Van Spokenangst en Dievenvangst door C. Key I. DE SCHOOL Op de hoek van de Alexanderstraat en de Sophia- straat staat de school van meneer Van Wijk, de Nassau-school. En voor de Nassau-school 6taat de grote zus van Sientje Govern en nog een vrouw. Het is dan ook al bijna twaalf uur: straks zal de bel gaan, en dan, even later Na twaalf uur wordt de straat levend. Vóór twaalven zie je hoogstens een paar dienst meisjes, die met elkaar praten. Of een juffrouw achter een kinderwagen. En driemaal in de week de vuilniskar. Daarbij zijn drie mannen met een bruin-grijs schort voor. Een grote-manncnschort. En die drie mannen lopen met een bezem of een schop. Ze ruimen de rommel op, die de kinderen neergooien. Want de kinderen van de Nassau-school zijn al net eender als alle andere kinderen: ze gooien alles maar neer. De lantaarn op 't hoekje kijkt heel boos naar al die rommel. En dat is geen wonder: aan die lan taarnpaal zit een zinken papierbak. En de hele dag en 's nachts houdt de lantaarn die papierbak op. 't Is of tie zeggen wil: «Toe, gooi al die rommel hiér nou maar in!" En tóch gooien de jongens bijna altijd hun rom mel op straat. Het is wel een héél wijze lantaarn, vóór de school. Hii weet heel wat van kinderen af. En daarom is hij 't lrng niet altijd met de school meesters eens. De meesters moesten er eigenlijk voor zorgen, dat die jongens niet zo'n rommel maakten! Dit denkt de lantaarn. Maar hij zegt het niet. Want lantaarns kunnen niet praten: Ze zijn stom. De vuilnislui zijn echter niet stom. 't Gebeurt wel, dat ze 'n half uur met hun bezem 'in de hand staan te kletsen. Onderwijl staat dan hot ouwe dikke vuilniskarren paard héél stil. Z'n kop hangt naar omlaag. „Hoe oud zou dat paard wel zijn, meester?" heeft Piet Govers eens gevraagd. Dat was in 't speel kwartier. En meester Van Naarden zei: „Ga 't 'm maar 's vragen!" En daarna, een beetje gewichtig, zei meneer Van Wijk: „Dat kan je aan z'n tanden zien!" Maar toen Piet vroeg, hoe dat dan kon, en of de meester dan eens kijken wou, heeft de meestee z'n pijp uitgeklopt en in z'n handen geklapt. Als de meester klapt, moeten de kinderen naar binnen. Piet heeft het 's middags aan z'n vader gevraagd, van die kiezen. Piets vader is 6lager. En z'n vader heeft verteld van plooien en holtes, een paar; kiezen erbij gehaald en 't aangewezen. Maar vader kon niet precies zoggen, hoe oud 'C paard was. Daar moet je paardenhandelaar vooc zijn. Nee, hoe oud 't paard voor de vuilniskar i6, wee? Piet nóg niet. Misschien weet 't paard het zélf niet eens! 't Paard kan niet praten, zoals de vuilnislui en de dienstmeisjes. De kinderen kunnen het wél! O zo goed! Zachtjes praten doen ze onder school tijd, als de meester 't niet merkt. En hórd praten na schooltijd. Dan gillen en schreeuwen en joe len ze. Dan lijkt het wel oorlog Soms is 't oorlog. Dan rollen ze over 't pleintje, twee jongens. En een hele kring 6taat er omheen, te roepen en aan te moedigen. Maar een tachtigjarige oorlog is dat nooit. He? duurt meestal maar 'n paar minuten. Soms komt de meester er aan te pas. En dan lijden de vechtersbazen allebei de neder laag. Want de meester lijkt wel een beetje op Goliath. Zo groot is tie. Maar toch ook weer niet: want Goliath verlóór het, en de mééster verliest niet. Nóóit! Deze meester nu belt om twaalf uur af. En op dit bellen wacht de grote zus van Sientje Govers. En de andere vrouw ook. Op deze Zaterdagmorgen. Het is eigenlijk wel vreemd, dat Sientje Govers door haar grote zus gehaald moet worden. Want Piet Govers, haar broer uit de zesde klas, kan haar toch wel méénemen? Nee, dat kan Piet niet. Is hij dan zo dom? Of onvoorzichtig misschien? Nee, toch niet Maar Piet Govers heeft er nu eenmaal geen zin in, om Sientje mee te nemen. Hij gaat meestal met