MODE RN TOURISME
Het herstel van Oranje
liet Dogenpaleis te Venetië. Links op den achter
grond ziet men nog een der koepels der San Marco
XII. Na Rhodos zijn het vluchtige glimpen van
den Griekschen archipel, die de touristen aan,
(board van ons sohip naar de reeling roepen. Een
zelvige eilanden lijken het, die er als logge rots
klompen uitzien. Uit de verte toonen zij niet an
ders dan de grillige lijn van hun bergkammen,
die vreemd verloopt tegen een overigens ongerep-
ten hemel. Slechts met den kijker ontwaart men,
hier en daar langs glooiingen en flanken, beschei
den sporen van wat vegetatie, wat bruin of don
kergroen, dat de vale steenmassa's warmer aspect
geeft.
Na Rhodos, het Italiaansch-Grieksche eiland, is
Kerkyra, bij ons beter bekend als Korfou, het vol
gende station van oponthoud op onze thuisvaart.
Voor de zooveelste maal op dezen Odyssee klap
peren de beweeglijke treden van den valreep onder
do ontelbare neerdalende voeten; wachten op het
onderste platformpje, vlak bij de gereedliggende
motorsloepen, een scheepsofficier en enkele stevige
matrozen de bonte rij van die aan land willen op,
en helpen hen in de booten. Even later, na tuf
fend in een wijde l>oog van boord te zijn gevaren,
staan wij op de kade van het stadje, dat denzeif-
den naam draagt als het eiland. In 1923 werd het
door Italië tijdelijk bezet; thans is het weder on
gerept Grieksch, zooals straatnamen, opschriften
op winkelruit eai huizenpui ook duidelijk demon-
streeren.
Korfou moet een heerlijk zacht klimaat hebben.
Terwijl wij in een stevig veercnde auto langs zeer
slecht onderhouden wegen land-inwaarts trekken,
geschokt van hot naar haar, en de rustige, sohaar-
sohc voorbijgangers helaas met uitspettend water
en slik moeten bedeelen er zijn in het wegdek
zeer veel poelen en gaten, zien wij de olijfboo-
men in ruimen getale ter weerszijden van ons
traject gegroepeerd en ruiken wij tevens het ijle,
fijne parfum van sinaasappel- en citroenboomfin
in bloei.
liet menschentype valt aangenaam op door de
merkwaardige, montere kalmte, waarmee ook de
blootsvoetsche herderinnen zich langs de bermen
2iij onze nadering voortbewegen: mooie, rechte ge
stalten, open en prettige gezichten. Hoe onze
chauffeur kans ertoe ziet, langs een weg in repa-
rntie het Aohillcion te bereiken is een raadsel,
oen op den buik liggenden wagen, met de wielen
in de lucht, passeeren wij, als een baken in zee,
maar we kómen toch op dit hooggelegen punt,
waar keizerin Elisabeth van Oostenrijk, tragische
vrouwenfiguur, dit buitenpaleis liet bouwen, om
or de herinnering te betreuren van haar h een ge-
ganen zoon. Na haar had keizer Wilhelm het in
bezit. Hij zette er in zijn werkkamer een bureau
stoel in den vorm van een rijzadel, onmiskenbaar
teeken van zijn tegenwoordigheid.
Het interieur van het Achilleion behoort tot een
periode van binnenhuiskunst, die met de onze
sloohs zeer weinig raakpunten meer heeft, doch
het uitzicht dat men van de hoogten van het park
geniet is weergaloos. Denk u het in, te staan onder
Biet prachtigste geboomte; welverzou-gde palmen,
citroen en sinaasappel en allerlei rijk Moeiend
hout. En over de steil afgaande, diobtbegroeide
berghelling, die als voor uw voeten de diepten in
duikt, ziet u heel wijd uit, en daar beneden ligt
de zee, ver weg en oneindig, met het Dooden-
eilamd, waarop de slanke, donkere cypressen rijzen,
en tusschen deze en andere schoone plekjes aarde
strekt zich uit als een ongerepte azuren vloer dit
"Een fraai oud stadsplein in Dubrovnui,
534
VAART LANGS KORFOE EN DE DALMATIJNSCHE KUST - VENETIË ALS EINDPUNT
Heerlijk blauwe water, onder een zuivere, eveneens
yol blauwe lucht.
