Ons kort verhaal
Grootvader
Wist U dat?
VAN
Een lastig euvel
door A. V. d. Vlugt-Walop
In het hoekje van de serre zat de oude man in
Rijn rieten stoel.
Het hoofd met het dunne grijze haar gesteund
tegen de rugleuning, hield hij de oogen gesloten,
terwijl een zenuwtrek om do mond, waarover de
ibijna witte snor sluik neerhing, even een trilling
Ibracht.
Een sikje op de onderlip gaf het gezicht iets
goedigs.
Over de ingevallen wangen lag een geelbleek©
kleur, terwijl aan de slapen de blauwe aderen
door de huid heenscliijncnd hem zoo iets broos
gaven, dat, was die even-beweging om de mond
cr niet geweest, men had gemeend dat het oudje
voor altijd was ingeslapen.
Zoo nu en dan keek de zon om een hoek van een
wolk, goudde en warmde heel de serre op, o.u
na een poos zich weer te verschuilen.
Dan ging een huivering door den oude heen;
doch hij bleef daar zitten, wilde niet naar bin
nen waar toch de kachel brandde, maar waar
ook de anderen waren.
'Als hij de oogen opendeed zag hij ze zitten.
Zijn dochter Bets en haar man. Bets het voor
hoofd in rimpels opgetrokken, de oogen wijd
o|iengesperd, een vinnige trek om de mono, Dreed
\iit zittend in een crapeaud.
Haar man, klein en schraal met een dun stem
metje dat hij zelden lioorcn liet, alleen dan wan
neer hij met zijn oogen de goedkeuring van zijn
vrouw had gezocht.
Daarnaast zijn zoon Cornells met Jeanne, een
kinderloos echtpaar, beiden welgedaan en in do
puntjes gekleed; Cornelia in zijn aangemeten col
hert. Jeanne stijf rechtop om haar zijaje vooral
niet te kreuken, nippend aan het kopie koffie dat
Marie ingeschonken had.
Marie, de dochter waar de oude heer in huis was,
volmaakte met haar man Piet het zestal dat hier
zijn lot heslissen zou.
Met hooge, zoo nu en dan overslaande stem, be
sloot Marie: „Jullie ziet zelf, ik kan va-Ier hier
niet langer in huis hebben, 't Wordt te klein nu
Wim .opgroeit en een eigen kamer noodig heeft;
het optrekje waar hij nu slaapt kunnen we dan
eindelijk eens voor badkamer inrichten."
Mijn huis, mijn huis, dacht de oude. Was
ik maar niet zoo goed van vertrouwen geweest
om het aan hen te verkoopen. Toen hebben ze
beloofd, dat ik er kon blijven tot mijn dood, eu
nu
- Had ik het maar gehouden, dan nadden ze bij
mij in kunnen komen; maar niemand had dan
het recht gehad mij er uit te zettenlk
loef zeker te lang
„En", lengde Piet zakelijk het betoog van Mario
aan, „het wordt Marie op den duur te druk, vader
heeft zijn verzorging noodig, en dat ades kan
hij veel beter hebben in een inrichting"
„Zooals ik jullie al schreef, is er hier dichtbij in
A. een tehuis gekomen voor oude menschen; ieder
is cr vrij, heeft een eigen zit- en slaapkamer, ik
zelf ben er gaan kijken, 't is alles in de puntjes
hoor, vader kan het niet beter hebben."
„Ja", sprong Bets dan in, „bij mij kan ik vader
ook niet hebben, ik heb geen kamers over. We
moeten ons toch al behelpen. Onze twee meisjes
moet je rekenen, hebben graag haar eigen kamer
en een gezellig zitje als de vriendinnen komen."
„Nu zal jullie wel zeggen dat het in mijn weg
lag, vader in huis te halen", driftigde Jeanne.
„Jullie denkt: menschen zonder kinderen; inaar
ga nu eens na: 's Maandags, 's avonds komen de
dames Tikkers, van Wamelcn en Harpsen bij mij
naaien, zoo'n theekransje; Dinsdags hebben wo
altijd een avondje bij de Treelings; Woensdags
gaat het meisje uit; Donderdags heeft Cornelia
zijn kegelclub; en de Vrijdag houden we om eens
een avondje hier of daar naar toe te gaan."
