Lelie rku ndiqe Ru btiek
Lucifer-kunstje
Letterraadsel
De kinderen van
Kees Populier
De reeks jeugdbiografieën groeit steeds aan. Na
Bartje hebben we thans De kinderen van Kees
Populier. Al staat de titel in het meervoud, het
gaat in dit boek toch ook vooral om één kind,
Sof Populier.
Het spreekt wel vanzelf, dat er één trek is, die
in al die kindertypen terugkeert, nl. dat het kind
op een of andere wijze van het gemiddelde kind
afwijkt, dus iets bizonders heeft.
Een roman te schrijven over een kind, dat zich
in niets onderscheidt van andere, zou al een heel
ondankbare taak zijn!
Daarbij komt, dat vele schrijvers hun eigen jeugd
leven in dit soort boeken laten herleven en dat
feit alleen reeds maakt hun werk belangrijk.
Hoeveel draagt De kleine Johannes niet bij lot
beter begrip van leven en streven van Frederik
van Eeden!
Het jongste boek van mevr. J. M. Selleger-EIout
brengt ons in kennis met een arbeidersgezin uit
onze tijd. Het beschrijft niet de ontwikkeling ge
durende vele jaren, maar de lotgevallen slechts
van een enkel jaar: het jaar, waarin het gezin
wankelt, waarin het deel krijgt aan de ellende
van deze tijd, van de crisis.
Scherp en duidelijk heeft de schrijfster uitgebeeld,
hoe het gezin deze val ondergaat en hoe de kin
deren ze ondergaan.
Het gezin groepeert zich om vader. Vader is de
autoriteit, de sterke, maar ook de goede, die alle
dingen recht zet en goed maakt en heelt, die al
tijd praat en de zorgen met zijn grappen bant.
„Vader met zijn vroolijke, goeie gezicht. Als vader
thuis was, kon er niks verkeerd blijven gaan."
Maar over één ding sprak hij nooit, wilde hij niet,
dat er gesproken werd: de crisis.
't Zomers had hij werk op de fabriek, 's winters
werk bij de mevrouw van moeder, en hij was
gelukkig.
Wat bezit deze eenvoudige arbeider een kostelijke
eigenschap; tevredenheid, dankbaarheid. Iedereen
klaagt over de crisis, Kees Populier niet. „Da s
altijd nog tijd genoeg, as we niet te eten hebben."
En daarmee uit Hij wil zijn eigen leven en dat
van vrouw en kinderen niet vergallen door nut
teloos klagen.
Populier is niet ongevoelig voor het leed van -Je
werkelijke crisisslachtoffens. Van het weinige, dat
hij heeft, kan hij altijd nog wat missen voor een,
die nog armer is dan hij. En later, als het gebrek
ook hem begint aan te grijnzen, dan heeft hij
daarover geen spijt, maar neemt het nog ten volle
voor zijn verantwoording.
Populier is een optimist, maar een, die niet blind
is voor de werkelijkheid. Hij wapent zijn jongen
tegen de toekomst.
„Jij en ik, wij jongen, we gaan de kop omhoog
houden, wat er ook gebeurt, net as mijn over
grootvader, toen de Fransozen in het land kwa-
men. En as ik nou mijn kop omhoog houd, kijk
Sef, dan zie ik. dat er sterren aan de hemel zijn!"
Ik ben hier eigenlijk bezig met bewijzen aan te
voeren hoe goed en heilzaam de opvoeding van
Kees van onder de populieren was en hoeveel wij
uit dit kostelijke boek kunnen leeren. Er zijn altijd
menschon geweest, en ze zijn er nog, die klaagden
en jammerden bij een welvoorziene disch en dio
daardoor hun kinderen opvoedden tot ontevreden
zuurkijkers en opstandige brompotten. Laten wij
voor onze kinderen zijn een zon van vreugde en
onbezorgd geluk en hun jonge leven zooveel mo-
gelijk jeugd laten.
Moeder Populier had waarlijk wol reden, om het
leven van de zwarte kant te bekijken. Ze man
keerde dikwijls, leed veel pijn, moest hard
sloven voor het groot gezin, moest zuinig leven
van de opgespaarde centen, maar haar mond
bleef gesloten.
