De Verkeersveiligheidsweek van de K.N.A.C. Devaluatie en de Landbouw Rapport-Verschuur gepubliceerc DINSDAG OCTOBER 1936 ONS WEGENNET WORDT SNEL VERBETERD Een veiligheidswagen om het publiek les te geven Op de tweede wegverkeersdag, samenval lend met de zesde verkeersveiligheidsweek van de K.N.A.C, in het gebouw voor K. W. te Den Haag gehouden, heeft de Minister van Waterstaat, Jhr. Mr. O. C. A. v. Lid th de Jeu de na een inleidend woord van den voorzitter een rede gehou- over speciale autowegen, wegenaanleg en wegenverbetering in ons land. Op deze rede komen we nader terug. De heer N. T. Carstens, directeur van den Etappen- en Verkeersdienst, sprak ver volgens over Spr. zeide, dat niet alle wegen uit mili tair oogpunt van evenveel belang zijn. Een dicht net van verharde wegen in de nabij heid der grenzen is zelfs niet zonder be denking. De gefundeerde wegen in het pol derland kunnen de defensie echter ten nutte zijn en vooral de nieuwe bruggen over onze rivieren, die het mogelijk maken de mobilisatie te bespoedigen zijn een groot voordeel. Door het aanbrengen van versper ringen en het uitvoeren van vernielingen van weggedeelten kan men het oprukken van een vijand voldoende vertragen. Spr. bepleitte het nut van overleg met de mili taire autoriteiten bij den wegenaanleg. De volgende spreker was Ir. W. J. H. Harmsen, hoofdingenieur-directeur van den Waterstaat, die handelde ovei de Moerdijkbrug en de verdere aiwerking van het bruggenplan. Spr. zeide, dat de nieuwe Moerdijkbrug op zuivere wijze zal lfunnen aantoonen of een brug het verkeer stimuleert, omdat niet als elders van verschuiving van verkeer bij >'eze brug sprake kan zijn. Het juiste effect zal men echter eerst kunnen zien als de verkeersovergangen bij Dordrecht en Rotterdam zijn ver beterd, wat voor Dordt betreft in 1938 al het geval zal zijn. Spr. verwacht een groote verkeersontwikkeling naar het Zuiden. De rest van liet groote bruggenplan vor- 'dert goed. Voor de brug over de Merwede bij Gorinchem is op de ontwerp-bcgrooting van het Verkeersfonds voor 1937 een be langrijk bedrag uitgetrokken, zoodat men in dat jaar kan beginnen, wat ook het ge val zal zijn met de brug over de Noord bij Hendrik-Ido-Ambacht en de brug over de IJssel te Deventer. De brug over de IJssel te Doesburg zal eerst kunnen worden ge bouwd, wanneer Is uitgemaakt of de kana lisatie van den Gelderschen IJssel al of niet zal worden uitgevoerd. Indien zich geen onvoorziene om standigheden voordoen, zoo besloot spr. zal het bruggenplan over ongeveer 5 jaar zijn voltooid, De volgende spreker, de heer J. E. v. 'd. H e v d e n, referendaris bij het Departe ment van Waterstaat, sprak over Wettelijke verkeersmaatregelen en gaf een uitvoerig historisch betoog over hetgeen de overheid sinds 1898 op dit ge bied heeft tot stand gebracht. Voor de in voering van de wegenverkeerswet zijn ook alweer nieuwe bepalingen in den maak. De wegverbruikers zelf kunnen echter door een juist aansprakelijkheldsgevoel het best de veiligheid dienen. Omtrent gaf Ir. N. A. Halbertsma zijn inzichten te kennen. De nieuwe verkeersvoorschriften van 18September achtte spr. een groote verbetering. De homologatie van koplichten maakt het mogelijk de controle op een juiste verlichting te bevorderen en dat de lichtbundel van de rijwiellampen nooit ver der dan 20 M. den weg mag treffen is even eens gemakkelijk voor het toezicht en een Verbetering van de veiligheid. Zenuwarts Dr. F. H. G. v. Loon van Den Haag sprak vervolgens over psychologie der verkeersongevallen. Steeds, zoo concludeerde spr., zal de