„Zog jullie nu zelf eens, wat zou vader bij ons nu
hebben?"
„Nee", dacht het oude heertje, bij jullie zou ik
zoker niet willen wezen, maar hier, waar ik al die
jaren gewoond heb, waar ik jullie heb zien op
groeien, waar jullie moeder leefde, en waar zo
gestorven isWat een zegen voor haar dat zo
dit koude, dit harteloozo niet behoeft mee tc
maken."
Dan, als een traan over zijn ingevallen wangen
sidderde, veegde hij die vlug weg. Niemand be
hoefde te weten dat hij het zich aantrok, dat hij
hier weg moest
liet was de laatste morgen voor hem thuis. Allo
plokjes in het huis, en in de tuin zocht hij nog
eens op. Nooit zou hij hier meer terug koeren, 't
was een afschgjd voor altijd.
Terugkcoren?Tn je eigen huis op visite komen?
Nee, dat kon hij niet. Zijn eigen vertrouwde wo
ning waar hij al die jaren lief en leed van God
had toebedeeld gekregen, al die eigen plekjes, die
hun herinnering droegen aan blijde of droevige
gebeurtenissen', terugkomen zou hij hier nooit
meer. Dan liep hij de tuin in, tot waar slechts
luttele meters verder de spoorlijn lag; en daar
achter, in zijn wijdsche uitgestrektheid, de Eng,
het akkerland dat glooiend opliep; al maar stre
pen en banen, hier geelwit van rogge, daar groen
van aardappelen, ginds rozig van boekweit.
Die ruimte, daar had hij altijd van gehouden; 's
winters als aan de somber dreigende hemel de
wolkgevaarten voortjoegen, en de Eng een grauw
bruin kleed leek, hier en daar bcplekt met een
akker winterkoren; 's zomers als de zon glansde
aan de egaalbauwe hemel, en de Eng zich kleurde
met zijn rose, groen en goud.
Hoevele middagen had hij hier gestaan om het
treintje af te wachten, waar Wim mee uit school
kwam; en het opgetogen gezicht van den jongen,
als hij grootvader zag wuiven.
In die tijd schoof dan het spoor het stationnetje
langs, en binnen vijf minuten was de jongen thuis.
Dat was voor grootvader altijd het gelukkigste
uur van de dag geweest,
In het voorjaar en in de zomer waren ze dan de
tuin ingestapt.
„Jonge, tjonge, wat doen de aardbeien het van het
jaar, en heb je die rabarberplanton gezien, daar
moeten we er tusschenuit halen, ze staan veel te
dicht opeen.''
Dan ging Wim een schop uit het schuurtje halen
en togen beidon aan het werk.
Als het wat verder was plukten ze samen wat
aardbeien of bessen voor het dessert; en liep het
naar 't najaar, dan werd uitgezien naar wat rijpe
pruimen, wat sappige peren of appels.
's Winters als de warme kamer lokte, stond groot
vader in de serne de trein af te wachten. Was
die dan voorbij, dan haalde hij het bord met de
damstecnen, of hij deed met Wim een spelletje
schaak.
Nu was dat alles voorbij
Even op zijn schreden terugkccrcnd, bestaarde hij
het pruimeniboompje.
Och, wat was het al groot geworden. Hoeveel jaren
waren er ook niet heengegaan, nadat hij het met
moeder geplant had. Klein nietig struikje, getrok
ken uit ccn pruimepit, gekweekt en gekoesterd in
een bloempot, hadden ze samen een zonnig
plekje er voor uitgezocht hier in de tuin. En kijk,
wat oen booml Hoeveel grootc wazig-blauwe
pruimen droeg het niet deze zomer? Vruchten zoo
zuiver van vorm, zoo edel van kleur, dat hij ze
nog liever aan de boom zag hangon dan zc te
plukken.
Na de pruimeboom kwam do trcurroos aan de
beurt
De roos, in haar prille jaren ccn parasolletje
gelijk, wat met-ter-tijd uitgedijd tot een prieel
van ranken, dragend in de volle zomer een schat
van zaoht-rose roosjes. Met veel overleg, en zon
der ook maar een van zijn takken te schenden,
Kad hij het geleid over eon raamwerk van latten,
zoodat het een groot ondoordringbaar prieel was
geworden, nu nog overgroend door het teero, fijn-
blad ige loof.