En als Leen, vroeg wijs meisje met haar scheeve
ruggetje, die het dichtst bij moeder leeft, bang is,
dat ze moeder in het ziekenhuis pijn zullen doen,
zegt deze wat kwaad en wat streng: „Je mot niet
altijd zo om pijn malen, meid. Daar zal een mens
niet van bederven, van zo'n beetje pijn. En mens
hét zijn narigheid en een mens hét zijn plezier.
En wat van de twee een mens het liefste hét,
daar wordt niet naar gevraagd."
Van de kinderen die mevr. Elout beschrijft gaat
het vooral om Sef.. Hij is een ongedurige jongen,
die veel prakkizeert. Hij krijgt allerlei grillige in
vallen. Hij denkt niet veel na over de gevolgen
van zijn daden. Daarom ervaart zyn omgeving
hem als „lastig".
Als moeder hem voor straf opgesloten heeft op
zolder, ontvlucht hij en verdrinkt dan bijna. In
plaats van, gelijk de opdracht luidde, gras voor
de geit te gaan snijden, neemt hij het dier mee
en laat het, door onoplettendheid, een andermans
tuin. Hij wil nieuwe kaarsen maken van afgo-
hrandc stompjes en veroorzaakt daarmee bijna
brand, in het schuurtje. Altijd doet hij dingen,
die niet mogen en soms gevaarlijk zijn. Waar
om? Is er opzet om zijn ouders onaangenaam
te zijn? Houdt hij niet van hen? Integendeel,. juist
om hen te helpen, zet hij zijn fantasie in wer
king. Hij zal uitvindingen doen, luchttreinen en
vliegmachines en tentoonstellingen organiseeren.
om voor zijn werkloozen vader de kost te ver
dienen.
Vader begrijpt dat allemaal best Er is tusschon
dit kind en dezen vader een wereld van diep be
grijpen. Sef heeft een onbegrensd vertrouwen in
zijn vader; vader verstoort niet Sefs kinderlijke
illusies, maar corrigeert ze en vormt ze naar de
werkelijkheid om.
Sef graaft met zijn vriendje een hol en vader
kan niet denken, dat dit graven van zijn jongen
zulke prachtige gevolgen zal hebben voor heel 't
gezin, maar hij gunt Sef zijn kinderidealcn en
zegt schertsend: „Misschien vind je de gouwo
engel wel bij 't graven in de grond."
Hier is weer zulk een kostelijke, waardevolle op
voedkundige wijsheid. Laten we van Populier leo-
ren, het kind zoolang mogelijk kind te laten, er
geen klein grootmensch van te maken, maar hem
door onze belangstelling in zijn kinderlijk leven
en streven gelukkig maken. Het ruwe, kouic,
harde leven doet door zijn ijzige adem toch reeds
zoo snel de bloesems van jeugdidealisme ver
schrompelen!
De kinderen van Kees Populier is een best boek.
Het leidt ons niet in in een Christelijk gezin en
daarom geeft het niet die bevrediging, welke liet
zou gegeven hebben, indien ook aan het gods
dienstige leven aandacht geschonken was. Maar
ZIELKUNDIGE EN
OPVOEDKUNDIGE
BRIEVEN
kinderlijk denken
Als we het belangwekkende verschijnsel van het
kinderlijk denken gaan beschouwen, moet -het ons
allereerst duidelijk worden, dat dit primitieve (al
te eenvoudige) denken niet alleen bij kinderen
voorkomt, maar ook nog al te vaak bij onszelf,
en vooral ook bij de onbeschaafde „natuur"-vol-
ken, (over wier denken we nog wel afzonderlijk
hopen te handelen).
Wat onszelf aangaat: nooit komen we geheel vrij
van de al te onontwikkelde denkvormen uit onze
kinderjaren.
In 't algemeen kan men zeggen, dat de mensch
op de middaghoogte van zijn leven het minst de
denkfouten uit de kinderleeftijd maakt; dit wordt
op zeer hoogen leeftijd weer erger, totdat in
sommige gevallen in den ouderdom volslagen
„kindschheid" optreden kan, want die betreft niet
alleen de gedragingen en de emoties, maar ook
het denken.
