dan de kwestie Maurits-
Oldenharnevelt-Vondel. Stel naast Japikse's ver
klarend begrijpen eens de van partijdigheid drui
pende misvattingen, waarop anderen ons nog voor
kort tracteerden.
Glashelder is eveneens de ontleding van de be
tekenis van het Stadhouderschap „dat voor onze
voorstellingen niet meer gemakkelijk te begrijpen
staatsrechterlijk mixtum", zoals Japikse het
noemt. De wel zeer biezondere figuur van een
dienaar die tevens naar buiten volledig de indruk
wekt van een vorst, zodat de Indische vorsten cr
helemaal niet uit wijs konden worden. Alleen door
de zeer voortreffelijke personen, die gedurende de
17e eeuw het ambt van Stadhouder bekleedden,
heeft dit de betekenis gekregen, die het inderdaad
gehad heeft. Naast de voortdurende vrees der
regenten om toch maar niets van hun souvereini-
teit te verlicswm, staat anderzijds ook het gedu
rende de eerste helft van de 17e eeuw voortdurend
blijkend besef van dank en erkentelijkheid bij dc
Staten jegens -de Oranjes voor hun toewijding,
trouw en volharding, waardoor het alleen moge
lijk geworden was zich te bevrijden van dc
Spaanse overheersing. De moeilijkste, de ondank
baarste taak gedurende zijn hele leven, door tal
loze misvenstanden en bekrompen kortzichtigheid
bij'vele zijner medestanders, heeft ongetwijfeld
Oranje gehad. Alles heeft hij geofferd en maar
heel weinig voldoening heeft hij gesmaakt, omdat
hij in ieder opzicht verder zag dan zijn tijdgeno
ten, maar daarom juist verdient hij te meer de
dank van heel het nageslacht. Treffend is de elnd-
karakteristiek, die Japikse van hem geeft: „Zijn
grootheid ligt in wat hij gewrocht, meer nog in
dat waarnaar hij gestreefd heeft: de bevrijding
van alle zeventien Nederlanden, en bovenal in de
godsdienstige verdraagzaamheid, de vrijheid van
godsdienst voor alle Christelijke gezindten. In dit
laatste stijgt Prins Willem tot het heroïsche
genre, niet op de wijze van een Romeinschcn.
Caesar of een Napoleon of een dictator, maar als
een heros van den geest."
De objectiviteit van den auteur blijkt ook bij de
behandeling van dc afzonderlijke personen. „Ik
Prins Willem UI
heb niet getracht een prijaer van den verleden:
tijd te zijn," zegt hij in zijn voorrede. Waar het
door de waarheid geboden wordt, onthoudt hij
zich niet van kritiek. Frederik Hendriks al te
grote meegaandheid vooral tegenover zijn vrouw;
'Amalia's overdreven zucht naar pracht en praal
oim daardoor buitenlandse hoven op zij te streven
en zodoende tot aanzienlijke huwelijken voor haar
dochters te komen, ook al was er van liefde wei
nig of in het geheel geen 6prake; de jeugdige
overmoed en ondoordachtheid van Willem II,
waardoor de regentenpartij zich en voor een
deel teredht belaagd voelde, Japikse schroomt
niet er rond voor uit te komen.
!A1 is dit boek geen gelegenheidswerk, hoewel het
eerste deel juist verscheen, toen ieder Nederlander
over Oranje sprak of dacht, toch treft juist nti,
nu we voor ogen gezien hebben hoe vorstenkin
deren elkaar thans vinden, te meer, hoe veel er
in dit opzicht in de loop der eeuwen veranderd
is. Geen moeders, naar eer en aanzien strevend,
ihuwen thans haar 15-jarige zoons uit aan 10-jarige
prinsessen, zoals dat met Willem II en de Engelse
koningsdochter Mary geschiedde.
Dit boek is als een feuilleton; bij een allerinteres
santst deel de worsteling tussen Johan de Witt
en Willem III breekt het op eens af. Met
teleurstelling slaan we nu de laatste bladzijde
om: We willen graag over het vervolg van do
geschiedenis verder lezen, maar de schrijver neemt
onverwacht afscheid met de troost, dat in de loop
van dit jaar het slotstuk verschijnt
Tenslotte wil ik nog vermelden, dat het boek zeer,
Crijk is geïllustreerd; het is een volledige histori
sche foto-album van ons koninklijk huis geworden.