tech niek rekening moeten houden met den levenden mensch, beperkt door zijn psychi sche grenzen van handeling, oefening, aan passing, van gezichtsveld, opmerkzaam heid en reactietijd. Uitgaande van de veronderstelling dat een goed chauffeur iemand is die weinig „stukken" zal maken, zei de heer van Loon dat psycho-technische onderzoekingen heb ben aangetoond, dat de combinaties van hoogere en lagere psychologische eigen schappen kunnen bepalen of iemand een goed chauffeur is of niet. De ideale rijder zal met voldoende ont wikkeld verantwoordelijkheidsgevoel, slechts zelden in een katastrophale situatie kun nen geraken, omdat hij soms bewust maar meestal half of geheel automatisch zijn snelheid heeft verminderd, of zich hierop heeft voorbereid, vóór de onmiddellijke attentie- of gevaars-situatie aanwezig is. Sprekende over het gemis aan verant woordelijkheidsgevoel bij vele automobilis ten achtte Dr. van Loon het een wijze maatregel indien het verboden zou zijn een verzekering te sluiten voor het volle bedrag zoodat bijv. altijd een eigen risico zou blij ven bestaan van 25. Wat de verkeersinstructie betreft, zoo achtte spreker verhooging van het peil der instructeurs zeer gewenscht. Ook verkeersopvoeding is van het groot ste belang. Veel belangrijker dan de beperking der rijtijden acht spr. het bepalen van een maximum duur van werk- en rijdag samen. Veel ongelukken worden ook veroorzaakt door overdreven voorzichtigheid cn buiten gewoon sterke plichtsbetrachting. De te groote voortdurende aandachtsspanning stimuleert de fatale inzinkingen. Dronken chauffeurs zijn ontoelaatbaar; tegen een matig gebruik van alcohol ziet spr. geen bezwaar. Een radiorede van Mr. J. Linthorst Homan Voor de microfoon van de N.C.R.V. heeft gisteravond, in verband met de veiligheids- week van de K.N.A.C. mr J. Linthorst Homan, voorzitter van deze organisatie, een radiorede gehouden. Hij wees er o.m. op, dat er in ons land 3.224.000 fietsers en 139.250 automobielen zijn. In 1934 waren er 12512 aanrijdingen tusschen fietsers en automobilisten. Er wer den 427 personen gedood en 9347 gewond. De oplossing van het verkeersprobleem kan alleen gevonden worden, wanneer men over en weer inziet, dat er verkeersplichten zijn. Niet genoeg kan worden gewaarschuwd tegen de gcdachtengang, welke men bij alle groepen van weggebruikers wel eens aan treft als zou de fóht van den ander het recht geven ook zelf een fout te maken. Spr. protesteerde ernstig tegen de be staande opvatting, alsof wij in ons land thans zoo'n verkeerschaos zouden kennen, dat men juist zou handelen door bij het publiek eeii soort angstpsychose te schep pen of aan te kweeken, t.a.v. het wegver keer. Hij sprak de hoop uit, dat in de gezinnen en scholen meer aandacht gewijd moge worden aan de problemen van het verkeer, In de scholen door stelselmatig verkeers- on denvijs. V eiligheidswagen van de K.N.A.C. Nienwe actie voor veiliger verkeer De Verkeerspaedagoog van de K.N.A.C.. wordt voortaan vergezeld door een aan hangwagen. De beide zijwanden, voorzien van de spreuk „Veiligheid vóór Alles", bevat ten vier vitrines welke naar beneden kunnen worden opengeklapt In gesloten toestand toonen zij propagandamate riaal, maar zoodra zij zijn opengeklapt, worden op haar plaats niet minder flan vierentwintig verlichte paneelen ge- exposeerd, welke op plastische wijze evenzoovele verkeersvraagstukken in beeld brengen. Deze paneelen, voorzien van verklarenden tekst, kunnen naar behoefte worden gewijzigd, zoodat bij eventueele veranderingen in de ver keersvoorschriften, deze in beeld