kinder
krant
1 PXePFT
Buiv&nlandscli Oveiziclii
Zoek maar
Van Spokenangst
en Dievenvangst
door C. Key
S)
„Ben je er niet 's héén geweest, 's nachts?" vraagi
Poot verder.
„Ppf, ikke niet hoor. Hélemaal niet nodig. De
mensen rouwen maar lachen, als ze wisten, dat
ik erheen was geweest!"
„Nou," zegt baas Stolk, „ik weet het anders zo
net niet. D'r zal toch wel wèt van an zijn. Ik voor
mijn denk dat 't best kan. Je hoort tegeswoordig
zoveul van spiritisten en zo, dat... ik weet 't
niet, hoor! Dat denk ik!"
„'n Paar jaar geleden heb ik van de meid van
't kasteel wel eens zo'n geschiedenis gehoord,"
beweert Gijs Baars.
„Even stilzitten!" vermaant de kapper.
„Wie d'r is vermoord?" vraagt baas Stolk, „jd,
smeer m'n neus niet vol zeep!" Dit laatste mop
pert hij tegen den bediende.
„O nee, meneer!" zegt deze.
„Nee," roept de veldwachter, „hij heeft een ge
schiedenis gehoord, van de meid!"
„O, een geschiedenis..." zegt Stolk.
Er komt een man binnen.
Een vreemde. Hij trekt z'n jas uit en zet z'n pet
af.
„Goeicnavond!" zegt hij, „guur buiten, hè?"
„De barometer gaat vooruit!" zegt de kapper.
Baas Stolk hoort liet niet. Hij zegt:
„De barometer gaat anders hard vooruit, hoorl*1
„Zo!" zegt de vreemdeling.
„Nou, jij bent óók alweer netjes!" zegt Poot te
gen Gijs.
Deze begint direct met z'n verhaal.
,Dc veldwachter gnat in de schcerstoel zitten.
„De familie was toen op 't kasteel!" begint Gijs,
„en ik moest er een bestelling heen brengen. Bij
de keuken moest ik zijn, achterom.
De meid vroeg, of ik koffie wou. Nou, dat sloeg
ik natuurjijk niet af. 'k Zei, dat het wel f ij n
moest zijn: dienen bij zulke rijke mensen. Toen
keek ze raar op, en ze deed de deur dicht. Op 't
aanrecht ging ze zitten en ze keek me zoo zon
derling aan, dat m'n maag begon te draaien.
„Wat je f ij n noemt!" zei ze toen, „ik doe geen
oog dicht, 's nachts!" „Zó druk zal je 't toch
niet hebben?" vroeg ik.
Ze keek naar do deur, en toen zei ze: „Nee,
druk heb ik *t niet, maar ZE houden me
wakker„Wie dan?" vroeg ik. „Wel,
spoke n!"
Ik begon te lachen.
Maar ze meende 't hcusch. „Elke avond hoor ik
ze!" zei ze, „elke avond! Ze loopen over de
gangen, en over de zolders, en overal!"
„Maar hoe weet je dan, dat 't spoken zijn?"
vroeg ik.
„Dat heeft meneer Alfred verteld", zei ze.
En meneer Alfred had 't verteld van een vroe«
gere burchtheer, die z'n vader had mishandeld*
jaren terug. Eindelijk was die ouwe man go-
storven, maar z'n zoon had geen gerust oogen-
blik meer gehad: de vader spookte door 't kas*
teel, elke avond!
Dat vertelde die meid, maar 'k geloofde d'r niks
van. Ze heeft 't zich natuurlijk allemaal ver<
beeld! dacht ik.
„Gaat U er niet eens kijken, veldwachter?" in
formeerde de vreemde.
„Ik niet, hoor!" zegt de veldwachter beslist.
„Nou, goejenavond hoor!" zegt Gijs. Hij gaat de
winkel uit.
„Waaróm niet?" vraagt de vreemde.
„Allemaal kletspraatjjes!" zegt de veldwachter.
