Vervolgverhaal V De Rubberboom van Veenplas Herfstgedachten fl 0 8f p e s PP m n§ ÜP o p 8 ii 8 Q s Wist je dat? door K. Lantermans 8) Gelukkig had de man die avond niet veel op. Hij ging dadelijk. Buiten hoorde hij zijn moeder pre velen. Hij luisterde: tusschen elke zin van het Onze Vader hoorde hij: „En maak, dat mijn zoou geheelonthouder worden mag." Dat moet den stillen man zoo aangegrepen heb ben, dat hij werkelijk geheelonthouder geworden is. Nu wist de Schoester het intersieke van die zaak. Dus wist het ieder in het dorp. Nooit heeft bij een drup meer geproefd. Hij leefde alleen met vrouw en kinderen, ook toen zijn moeder gestor ven was. Zijn huis leek wel een klooster. Zij zaten ais het ware in een ijzeren buis en keken alleen door de gaatjes naar buiten, als het noodig was. De Pik was bang met de buitenwereld in aanra king te komen; hij mocht zich weer eens branden. Van die tijd af groeide zijn zaak. De jongens groeiden op. De meester sprak altijd met veel respect over die familie. De oudste jon gen ging loten en trok een vrij nummer. Dat was nog niets bijzonders. „Hij was bang, dat de jong soldaat moest wor den", zei de Schoester, „zeil heeft hij het wipper tjes-drinken ook onder dienst geleerd." Een jaar later lootte de tweede zoon en lootte vrij. Nog was daaraan niets bijzonders, want de Schoester had nog geen oog gehad voor het in tersieke van die zaak. lelukkig voor den Pik", zei hij. „Het zou zijn dood zijn, als een van de jongens zou moeten dienen; zoo bang is hij voor de soldaterij." Ook de derde jongen kwam met een vrij nummer thuis. Nog had niemand erg in het geval. Tot de dag, voordat Hannes, de vierde, de suffe Hannes heen moest om een nummertje te halen. „Ik loot ook vrij, Schoester"' zei Hannes met zijn dom lachend gezicht. Toon vernam de Schoester het intersieke van Hannes. Iedere avond, voordat een zoon moest loten, zat het heole gezin van den Pik de nacht ©ver te bidden. Ook de volgende dag, als de lote- Jing heen ging, lieten ze het werk liggen en ba den, baden hardop, tot het bericht thuis kwam. Dat zouden ze ook die nacht doen, zei Hannes. In die nacht stond de Schoester vijf keer van bod op, want hij mooe6t het intersieke van de zaak weten. En telkens, als hij langs het gordijn naar het raam van den Pik keek, zag hij, dat daar Een fraaie hcrfstkick, genomen in hel Lange Voorhout te Den Haag. het licht aan was. Om vier uur in de morgen kleedde hij zich en sloop naar buiten: hij kon het niet meer uithouden, want hij wilde het aller- intersiekste van het intersieke deze keer weten. Hij luisterde onder het raam. En jawel, hoor! Ze zaten allemaal hardop te bidden: het leek wel een Jodenkerk. Hij kon ze allemaal herkennen aan de stem: de vader, de moeder, ieder der jongens. Maar Hannes deed het 't hardst, want om hem ging het. Een keer riep de Pik nog: „Harder Hannes! on, dat je niet in slaap valt!" En de volgende dag? De vierde zoon van den Roomschen Pik lootte vrij. Dat was een geval voor den Schoester om veel over te denken, zooals hij zelf zei. Hij wist nou het intersieke wel, maar hij begreep het nog niet. Kwam dat nou van het bidden? Of was dat maar zoo toevallig? Plompverloren viel hij met die vraag den meester een keer op het lijf. „Schoenmaker, hou je bij je leest!" zei de man, die