ge bracht, aan het publiek op sprekende wijze bekend kunnen worden gemaakt De neergeklapte vitrines kunnen eveneens aan de veiligheidspropaganda dienstbaar worden gemaakt; zij bevatten thans afbeel dingen van de voornaamste verkeersborden ook van de nieuwe, welke met 1 November van kracht worden. De achterwand is voor wat de bovenste helft betreft opklapbaar; daardoor komt dan een filmscherm vrij, dat bestemd is Ter gelegenheid van de ver loving onzer Prinses ver vaardigde een juwelier te Maastricht bovenstaand uit 5000 steenen bestaand pronkstuk van de wapens der verloofden. REDE VAN DEN HEER CHR. VAN DEN HEUVEL Voor de Chr. Boeren- en Tuindersbond, afd. Alblasserwaard Gisteravond' trad voor bovengenoemde af- deeling op de heer Chr. v. d. Heuvc 1, tweede voorzitter van den C.B.T.B., te Brandwijk. Het vereenigingsgebouw was flink bezet trots het ongunstige weder. De heer J. Aantjes, voorzitter van de afdeehng, opent met het lezen van Psalm 146 en gebed. Na diens inleidend woord behandelt de heer van den Heuvel zijn onderwerp: Spr. zet allereerst uiteen, wat onder deva luatie te verstaan is, hierbij er op wijzende, dat er ten deze nog veel onzekerheid be staat. Spr. staat stil bij de exportmo gelijkheden, wel- ce uit de depre ciatie zouden kun ■ien voortvloeien. Ook ten dezen op zicht staat rog niets vast. Even eens dient een voorbehoud ge maakt betreffen- lede het prijsver- loop. Er zijn er uic van de waar deverandering van ons geld een gunstigen invloed verwachten op de publieke finan ciën. Als sluitstuk van de aanpassing kan de waardeverminde ring goede diensten bewijzen. Spr. constateert, dat de devaluatie den landbouw geen diensten bewijst. Er is echter een verandering gekomen, waardoor het mogelijk is, dat de achterstand bij de agra rische bevolkingsgroepen vermindert. Het tegengaan van de prijsoporijving moest over de geheele linie gaan, om alge- meene loonsverhooging-actie tegen te gaan. Als blijvende toestand is dit echter niet ac ceptabél, vooral niet met het oog op den invoer van agrarische producten. De regee ring heeft reeds ten opzichte van de melk en de varkensprijzen haar maatregelen ge nomen, om hierin tegemoet te komen. Hoogere prijzen voor de agrarische pro ducten acht spr. noodig. Er zijn echter maat regelen die teruggenomen moeten worden en er zijn er ook, die nagelaten zijn. Chr. v. d. Heuvel voor de vertooningen van smalfilms op Vei lig Verkeersgebied. Het filmscherm kan wanneer het niet behoeft te worden ge bruikt worden weggeklapt, waardoor ook aan den achterwand een paneel vrijkomt voor verkeerspropaganda. Drukwerken zullen op de propaganda- tochten tevens worden verspreid. Om af le komen van knellende maatrege len bestaat er gevaar, dat een actie gevoerd wordt, welke den landbouw niet anders dan nadeel kan opleveren. In de pauze wordt het mooie en keurig verzorgde propaganda-nummer van „Ons jonge platteland", orgaan ten dienste van den Bonn van Chr. jonge boeren- en tuin dersorganisaties en de Chr. jonge boerin- nenorganisatie, verspreid. De gedachtenwisseling De heer Brouwer van Molenaarsgraaf, vraagt, of de regeering niet moet meegaan met een internationale muntcorrectie. Ver der meent spr., dat de graanheffing moet vera wijnen. De heer De Haan, van Molenaarsgraaf, pleit voor krachtige organisatie van de andlxjuwers. Spr. heeft critiek ten opzichte van de clearing en haar invloed op den landbouw. De heer Van Hoeven, hoofd der Chr. school te Molenaarsgraaf, meent, dat onze regeering c.e vriendschappelijke verhouding met Duitschland dient te verbeteren. De heer S I