Het is jammer dat in dit voortreffelijk werk meer,
drukfouten (waaronder enkele zeer hinderlijke)]
(voorkomen dan men in een boek van deze stan
ding verwacht en billijkt. Heeft hier niet „de ge
legenheid" de correctoren tot te veel spoed ge
dreven?
Dr J. KARSEMEIJER.
Op de Ziekenzaal
De middagzon heeft heel de zaal
In goud en gloed gezet.
Een zonneglimp kruipt zachtkens voort
Tot over Grootje's bed.
Ze ligt zoo stil, ze kijkt zoo blij;
Haar oogen zoeken 't licht.
En nog een rozig blosje heeft
Haar rimpelig gezicht
De zonnestraal kruipt langzaam op
Tot zij haar handen last.
Dan met haar vingers uitgespreid
Grijpt Grootje *it ronJicht vast.
Nu kijkt ze naar de blauwe lucht,
En zegt met klare stem:
„Al ben ik twee-en-negentig.
'k Ben toch een kind van Hem.
De Heer heeft in Zijn koninkrijk
Vooi mij een woon gesticht;
Als ik dit aardsalie huis verlaat,
Zie ik Zijn aangezicht."
Haar oogen vallen langzaam toe,
En zachtkens prevelt zij:
„Daar boven in den hemel neeft
God een tehuis voor mij."
Nu denkt ze aan paarlcn poorten,
Aan straten, louter goud.
Niet meer aan aardsche dingen,
Want grootje is al zoo oud.
De zonneglimp kruipt verder voort,
En heeft haar stil gekust
Oud Grootje... twee-cn-ncgentig...
Is zacht in slaap gesust
A. v. d. VLUGT—WALOE
38
Overal waar Nederlanders wonen, Is met grote
geestdrift op 7 Januari Ihet huwelijksfeest van Prin
ses Juliana en Prins Bemhard gevierd.
Jongens en meisjes, die de grote kant al lezen, heb
ben dat zeker wel bemerkt.
In Duitsland, in België, in Engeland, in Frank
rijk om maar niet meer landen te noemen
overal kwamen de Hollanders bij elkaar, spraken
over ons geliefd Oranjehuis en zongen uit volle
bonst ons schone Wilhelmus.
F2" R/\IN I >J
Wat zal dat mooi geweest zijn! Ik heb wel eens
door iemand, die vele vepre reizen heeft gemaakt
boren vertellen, dat we nergens onze Hollandse
driekleur mooier vinden dan heel ver weg van ons
kleine landje.
„Als 'k zo opeens onzie vlag zag," vertelde me die
meneer, „dan kreeg ik soms tranen in m'n ogen".
En dat wil wat zeggen, want die man was heus
geen verwend kind, dat z'n waterlanders altijd
klaar beeft
'k Moest daar aan denken, toen *kbovenstaande
aardige foto ontving.
Die vlag dat is onze vlag, en die mensen zijn
IIol landers, en ze zijn even blij als wij alle
maal met bet grote geluk, dat Vorstenhuis en
Vaderland is ten deel gevallen.
Maar weet je waar dit kiekje genomen is? Na
tuurlijk weet je dat niet en daarom zal ik 't je
vertellen.
Het huis op de foto is de boerderij van den hoer
J. J. B. Koning te La Chapelle. Dit plaatsje ligt
een heel eind ten westen van Parijs aan het iri
viertje Orne, dicht bij de mond van de Seine. (Kijk
*t maar eens in je atlas na!)
Daar, op ongeveer 600 KM. afstand van de Neder-
landse grens, heeft men óók Oranjefeest gevierd.
In de- boerderij van den beer de Koning kwamen
op 7 Januari bijeen d.e families Bergman, Schuur
man en Toxopéus.
De radio werd aangezet en heel duidelijk heeft
men alles kunnen horen wat in het Raadhuis en
de St. Jacoliskerk te Den Haag gesproken word.
En de verschillende ooggetuigen-verslagen gaven
ean onze vrienden daar in Frankrijk een goed
beeld van de vreugde, die zich van de residentie
en geheel ons vaderland bad meestor gemaakt.
Door middel van ons blad blijkt men daar te La
Chapelle trouw mee te leven met alles wat in
het vroegere (maar lang niet vergoten vaderland)
voorvalt.
En toen wc onlangs onze opstelwedstrijd hielden,
deed ook een jong lid van de familie Toxopéus
mee.
Een hartelijke groet door middel van ons Zon
dagsblad aan de vrienden in Frankrijk!
De fier uitwaaiende driekleur met Oranjewimpel
heeft ons goed gedaan!
