Buivenlandscli Oveiziclii— Joops eerste baas Een berijmde paarden-historie door Jan van Batenburg 'Joop tuurt voor zich uit, zonder to antwoorden. Wat mijnheer Verhoef daar zegt, is nog zo dwaas juet. Zo heeft hij het nog niet bekeken. „En dan", gaat de stem naast hem voort, „je zei, dat er geen slechtigheid in staat. Toch is het zo, al heb jij daar zo gauw geen erg in gehad. En ik zal het je bewijzen. Hier, lees dit berichtje eens". Mijnheer Verhoef haalt een krant uit z'n zak, vouwt hem een keer open en wijst na enig zoeken Jood het bedoelde stukje aan. Ze staan even stil op de weg als Joop zijn ogen over de weinige regels laat gaan. Hij leest: RECHTZAKEN Gister stond voor den kinderrechter terecht de vijftienjarige S. v. B., die zich schuldig heeft gemaakt aan het ontvreemden van ver schillende voorwerpen uit grote magazijnen. Een kameraadje, dat weigerde mee te doen, had hij met een schaar verwond. Andere kinderen bedreigde hij met zijn padvinders mes, onder de uitroep: Ik zal je vermoorden. Uit het onderzoek is gebleken, dat de oor zaak van een en ander moet worden gezocht in het lezen van de bekende 10-cents ban dieten-verhalen, die de jongen verslond. De rechter zal plaatsing in een opvoedingsge sticht overwegen. Uitspraak over acht dagen. „Nou," vraagt mijnheer Verhoef, terwijl ze weer /doorlopen, „heb ik geen gelijk? Die jongen is door Idie lectuur totaal bedorven." fr,Maar zo raar zal ik niet doen," zegt Joop, die da krant opvouwt en teruggeeft, „ik zal wel wij- izer zijn." „Zo heeft die jongen misschien ook gedacht, ioen ihij er aan begon. En toch is hij zover gekomen, Dat is een waarschuwing voor ons, Joop." Mijnheer Verhoef steekt z'n hand uit. „Ik moet de andere kant op. Je denkt er nog maar eens over na. Ik zeg het voor je bestwil, hoor." Joop neemt de hand van Verhoef niet dadelijk aan. Met een plotselinge beweging trekt hij het bewuste boekje uit z'n zak en scheurt het pardoes in vier 6 lukken. „Daar gaat het," zegt hij, terwijl hij de flarden öp straat gooit, „je hebt niks aan die rommel, Idat begrijp ik nou wel." „Goed zo, vadertje, daar verlies je niets bij. Er zijn goede boeken genoeg in de bibliotheek van onze vereniging. En andere heb ik thuis nog wel wat voor je. Nou Joop, tot morgenavond, hoor." Een stevige handdruk en Joop vervolgt zijn weg. De treurige overblijfselen van „de grootste Speurder" dwarrelen over de straat, 't Spijt heim niets dat hij dat lor kwijt is. Mijnheer Verhoef heeft gelijk. Ze zullen hèm zulke onzinnige bedenk sels niet meer laten slikken. Hannes kan die, rommel houden. Joop is nu vlak bij het huis van mijnheer Dibs. Hij kent deze klant van de baas wel. 'n Brommige oude heer, met wit haar en voornaam uiterlijk. Heeft soms een toeschietelijke bui. Hij is eigenaar van een groot aantal huizen en Joop heeft er al dikwijls over lopen fantaseeren, dat mijnheer Dibs hem zou vragen of hij niet iemand wist voor het onderhoud van die huizen. Dan zou hij na tuurlijk zeggen: neem u m'n vader, mijnheer. En dan mijnheer Dibs weer: „O ja, da's goed. Had het maar eerder gezegd. Laat hem eo gauw mogelijk bij me komen." Helaas, 't was maar fantasie. Welke deftige heer za.l nou zoiets aan een jongen vragen? Toch prak- kizeert Joop er altijd over, zo dikwijls hij bij mijnheer Dibs moet zijn. Ook nu weer. E11 ineens, terwijl hij op de belknop drukt, krijgt hij een idee. Waarom moet hij juist wachten tot mijnheer Dibs zijn vader werk aanbiedt iets, wat natuurlijk nooit gebeuren zal. Waarom zou hij, Joop, het niet vragen? De gedachte gaat als een schok door hem heen. En terwijl hij op antwoord staat te wachten in de ruime vestibule, spreekt hij zichzelf moed in om het te wagen. Hij is een ogenblik in tweestrijd. Als die deftige heer bet eens kwalijk neemt! Als bij hem brutaal vindt! Maar daar staat een andere, heerlijke mogelijkheid tegenover: als het eens lukt!. Als z'n vader d'r eens werk door krijgt! Joop treft het. Mijnheer Dibs komt hem in eigen persoon het schriftelijk antwoord overhandigen. Met driftige pas loopt hij de vestibule in. Dair staat de deftige verschijning voor Joop, onberis pelijk gekleed en kaarsrecht. Er ligt een strenge en weinig moedgevende uitdrukking op z'n gezicht, als hij met z'n ene hand door z'n witte kuif 6trijkt en met de andere de brief overreikt, ver gezeld van een stug, nauwelijks merkbaar knikje en een kort: „Alsjeblieft. Geef maar aan de baas." Nou moet het, denkt Joop, die z'n benen onder 'm voelt trillen van zenuwachtigheid, terwijl hij de brief aanneemt, nou moet het! „Mijnheer, hebt u