o b, van Noordeloos, meent, dat de zuivelproducenten bijzonder nadeel ondervinden van de devaluatie, waardoor de kaasmarkt er slecht voor staat. Spr levert eveneens critiek op het clearingsver- drag. De heer De Hoop, van Bleskensgraaf, wijst op de moeilijkheden ten opzichte van export en import. Spr. hoopt, dat de nieu we pachtwet evenals de vorige zal »er- d wijnen. De heer Jongeneel, van Bleskens graaf, meent, dat de regcering terugge komen is op de verlaging van de schade loosstelling van de Kamerleden. De heer IC Aantjes, van Bleskens graaf, brengt in herinnering wat de heer Schouten in Antirev. Staatkunde op merkt in zake de geheele of gedeeltelijke af schaffing der monopolieheffingen, waaraan het bestaan van de veehouderij hangt. Men kan hier spreken van halen, waar het niet zit. De heer Van den Heuvel antwoordt. Dc heer Van den Heuvel is er niets van bekend, dat de regeering zou terugko men op de verlaging der schadeloosstelling van Kamerleden. In de practijk is het moeilijk tot meer stabilisatie van de waardemeter van het geld te komen, wat Spr. nader aantoont De Ne- derlandsche regeering wil eerlijk de volks belangen afwegen. Met den feitelijken ac-h- ters'and bij de landbouwbevolking heeft men echter te weinig rekening ge.ho iden. Spr. meent in antwoord op den heer Aantjes, dat de heer Schouten niet goed voor oogen heeft gehad, hoe de werking is van onze crisiswetgeving. Spr. persoonlijk had liever gehad, dat do heffing op de varkens was behouden ge bleven en eenige verlaging op de mono polieheffing op granen was toegepast. Spr. zou er voor zijn, dat eenige beschermende rechten voor den landbouw werden inge voerd. Daarvoor moet echter voldoende com pensatie zijn ten opzichte van het eindpro duet Spr. hoopt, dat de regeering er van Toestand in de mijnen na de indiening in gunstigen veranderd Aanbevolen bezuinigingen De Minister van Watertsaat heeft aan de Tweede Kamer doen toekomen een verkort uittreksel van het rapport van Mr T. J. Verschuur inzake den toe stand in den Nederlandschen mijn bouw en de methoden om daarin ver betering te brengen. In zijn begeleidend schrijven wijst de minister er op, dat sinds de depre ciatie van den gulden de toestand niet onbelangrijk is gewijzigd en in ver schillend opzicht zich minder ongun stig laat aanzien, waardoor verschil lende opmerkingen in het rapport thans niet meer ter zake dienende zijn. Zooals be-kerud, zijb onderhandelingen gaande tusschen dc kolenconventie en don handel ter regeling van de distributie van steenkolen. Hangende deze onderhandelin gen 6cheen publicatie van het verkort uitr treksel minder gewensoht. De Regeering meende zich echter met het oog op de ge dane toezoggiing aa.n de toezending van dit uittreksel niet te mogen onttreleken, hoewel zij zich haar uiteindelijk oordeel omtrent de te nemen maatregelen uitdruk kelijk voorbehoudt Het eerste deel van het rapport is gewijd aan de voorgeschiedenis van bet conflict in de mijnen. Vervolgens wordt gewezen op de economische beteekenis van deD mijnbouw in ons land. De oud-minister constateert, dat hetgeen door de Ned. mijnen op concurreerende wijze wordt geproduceerd, voorkomt dat het jaarlijks groeiende deficit op de beta lingsbalans nog grooter wordt, dan het reeds is. Dc mijnindustrie heeft, zoodanige betee- kenis voor de provincie Limburg, dat dit gewest bij verval van deze industrie cala- miteus zou worden. Op 31 Dec. 1932 maakten n.l. de mijn werkersgezinnen 41 pet van de bevolking in de Limburgsche mijnstreek uit. In verband met de loonen constateert de heer Verschuur, dat