„Kletspraatjes?" herhaalt de vreemde langzaam,
„kletspraatjes?" ,,'k Zal je eens wat ver
tellenGisteravond ben ik erlangs gefietst,
en 'k heb er staan kijken.
't Was negen uur.
En ineens hoor ik een geschreeuw. Net als van
een klein kind. Waar 't vandaan kwam, wéét
ik niet. 't Leek wel, of 't uit de grond kwam.
En toen zag ik plotseling een witte gedaante
achter de donkere ramen van 't kasteel. En al
de ramen waren tegelijk groenachtig verlicht, 't
Leek ook, of de grond dréunde, en 't water in
de gracht begon te golven, en sloeg over de kant
'k Ben maar gauw weggefietst!"
„Wolven in 't land?" zegt Baas Stolk, „man,
die zijn hier niet, dat zeg i k je!"
De veldwachter ligt onthutst achterover in de
scheerstoel.
De vreemde kijkt zegevierend rond.
Poot smeert de zeep aan 'n stukje krantenpapier
af.
„Nou, nou, da's kras!" zegt ie dan.
„Ja, da's zeker kras!" zegt de vreemde.
„Nou", zegt de veldwachter, ,,'k zal d'r wel eenS
gaan kijken, volgende week! Maar 'k geloof er
niets van!"
Hij wordt nóg bleeker.
,,'s Avonds?" vraagt de vreemde.
„Nou, dat komt «lacht uit! 'k Denk wel 's mor
gens!" bedenkt de veldwachter.
„Nou, pas maar op!" waarschuwt de vreemde nog.
„Ophangen?" zegt Stolk, die opstaat, „nee, dat
doene de veldwachters tegenwoordig nie meer. Noe
dat doene ze niet meer!" Hij betaalt, en gaait
heen
Die avond ligt de veldwachter lang wakker..,
IV. DE BELOFTE
Het is Maandagmorgen.
Het hekje is al open, het hekje van de speelplaats,
Dat wordt om kwart voor negen open gedaan.
Maar de meeste kinderen spelen liever buiten
Op 't pleintje in de Sophiastraat zijn 'n heleboel
meisjes aan 1 spelen. In de Alexanderstraat
spelen de jongens met een bal. Nee, ze vóetbal-
Ons mooie Wilhelmus
We hebben de laatste weken heel dikwijls hei
Wilhelmus ons mooie, oude volkslied ge
zongen.
Dat wil zeggen: een of twee coupletten er van.
Het eerste kennen we allemaal en ook het zesde
is bij onze jongens en meisjes wel bekend.
Maar wie kent de andere coupletten?
Bijna niemand!
En dat is vreselijk jammer.
Daarom drukken we vandaag im de Kinderkrant
heel het Wilhelmus af.
Je bewaart toch zeker ook het Zondagsblad?
Zo niet, begin er dan vandaag nog mee. De twee
vorige nummers van de nieuwe jaargang zijn nog
wel te krijgen.
En weet je wat je óók doen moet?
Het Wilhelmus van buiten leren!
Daar zal je nooit spijt van hebben.
En echte Hollandse jongens en meisjes behoren
toch eigenlijk ons mooie volkslied helemaal te
kennen.
Bij een of ander moeilijk woord zal je onderwijzer
je best willen helpen.
.Waar is de stroper?
OPLOSSING
van de rebus uit het vorige nummer:
Wanneer wij zelfs de geringste gelegenheid tot
arbeid en inspanning niet ongebruikt laten voor
bijgaan, dan zijn wij verbaasd over ons kunnen.
REBUS
OPLOSSING
van de raadsels uit het vorige nummer:
I. Olieslagers.
II. Waterland.
III. De zes woorden zijn: moeder, oorpijn, edelen,
dassen, eerlijk, rennen.
len niet, dat^wil de bovenmeester niet hebben. Maar
zo per ongeluk kan 't wel eens geburen, dat de
een of ander tóch schopt.