Dan ging hij langzaam naar binnen. Voor het hek
hield een auto stil, een verpleegster stapte er uitj
hij werd gehaald.
Ilct afscheid was moeilijk geweest, en in de auto
hield hij de oogen gesloten, dan behoefde hij ook
niet te praten; hij zou het nu niet kunnen, tegen
een vreemde.
Dan hoorde hij zachtjes vragen: „U wilt zeker
liever wat zachter rijden?"
En mét een kreeg de chauffeur bevel zijn gang
wat te matigen.
Nu opende hij de oogen.
Daar lag de weg voor hem uit. Die weg, hoeveel
voel stappen lagen daar niet van hem, van zijn
huisgenooten?
Dan doemde de kerk op. I-Ioevele malen had hij
wel in die kerk naar Gods Woord mogen hooren?
En plots flitsten bijzonderheden op van aannemen,
trouwen, doopen.
Rechts tusschen do villa's door zag hij de Eng,
weer uitgelegd als een glooiend tapijt, met ecu
wijdheid van lijnen.
Nog even zag hij de velden achter de molen
om, dan draaide de weg met een scherpe bocht,
liep licht hellend af. Aan zijn linkerhand bleef
het lage polderland, aan zijn rechter kwamen nu
de bosschen eri de hel, de donkerpaars-bruine hei,
hier en daar beplekt met blinkende vlekken wit
zand.
Steil ging het dan de heuvel op. Gretig keek hij,
waar nu aan beide kanten de hei lag; wijd uit,
met zijn dennen en sparren, zijn kronkelende
heipaden en witte zandpollen.
Dan daalde de weg. Zijn hoofd zonk terug tegen
do autowand, reeds reden ze tusschen de eerste
huizen.
De stad nam hom op.
De dikste man, die waarschijnlijk ooit geleefd
heeft, is Daniël Lambert, die in 1770 te Leicester
geboren werd en in 1809 te Stamford stierf. Deze
lieer woog 700 pond en had een taille van 3 meter
omtrek.
Een West-Afrikaansche neger van reusachtige ge
stalte, wien werd verzocht een inlandsch gezang
voor een gramofoon te zingen, ontwikkelde zulk
een geweldig geluid, dat hij hét instrument stuk
zong.
OPLOSSING
van het aardrijkskundig raadsel uit het vorig No.:
Horizontaal: 1. Espen; 4. Espelo; 6. Agram; 9. Fez;
10. Aroe; 12. Moskwa; 14. Aa; 15. Ida; 17. Para;
18. Bar; 19. Brest; 21. Borne; 23. Aar; 24. Neede;
25. Chaam; 27. Nes; 29. Praag; 32. Kanem; 35.
Orel; 37. Hem; 38. Druten; 40. Arum; 41. Bug; 42.
Wezer; 43. Kansas; 44. Omsk.
VcrtieaaJ: 2. Po; 3. Narwa; 4. Elmira; 5. Eem; 7.
Goa; 8. Maarn; 10. Akron; 11. Ede; 13. Sau; 14.
Aare; 16. Asahan; 19. Bar; 20. Taag; 21. Beek; 22.
Edam; 25. Caen; 20. Marum; 28. Eemncs; 30.
Riouw; 31. Let; 33. Nod.; 35. Oruro; 36. Lebak;
39. Nun.
\J< M«5//
KRUISWOORDRAADSEL
De oplossing die men ons niet behoeft toe te
zenden geven wij in het nummer van volgende
week.
6.
verzoek
7.
stengel.
8.
opslagplaats.
11.
prent.
13.
hoogschatten.
15.
meisjesnaam.
16.
broeder (It. afk.).
17.
vod.
19.
onvruchtbaar.
19.
kleedingstuk.
22.
plaats in Gelderland.
24.
erwtensoep.
26.
militaire afdeeling.
28.
oudere.
30.
gebied.
31.
oud muntstuk.
VERTICAAL:
1.
vaak.
2.
stad op Sumatra.
3.
eindje.
4.
bloem.
5.
stad in Alaska,
9.
teekening.
10.
uitroep.
12.
hemellichaam.
14.
gissen.
20.
gissen.
21.
hal tl
22.
ik.
23.
rangtelwoord.