de groote prijsdaling tot steeds verder gaande rationalisatie dwong; met het effect per man staat de Nederlandeche mijnindustrie thans boven aan. Dit boteekent echter een belangrijke achteruitgang in werkgelegenheid, waar door de malaise steeds sterker tot uiting komt. In dit verband aóht de rapporteur het wenschelijk, dat, zoo eenigszins mogelijk, achteruitgang van het kolen- verbruik Langs dien weg van belasting van zware olie wordt tegengegaan. Weliswaar is slechts belasting van stookolie voor de mijnen van belang, de dieselolie, zou evenwel, om douane- technisohe redenen, ook onder dezen maatregel moeten worden betrokken. Voorts is de rapporteur van mee ning, dat weinig bedrijven zoozeer ge schikt zijn voor invoering van een be- drijferaad als het mijnbedrijf, hoewel doordrongen wordt, dat het niet gaat, dat de prijzen niet mogen worden opgevoerd, terwijl de heffingen blijven bestaan. Na eenige opmerkingen te hebben ge maakt over den kaasexport, gaat Spr. over tot bespreking van de cleariugklachten. Ten deze heeft men een verkeerde opvatting, wat Spr, nader toelicht. Spr. acht het een onbillijkheid, dat Indië niets doet. voor het „fokken" van het clearingbedrag. Nederland heeft het niet alleen te zeggen wat het clearingbedrag betreft. Onze regeering heeft steeds getracht naar betere verhoudingen met het buitenland. De Duitsche politiek wordt alleen bepaald door het streven, om klaar te zijn voor een volgende oorlog. Na een en ander over de pachtwet te hebben meegedeeld, bepleit Spr. een krach tiger organisatie van de landbouwers, om hun economische en sociale positie te ver beteren. De Bond Landbouw en Maatschappij be grijpt er iets van. Er kan van de Chr. orga nisatie een geweldige invloed uitgaan. De behoudenis van ons volk is gelegen in het onvoorwaardelijk buigen voor God en Zijn ordeningen. Wij hebben met onze overtui ging de wereld in te gaan,.ook door mid del van de Chr. organisatie. De voorzitter dankt Spr. en de andere woordvoerders, waarna de heer v. d. Heuvel in dankzegging voorgaat. Mr T. 7. Verschuur bill; bee de behoefte minder wordt gevoeld doftre het bestaan der contactcommissie. >ve Een onderzoek door een psyoho-tcc al nicus, zou, liefst in samenwerking meel heit mijntoezicht, te dezer zake n O kunnen hebben. 92: Kb Wat de economische zijde van het |91! betreft, hierbij neemt de rapporteur ie fictieve weekloon zonder verzuimdiei ar in beschouwing. Hij constateert, dat voor een houwer (den meest repros eE lieven goed geschoolden arbeider) in l0C 1935 inclusief kinderbijslag 33.18 en en der kinderbijslag ƒ30.66 bedroeg. Hij en gelijkt hiermede het normale weeker van een geschoolden arbeider in de m<iai industrie in een gemeente der eerste k dat J3i.Ce bedraagt ÏO Inwendige toestand der particuliere cn mijnondernemingen l U( Wat de inwendige toestand der pai)e liere mijnondernemingen betreft, word constateerd, dat deze installaties ta allermodernste behooren. Dat het déze nen sleoht gaat, kan dus ndet aan d^ 2 richting worden geweten. Opgemerkt var dat de steeds scherpere crisis bij dien kiai mijnbouw zijn oorzaak vindt in dei j standighem, dat aan de sterk gesti.. vraag naar energie in steeds mindere c uitsluitend door verbranding van s»16' kool wordt voldaan, zoodat het weHa verbruik van kolen van 1913 tot 1928 pva tisch niet is toegenomen (sleohts met 4 pet), zulks in tegenstelling tot de wei vraag naar de andere voortbrengselen; nijverheid, welke in dat tijdvak gemidaï met ciroa 20 pet, steeg. Hc Onder de maatregelen, waarmede men de mijnen te hulp kan kome*ó< worden de