Maar 't is oppassen: als meester Verhoog 't ziet,
dan ben je de sigaar. Meester Verhoog wandelt
op 't schoolplein met een paar meisjes aan z'n
slaphangende armen.
Henk van Dalen is natuurlijk óók bij de jongens
met de bal. Piet Covers niet: die heeft kiespijn.
Ze hebben dan ook wel een moeilijk psalmvers
moeten leren, ditmaal. Daar krijg je allerlei
pijnen van. Niet van 't leren, o nee, maar als je
't niet leert!
Piet Govers heeft wel vaker last van nict-geleer-
de pijnen.
De dokters hebben geen naam voor deze ziekte.
De meesters spreken van schoolziekte.
En de moeders? De moedors zeggen: „Ach, arme
jongen, heb je zo'n kiespijn? Ja, 'k weet er alles
van, hoor.
Neem maar 'n asperientje, on kruip maar weer
in bed."
En asperino helpt goed, vooral togen school-
zicktol
34
DONDERDAGAVOND
Het vraagstuk van de vreemdelingen in Spanje
is allengs van zoo nijpenden aard geworden, dat
het Foreign Office zich heeft genoodzaakt gezien
het opnieuw aan de orde te stellen. Het was name
lijk al eens eer ter sprake gebracht, en wel door
Rome en Berlijn. Dat was toen Parijs en Londen
gezamenlijk met de actie der niet-inmenging tn
den Spaanschen burgeroorlog begonnen, en deze
wilden beperken tot het tegengaan van wapen
transporten naar de bellingercntcn. Het Duitsch-
Italiaansche voorstel in antwoord hierop luidde
toen: stopzetting van alle vreemde actie ten bate
van een der strijdende partijen. Er moest een
einde komen, niet alleen aan den wapenuitvoer,
doch eveneens aan het zenden van financieelcn
steun, van levensmiddelen en van vrijwillige com
battanten. Destijds viel deze voorslag niet bijster
in den smaak. Men zooht er een uitvlucht der dic
tatoriaal geregeerde landen in, om de zaak op de
lange baan te schuiven, tot tijd en wijle hot
wapenpleit ten voordeele der Spaansche nationa
listen zou zijn beslist
Sindsdien is het toestroomen van Russische, Fran-
sohe, Belgische, kortom van allerlei roode en ultra
roode vrijwilligers onverminderd doorgegaan, en
bleven ook de benoodigde wapens voor de Spaan
sche volksfrontregecring nie* uit, al zou het moei
lijk vallen te bewijzen, uit Welken hoek van
Europa zij naar Barcelona gesmokkeld werden.
Het lijdt geen twijfel, of intusschcn hebben ook
Rome en Berlijn Franco van dc noodige manne
tjes voorzien. Men beweert zelfs, doch men kan
met dergelijk soort geruchten niet tè voorzichtig
wezen, dat het er tienduizenden zouden geweest
zijn. De mogelijkheid is zeker niet uitgesloten.
Waar fascisme of nationaal-sociaüsme een beroep
op hun jeugd doen, daar aarzelt deze in den
regel niet, daarop te reageeren. Vrijwilligers in
oorlogsverband, ook zelfs al dragen zij uniform,
mag men echter, officieel, niet met geregelde
troepen ge'ijk stellen. Welnu, Duitsche of Italiaan-
sche troepen, zoo verklaart men te Berlijn en te
Rome, bevinden zich niet aan Franco's zijde.
Een goed verstaander heeft aan dit woord genoog!
<5
Engeland heeft thans, door het opdelven van eon
wet uit Napoleontische dagen, de zoogenaamde
lijke Hoogheid Prinses Juliana Louise Emma
Marie Wilhelmina der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, Hertogin van Mecklenburg, enzoo-
voorts, enzoovoorts, oud zeven en twintig jaren,
geboren te 's-Gravcnhage, wonende alhier, meer
derjarige dochter van wijlen Zijne Koninklijke
Hoogheid Hendrik Wladimir Albrecht Ernst, Prins
der Nederlanden, Hertog van Mecklenburg, Vorst
van Wenden, Schwerin en Ratzeburg, Graaf van
Schwerin, Heer van de landen Rostock en Star
gard, enzoovoorts, enzoovoorts, en van Hare Ma
jesteit Wilhelmina Helena Paulina Maria, hij de
gratie Gods Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, Hertogin van Mecklenburg,
enzoovoorts, enzoovoorts. enzoovoorts, oud zes en
.vijftig jaren, wnendc alhier.