Het Hollandse hart blijft voor Oranje kloppen
ook al zitten we 600 KM. van de vaderlandse
grens!
„Nu", zegt de meester, „klaar?! Denk er om, 't is
èrg makkelijk om een nul te halen, hoor! Eén
woord, of één blik
De rest begrijpen ze wel.
De stem van den meester is nu nl véél zachter
dan straks. Omdat ze nu zo s t i 1 zijn? Misschien
Wl.
Maar de repetitie is verbazend moeilijk.
't Zijn tien gewéldig onbekend-lastige plaatsen,
die de meester aanwijst:
1 Guadalquivir.
2 Brindisi.
3 Serajewo.
4 Santander.
5 Ticino.
6 Olympus.
7 Setubal.
8 Livorno.
9 Peloponnesos.
10 Sierra Nevada.
Er vallen veel onvoldoendc's. Koos komt n a de
repetitie terug! Maar de meester vertelt niet:,
omdat ze te druk geweest zijn.
VI. GRINTWIJKS VELDWACHTER
Maandagavond.
Over de huizen en op de straten, op de wegen
en over de bossen staat een drenzende regen ge
stadig neer te plassen.
Het is niet prettig, door dit weer buiten te lopen.
De kragen zijn hoog en warm tegen de nekken
van de mensen aangekropen en er pieken para-
phi's omhoog.
De meeste dorpsbewoners blijven veilig binnen,
met dit weer. De almanak heeft ongelijk gehad,
want er is niet veel wind meer.
En de barometer is op 't laatste ogenblik ge
schrokken van de donkere wolken, hóóg in de
lucht
Met een sprongetje is tie achtcruitgehold, die ba
rometer. „Regen en wind!" zegt ie nu.
"En de mensen staan voor de barometer met mee
warige gezichten. Sommige tikken ertegen. Ze
schudden hun hoofd, ,,'t Is mis, hoor!" zeggen ze,
Dit zegt ook de veldwachter, die capucijnens met
spek eet Niet, dat 't mis is met die capucijners.
O nee, als altijd zijn ze prima. Ook is 't niet mis
met z'n eetlust. Hij eet als een wolf.
En dat 't mis is met 't weer, heeft ie al zó vaak
aan z'n vrouw verteld vandaag, dat ze er einde
lijk kwaad om werd, en zei, dat ie nou z'n mond
eens moest houden, als ie tenminste niets beters
wist te zeggen.
Nee: 't is mi6 met die spookgeschiedenis!
Hij heeft er eens goed over nagedacht, en is tot
de slotsom gekomen, dat het wadr moet zijn; dat
er hèüs spoken rondzwerven, daar.
Z'n vrouw heeft er eerst om gelachen.
„Jij ziet altijd leeuwen en beren op de weg!" heeft
ze gezegd, „d'r bcstdiin immens geen spoken, me
goeie iman!"
De veldwachter heeft diep gezucht en een ver
woede aanval op z'n capucijners gedaan.
Tegelijk met z'n eten wil ie de spoken vermor
zelen. Dit gaat niet.
Wat vriendelijker zegt nu z'n vrouw: „Kom nou,
wat heb jij daar nu mee te maken? Je haalt altijd
zo'n hoop muizenesten in je hoofd. Toe, kijk wat
vrolijker!"
„Zo, heb ik daar niks mee te maken! Zó! Maar
'k ben toch vèldwachter, me lieve kind, veld
wachter!"
Daarbij kijkt ie zó benauwd, alsof ie de beken
tenis aflegt, dat ie 'n móórdenaar is.
„Ja," zegt z'n vrouw, „dat bèn je, veldwachter,
en een móóie veldwachter ook: hang voor spoken!
Ik, as vrouw zijnde, zou me schamen, als ik aan
spoken gelóófde, laat staan als ik er bang voor
wasl Nou!"
Dan zwijgen ze allebei, alleen de ketel zingt boven
't vuur. 't Afwas-wator is al warm. Ex is gonoeg
Jn voor 'n kopje thee bovendien.
(Wordt vervolgd
Twee aardige sommetjes
EEN MERKWAARDIG GETAL
Het getal 37 is een zeer merkwaardig getal, zoals
ik jullie even zal laten zien.
Als je dit getal vermenigvuldigt met 3 tot cn mct
27, telkens met 3 op, dus 3, 6, 9,12 enz. krijg je zeer
eigenaardige uitkomsten.