volgende in het rapport g#a noemd: verlaging van spoorwegvraclj ten, zoowel voor lange aüs korte afstaoja den (met name tot aan de grens, i|p< verband met den export), en beteife vertegenwoordiging van de mijnen fyo! de bevrachtingscommissie voor d»a binnenvaart, daar de vrachten te wéhi ter neiging tot stijging vertoonen. j 1 r De besparingen door een centrale Ier kooporgauidsatie te verkrijgen, moeten lel overschat worden. De binnenlandsche la currentie wordt niet zoo groot geaoht,ui een afgedwongen centraal verkoopkartfe geboden schijnt. |o Op korten termijn kan slechts verschfi te contingenteering verhooging van F bünmenlandschien afzet bewerken. s Het distritratievraagstuk ?e m fa Ten aanzien van dit vraagstuk stelt L Verschuur voor van de conventie en] huisbrandcommissie te eisohen dat i commissie, voor den groothandel en 'e' detailbandelsmarge met resp. 50 petie ƒ0.50 per ton (ƒ0.25 voor eierkolen) wie verminderd. De prijzen voor de mijfcj zouden met de hierdoor vrijkomende dragen moeten worden verminderd. f De eenvoudigste oplossing wordt <r geacht, dat de prijaencommissies vcre gaan met de detailprijzen vast te stelfa welke niet hooger mogen zijn dara in lit Mr Verschuur 6tedt geen heffing van voerrecht voor, wel wordt aangedrongen* contingenteeringen, waardoor de imports gedwongen zullen worden geheel of gedi telijk tot de conventieregeling toe te treq* GESCHIEDENIS VAN EEN «OUANDSOH - AMERIKAANSCHEN MILLIONAIR DOOR K. JONKHEID (42 Eindelijk zwijgen de stemmen, maar de geluidlooze stilte van een rustige nacht laat zich wachten. Gekraak en geschui fel en onrustige zuchten verraden de stemming. Tegen de morgen wordt het stil. En als de man van de wacht komt gekken, kijken allen opgelucht naar het heldere daglicht. Maar het duurt niet lang. Waar is de jongen? De Inatrozen roepen, de kapitein informeert. Waar is die aap van een jongen? Zeker weggekropen! Laat hij maar vast rekenen oo een stevig pak rammel. De jongen is er niet. Nu verandert de toon. Waar kan dat kind gebleven zijn? De wachtman wordt geroepen. Hij heeft niets bijzonders gezien. Eén keer meende hij iets te hooren aan stuurboord en in 't water en heeft toen onderzocht, of er iets van boord gleed, maar er mankeerde niets. Daardoor meende hij, dat een vliegende visch tegen de scheepswand was ge bonsd. Dat kan. Dat komt dikwijls voor* Maar de knaap is verdwenen. Gisternacht een matroos, deze nacht de kajuitsjongen. De menschen zijn onrustig, in hun oogen is verzwegen angst en achterdocht. De kapiteins vrouw laat haar kind geen oogenblik alleen. Is hier een sluip moordenaar aan boord? De kapitein weet wat hij doen zal. Hij zal vannacht zelf de hondewacht meemaken en morgen bezigheid en afleiding bedenken. De nacht is prachtig en helder en de vaart vordert uit stekend. Er gebeurt niets. Na de onrust van de vorige nacht en de spanning van de dag, die volgde, liggen de vermoeide licha men als blokken in hun kooi en het onaesthetisch geluid van blazende en snorkende slapers verkondigt, hoe diep en stevig ze gekluisterd liggen. 