De afkondiging van dit huwelijk is zonder stui
ting afgeloopen en had alhier plaats op den negen
tienden December negentienhonderd zes en dertig.
Hare Doorluchtige Hoogheid voornoemd, moedor
van den bruidegom en Hare Majesteit mede voor
noemd, moeder van de bruid, alhier tegenwoordig,
hebben verklaard, dat zij hoogstderzelve toestem
ming geven tot het aangaan van dit huwelijk.
Bruidegom en Bruid hebben mij overgelegd de bij
de wet voorgeschreven akten en bescheiden.
Zij verklaarden elkander aan te nemen tot ccht-
genooten en getrouwelijk te zullen vervullen alle
de plichten, welke de wet aan den huwelijken
staat verbindt, waarna ik in naam der wet bob
verklaard, dat zij door den echt aan elkander zijn
verbonden.
Als getuigen waren tegenwoordig: Z. D. H. Prins
Ernst Aschwin Gcorg Carol Heinrich Ignatz zur
Lippé-Biesterfeld, oud 22 jaren, wonende te Ber
lijn, broeder van den bruidegom, Z. H. Mertog
Adolf Friedrich Albrecht Heinrich zu Mecklen
burg, oud 63 jaren, wonende te Bad-Doberan, oom
.van de bruid, Z.D.I1. Prins Julius Ernst Rudolph
Friedrich Victor zur Lippe, oud 63 jaren, wonende
te Dresden-Blascwitz, oom van den bruidegom,
Rabe Caspar Heinrich Aschwin Maria Laurentius
Joseph Ludwig graaf von Ooynhausen-Sierstorpff,
oud 37 jaren, wonende te Bad-Driburg, Krcis Ilür-
ter, neef van den bruidegom, jkvr. Louise Pauline
van de Poll, oud 79 jaren, dame du palais hono
raire van H. M. de Koningin, wonende te Zeist,
jhr. Frans Beelaerts van Blokland, oud 64 jaren,
kamerheer in buitengewonen dienst van II. M.
de Koningin, vice-president van den Raad van
State, wonende te 's-Gravenhage, Johan Iluizinga,
oud 64 jaren, hoogleornar aan dc Rijksuniversiteit
te Leiden, wonende te Leiden, en Alexis von
Paaiitschulidzew, oud 48 jaren, kolonol In hot
voormalig lijfgarde- G rod no Huzaren-regiment in
het Keizerlijk Russische leger, wonende te Rcckcn-
walde, Kreis Bomst.
Hiervan is dozc akte opgemaakt, welke overeen
komstig de wet is voorgelezen.
De geheele acle beslaat vier bladzijden.
Onze foto geeft dc laatste bladzijde weer.