nog wel veel lachte, maar soms, geleerd door het leven, ook wel een heel ernstige trek om zijn mond kon hebben. Dat had hij nu weer. De Schoe ster had een gevoel als een jongen, die van den meester een afstraffing had gekregen. En dat deed deze mee6ter toch nooit. De Schoester liep den meester weer na en zei: „Meester, zoo mag je me niet laten gaan. Ik zoek al weken naar een antwoord op die vraag. En ik kan het intersieke niet vinden. Bij wien moet ik gaan vragen, als jij me geen antwoord waard acht? Een dominee hebben we hier niet Of moet ik misschien een paar uur gaan loopen en het aan den pastoor van den Pik gaan vragen? Raad je me dat? Ze zeggen, omdat je gebeden hebt, dat Hannes zou vrij loten, dat jij ook al een heel klein beetje Roomsch ben." Toen kwam in eens het lachend gezicht van den meester weer in actie. „Kijk eens, schoenmaker. Dan weet ik iets goeds voor je, als je het intersieke weten wilt Je ver waarloost je zaken wel eens, omdat je naar het intersieke loopt te zoeken. Dat doet je Roomscho buurman niet. Die heeft zich bekeerd van zijn verkeerde weg. Ik zeg drie woorden tegen je: Bid en werk!" Weer had de Schoester een afstraffing gehad, al had meesters gezicht zoo vriendelijk gelachen. De Schoester werd ouder. Ook zwakker. Hij deed wel zijn best, wat meer thuis te blijven en alleen over het intersieke na te denken, maar het lukto heel zelden. Vaak vond hij het noodig naar dat intersieke te gaan 'ragen buiten zijn eigen deur. „Op buurpraatjes uit," noem den de anderen het, wat hij deed. Toen werd de man ziek. Zoo als elke zieke op het dorp, Protestant, of Roomsch, godsdienstig of ongodsdien stig, kreeg hij een bezoek van den meester. Hij was immers door de Evangelisatie zoo half en half dominee. Het bezoek werd herhaald. Ze hebben veel en lang met elkaar zitten praten, die twee. Het ziekbed werd heel lang. Het zou zijn sterfbed worden, beweerde de 'dokter. De Schoester had veel aan den meester te vragen. Die Brad immers gestudeerd. En steeds ging het over het Ég intersieke van de zaken. 'V: Zoo zei de meester eens aan dat ziekbed: „Het gebed, daarop komt het aan in ons leven. Verkwijnt dat, dan verkwijnt ook onze ziel." Toen richtte de zwakke man zioh wat op en zei: „Meester, ik wil het je zeggen, hoe ik er toe gekomen hen. Je weet, dat ik -mijn heele leven naar het intersieke van de zaken gezocht heb. Ik was noit tevreden, voordat ik dat gevonden had. Dat heb ik door mijn Roomschen buur man geleerd. Dat geval van zijn bekeering van de borrel door het gebed van zijn moeder, dat weet je. Je weet daar misschien meer van dan je zeggen wilt. Dal die vier jongens vrij geloot zijn en dat ze telkens een heele naoht er om gebeden hebben: je weet bet. Door het nadenken De Rubberboom van Veenplas (Korte inhoud van 't voorgaande) 't Was een zeer eigenaardig man, die Jan Kwe- delboom. Velen wisten niet wat ze van hem den ken moesten: of hij een zonderling of een huiche laar was. Toen hij eindelijk zijn hoofdakte behaald had werd hij bovenmeester te Veenplas, een gehucht ergens in het Drenlsche veen. Kort daarvoor was hij getrouwd met zijn buurmeisje Liesbet, dochter van een koperslager. Hoe blij was meester Kwedel (zoo noemden ze hem te Veenplas) toen hem een dochtertje geboren werd, maar ontroerend was ook zijn