Ook op de neergaande berghelling steken hier en
ginds cypressen hun voorname, donkere spitsen
op. Aangename rustpunten bieden zij voor het
oog, een houvast in dit helle licht, waaraan ge
ruimte en afstand kunt meten. In de waaierende
palmen boven uw hoofd lispelt de luchtige zee
lbries, en zoo ge u moeilijk afwendt van dezen
ruimen uitkijkpost in een betooverde wereld, dan
ziet ge in dien tuin van vorsten de beelden die u
doen denken aan de oudheid, en rond het Huis ge
schaard de busten der edelste denkers en dich
ters
Later varen wij in de Adriatisdhe Zee, en in den
vroegen morgen steken de dolfijnen hun rugvin
nen uit het water en maken hun dolle duikelin
gen, steeds op gelijke hoogte voortzwemmend met
liet snelle schip. Ongeëvenaarde zwemmens zijn
(het. Waar zij met een wenteling aJs van een don
ker ronddraaiend rad zich onder water begeven,
daar blijft een vluchtige schuinxkring nog even na-
drijven. Het oog kan ze volgen bij hun voortschie-
ten onder het watervlak, en wip, daar breken zij
reeds weder met een nieuwen koenen sprong den
spiegel.
Hoog en bergachtig is de Dalmatijnsdhe kust,
doch op zeker punt varen wij daar recht op af,
alsof de lieden op de brug den weg bijster waren.
Dan blijkt die trotsche kust zich eensklaps te ope
nen, er is een doorvaart. Landinwaarts! Wij stoo
rnen als in een fjord, die met haar tallooze boch
ten telkens nieuwe panorama's vrij geeft. Vlak
langs den zoom van dit water als een binnen
meer voert een rondgaande straatweg. "Er staan
huisjes langs; hier en daar kliimt er ook een wat
hoogor tegen de bergflank; een kerkje toont zijn
pittige torenspits; visscher» in een roeiboot draaien
een net op uit de waterdiepte met de zilverige
sparteling van viss'ohen.
Langzaam stoomen we door, tot we den verston
ronden oever van deze Boohc di Cattaro, de Mon
den van Cattaro, hebben bereikt.
Dan is dit even van den weg afdwalen in spcel-
6Che stemming weder uit. Het machtige zeeschip
draait, heel voorzichtig; het panorama langs do
oevers draait mee; heel de bonte, prachtige om
geving van steile bergen en rustieke nederzet
tingen zien wij nog eenmaal in omgekeerde volg
orde; dan kiezen wij weden- liet ruime sop.
Een paar Joegoslaaf6oho militaire vliegtuigen
wentelen met hellende d/naagvlakken vlak boven
onze dekken, als verontruste vogels, opgeschrikt
van hun broedplaats.
Dubrovnik, eertijds heette hot Ragusa, dat zien
•wij óók nog even, die fraaie oude stad, geheel ge
bouwd van behouwen natuursteen, een ejidctr
Venetië, met straten die smal naar boven stijgen,
als onafzienbare reeksen trappen. Prachtig ge
beeldhouwde baloons sieren de puien der oude
patriciërs/huizen; pleintjes zijn er, zóó voornaam
en statig, met fraaie gebouwen, als bijvoorbeeld!
het senutorenpaleis, dat men er wel een dag zou
willen verblijven, om de sfeer van dit alles zich
eigen te maken.
De mcnschcn zijn vriendelijk, al spreekt ge hun
Slavische taal niet, al hobt ge hun dinars niet op
zak, doch Engelsdhe shillings of Duitsche marken.
Zij praten in hun bonte winkeltjes, waar ge Mon-
tenegrijnsohe platte petjes mot oen kwast, kuit
broeken en geborduurde jurken kunt koopen, om
u te believen wel zoo van alles mee, door elkaar
Ihecn, en vorkoopen u hun aardige postzegels met
(het portret van den kleinen koning Peter, wiens
vader in Marseille door rovolverkogels werd ge
dood.
Maar we moeten verder, Streuvels zou zeggen „in
gojaagde haast", en ook dit beeld verschiet in
onze reisfiJm maar al te spoedig. Split, of SpaJato,
het volgend tafreel!