Foreign Enlistment Act, juridisch het naar Spanje
oversteken van Britsche vrijwilligers onmogelijk
gemaakt. Het is wat dit betreft de andere betrok
ken naties voorgegaan, in de duidelijk uitgespro
ken hoop, dat deze het daarin zullen volgen, la
derdaad treft men in Frankrijk reeds maatregelen
om tot een gelijke houding te geraken. Een wets
ontwerp wordt daar op de helling gebracht, maar
men wenscht er één reserve aan te verbinden, en
wel deze: gelijktijdig moeten ook Duitschland en
Italië tot een soortgelijk verbod overgaan. Beid©
laatstgenoemde landen echter toonen geen haast,
Londen te antwoorden, evenmin als zij de nood
zaak gevoelen, thans plotseling de maatregelen te
troffen die door hun mede-commissieleden inzake
de non-interventie aanvankelijk overbodig wer
den geacht. Moge het waar zijn, dat momenteel
in Spanje zoo talrijke vreemdelingen aan de fron
ten tegenover elkander staan, dat hun aantal dat
der Spanjaarden dreigt te overtreffen, eerst
onlangs schij"t het percentage Duitsche en Ita-
liaansche vrijwilligers zoozeer te zijn toegenomen,
dat zij opwegen tegen de weerkracht, die door de
toegestroomde internationale roode elementen
wordt ontwikkeld. Het zou geen verbazing behoe
ven te wekken, zoo Mussolini en Hit'er dit thans
tot uiting komende reohtsche overwicht eerst eens
een weinig wilden laten effect sorteeren, alvorens
zij tot maatregelen zouden besluiten, die hun
„vrijwilligers" tot repatrieeren zouden nopen.
<3-
De hardnekkigheid, waarmede de rechtsche troe
pen voor Madrid dezer dagen het offensief tegen
de hoofdstad hebben hervat, wijst geheel in dezelfde
richting. Men heeft meer effectieven in het vuur
gebracht en op grooter schaal geopereerd dan
tot op heden in dezen burgerkrijg het geval is
geweest Van het westen en noordwesten heeft
men, na zware bombardementen, die dagenlang
duurden, en aan de internationale roode kolon-
ne zware verliezen moeten hebben veroorzaakt,
den opmarsch voortgezet. Enkele strategische
voordcelen, zooals het afsnijden van de verbin
ding met het Escuriaal, hebben de rechtschcn
met deze zware gevechten reeds weten te berei
ken. Zij wisten ook in aanzienlijke mate terrein
te bezetten. Men spreekt van een winst in dit
opzicht van rond 2f>0 vierkante kilometer.
Ook in Zuid-Spanje heeft de oorlog zich ver
levendigd. Malaga, «Ie befaamde havenstad, niet
zoo heel ver ten noord-oosten van Gibraltar ge
legen, is voor de zooveelste maal geteisterd
door krachtige bombardementen, die thans ech
ter het preludium schijnen te zijn geweest voor
een lang aangehouden stormaanval. Duidelijk
tecken, dat Franco er alles op gaat zetten, ein
delijk de beslissing uit te lokken, die aan
Spanje althans den schijn van rust zal moeten
hergeven. Do nood in het land is wel inder
daad hoog gestegen. Aan verschillende artike
len, zooa'ls bijv. glas, vruchten en tabak, is
reeds gebrek. Dit moge nog niet van ernstigen
aard zijn, doch het toont in ieder geval aan,
hoezeer het Spaansche leven reeds is ontred
derd. Wie aan den financieelcn en economi-
schcn toestand van het land denkt, die vraagt
zich af, hoe ooit de ruïnes weer kunnen worden
herbouwd en do wonden hersteld, die deze na
tie in een soort van razernij zichzelvc heeft toe
gebracht. Een open vraag is ook hoe een even
tueel geconstitueerd Spanje, na tot zichzelf te
zijn gekomen, de schuld zal kunnen voldoen die
het door het accepteeren van vreemde hulp ten
opzichte van verschillende mogendheden heeft
aanvaard?
<5
Wat die Spaansche verplichtingen aan bond-
gonooten betreft, hier spitst zich het Europee-
sche gevaar, dat deze burgeroorlog oplevert, wel
het pijnlijkst toe. In Groot-Brittannië is men
reeds onanngenaam getroffen door het feit, dat
Franco beslag legt op de productie der onder
Engelsch beheer staande Rio-Tinto-Mijnen, om
hot daar gewonnen koper en zwavel aan
Duitschland te verkoopen. Of Duitschland daar
voor betaalt in deviezen of in strijdkrachten is
vanzelf een vraag van de tweede orde, doch die
toch hier en ginds, bijv. in perscommentaren,
wel eens doorschemert. Sovjet-Rusland zou van
do volksfrontregeering soortgelijke economische
tegenprestaties hebben verkregen, ten opzichte
van de kwikzilver-productie. Ook hier past weer
hetzelfde vraagteeken, dat in heel de Spaansche
chaos telkens weer overheerscht, en het land
tot een waar warncst van elkander kruisende
belangen en van wederkeerig wantrouwen
maakt.