25.
ellende.
27.
regenboogvlies.
29.
kleedingstuk.
512
ïtoemd. Toen ben ik met een vuile kop naar
Amerika geioopen. Ja, met de boot natuurlijk.
Maar die vuile kop is mijn geluk geweest."
Ze schaterden het uit en werden nog eens getrac-
teerd en nog eens.
De thermometer van de waardecring over meesters
werk daalde in die dagen aanmerkelijk in Veen-
plas. Do meester zelf voelde dat duidelijk. Geleep-
held kon soms wel een last zijn, had meneer ock
nog gezegd.
De winter, die volgde, kreeg de meester zelfs niet
'één wintervogel in de school. Ook dat kwam door
de gedaalde thermometer.
Meneer Brunst had een groot stuk veen gekocht.
Het contract zou geteekend worden in de herberg
te Veenplas. Allen waren aanwezig. De zaken
liepen af. Naar gewoonte (men wist het al) had
meneer Brunst de grootste moeite om zijn naam
onder het contract te krijgen. Het ding zelf lezen
ging in geen geval. Dat wist ieder. De zascn
kwamen toch klaar.
„Maar meneer Brunst," zei de notaris, „het is loch
heel jammer, dat u niet wat meer lezen en
schrijven kunt Daar zult u toch veel last van
gehatl hebben in Ameika. Een man met zooveel
doorzicht. En zoo actief. En dan zelf niet kunnen
lezen. Wat zou er van u geworden zijn, als u dat
wel had meegenomen in het jonge leven!"
Meneer Brunst 6tond klaar om heen te gaan en
riep door de gelagkamer: „Wat er dan van mij
gewoden was? Koster in Klontjesburenl"
Toen vertrok hij lachend. Hij had goede zaken
gedaan die dag.
Maar de thermometer voor meester Kwedel daal
de die dagen weer een paar graden, omdat die
mooie mop van mijnheer Brunst in Veenplas van
mond tot mond ging.
„Ik dank den Heere, dat niet allen in Veenplas
zoo remmend werken," zei de meester tegen de
„broeders bestuurderen".
XII. DE PROEF DOORSTAAN?
Al dagen en al weken had de wolf in Veenplas
rondgeslopen, voordat het tot iemand goed door
drong, dat hij er was. Meest in de naoht loerde
hij op zijn prooi, ging als op fluweelen pantoffels
van huis tot huis of van hut tot hut, ja zelfs
imeestal in de hutten. En duar pakte hij op het
onverwachtst zijn uitgekozen slachtoffer beet, dat
[hij niet meer losliet Verwoed zette hij de tanden
er in, hield vast, hoe het slachtoffer en de omstan
ders 2ich ook verweerden en meestal was hef
einde zijn overwinning. En toen hij er eenmaal
was, zoo zeker, dat niemand meer aan zijn tegen
woordigheid twijfelen kon, gezien zijn vele slacht
offers, toen wist men ook, vanwaar hij Veenplas
ingekomen was. In „het dorp" was hij het eerst
gesignaleerd, maar daar was men hem dadelijk
zoo onverhoeds op het lijf gevallen, dat hij na
een week zijn biezen daar gepakt had. En toen
in één rechte lijn, op een draf, naar Veenpias.
Daar wa9 men minder op zijn hoede, misschien
tv/el juist daarom, dat men zich nog niet zoo van
zijn vrecselijke macht bewust was. Toen hij er
Üan ook was, gedroeg hij zich als iemand, aie
zegt: Ik ben hier nu eenmaal, en nu blijf ik voor-
loopig ook. Als een vos in het hoenderhok, zoo
greep hij nu verwoed om zich heen en pakte hier
een kind, daar een vrouw, elders een sterken man.
(Wordt vervolgd.)
En cele tied gelejen ei je is buutcn mien weete
een stik ln het Zondagsblad van ons blad geschre-
iven en sofThaer in 't openbaer an Jan en Alleman
verteld, da 'k so lillek bekaaid bin gewist mè da
moske van Neéle, die bloederromoej ad en over
de ruzie, die 'k mè de dokter daerover g'had ep.