Een der eerst opvallende denk-eigenaardigheden
bij kinderen is het ego-centrische, d.w.z. dat een
kind zichzelf als het middelpunt van alles be
schouwt.
Eigenlijk ziet het heel kleine kind niet eens ver
schil tus6chen zijn eigen lichaam en de buiten
wereld en speelt dan ook met rijn voet precies
als met een ander voorwerp.
Natuurlijk zijn het vooral de onaangename, de
pijnlijke ervaringen, die een kind al gauw leeren,
dat het toch niet geheel en al 't zelfde is, of je
met een speelgoedblokje op je teenen of op een
dekentje slaat. Maar 't duurt tot in 't derde levens
jaar voor een kind zichzelf bewust van andere
menschen begint te onderscheiden en dus zichzelf
als een afzonderlijk kind kent.
Alle andere menschen en dingen beschouwt zoo'n
kind dan nog langen tijd in betrekking tot zich
zelf: z'n vader en moeder, het huis zoowel als de
hond bestaan voor hém.
Zoo is de z.g. „wreedheid" van kleine kinderen
te verklaren. Als een kind van 5 jaar aan een
vlieg de vleugels uittrekt, om te zien, of die vlieg
vlug loopen kan en als het daarna nog een paar
pooten uitrukt, om te weten te komen, of 't diertje
dan toch nog vooruit kan komen, dan is dat góen
eigenlijke wreedheid, maar een gevolg van liet
ego-centrisch denken van dat kind. Het denkt zich
niet In in 't lijden van andere menschen en van
dieren. Het kind onderzoekt en neemt proeven
met een mei-kever, of een kikvorsch, of de poes,
zonder nadenken, en schrikt meestal van wat 'net
gedaan heeft als een oudere dat in kinderlijken
trant verklaart en streng afkeurt.
Zelfs in de lagere-schoolleeftijd mishandelen do
kinderen dikwijls onnadenkend uit machtslust
dieren en kleine kinderen,, ja zelfs... volwassenen.
Als een onderwijzer (es) geen orde houden kan in
school, en de kinderen maken daar een treiterend
of vroolijk misbruik van, dan komen die kinde
ren thuis en zeggen, dat ze toch weer zoo'n ple-
Omslagteekening van „De kinderen
van Kees Populier
dat neemt niet weg, dat wij hier te doen hebben
met een voortreffelijke milieuschildering, met een
goed volgehouden karaktcrteekenÉng. met een
boek, dat bewijst hoe zelfs in tegenspoed en ellende
nog geluk kan bestaan, omdat er geestelijk weer
standsvermogen is, omdat er liefde ie, omdat do
zon van de humor rijn stralen werpt ook over
*6 'evens narigheid.
M. J. Ii
N. S. Servire, Den Haag. Band en illustraties
van Guust Hens.
zier gehad hebben, en ze bedenken niet het
wrange leed, dat ze spelenderwijs, plagend en
brutaa', aan een volwassene kunnen aandoen.
Ze kunnen dat ook niet beseffen!
Laat ons nooit vergeten, dat wij de kindereu
véél beter begrijpen kunnen, dan de kinderen ons!
Wij zijn wél kinderen geweest: maar zij zijn geen
volwassenen geweest
Zijn vele volwassenen niet in hun denken bijna
even ego-centrisch als kinderen?
Ik heb aan 't strand eens een soldaat gezien, die
een krab de pooten uittrok en hom toen aan de
krab 'uisterde. „Zoo'n ding tikt dan zoo aardig,'*
zei hij.
't Is hier nu niet de gelegenheid, om de kwestie
te behandelen of een krab evenveel pijn hebben
kan als een men6ch. Daar gaat het nu niet om.
Maar was die soldaat in z'n denken minder ego
centrisch dan een kind op dat oogenblik?
En als we ons eens een oogenblik goed indenken,
wat vo'wassen hengelaars soms met een baars of
een pal mg uitvoeren, zonder nadenken, kunnen
we ze dan daarin minder ego-centrisoh beschouwen
dan oen kind?
De toeschouwers bij dat hengelen, die zich er
nooit druk over maken als een haak met weer
haak gescheurd wordt uit den bek van een visoh,
zouden verontwaardigd protesteeren, als men een
hond of kat op precies dezelfde wijze met een
haak met spek ving. Maar dat een hond kan gillen
en een visch niet, beïnvloedt overwegend het op
dat oogenb'ik kinderlijke denken van hengelaars
en toeschouwers. Is hun denken dan kinderlijk-ego
centrisch of niet?