Dit wantrouwen kreeg in de afgeloopen week
een zeer dreigend karakter, toen het zich vast
Tsjang Kai Sjek
hechtte aan de Spaansche zone van Marokko.
Gelijk men weet is Moorenland officieel nog
steeds hot rijksgebied van den Sultan, doch
diens regeering is slechts een fictie, die om re
denen van politicken aard in aanzijn gehouden
wordt. Practisch bestaat er een Spaansche en
een Fransche zone, en zien verschillende andero
landen met hevige belangstelling uit naar alles,
wat er in deze gebieden voorvalt. Want Marok
ko is rijk aan delfstoffen en bovendien een land
welks ligging, aan den ingang der Middelland-
sche Zee, tegenover de Britsche sleutelpositie
Gibraltar, van bijzondere strategische waarde is.
Vandaar dat do geruchten, welke er door de
Fransche pers liepen, als zouden de Spanjanr-
den, tegen hun verdragsverplichtingen in,
vreemde troepen, in casu Duitsche, in dit gebied
hebben toegelaten, in Frankrijk een buitenge
wone deining hebben verwekt. Ook Groot-Brit-
taiimië toonde opmerkzaamheid, al was men
aan de overzijde van het Kanaal niet zoo spoe
dig uit zijn gebruikelijke evenwicht.
Van den weeromstuit begon de Duitsche pers
een anti-Fransche campagne, waarin te ver
staan werd gegeven» dat dc Quai d'Orsay slechts
een voorwendsel zocht. Waartoe? Om van do
kwasi-aanwezighcid der Duitsche militairen ge
bruik makend©, zelf dit begeerlijk stuk grondge
bied aan het reeds Frunsch zijnde Marokko
door een militaire onderneming toe te voegen.
Hitier heeft, door een duidelijk verklaring,
dat Duitschland niet eraan denkt, de integriteit
van het Spaanscho territoir te schenden, aan
deze campagne op gelukkige manier een einde
gemaakt. Franco heeft Hitler daarbij gesteund,
door aan Britsche en Fransche deskundigen toe
te staan, zich persoonlijk van de situatie in
Spaansch-Marokko te gaan overtuigen.
<3"
In Noord-China is, na de invrijheidstelling
van Tsjang Kai Sjek en de merkwaardige capi
tulatie van den muitenden maarschalk Tsjang
Sjoe Liang, de toestand nog steeds niet afdoen
de opgehelderd. De troepen van Sjoc blijven
roerige elementen, naar het schijnt nog immer
ertoe geneigd, mot de communisten in Noord-
China gemeene zaak te maken. Dit beteekent
niet slechts een groot gevaar voor de rust «in dit
toch reeds verwaarloosde Innd en voor het pres
tige der Centrale Chineesche regeering, het lokt
ook weder, op hoogst ongewenschto manier, de
belangstelling der Japanners, aan wier aan
dacht, zoodra het China betreft, zeer weinig
schijnt te ontgaan.
Zoowel Moskou als Tokio kan men er mot reden
van verdenken, niet afkcerig te zijn van het
visschen in troebel water, en het is NankingS
zware opgave, zich steeds tusschen do beklem
ming van deze beide opdringende antagonisten
uit te houden. Het oplevend Chlneesch nationa
lisme, dat op actie aanstuurt, en liet Chineesche
communisme*, dat deze actie lam legt, ziedaar
Tsang Kai Sjeks groote probleem. Daartusschen
door moet de man den tijd ertoe vinden, China
van een achterlijken stnat te moderniseeren, op
dat het zich in de toekomst handhaven karn
Een positie, weinig benijdenswaardig voorwaar,
die taaiheid van zenuwen en van geduld moet
vergen!
27