Van de kade af ziet ge reeds een hooge, antieke
muur, van zware steoncai hecht opgetrokken, doch
met heele reeksen moderne woon ram en doorbro
ken. Ja, dat is wel heel merkwaardig, dit woon-
kwartier, ontstaan tusschen de resteerende brok
ken van een oud-Romeinsch paleis! Hier bouwde,
eenmaal Diocletianus, bekend uit de tijden de®
Christenvervolgingen, zich een afgelegen residen
tie, ver van het gewoel der toenmalige mondaine
centra. Zooals de bijen in het doode lichaam van
den leeuw, waarvan de Bijbel spreekt, zoo hebben
hier in later tijden de burgers zich in de over
blijfselen van dezen Romeinschcn kolossalen
bouw ingericht. Het is een heel samenstel van
trappen op en trapjes neer, van wonderlijke bin
nenhoven en spelonkaohtige binnenhuisjes.
Langs de kade liggen de schepen, die fruit en
greienten van overzee hebben aangevoerd, met de
achterstevens tegen den wal. Die zijn als markt
kramen ingericht, wat ongetwijfeld heel vernuftig
is, en van boord naar boord doen in de felle zon
de huismoeders van Split haar inkoopen. Gindsche
schuiten verschuilen onder hun gespreide zonne
zeilen rijen geweldige wijnvaten. Men legt een
slang in het spongat, ge ziet het in het soheme-
rige licht. De koopman zuigt er even aan, neemt
dan de kan die de koopster hem reikt en rood als
rullijnen loopt het vocht daarin over. Men zal het
straks drinken, bij het middagmaal, want het sap
dor druiven is goed in dit land en de fiscus heeft'
Het „Doodenciland" nabij Iiorfoe.
het nog niet duur gemaakt en zuur, als in ons
nuchterder noorden.
Op dit plein is markt, ziet ge wel? Bont staan de
uitstallingen in het open helle licht, en bont zijn
ook dc mcnschcn van buiten, die hier koopen en
verkoopen, met hun hoofddoeken, "hun lage schoe
nen, hiun ovorrijk borduursel. Daar is een open
deur, en tegen een der posten aangeleund staat
een geweldig braadspit, met een gebraden stuk
van het een of ander dier. Het is de acliteihêlft
van een lichaam, door midden gehakt, en toont
neg twee pootcn. Mooi hruin is het geroosterd, een
openhartige, eerlijke reclame: Dit kunt u eten,
als u binnengaat, over de roodc, koele tegelvloer,
in een gelagkamer, laag van verdieping, met zware
balk en zo ld er en kleine ramen.
De interieurs zijn hier wonderen van schaduw en
koelheid
Op een morgen is de zee glad en teer van kleur,
liet eerste prille licht speelt er nog over als was
het parelmoer. Een stad doomt in de verte op;
huizen; torens. Wc varen langzaam, tusschen
eilanden en aangeslibde stukken grond, die ver
laten liggen. Een betonning wijst ons schip den
weg, langs den kronkel der vaargeulen.
Dan, na een laatste manoeuvre, rijst er een stad-
en straatbeeld voor ons op, als stond het geschil
derd tegen de lucht. Zoo bekend, zoo meermaals
afgebeeld gezien, doch nimmer bezocht: do koe
pels van de San Marco, het Dogenpaleis met zijn
gokanteelde muren, die er als Moorseh mozaïek
uitzien; de befaamde Campanile op de Piazza.
Dit is Venetië; dit is het Canal Grande; ginds
boogt over een waterstraatje, elegant en tevens ge
heimzinnig, de beroconde Brug der Zuchten.
De zwarte gondel, met het uitgebekt blanke metaal
aan zijn hooggonelidcn steven, en dc beide naarstig
wrikkende gondelieri, die hun uiterst Jicht en be
vallig vaartuig zoo speelsch bchcerschcn, varcrt
ons naar den wal. Wij landen, wij hebben onzen
stoomer thans vaarwel gezegd, wij hebben het
eindpunt van onze lange waterreis achter den rug!
Venetië is dikwijls en in allerlei toonaard bezon
gen. Iedereen ter wereld kent het, met zijn stra
ten, die waterwegen zijn; zijn huisstoepen, wier,
treilen in het donkere zwalpende nat eindigen; zijn
koele, voorname paleizen, voor welker toegangen
de gondels wiegen aan fraai gesneden, ia goede
kleur gehouden meerpalen.
Wondere gedachte, er rond te wandelen door deze
straten en over deze pleintjes, die alle onverander
lijk in hun midden nog de hooggebouwde antiek'
uitziende put hebben, of uit te varen naar do
eilanden in de naaste omgeving, over water, dat'
Het Achilleion-paleis, -waar ttok de Duitsche keizer,
meermalen gewoond heeft.
Prof. Dr H. T. Colenbrander.