'Affijn je eit gelukkig geen naeme genoemd, dus
b'halvo jie en dien dokter wit geen mensch der
rwat van af. En dieen dokter, die mot van eigens
zijn snuut ouwen daer eit cm voor gezworen. As
'je 't noe mien vraegt, dan gleuf ik nie, da ze zoo
ïioe en dan nie is 'n bitje klossen, maer van onzen
dokter daer kei je noe letterlik zo is niks van te
woetc kommen. Ie smiet alles daedelik op en lol
letje. Dan bint je naturclik so klaer.
Sfe weet da 'k twee meskos ebbe een van 12 en
een van 14 jaer en da 'k die keindere altiod so
zindelek meugelik be-andcl.
lelke mengen motten ze wasschcn, watte in 't
Richt komt en ecnmael in de maend, noodig of
mie, dan motten ze pier-pocdcr-naekendig in do
iwosch tobbe.
En as zc in de tobbe binnen, dan ka je krekt
Rien an ie striepen, tot waer ze alle daege ge-
wasschcn worren.
'Zo slaopen van eigen saemen en vcrlejen week
net op en Diessendag, komt de ouste thuus en ze
Ikost maer nie van der oot afbluuve en een
stuutje lactcr daer begost de acr waaratje ók al
Ie krabbe.
Ik zei: „Gac jullie maer is mee naer 't schuurkot
cn dan mo'k is kieke, of 't cr wette op julio oot
Rit, want .vertrouwe doe ik 't nie.
De guus vonden dat kammc mit die fiene kam
niks leutig, maer ik vong al daedelik een paor
kanjers. Ik riep naer onzen arbeier Pier, die op
het land stoeng te spitten: „komt jie is icr." (Mien
veint eit meer verstande van eele groote beesten
as koeien en perden).
,Da binnen hiuze zei ie en daer mot je gauw wat
an doen, want anders zit je in een paer dagen
glad er onder. Nachtemiddag gae ik toch naer de
stad en dan sa 'k wè is ievers anloopen.
Teen da Pier wcrom was, zeit ie: „Die jiffcr eit
me een peperuusje mit fien gemaelen zaeil gegeven
en da most ik op brandewien trekken. Oe dat et
eet da bin ik vergeten, maer ze zei er bie, dat
het vergift was. En toen bin ik vancigcns naer
den drankwienkel gegaen om een half flesje
brandewien. Jac, vrouwe, je kiekt so naer dat
flesje. Der is een bitje uut. Da kwam so. Ik was
nog maer een endetje op de terugweg en daer
begint me da kleine gaetje in men kies toch aweer
zoo duuvekaeters veul zeer te doen cn dan elpt
cr niks so goed as een slokje brandewien in dat
gaetje."
,Dan is dat bepaeld wel een eel groot gat Pier,
want je flcsse is al alf leeg."
En nu wou ik u maer zeien, da 'k dat zaed goéd
ob laten trekken en da 'k ulder oot der al drie
daegen mee eb gewassen, maer ik kan nie zien,
dat et ies mindert. Noe eb ik g'oord, dat jie nog
a flienke middels kent en noe wou ik je vraegen,
wa 'k der mee doen mot, want so gaet et nie
langer.
Ik schreef haar terug als volgt: Daar een wijfjes-
luis, als ze goed gehumeurd is, 50 eieren legt en
de baby's daaruit na 8 dagen paraat zijn om een
©ven talrijke nakomelingsschap te stichlcn, is hun
vermenigvuldiging dan ook „als het zand der zee".
Deze eieren of wel neten geheeten, vindt men
gemeenlijk aan het haar oven boven de haar
wortel en zitten daar zoo stevig aan vast, als
eenpostzegel aan een brief. Daar de neten
de nieuwe generatie vormen, moet men natuurlijk
ze zoo grondig mogelijk verwijderen. Kammen
met een fijne z.g. stofkam is natuurlijk het aan
gewezen middel, maar bij een flinke infectie, zoo
als bij je dochtertjes, niet voldoende. Dat aftrek
sel van Sabadilla-zaad; Bijloos Hoofdwater, Lysol-
oplossing, Petroleum enz., zijn wel uitstekende
verdelgingsmiddelen, maar de inwerking is voel te
kortstondig en al spoedig na zoo'n behandeling
vieren de diertjes weer hoogtij; Ze moeten eens
24 uur onafgebroken onder de pekel gezet wor
den en dan hebben ze hun zwanenzang gezongen.