In 't algemeen is de 6telling vol te houden, dat'
alleen de fijn-beschaafde mensch voldoende vrij
geworden is van z'n ego-centrisch denken: hij
denkt aan ónderen meer dan aan zichzelf cn
begrijpt hen in hun vreugden en smarten, en stelt
zich welwillend in op wat ze hebben mee te dea<
len; zeifis op wat ze hebben te verzwijgen...
Getuigt het niet van kinderlijk denken, als iemand
altijd-door maar de aandacht van z'n omgeving
vraagt voor eigen aangelegenheden, eigen ziekten,
eigen ervaringen, zonder zelfs met welwillend ge
duld naar anderen te kunnen luisteren?
Zoo beschouwd blijkt de meerdere of mindere be
reidheid tot luisteren zelfs een practische maat
staf voor iemands innerlijke beschaving en ont
wikkeling.
Een tweede eigenaardigheid in hot kinderlijk'
denker, is, dat het pré-logisch en pré-causaal is;
d.w.z. het kinderlijk denken is nóg niet logisch
en causaal, maar in beginsel toch wel: het is op
het logische en het causale ('t oorzakelijk ver
band) aangelegd.
Dat blijkt uit de honderden „waarom-vragen" van
kinderen; blijkbaar is er dus een behoefte aan
wezig, om het verband tusschen de dingen en ge
beurtenissen te doorzien.
Denk aan 't aardige gedichtje: „Waarom is do
wereld rond, Pa; waarom is tic niet vierkant?" enz.
'k Hoorde een kind van 4 jaar aan iemand, die
een baardje draagt, vragen: „Menheer, waarom
hebt u daar die haartjes hangen?"
Een kind van een jaar of tien babbelde: „Opa is
al drie en zeventig jaar; *t is een man van eea
2
HET BRUIDSPAAR
2 Een blikken, ijzeren enz. doos, meest cyïïndcr-
vormig, meer hoog dan breed en geschikt om
iets in te bewaren.
3 Onaangename gewaarwording, ontstaande doos
droogte van het slijmvlies van mond en keel.
4 Kleine ankers met drie of meei armen aan een
stok, om drenkelingen enz. op te halen.
5 Zeeschepen met scherpe boeg en platte spiegel,
als een kof getuigd cn 120—200 ton inhoudende.
6 Plank in mijnen of andere graafwerken om de
aarde tegen te houden.
7 Een hakseltje van gesneden stro of hooi.
8 Enkelvoudige werktuigen van metaal, enz., die
uit een schroefdraad bestaan, welke zodanig
om een rechte cirkelvormige cylinder is ge-
wondon, dat hij met de as daarvan gestadig
dezelfde hoek vormt.
9 Rechte lijnen, die twee punten van een cirkel*
omtrek verenigen.
10 Grote zakken van matten of grof linnen, die
dichtgenaaid worden en dienen om koopmans
goederen in te verzenden.
11 Het driekante voorzeil op kleine vaartuigen,
tussen de mast en de boegspriet gehesen.
12 Benaming voor de vijfde toon dor toonladder*
Een leuke puzzle voor de vacantie
'k Wil 't nieuwe jaar beginnen met een leuk spel
letje, waarvoor jullie in dc vacantie zeker wel tijd
hebt
We leggen vier en twintig lucifers op tafel en wet
zo, dat we negen vierkanten krijgen.
We doen dus zó:
HET BRUIDSPAAR. Er zal wel niemand in
Nederland rijn, die niet weet wie daarmee bedoeld
wordt.
Van 8 September af is 't eigenlijk al feest geweest;
en de laatste weken bereikte de feestvreugde haar
hoogtepunt.
En over enkele dagen Donderdag 7 Jamnari
zullen dan Prinses Juliana en Prins Bernhard
in de oude St Jacobskerk te Den Haag neerknielen
om 's Hoeren zegen over hun huwelijk af te
smeken.