Zie maar eens:
37 37 37 37 37 37 37 37 37
3 6 9 12 15 18 21 24 27
111 222 333 444 555 666 777 888 999
Maar dit is nog niet alles. Als men de cijfers van
de uitkomsten, van de producten dus, samentelt
'krijgt men telkens de vermenigvuldiger. Zie maar;
1 1 1 =3; 2 2 2+ 6, enz.
Ge moet eens zoeken of ge in de getallenwcreld
nog meer van dergelijke eigenaardigheden vinden
kunt
EEN REKENKUNDIGE PYRAMIDE
1X9+ 2 11
12 X 9 3 111
123 X 9 4 1111
1234 X 9 5 11111
12345 X 9 6 111111
123456 X 9 7 1111111
1234567 X 9 8 11111111
12345678 X 9 9 '111111111
123456789 X 9 10 1111111111
De weifelende ezel
"t Was op een zonnige zomerdag,
Dat tussen twoe schelven hooi.
Een ezel vlak in het midden lag:
Wat lag er die ezel mooi.
Eerst keek hij rechts, toen keek hij links.
En scheen maar niet te weten,
Zo geurig was toch elke schelf
Van welke hij zou vreten:
Tot hij ten leste, droef genoeg,
Met wijde mond aan 't balken sloeg;
„Hi ha! hi ha! hi ha!"1
En toch lag hij zo mooi
Tussen twee schelven hooi.
Hij stak er beide zijn oren omhoog
En keek er al heen en weer;
Aan weerszij blonk hem het voer in 't oog,
En streelde de reuk hem zo zeer.
Och, keus geeft angst, en hij begon
Te trillen als een wezel,
En toonde zich in alle deel
Een dwaze domme ezel.
En onophoudelijk ging hij voort
Te steunen met een droef akkoord:
„Hi ha! hi ha! hi ha!"
En toch lag hij zo mooi
Tussen twee schelven hooi.
Hoe jammer, dat hij dus tot zijn scha
Het uurtje voorbij liet gaan!
De dwaasheid kwam ook 't bleek weldra
Ons ezeltje duur te staan.
Of was 't niet dwaas en ezeldom,
Dat hij bleef hongerlijden?
Wijl hij niet wist aan welke zij
Hij eerst zijn keus zou wijden?
Totdat ten leste Jaap, de boer,
Van ver vernam zijn luid rumoer;
„Hi ha! hi ha! hj ha!"
En er heen reed heel mooi
Om de sohelven met hooi.
Ons Jaapje bedacht zich waarlijk niet,
Maar laadde het hooi op zijn kar
Weg reed hij, en Langoor bleef in 't verdriet,
En dacht; „Wat was ik een nar!
k Zal nooit voortaan, wat ook gebeur',
Mij zelf dus noodloos plagen,
Noch midden in de overvloed
Gebrek en armoe dragen".
Toen stond hij op en liep van daar,
Al zuchtend met een luid misbaar:
„Hi ha! hi ha! hj ha!"
„En ik lag er zo mooi
„Tussen twee schelven hooi".
J. VAN LENNEP,
OPLOSSING
Van de rebus uit het vorige nummer
Wat wij voor anderen kunnen zijn wordt het meest
bepaald door ons hart, door onze liefde, door ons
geloof in hen.
RAADSELS
I. Aardrijkskundig raadsel
Het geheel bestaat uit 50 letters en zegt iets waarc
mee wij 't allen wel eens zullen zijn.
1 44 27 23 49 29 26 is de naam van een pro
vincie.
35 11 17 31 12 5 50 4 8 is een grote stad
in, het noorden van ons land.
46 47 24 16 18 11 38 21 is een oud stadje
waarover een bekend vers bestaat.
20 22 39 30 is de hoofdstad van een der noor
delijke staten van Europa.
43 19 7 25 41 34 40 41 is een land waarmee
we wel eens in oorlog zijn geweest.
6 10 14 11 15 32 45 39 26 is een plaats in
<Je provincie Utrecht.
39 2 2S 9 13 7 19 48 33 8 is de hoofd
stad van een der noordelijke provincies
26 36 3 38 8 37 42 34 is een stad békend om
haar koek en tapijten.
II. Een dubbeltjes-kwestie
Hieronder staat pen vierkant verdeeld in 25 gelijke
vakjes. Plaats r.u 5 kwartjes, 5 dubbeltjes, 5 21/Q
cent stukken, 5 oenten en 5 halve centen zó in deze
vierkantjes, dat elke rij van links naar rechts en
,van hoven naar beneden hetzelfde bedrag opleven*
47