Een zeer aanbevolen methode is nu de volgende.
Men bevochtigt haren en hoofdhuid met een
mengsel van gelijke hoeveelheden Petroleum
Olijfolie en dekt nu het hoofd af met het bekende
„kopverband" of wel met een goed sluitende
gummi-badmuts. (Men wil hierbij wel in het oog
houden, dat de patiënt in die situatie min of meer
„brandgevaarlijk" is.)
Na die 24 uur begint de „groote schoonmaak" met
een lauw-warme oplossing van groene zeep, waar
bij men met een nagelborstel de haren krachtig
moet boi-stelen om de neten los te krijgen. Hierbij
is het van groot nut de netenkam telkens te
doopen in warme azijn ter betere oplossing. Deze
bewerking herhale men zoo noodig. Heeft de pa
tiënt echter zoo hard gekrabd, dat de hoofdhuid
verwond is, dan zal leze eerst door een arts moe
ten behandeld worden, alvorens de petroleum
kap-methode wordt toegepast.
Na een dag of tien kwam er van de boerin een
schrijven, dat wel zeer moeilijk te ontcijferen was,
maar welke ontcijfering beloond werd door do
geestige en typische inhoud.
„De boeren ebben et overwonnen. De vie-and is
gevlucht. Je raed was van de beuvenste plankc
oor. Nae het schrieve van je, docht ik bie mo
zelvcrs: „Ze zullen in Zwaer teugeswoordig
veu badgasten kommen, wè badmutse verkoopen.
'k Zee teugen de keindere: doe je beste spul Ion
maer an, want we gaene naer 't durp. In een
alf uur waeren we der.
Maer toen ik dien wienkelier om een paer bad
mutsen vroeg viel die dubbelt van het lachen.
Badmutsen voor twee boerinnetjes en dan in do
maend Maert, zei ie.
Op 't lange leste brulden we alle viere et tuit,
maer ik koste toch niet seie a6 dat het voor de
luuze was. Ik maekte der maer een draai an gaf
men meskes een por in ulder sie cn sei maer:
„jae da kan ik noe joe als ouwe kennis wel zeie:
ze ebben een bitje uutslag op ulder oot, je be-
griept da wel van school meegebrocht en je mot
daer noe nie over kletsen begriep je."
Daer at je noe bepaeld is een portretje van mot
ton maoken: die beide guus in der boersehe klec-
ren met een badmutse op ulder oot.
Maerze binnen noe zoo zuuver als glas cn
ik bin je oogstens dankbaer en de groetenis van
vrouw S.
Ileelsum.
G. K. A. NON II
[JE BEL.
WAT DEZE WEEK
DE AANDACHT TROK
DONDERDAGAVOND
EEN NIEUWE SPRONG VOORUIT
maakt, in deze dagen en met vele.r toewijding,
de V.C.P.; o.m. ook daardoor, dat in verschil
lende centrum-gemeenten, waar één der bladen
van de V.C.P. reeds vaste voet kreeg, nog meer
aandacht aan het plaatselijk gebeuren zal wor-
den geschonken, dan tot heden het geval was.
Nu moet men zich daarvan natuurlijk geen
overdreven voorstellingen maken. Een dagblad
ten onzent met zijn duizenden lezers kan niet
eoncurreeren met een streekblad in Zuid-Afrika,
dat tot in bizonderheden afdaalt en bv. uitvoe
rig meedeelt, dat de familie de Beer op Ter-
pentijnbult hul enigste kir\d„deur die dood
moes af gee": of de volgende frappante be
richten opneemt:
„Mnr. Af. C. de Beer, hoof vee-inspekteur van
Noord-Transvaal, lè siek aan 'n griepaanval in
sy woning in Pietersburg."
MejKitty du Preez van Naboomspruit is op
besoek bij haar broer m skoonzuster, mnr er,
mevr. H. du Preez van Pietersburg."
De lezer behoeft niet te vreezen dat dit laatste
bezoek tot politieke verwikkelingen zal leiden,
want geruststellend staat er in dezelfde kolom
onder:
(Tensy vaar anders vermeld word die verant-
woordelikheid vir die politieke nuus en be-
skouings in hierdie uitgawe gedra deur F. C.
Jacobsz, 619 Schocmanstraat, Pretoria).