Henk van Dalen mee naar huis. Henk van Dalen, die altijd lacht om alles wa? Piet zegt. En die Piet bewondert. Piet heeft 's, beslist, gezegd: „Ik ben toch zekec geen diénstmeissie?" En Henk heeft gelachen. Sientje wordt door haar grote zus gehaald... Als de meester afgebeld heeft en de deur opendoe?, komt eenst de zevende klas. En dan de andere. De kleinste peuters stappen heel voorzichtig van de stoep af. De groteren springen en rennen. Er worden petten in de luoht gegooid en één laat z'n boekentas vallen. Dat is Koos Tiemann. Die Nieuwjaarsbede O Heer! ga met ons mede Deez' nieuwe tijdkring in, Leid ons bij elke schrede; Vervul ons met Uw vrede, En wek in ons de bede Om ware hemelzin. Dan zullen wij niet vrezen, Wót ons dit jaar ontmoet! 't Moog' vreugde of droefheid wezen, Uw Naam zij steeds geprezen Voor 't lot, ons uitgelezen, Want wat Gij doet, is goed. Schoon- de eeuwen wiss'len mogen, Gij blijft dezelfde, Hoor! Uw trouwe Vaderogen Zien immer uit den hogen Met God'lijk mededogen Op al Uw scheps'len neer. Dat onze levensdagen U alle zijn gewijd. Leer, naar Uw welbehagen, Naar Uwe wil ons vragen; Doe ons Uw beelt'nis dragen; En geve ons Uw genade, Dat w' eens, 't zij vroeg of spade, Van Uwe trouw gewagen, In Uwe heerlijkheid. Opgepast, jongens en meisjes! Nummers Zondagsblad trouw bewaren! kijkt of tie 'n oorwurm ingeslikt heeft Zeker, omdat ie straks in bad moet. En er is niets, wat Koos zó naar vindt als in bad gaan en wassen, 's Morgens knijpt hij de spons eerst héél goed uit en dan bevochtigt hij héél even z'n neus en z'n wangen. Dan droogt ie 't weer gauw af. Z'n moeder heeft 't meestal heel druk en z'n vaderJa, z'n vader lacht maar wat, en zegt; „Och, ik was vroeger óók zo'n vuilpoets!" Dat is dom van den vader van Koos Tiemann. Want er is geen één jongen, die naast Koos zit ten wil. In school hébben de jongens wel geen wil* dat hebben alleen de meesters, maar die kijken soms eerst naar de gezichten van de jongens, en beslissen dón pas. Zo zit Koos altijd alléén in de bank. En hij begrijpt niet eens, waaróm! Piet Govers en Henk van Dalen lopen langzaam. Ze moeten 't plan voor vanmiddag nog opstellen. Waarheen zal de tocht zijn? Henk wil liever in 't bos gaan liggen. Hij is nogal lui uitgevallen. Maar Piet wil met allo geweld gaan lopen. Liggen'is veel te koud, vindt hij. Naar Grintwijk nog wel. En dan, langs 't bospaadje, naar de ruïne. „Jö, da's zo avontuurlijk!" zegt hij, „dan spelen we Bataviertje, of ehwe vertellen verhalen, of eh... nou ja, dat zien we dón wel!" Natuurlijk krijgt Piet z'n zin. Net als altijd. Zo zullen naar de ruïne gaan. En datfr gaan spelen. Wit; dat zullen ze wel zien. Maar eerst eten, en dan moet Piet in bad. Henk wast zich vanavond pas. Dus om twee uur kan Henk hem komen afhalen» ao Blik over een jaar Een in vele opzichten merkwaardig jaar is 1936 geweest. Het was zoo vol van gebeurlijkheden, dat deze elkander als het ware van de kalenderbladen afdrongen. De centrale plaats, temidden van dezen feiten-chaos, behield langen tijd het conflict rond Abessinië, dat weliswaar in October 1935 reeds Lot een uitbarsting was gekomen, doch dat als een vulcaan zich tegen den Geneefschen achtergrond bleef aftcokenen, mot zijn symbolen der destructie: vuur en rook. Want deze oorlog in Oost-Afrika kon maar niet zonder meer over het hoofd wor den gezien als „een" koloniale expeditie; hij werd door lien die de politieke wereldorde hebben vast gesteld gesignaleerd als een verbreken van de regels van een overeengekomen spel. Prestige zoo wel als eigenbelang eischten dat deze inbreak anoest worden gewroken. De sancties tegen Italië zijn als zoodanig bedoeld geweest, dooli niet af doende gebleken; het élan van heel een volk werd erdoor niet gebroken. Aan de allerlaatste