Dertig November 1813!
Gij weet het, vanaf dc schoolbank: Prins Willem
keert in het vaderland terug. Maar is de bcteeke-
nis van lat feit wel eens goed tot u doorgedrongen,
hobt gij de beteekenis van <lic terugkeer wel eens
goed doordacht?
Dertig November is een vonnis. Het vonnis over
een eeuw anti-oranjepolitiok, over het drijven van
patriotten en patriciërs, die onze natie Oranje heb
ben ontstolen. Het vonnis over de nationale onge
rechtigheden, die naar het woord van den tot ver
trekken gereedstaanden stadhouder Willem V do
ware bron dezer ongelukken uitmaakten. Hot
vonnis over de gebreken van onze 18e eemvscho
staatsinrichting, de politieke corruptie en de soci
ale wantoestanden. Het vonnis Ln één woord over
het verraad aan de giroote nationale tradities: gods
vrucht, eenvoud, degelijkheid, eerlijkheid, besef
van zelf- en nationaal bewustzijn, die ons volk
hebben gekenmerkt in zijn beste perioden.
Dertig November is een eindpunt. Prins Wil
lem keerde niet terug als Willem VI maar als oen
sou vore in Vorst, als Willem I. Zoo werd dertig
November tevens een beginpunt: toen nam
een aanvang de ontwikkeling onzer staatsinstel
lingen in constitutioneele richting. Wat wij op dit
oogenblik aan gebenedijde vrijheden en volksrech
ten en nationale eenheid bezitten, gaat in wezen
terug op de dag, toen van de W arrior een sloep
g«5t.reken werd en na een ballingschap van ruim
18 jaren Oranje weer thuis kwam.
Het zou verkeerd zijn te meenen, dat de restauratie
zoo gemakkelijk werd voltrekken, dat men m 1*13
hier te lande reeds zulke lieldore gedachten had
over de te volgen nieuwe koers, dat het oxide nu
werkelijk ook geheel voorbijgegaan was en ook
<lat dc goede verwachtingen, die ons volk van
den Prins van Oranje heeft gekoesterd m dat
blijde jaar der verlossing, geheel zijn verwezen
lijkt. In waarheid zijn dc eerste jaren van Ko
ning Willem I buitengewoon zorgvolle en moei
lijke geweest voor volk en Vorst beide.
Het is dc onvergankelijke verdienste van Prof.
Dr 11 T. Colenbrander, dat hij in zijn machtige
monografie over Koning Willem 1 deze UIid van
strijd en zorgen met den Vorst als centrale figuur
daarin, voor ons volk liccft doen herleven en
verklaard.
Zijn boek is het resultaat van jarenlange, con-
Bciënticuze wetenschappelijke studie, er wordt
geen oordeel uitgesproken of het wordt deugdelijk
gemotiveerd. Maar het streng-wctensohapjxelijk ka
rakter maakt de lectuur van het werk toch niet
tot een vermoeienis. Integendeel, de inkleeding der
gtof is zoo, dat elk lozer met eenige algemeen©
ontwikkeling den schrijver volgen kan.
Prof. Colenbrander volgt dc geschiedenis op do
voet, geen enkel feit, geen enkele omstandigheid,
voor het juiste inzicht van belang, wordt veron
achtzaamd. Maar het zijn toch niet de afzonder
lijke feiten, waarom het Golenbrandcr te doen is.
Het gaat hem om het verstaan van dc personen
en dc beginselen, die de behandelde periode be-
Willem I, Koning der Nederlanden, 2 deelcn,
rijk geïll. Uitgave J. M. Meulenhoff. De beide
deelcn verschenen in de Nodcrl. Historische Bi
bliotheek onder leiding van Prof. Dr H. Brugmans.
(voor u ligt als een gróót plein, waarin de telefoon
palen staan die hun draad veilig dragen naar do
meest afgelegen 6tadsdcelcn. Wie zou zich in ileao
stad niet thuis voelen, waarover men reeds zooveel
mocht lozen!
Maar Venetië is voor ons geen pleisterplaats, het
is het begin van die lange weg vaai gladde spoor
staven, die oms via Zwitserland en Frankrijk al te
snel wear huistoe voerde, waar in de lage landen
aan de zee nu ook eindelijk dc zomer was doorge
broken.
Daar waren weer Hollands sloten, rechtgetrok
ken, en dc spiegelende reeksen der knotwilgen, en
de prachtige weiden met hot grazende, kostelijke
voo.