smart, toen Koos je aan de roodvonk overleed. Maar de arbeid riep meester Kwedel, en weldra gaf hij zich weer geheel. Het aantal leerlingen van zijn school breidde zich steeds uit; de kinde ren kwamen van alle kanten door het veen naar de school van meester Kwedel. Behalve schoolmeester was Kwedel ook evangelist en als zoodanig ging hij op huisbezoek bij alle inwoners van Veenplas, onverschillig of zij wel of niet tot een kerk behoorden. En toen de meester .worde, dat de kleermaker van 't dorp elke avond in de herberg zat, terwijl zijn oude moeder thuis voor hem zat te bidden toen stapte Kwedel naar de kroeg en zei tot den dronkaard: Mag ik u vriendelijk verzoeken dar delijk naar uw oude moeder te gaan: zij heeft u noodig." (Het vervolg vindt u hier naast.) over het intersieke van die gevallen zeg ik nou tegen me zelf: Als de Heero op het aanhoudend gebed de Roon.schen verhoort, dan zal Hij mij ook niet onverhoord aan de groote poort laten staan. Daarom bid ik dag en nacht. Dat is nou eigenlijk het intersieke van al mijn zoeken naar het inter sieke van de dingen." „Schoenmaker," zei de meester met zijn lachende gezicht, „de Heere is sterker dan duizend ossen. Kom, laat ons samen den Heere er voor danken, dat Hij je het bidden geleerd heeft." Hij boog het hoofd m dankte. Wanneer zou de meester van Veenplas geen reden gevonden hebben om den Iloere te danken? Hij zag in alles 's Heeren hand. Dat was van heel zijn wezen het intersieke. IX. NIET ONWETTIG Het was voor nieimand in Veenplas, voor mede stander noch tegenstander een geheim, dat het Evangelisccrcn voor meester Kwedelbooom de hoofdzaak van al zijn werken was. In zijn spreken en vooral in zijn gebed, dat steeds een dankgebed werd, kwam telkens deze uitdrukking voor: „on der het aanleercn van nuttige en gepaste kundig heden de kinderen bekend te mogen maken met Jezus Christus." Met de jaren kreeg hij steeds meer gelegenheid te danken, want zijn schoollo kaal leek veel op een potje met pieren, die door elkaar krioelden: van heinde en verre kwamen <lc kleuters op hem af. Op een kouden wintermorgen met een helder zonnetje, dat de komende vorst aankondigde, stapte de meester dwars het veen over om een bezoek te brengen aan een paar ouders. Daar aan de andere kant van het groote brok veen zaten de inenschen ook aan de dikke pannekoek te knabbelen. Ook daar was een gehuchtje geweest, Droeve herfst doet d'aardc weencn, zuchten als in stervensmoed. Wat in Lentetij herleefde, gaat nu onder in den dood. 't Feestkleed is natuur ontvallen, 't levenslied weerklinkt niet meer; en de zon schijnt zacht en schuchter op het stervend aardrijk neer. Bloemen, frisch en vol ontloken, zijn verdord, verflenst, vergaan, Boomon, zwaar van vrucht en blad'ren, zijn nu van hun tooi ontdaan; en de dorre, kale takken reiken smeekend naar omhoog, 't Is alsof ze angstig vragen, waarom't leven henenvloog. Znl dan altoos op deez' aardo 1 leven ondergaan in dood, en de gansche schepping zuchten onder vloek en zondenood? Wees getroost, verloren aardel Straks maakt 't Leven' Zelf u vrij, en de Eeuwige Lente nadert;, Uw verlossing is nabij! 