's Morgens is alles normaal en ieder is present. Dat geeft verlichting. Toch denken ze weer aan den matroos en aan dien armen jongen. „Het is jouw schuld", zegt Huug tegen den sterken man. „Jij hebt dat kind in 't water gejaagd met je ellendige ver telsels." De kerel antwoordt niet. Hij kijkt alleen dreigend en on doorgrondelijk. Ook de anderen zwijgen. Ze wantrouwen den nieuweling. Dat bevalt Huug niet. Wat een ellendige stemming. Hij voelt de dreiging, die hangt in het scheepswant, die loert in de schuwe oogen dier vreemde mannen. Er zijn Ieren bij en Italianen, menschen die hij niet doorgronden kan. Hij wil weg, bang voor den sterken kerel en voor al de anderen. Zoo- dra ik land onder de voeten heb, besluit hij, maak ik me los van dit benauwde schip. Oek de kapitein voelt de benauwing. Hij begrijpt er niets van. Zoo iets is hem nooit overkomen. „Mannen", zegt hij 's middags, „onze eerste zwemwedstrijd is zoo goed geslaagd. Dat doen we nog eens. Ik stel twee prijzen beschikbaar, ieder van een dollar, voor de twee beste zwemmers De bijval is maar matig. Maar als er een zegt, dat nu de kok het niet winnen mag, komt de liefhebberij er in. Maar juist komt voor de boeg een schip in zicht, een lang zame zeiler, die door de Marie Celeste wordt achterhaald. Nu moeten er vlaggeseinen gegeven worden. Daar behoeft Huug niet bij te zijn, want hij is kok. En terwijl de anderen bezig zijn. neemt hij zijn maatregelen. Hij wil weg. Geld en papieren wikkelt hij in een stuk zeildoek en steekt dat bij zich. Hij draagt maar weinig kleeding. Nu versteekt hij zich op het achterdek en wacht. Ze zijn de brik gepasseerd, de vlaggen worden ingehaald en opge borgen en zoodra Huug het schip achter zich ziet. laat hij zich van boord glijden en zwemt in de richting van de koers die het andere schip neemt. Zoo moeten ze hem zien. Wat hij verwacht, gebeurt. Een sloep wordt uitgezet en de drenkeling opgevischt. Voor den kapitein gebracht, vertelt hij de leugen, over boord te zijn gevallen bij het leeggieten van een groote kookpan. En als de kapitein vraagt, of de be manning van de Marie Celeste de gewoonte heeft, op kousen te loopen, voegt hij er de tweede leugen bij, dat hij zijn schoenen in het water is kwijt geraakt. Hij moet hier aan boord blijven, de Marie Celeste ver dwijnt reeds uit het gezicht. Daar zal de zwemwedstrijd beginnen. Men roept om den kok. Hij moet het eerst te water. Maar de kok is verdwenen. En Huug vermoedt wel iets van de ontsteltenis, de paniek bijna, die zijn verdwijning teweeg brengt. Het schip, dat Huug heeft opgepikt, is de Dei Gratia. J< weg naar Gibraltar. Het is een brik, evenals de Marie Celej] maar kleiner en lang zoo vlug niet. oud, leelijk en slel onderhouden. De bemanning bestaat uit een samenraapsel lij ondefinëerbare elementen. p Huug wordt te werk gesteld als bijkok. Hij koopt wat fa bruikte kleeding en men geeft hem een kistje met slot l De Dei Gratia vaart met een rustig gangetje. Het weed mooi, de zee rustig, zoo gaan eenige dagen voorbij. h XXXII Huug is nu twintig dagen op zee, veertien op de Ml, Celeste en zes op de Dei Gratia. Nu passeeren ze de Azorj een groep kleine eilanden in de Atlantische Oceaan. 1 De uitkijk rapporteert: „Schip in zicht". De bemanning kijkt uit. In de verte zien ze een witte bif tot welke de afstand gestadig kleiner wordt. De seinvlaggen worden geheschen, maar de brik antwooi niet. De bemanning schijnt slecht te navigeeren, het vaartf ligt dwars op de wind, de zeilen, hoewel geheschen, hangL slap te fladderen, niet wetend wat ze doen moeten. f „Waar zitten die kerels?" moppert de kapitein, „hebl ze geen oogen of is hun uitkijk in slaap gevallen?" Allen kijken toe. Huug komt er ook bij. Vaart dat scl of vaart het niet? Waarom seinen ze niet? Willen ze dc varen zonder sein? Weineen, het schip vaart niet, het ligt si het dobbert en draait maar wat. Is het roer defect? Dan z< den ze juist seinen om hujpl -Wat is dat nou? Zien jullie beweging of menschen of iets?" informeert de kapitein. .(Wordt vervolgi

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 8