dwang methode, die van het afsnijden van den olie- en ibcnzine-uit\oer naar den fascistischen orde-ver stoorder, kwam men niet toe. Men lief zich hier van nog weerhouden, mede door het besef, dat een wereld-catastrofe zou kunnen worden ontke tend, indien het warmbloedige volk van den Duce tot amok mocht overgaan. De volkenbond heeft derhalve voor den pijlenbundel van den fascist die vlag gestreken. Het was een erkenning van liet feit, dat men onderling niet één en sterk was; tde voornaamste voorstandei's van „Genèvc" heli- ben zich daardoor beschaamd gevoeld. In het bij zonder Groot-Brittannië, dat het risico van een Middellandsehe Zee-oorlog moest vermijden tegen oen „volk van orgeldraaiers". In de weinige jaren van zijn bewind heeft de fascisten-tribuun voor zijn land dan ook heel veel weten te bereiken. Er is een nieuw zelfbewustzijn in de Italianen gewekt; wellicht kan men zeggen, dat eerst thans op het Apernndjnsche schiereiland een natie is gekweekt. Het „koloniale imperium" is er een resultaat van; wellicht volgt de restau ratie van het Romeinsche keizerschap in een zeer nabije periode. Te vreezen is bij dit alles een hef tige groei van het besef van eigen kracht, omdat de kiemen reeds zijn ontstaan voor een nieuwen strijd om de macht, ditmaal niet buiten de grenzen van het eigen werelddeel, dooh in de kernlanden der Europecsche beschaving. Duitschland heeft, na Italië, aan de Europeesche kanselarijen handenvol arbeid gegeven. Op een tijdstip, dat de grootmachten verdiept waren in de hachelijke evolutie van den internationalen toestand beeft Hit'er zijn kans schoon gezien om zijn rechten in het Rijnland te hernemen, dat wil zeggen, de zóne opnieuw te bezetten met militai ren, die door het Versaillesverdrag was ontman teld en ontkracht. Tevens maakte de Führer, het was op dienzelfden 7 Maart, een einde aan het Locarno-verdrag, hetwelk aan België en Fi'ankrijk de zelfstandigheid hunner grondgebieden had ver zekerd, ondc rtoezicht van Ita'ië en Engeland Een der toeziende voogden was thans zelf zoo druk aan 't vechten om buit, dat het in west- Europa zijn rol van schoolmeester tóch niet kon vervullen; en de ander hield de oogen te zeer in de verte gericht, waar koloniale belangen te vrij waren cn te sohutten waren, zoodat ook hem de lust tot bemoeienis ontbrak. Dies nam Hitier, wat naar hij zei de hem toekwam, en deed het mi nisterie-Sa rraut, dat toenmaals in Frankrijk aan het bewind was, niet veel anders dan protesteeren, dat het geen Duitsche kanonnen-dreiging op Straatsburg dulden zou. Het mi.nisterie-Sarraut is verdwenen; Italië heeft zich in het volle bezit van Oost-Afrika gesteld; het Rijnland is voor hon derd procent Duitsch, gelijk ook vóór 1914 was. Berlijn en Rome hebben elkander wederkeerig dag." En toen ik vroeg: „Wat bedoel je? Een man van een dag?" kwam er geen ander antwoord dan: „Wel, dat ie al zoo oud is." Uit zulke antwoorden blijkt, dat de kinderen hot verband niet doorzien, dat ze in hun eigen critiek- loos overgenomen woorden uitdrukken. En omdat aan kinderen het denk-verband en het oorzakelijk verband ontgaat, zijn ze ook zoo wei nig critisch: ze aanvaarden als waarheid de meest dwaze en onwaarschijnlijke dingen, waarmee ouderen hen bedriegen, of jongeren hen voor lichten. Dat b.v. een witte koe gewone melk geeft en een bruine koe chocolade-melk, wordt door een vier jarig stadskind critiekloos aanvaard. Een onderzoeker vroeg aan kinderen van onge veer 9 jaar; „Waarom stijgt bet water in dit glas, als ik er een steen in laat vallen?" Het antwoord .was bijna steeds: „Omdat de steen zwaar is." Het interessantste gevolg van het pre-logisch en pré-causaal stadium van het kinderdonken is, dat het vol magie (tooverij) en animisme (levensge- Joof) is. En 't