472 Vraagstuk no. 873 Auteur: JAN UDINK, Den Haag DAMRUBRIEK Redacteur: W. HOEKSTRA, Tulpeboomstraat 6. Den Haag. Inzendingen uitsluitend aan dit adres. Voor alle vraagstukken geldt: Wit begint en wtnt. Oplossingen moeten worden Ingezonden uiterlijk 8 dagen na plaatsing. OPLOSSINGEN No. 866. Auteur: B. Springer. Wit speelt 42—37, 47—11, 37—32, (47X33 gedw.), 32X21, 34-30, 50x6. Wint No. 867. Auteur: B. S p r i n ge r Wit speelt 44-40, 22—18, 35-30, 33X2, 2X5. Wint No. 80S. Auteur: B. S p r f n g e r. Wit speelt 38—33, 43—38, 27X9, 44—40, 39-33, 40—34, 35X2! Jammer dut 39—33, 32X41, 35—30 eveneens wint No 869. Auteur: A. v. Domme len. Wit speelt 35—30, 25—20, 3-1—30, 29X9, 9X7, 33X2! Wint. No. 870. Auteur: J. M i e g 6. Wit speelt 38—33, 27—22, 37—31, 44—39, 31—27, 36X7 en wint Correcte oplossingen ontvangen van: C. C. Goed hart (861—870), J. Hofwegen, L. A. v. Baardcwijk, G. v. d. Burg, B. C. Klijn, Rotterdam; C. A. Pro- vily, Utrecht; C. den Otter, Delft; P. Weerheim, Vlaardingcn; A. v. d. Kreeke, Bergen op Zoom; A. van Hcrwijnen, Dordrecht; S. J. Bomhoff, Zwolle; J. H. de Kluijver, Oud-Alblas; F. Wijmcnga, F. Jan- eon, Den Haag. Vraagstuk no. 871 Auteur: B. SPRINGER mJ m S m SÉ 1 m gg§ a i m M m 0 m ËJ 1 m 46 47 48 49 50 Eerste publicatie Zwart: 9, 11—13, 15, 16, 18, 19, 26. Wit: 28, 29, 33, 3<>-39, 45, 48. Deze positie kwam voor in een vluggertje. Sprin ger, met wit, besliste de partij als volgt: Wit: Zwart: 1. 29—24 19X30 2. 37—31 26X37 3. 48—42 37X48 4. 38—32 48X3-4 5. 3329 34X23 6. 28X6 wint Vraagstuk no. 872 Auteur: A. VAN DOMMELEN, Rotterdam f# F 0 m 0 n m f5" m 13 m w m e m m S ju m m P5 e - B cc H 0 |j i s a 0 m 46 47 48 Zwart: 5, 10—14, 26, 27, 30, Wit: 24, 29, 33, 36, 38, 39, 41, 49 50 2, 35. 43, 46, 40, 50. i w m m m i i w tm 4« 47 48 49 r Zwart: 9, 11—14, 17, 19, 21, 24, 30, 33. Wit: 28, 35, 36, 39—45, 50. Vraagstuk no. 87-4 Auteur: H. N. J. WINTER, Madioen (N.O.I.) 1 2 3 4 5 m m 0 m 0 m m m m m m m *r - m 46 47 48 49 50 Zwart7—10, 20, 21, 24, 30, 36, 37, 39. Wit: 18, 22, 28, 29, 32, 33, 41, 44, 47, 48, 50. Van dit vraagstuk is de oplossing verloren ge raakt. Wie wil ze compleet voor ons uitwerken? Vraagstuk no. 875 (Uit de 6e partij VosRaichenbacli; Hoewel wij dit partij-gedeelte reeds in ons blad opnamen, plaatsen wij het nog eens op verzoe-k van een lezer. S 0 0 m m Vos niet wit speelde in dezen stand 4237? Rai- chenbach forceerde toen schijfwinst of doortocht naar dam. Hoe? CORRESPONDENTIE: L. de V. e.a. Heb felicitaties voor den heer Sprin ger aan hem doorgegeven. Zijn dank voor de vriendelijke attentie. De Ruilbeurs - Boven-Hardinxveld Ten dienste van de lezers der Ver. Christ. Pers De waarde van Torenkraai cn Boerderij is naar benoden; houden allen er rekening mee, zoodat we niet telkens de inzendingen na hoeven zien. We kregen deze week van verschillende zijden brieven over onze insluit-roclame. Wie door mid del van ons bureau reclame wenscht te maken voor één of meer artikelen, moet in zijn brief om inlichtingen een postzegel voor antwoord sluiten. Alleen die brieven worden beantwoord. Aan enkele lezens in Schiedam, Rotterdam en den Haag: Gebruikte driehoekspostzegels willen we graag hebben, we kunnen er echter geen punten Voor geven. Alle herdenkings- en kindzegels zijn welkom. Hier volgen de voorwaarden. 