Heel ons volk zal rich op die feestdag hartelijk
verblijden, want dat volk deelt in de vreugde van
zijn Oranjehuis, gelijk het ook gedeeld heeft in de
smart, die in het jaar 1934 over zijn Vorstenhuis
kwam.
Heel ons volk vooral ook onze Nederlandse
jongens en meisjes.
We houden heel veel van onze Koningin.
En Prinses Juliana heeft altijd een grote plaais
in ons aller hart gehad.
We hopen allen, dat de feestdag in Den Haag en
alle feesten, die heel 't land door zullen worden
gehouden, uitnemend zullen slagen. (Ook hoop ik,
dat de lezers van onze Kinderkrant, die op 7 Ta-
nuari in de Residentie zullen zijn, het Vorstelijk
echtpaar goed zullen kunnen zien en hartelijk
toejuichen!)
Maar bovenal wensen we, dat 's Hoeren rijkste
zegen zal mogen rusten op het huwelijk van onze
Prinses Juliana met haar Prins Bernhard!
Ze wonen niet ver van elkaar: een minuut of drie
lopen maar.
Op de hoek van de Prins Hendrikstraat en de
St. Pieterstraat is de slagerij van Covers.
Er hangen halve beesten zonder ribbon aan ha
ken. En midden op 't marmer staat een schaal
zure zult. Worst en leverpasteiblikjes er omheen.
In de deur geeft Piet Henk een stomp tegen z'n
schouder, ,,'t Léste!" zeg* hij. Dan gooit hij de
deur met een smak achter zich dicht
„Blijf maar!" roept hij.
Henk schrabt z'n schoenen! En sluit de dour
netjes, zacht. Want vader is thuis! Dat is lang
niet altijd het geval. En Henks vader heeft harde
handen
II. 'T KASTEEL
Nee, de vader van Henk van Dalen is lang niet
altijd thuis: hij is reiziger.
Henk is bang voor vader. Voor moeder niet Als
moeder zegt: „Je moet vanavond om acht uur nó-
ven komen," och, dan gebeurt het vaak, dat het
half tien wordt. En dan kent Henk z'n huiswerk
de volgende dag niet. En dan moet ie schoolblijveu.
Dat is niet erg, want moeder zegt er tóch niets van.
Dat hij moeder veel verdriet ermee doet, daar
over denkt hij nooit na. Wat kan hèm dat schelen?
't Eenige waar hij zich bezorgd over maakt is,
hoe hij, zonder veel uit te voeren, de dagen door
kan komen. En als vader thuis is moet hij er
bovendien nog voor zorgen, dat hij geen kennis
maakt met diens harde handen.
Om één uur eten ze.
Vader zit in de kamer, met een krant uitgespreid
vóór zich. Moeder laat in de keuken de kookworst
siasen. Boerekool met worst! Heerlijk!
„Dag vader," zegt Henk, om 't hoekje van do
kamerdeur. Dan loopt hij naar boven, waar in
een ouwe kast z'n speelgoed ligt. Hij pakt een
boek en gaat lezen. Onder 't eten vraagt vader,
of tie z'n huiswerk al geleerd heeft.
,,'t Is maar een psalmversje!" zegt Henk.
„Eenst léren, dón spelen!" zegt vader, kort.
Dus wordt er na 't eten hard gewerkt!
Wordt vervolgd
Deze week maar éón raadsel, maar 't is nog al
moeilijk.
Het „geheel" laat zich gemakkelijker vinden dan
sommige „onderdelen". Enfin doe je best maar!
Het geheel bestaat uit 12 letters en stelt een strijd
voor tussen ingezetenen van hetzelfde land.
Nu moet je verder proberen door acht lucifers
weg te nemen twee vierkantjes over te houden.
Dat is heel eenvoudig en toch zal je 't misschien
ndet meevallen.
Volgende week laat ik zien hoe 't kan.
Meisje: „Bakker, moeder laat vragen, of u ïyij
uw krentenbrood ook een fiets geeft?"
Bakker; „Een fiets? Waarom? Waarvoor?
Meisje: „Om van de eene krent naar de andere»
te fietsen, zegt moeder."
Zijne Keizerlijke Hoog
heid, de Groot-Khan van
Venetië rijdt uit.
Voor de grotere jongens
en meisjes een prachtig
voorbeeld om na te
tekenen.
U)