We waren wocr thuis gekomen!
1813 30 November 1936
Naar aanleiding van 't Standaardwerk van Prol. Colenbrander over Koning Willem I
heerschten. Schitterend zijn vaak de karakteris
tieken, die hij van bepaalde figuren geeft, ik denk
aan die van Van Hogendorp op bl. 208. Ik denk
vooral aan die van den Koning zelf op blz. 218
220. Scherp rijst uit deze kenschets het beeld des
Vorsten voor ons op, in al zijn grootheid en ver
dienste, maar ook in al zijn mcnschelijke zwak
heid en fouten.
CoJenbrander heeft er zich voor gewacht, den
eersten Koning der Nederlanden te idealiseeren.
Aanmatigend waren Willems eisohen in 1800 als
schadevergoeding van Frankrijk voor 't verlies
van Nederland. Niet fraai is de rol, die hij aan
vankelijk speelde tijdens het bewind van Najxileon.
De Prins staat ook hierin beneden vele groote
voor- en nazaten, dat hij zoo weinig spontane
hartelijkheid toonde tegenover zijn onderdanen,
Eelfs tegenover hen, aan wie hij zijn kroon dankte.
>,Hij had schrijft Prof. Colcixbrander het
vooruitzien en de gestrengheid van een vader; niet
de teedcrlieid." De Koning had dc neiging alles
alleen te beredderen, hij was weinig gesteld op
mondelinge behandeling van staatszaken, omdat
hij niet bespraakt en niet gevat was. Daardoor
heeft het staatsbestuur veel schade geleden: „De
Vorstelijke beslissingen werden rolsteencn, onver
wachts op de hoofden der ministers neervallen
de." Uit de Staatsinrichting is, mede met 's Ro
llings instemming, alle volksinvloed op de samen
stelling der regeeringslichamen verwijderd! Zijn
houding tegenover Gereformeerden en Katholieken
Fredcrika Louisa Wilhelmina, gemalin van
Koning Willem l
kan onmogelijk worden verdedigd, zij draagt het
stempel der verlichte despotic.
Echt eigen is ons volk nooit met Koning Willem I
geworden, echte vereering heeft het hem nooit
toegedragen. Het moet izeker voor een groot ge
deelte verklaard uit 's Konings houding en per
soonlijkheid.
Willem VI (1S0S)
Naar een pastelportret in het Kon. Paleis Soestdijlt
En toch terwijl Prof. Colcnbrander op de
zwakke «zijden van 's Konings karakter volle licht
laut vallen, niet om hem daarmee te verguizen,
maar om zooxeel misverstanden, als tijdens zijn
regcering zijn gerezen, te verklaren, doet hij ons
andererzijds ook inzien, dat Nederland ook dézen
Oranje onnoemelijk voel te danken heeft. Wat
zou zonder hem van Nederland terecht gekomen
rijn?
Koning Willem I moge zich niet vaak in spontane
hartelijkheid hebben laten gaan, hij had toch een
goed, meelevend hart. Reeds in 1793 toonde hij
dat. Toen zijn vader Gent bezocht, inspireerde de
Kroonprins hem, aan dc Staten-Generaal een voor
stel te doen, een pensioenfonds in te stellen voor
de weduwen en weezen der gevallen soldaten.
Toen in 1825 een groote watervloed ons land en
met name Noord-Holland teisterde, stelde de Ko
ning onmiddellijk een bedrag van 100.000 be
schikbaar voor dc slachtoffers.
Als Stadhouder Willem V in de kritieke dagen
voor zijn vlucht zeer wankelmoedig is, dan
tracht zijn zoon hem tot verdediging van de va-
derlandsche bodem te bewegen en poogt niet Van
Hogendorp de „landsaten" te bewapenen.
Als de Fransche troepen heel Nederland in hun
macht hebben, berust Willem V in het onvermij
delijke, maar zijn zoon hunkert naar de 6tnjd
voor herstel en verzocht in 1799 belast te worden
met de leiding van dc Engelsch-Russisclie inval
in Noord-Holland.
Als Fagel en de Perponclier in 1813 uit naam van
het Driemanschap den Prins uitnoodigen, naar.
Holland over tc komen, aarzelt hij geen oogen
blik, al is het overgroote deel van 't land nog
door vijanden bezet.
Dc toestanden, die dc souvereine Vorst in 1813 in
De landing van
Prins Willem te
Scheveningen.
535