1 Het is aan „De Ruilbeurs" de waarde der bons en plaatjes te bepalen. OPLOSSING van de Tel-puzzlo uit het vorige nummer TELganger sTELkunst bcTELnoot verTF.Llcn hersTELde ingesTELd kookkeTEL 2 Iedere aanvraag moet voldoende gefrankeerd zijn. 3 Bij ie-dere aanvraag tot 500 punten moet 15 ct. worden ingesloten; tol 1000 punten 20 ct. (aan postzegels 1. 4 Als het gevraagde niet in voorraad is. wordt Uw aanvraag genoteerd en deelen wij dit mede in ons Zondagsblad. 5 Uit voorgaand art. volgt: vul steeds duidelijk in van welk blad der V.C.P. (RotterdammiT Nieuwe Hoassche Courant, Nieuwe Utrechtsehe Courant. Nieuwe Leidsche Courant, Dordtsch Dagblad) U lezer is. 6 Stuurt U te veel punten, dan kunnen die ge boekt blijven tot een volgende zending. De waarde der bons is: Bussink 8. Coelingh 3, Douwe Egberts 6 v. Delft 10. Dobbelman 4, H.O. 6. Droste 20. Hag-zegel 8. Haust 5. Hille Limburg 8, andere 6. Iloll Zw. Weegsch. 3 van Houten Tijdsch.bons 40 Paul Kaiser 5. Klavprblad 6. Klokzeep 10. Kwatta 3. Lever's zeephons 20. \an Nellp 4 Patria 10 Plomps Ufa 3. Rndemnker 3, Sic.kesz 3, Verkade, oude albiuns 2, Torenkraai 3, Boerderij 6, Wascholine 2. Wil s.v.p. gratis ruilformulier zenden Ad res: Datum: CORRESPONDENTIE J. H. v. S. te Brcukelervccn. Zendt U nog 15 ct. Tot 1000 pt. is 20 ct. Mej. A. de W. te Wannond a. d. Zijl. In plaats van 30 stuurde U 15 Klokbons. 15 V. genoteerd. A. H. te Schiedam. U krijgt 166 Kwatta. Mevr. v. d. C. te Vlaardingcn. We zijn zeer in genomen met Uw zending, we waren er zoo meo achter. 100 bons zijn genoteerd, veel aanvragen zijn voor U, dus geduld! Mej. C. v. Kr. tc Leerdam. Kom je ook eens op de Ruilbeurs kijken? S. te Zeist. Bonte Wei: 49-55-141 blijven geno teerd, het overige is vei'zondon. J. W. P. v. S. te Hijsoord. Alle oude Verk. pl. zijn 2 pt per stuk. Riem-Vis wordt niet naar gevraagd, bewaar ze nog wat. II-bons kunt U sturen 3 pt. per stuk. C. B. te Nicuw-Bcycrland. 25 V 840 pt. geno teerd. Zie het formulier! J. H. H. te Botterdam-O. Of de plaatjes nog aan de fabriek verkrijgbaar zijn, is ons niet bekend. Zendt U het ruilmateriaal, dan zullen we dc be paalde ui-s. in de rubriek aanvragen. P. P. H. tc Schiedam. Niet 9 v. II. maar 0.9 v. TL bon sloot U in. Het puntcnaantal werd dus 324 pt. minder. L. O. te Schiedam. 25 V. genoteerd. 11. v. H. te Herkin gen. O. bons liobbon geen waarde op 't oogenblik. G. W. te den Haag. H. 5 pt.; IJ. 6 pt.; B. 5 pt. Ze zijn niet in voorraad. Wilt U een adver tentie van Uw albums? Mej. N. W. V. te Poeldijk. 25 V. genoteerd; 2467 pt over. Mej. A. D. te Wcstbrock. Kwatta plus 8 Klok genoteerd. J. S. te den Haag. Wilt U opgeven welke bladen cn hoeveel zegels? ALBUMRUIL De heer A. Bijl, winkelier te Piershil, biedt te koop aan: Compl. Verkade alb.: Cact. en Zcew. Aq A J 1.75 |>cr stuk, franco huis. Mej. C. de Wit, Tromplaan 32, Baarn, biedt aan: Compl. Verkadc alb.: Kamcrpl., BI. i. o. tuin. Mijn Aq., Zeew. Aq., Texel. Pndd. en Vetpl. k 2.— per stuk of te zamen 12.50 plus verzendkosten. Aan de meestbiedende biedt de heer M. W. Lock, Rapenburg 65, Leiden, zijn compl. en gloednieuwe Patria-album: „De vliegende Hollander", aan. Postadres: Dc Ruilbeurs, Hardinxvelé. De eerste onderzoesrhe kabel word gelogd in het jaar 1858; het eerste telegram, dat er langs verzon den werd, was een groet van Koningin Victoria aan den President der Vcrccnigde Staten. 477,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 14