denken van onontwikkelde volwassenen niet minder! Maar daarover de volgende week. Buireiilcmdscli Overeiclir gesteund en gezamenlijk Parijs en Londen in even wicht gehouden. Zoo hebben de beide reehtsuhe dictatuurlanden door doortastendheid, al was deze van een agresief karakter, naar zich toegehaald waaraan zij behoefte hadden, onderwijl er elders in de wereld werd beraadslaagd en gepraat Duitschland heeft bovendien nog de rechten op enkele zijner rivieren hernomen, die door „Ver sailles" waren geïnternationaliseerd, en zijn legers zoodanig versterkt, dat zij reeds thans weder ge wicht in de 6cbaal gaan leggen, al wordt het be kende gerinkel met den sabel, dat Europa zoo dikwijls onpleizierig heeft gestemd, thans nog niet ól te duidelijk vernomen. Het fascisme cn nationaal-socia!isme echter „zijn er nog niet". Duitschlainid mist nog zijn voormalige koloniën en een goed doel zijner grondstoffen; het heeft bovendien zijn lastige voedingsproblemen, terwijl het tenslotte, evenals Italië, diep in het financieoel moeras zit. Frankrijk en Groot-Brit tannië kuninen deze beide landen wel daaruit trekken, doch dan blijven zij tevens gebonden met zilveren koorden, iets waarin de nationalistische leiders weinig p'ezier hebben. Een strak intern regiem, een nationale huishouding, georganiseerd als oorlogseconomie, en tenslotte regie der massa zijn de keerzijde der medaille. In overige Europa ademt men nog ruimer..,. <7 Engeland heeft een moeilijk jaar achter den rug. Het heeft eerst die ups and downs der Abessijnsche affaire in alle finesses medegemaakt, om tenslotte in deze „downs" te eindigen. Men moest, althans tijdelijk, den te gevaarlijken Italiaan ontzien. Zijn „Empire" was zwakker, dan John Bull had ver moed. Bovendien bleek in het systeem Egypte, niet zijn aanwakkerend nationalisme, met zijn Wafd-woelingen, oen zwakke stee. Doch Egypte beteeikent tevens de zeeweg naar Indië, langs ds smalle en veel bedreigde ader van het Suezkanaal. Wat eertijds nimmer kon, werd daarom thans eensklaps mogelijk: Egypte werd van een scmi- onafhankelijk gebied een practisch onafhankelijke staat, die tevens met heohte banden van vriend schap en belangengemeenschap Engeland bleef gebonden. Een ander gebied, dat Enigeland zorg baarde, was Palestina, dat in het voorjaar weer eens voor de zooveelste maal door Arabisch-Joodsche troebelen werd verontrust. De tegenstellingen tusschen beide volkgroepen lijken onverzoenlijk; Engeland heeft een land, waarop het geen zeggenschap kon laten gelden, tijdens den wereldoorlog tweemaal weg geschonken, aan de Joden en aan de Arabieren. Sindsdien is het gekrakeel niet van de lucht en beide groepen wil men ontzien. Want achter de tenslotte weinig talrijke Palestijnsche tegenstan ders staan machten, die aanzienlijk meer beduiden; de Joodsche internationale geldwereld en de pan- Araibische gedachte. Een commissie van onderzoek, onder leiding van Lord Peel, verzamelt thans in het heilige land de gegevens voor een arbitrale uitspraak, die wel een Salamo's-oordeel zal moe ten worden. Ook de Britsche dynastie heeft zware tijden mee gemaakt. Koning George V, die in zijn landen bemind werd en geëerd ,en dit terecht, daar hij een respectabele persoonlijkheid was, stierf in Januari. Hij liet den troon aan een zoon, die uiterst bereisd was en in gelijke mate populair, doch die overigens als vrijgezel niet de man leek, de statie van den hofkring hoog te houden. Edward was democratisch en los van traditie, doch tevens liet hij zich minder aan religie en heerschende moraal gelegen liggen, dan ingewijden uit zajn naaste omgeving aangenaam was. Deze houding heeft tot het bekende conflict geleid tusschen monarchale plicht en als man aangegane relaties; het gevolg is geweest dat hij om zijn betrekking