Wanneer de V.C.P. bij de nieuwe sprong voor
waarts geen statistiek van familiebezoeken kan
geven, dan ivil dat echter niet zeggen, dat zij
het niet op prijs stelt familie-blad le zijn.
Zij doet daarvoor, vooral ook door Zondags
blad en jeuqdvermaak, al haar best: doch een
deel van die laak moet door de lezers over
genomen worden. De rubriek familie-berichten
op de advertentie-pagina wordt nog door al te
velen gepasseerd en men bedenkt te weinig
hoezeer de vroegere buurman of de achterneef,
die van den Haag naar Kampen of van Rot
terdam naar Eindhoven verhuisde interesse
heeft voor de nieuivsberichten in een der bla
den van de V.C.P., welke hem op de hoogte
brengen van het wel en wee in de vroegere
vriendenkring.
Deze nieuwe sprong vooruit beteékent ook
nieuwe actie in het publieke leven. Want ge
kunt uw Christelijke organisatie, uw anti
revolutionaire politiek niet beter dienen dan ih
elk gezin een Christelijk dagblad te brengen,
dat de aanstormende vraag .lukken van onze
tijd zet onder het licht der Schrift en een laai
spreekt, welke ons eenvoudige volk verslaat.
De moderne, alias roode vakbeweging begrijpt,
dat uitstekend. Zij verzuimt geen enkele keer
de leden er op te wijzen, dat de roode pers
recht heeft op de eereplaats in elk gezin. Zoo
bchooren ook over en iveer de Christelijke pers
en de Chr. Vakorganisatie elkaar te helpen: de
eerste mag niet nalaten de Nov ember-act ie van
het C.N.V. te steunen cn de laatste heeft op
vcrgatlering en bij huisbezoek de invloed der
Christelijke pers te bevorderen.
Met dankbaarheid ervaren wc telkens, dat
ambtsdragers in de Kerk bij hun huisbezoek
deze dingen niet over het hoofd zien en nccvw
lettend acht slaan op de gczinslectuur. En
waarlijk, ze doen aan de waarheid niet te kort,
als ze de slappe leden der kerk er op u-ijzen,
dat om nu maar bij eigen huis te blijven
de bladen der V.C.P. zich in elk opzicht kun
nen meten met de z.g. neutrale kranten, welke
nog maar al te veel in onze gezinnen gevon
den worden. En het is wel te betreuren, dat
cr, volgens onze ervaring, nog te locin'q predi
kanten zijn, die in gebed en preek aandacht
aan de dagbladpers schenken. Zij moesten u i.
meer het voorbeeld volgen van een zonula
w ij zeggen te vroeg ontslapen dienaar des
Woords, die zelden verzuimde te bidden voor
allen, „die door spreken of schrijven het goede
voor ons volle zoeken."
Nieuwe, krachtige actie moet in de komende
maanden op politiek gebied gevoerd worden;
ze zal geheiligd en gesterkt worden door het
persoonlijk cn gemeenschappelijk gebed. De
goedgeslaagde Anti-rcv. Kadcrdagen stoniien
'gelukkig in dat teeken en beloven daarom veel
'goeds. De nieuwe vreugde welke ons volk, D.V.
op 7 Januari wacht, worde cr ook door gehei
ligd; even goed als de nieuwe smart, welke
visscliersvrouwen trof en waarover de Koningin
zc zelf kwam troosten met te wijzen op de
liefde Gods., die alt ij d zegent, ook in dc be
proeving.
Laat ons nu voorts in deze rubriek nwgen
zwijgen over de nieuwe ongevallen van de weg,
waaraan ook deze weeft weer rijk was; aan
de nieuwe rechtzaken van Nijenrode cn poli
tic-commissaris, waaruit ook zoo veel te leeren
valt; aan de nieuwe pachtwet, welke misschien
winst cn verlies brengt; aan de nieuwe prijzen,
die langzaam klimmen; aan dc nieuwe lee
ning. die ccn groot succes werd en veel goeds
belooft; cn aan de nieuwe spaarders, die
van dc steun leven en hun kapitaaltje willen
sparen, maar van wie dan gaat gelden: (Schie
dam en Eindhoven) dc bedriegers bedrogen.
Ja alle nieuws is wacrlijk geen goed nieuws
509