tot mevrouw Simpson te kunnen legaliseeren den troon aan zijn broeder George heeft gelaten, het geen in Groot-Brittannië cn in de dominiums allerwegen heeft teleurstelling gewekt. Ondanks zijn tegenslagen heeft het Britsche rijk echter opnieuw naar alle zijden zijn krachten ontplooid, o.a. door de doelmatige en snelle ver betering van zijn maritieme en militaire positie. Het afgeloopen jaar werd trouwens niet alleen in Engeland, doch in geheel de wereld door bewa peningskoorts gekenmerkt. Men bereidt zich voor op een dag, dien God geve dat nimmer komcl In Frankrijk heeft men, bij het aftreden van het kabinet-Laval, met het kabinet-Sarraut z.ijn hon>- denste ministerie begroet sinds de Derde Republiek haar intrede deed. Een bewijs voor de doeltreffend heid der democratische methoden is zulks niet, of men zou uit de gebrekkige manier, waarop het systeem daar werkt, met optimisme moeten cou- cludeercn, dat er met kromme stokken nog steeds rechte slagen vallen uit te deelen. De verkiezingen brachten het land een sterke toename van rooden invloed, waarmee men later wel eens verlegen is geweest. Met name uit de tallooze sociale con flicten bleek, hoe prestige en tucht door den geest der revolutie worden vernield. Het nog door Barthou gesloten verdrag van vriendschap met Rusland heeft Frankrijk evenmin veel goeds gedaan. Het land heeft een periode meegemaakt, waarin het leek of het van zijn andere bondgenooten verlaten stond. Bovendien heeft dit ongelukkige tractaat aan den Duitschen nabuur het voorwendsel geleverd voor het verlaten van de overeenkomst van_Locarno, wc'.ke gobeur- tenis ons werelddeel nog immer displezier oplevert. Ook Spanje, met zijn volksfrontmisère Heeft een deel zijner ellende aan Frankrijk te wijten, het welk met wapens cn mannen de gcveohtslinie der Spaaneche rooden heeft versterkt, te zamen met zijm bondgenoot te Moskou. De verlenging van den burgeroorlog, die reeds in Juli begon, cn nog geen uitzichten op een spoedige beslissing biedt, is daarvan het eerste betreurenswaardige gevolg. Ook Italië en Duitschland hebben zich daarop in den broederkrijg gemengd, die thans Spanje ver woest, omlor de leuze: Vóór of tegen het Com munisme DE NIEUWE JAARGANG Een nieuw jaar en een nieuwe jaar gang. De redactie van ons Zondagsblad wenscht alle medewerkers en lezers Gods zegen in ruime mate toe. De hartelijke belangstelling onzer le zers voor hun Zondagsblad groeit nog steeds. Dat blijkt ons telkens weer. o.m. ook daaruit, dat velen hun jaargang 1936. laten inbinden. De ondervonden waardeering zal voor ons een voortdurende prikkel zijn al onze krachten in te spannen om ons Zondags blad te handhaven op de vooraanstaande plaats, die het onder de Chr. weekbladen inneemt. Dit eerste nummer van den nieuwen jaargang laat er al iéts van zien, dat we ook in 1937 weer mogen rekenen op de medewerking van goede bekenden uit t kamp van onze Chr. auteurs: GRE VAN AST begint een nieuw vervolgverhaal dat weer met graagte zal gelezen worden. En in onze Kinderkrant maakt C. KEY een aanvang met een vertelling, waarvan de titel al belooft, dat 't aan spanning niet zal ontbreken. Van onze verdere plannen hooren de lezers nog wel. 't Is een genoegen de nu voltooide jaargang nog eens rustig door te blade ren. Wat een schat van gedegen artikelen, mooie verhalen en prettige ontspannings lectuur! En wat een verscheidenheid van interessante illustraties. De nieuwe jaargang zal zoo mogelijk zijn voorganger nog overtreffen. Laten daarom al onze lezers zich beijve ren de losse nummers van hun Zondags blad zorgvuldig te bewaren. Aan 't einde van den jaargang zal men ons dankbaar zijn deze raadgeving te hebben opgevolgd. Pordrecht, P. VAN DUYVENDIJK»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 17