geen werk voor m'n vader?" Hij wil het flink en ferm zeggen, maar 't komt er heel bedeesd en schuchter uit. Hij voelt dat hij een kleur krijgt. „Werk voor je vader? Wie is je vader?" Mijnheer Dibs trekt hoog z'n wenkbrauwen op, alsof hij ontevreden is over dit tijdrovend opont houd. „Ja, ziet u," vervolgt Joop, nu werkelijk iets vrij moediger, en z'n keel schrapend, „m'n vader is timmerman, hij heeft het onderhoud van huizen en zo, maar vader heeft niet genoeg te doen. Hij verdient zo weinig. En m'n broer is ook zonder; werk. En nu dacht ik, u hebt zo'n hoop huizen, misschien hebt u werk voor vader." „Zo, zit de vorlk zo in de steel?" Mijnheer Dibs denkt even na, met de knop van de vestibuledeur in z'n hand. Uit de klank van z'n stem maakt Joop op dat hij niet kwaad is om het verzoek. Met spanning wacht hij op wat mijnheer Dibs verder zeggen zal. „Ja, kijk eens," gaat deze voort, „ik heb al iemand voor die karweitjes. Dus je begrijpt zelf wel Mijnheer Dibs grijze ogen blijven op Joop rusten. Een nette, beleefde jongen, denkt hij. Daar heeft hij al eerder erg in gehad, want hij kent dat kereltje al zo'n beetje. Hij kijkt hem nog eens goed aan en bemerkt opeens een grote teleurstel- Op de te Vlaai- dingen gehouden Floralia-tentoon- slelling behaalde J. v.d. Ster vier ■prijzen, waaron der een medaille van 11. M. de Ko ningin en een van het Gemeentebe stuur van Vlaar- dingen. Op onze foto ziet men den gelukkigen prijs winnaar met zijn fraaie planten* 'n Ridder hield altijd heel veel van z'n paard, Z'n Bruintje of Zwartje, dat was 'm wat waard, Hij hing het vol kleren en tirelantijntjes, En voelde zich dan o zo machtig en fijntjes. Hij trok naar het steekspel met Zwart of me£ Bruin', Het harnas om 't lijf en 'n helm op z'n kruin; En had hij daar dan z'n vijand verslagen, Pan had ook voorzeker ons Bruintje geen klagen, VI Maar wat vindt ons paardje beneden z'n stand?] Dat is de arena in 't Iberische land. Is dat daar 'n haantje voor dit edele dier, Om moorddadig te vechten met 'n woedende [stier?! De mensen ze juichen en roepen het toe, Ze worden die verwoede gevechten nooit moe. Ze vinden het heerlijk, opwindend en groot, En klappen, dat 't davert bij iedere stoot. Zij hebben geen meelij met stier noch met paard En tonen zich daardoor die dieren niet waard. (Wordt vervolgd). ling in twee eerlijke jongensogen. „Maare..." vervolgt hij dan, met een onverwachte milde klank in z'n stem, „laat je vader zelf maac eens komen. Ik beloof niets, hoor, maar ik zal er over denken." „Alstublieft mijnheer. Dank u wel," zegt Joop, wiens jongenshart hoog in hem opspringt, „ik zal het dadelijk zeggen thuis." Dan schiet hem een noodzakelijke vraag te binnen, „Wanneer mag vader komen, mijnheer?" „Morgenavond na zeven uur. En nu wou ik wel graag eens je naaan weten." „Joop van Dam, mijnheer." Mijnheer Dibs knikt. Dan loopt hij zonder verdero complimenten de gang in. De tochtdeur valt zwie pend achter hem dioht. Joop is in de wolken. Dat hem nog niets vast beloofd is, daar denkt hij niet aan. Hij twijfelt er. niet aan of het komt wel in orde. Wat zal hij' vanavond met een fijne tijding thuiskomen! Was het maar zover! Van pure blijdschap zet hij er de vaart in. Nog even gauw naar het oostkantoor, voor 1.50 zegels halen. De zegels bergt hij in z'n portemonnaie, maar in z'n haast laat hij de gulden, die hij van zijn rijksdaalder terugkrijgt, liggen. De ambtenaar roept hem terug. Joop gunt zich geen tijd het geldstuk secuur op te bergen. Stopt hem zo maar los in z'n broekzak. En holt dan naar de zaak. Opgewekt en in blijde stemming komt hij binnen. Voor hij zich van jas en pet ontdoet, overhandigt hij de brief van mijnheer Dibs, en haalt vervol- 466 De vroegere Engelsche minister-president Ramsay Macdonald vierde jl. Maandag zijn zeventigste verjaardag. Op onze foto ziet men hem in gezel- schap van zijn kleindochtertje Margaret en haar speelkameraad. DONDERDAGAVOND De rede, waarmede de jonge koning Leopold dezer dagen in het palcis te Brussel den minister raad heeft geopend, heeft terecht allerwegen zeer groote belangstelling getrokken. Zij beoogde niet minder dan het inleiden van een algemeene reor ganisatie van het Belgische defensie-wezen, een zaak waarover men bij onze Zuiderburen reeds langen tijd doende was, zonder dat men het daar over tot op heden eens scheen te kunnen worden. Men moet deze rede plaatsen in het kader der verschuivende Europcesche verhoudingen. Ons werelddeel is allengs losgeraakt uit de politieke verstarring, waarin het na den grooten oorlog be sloten lag, dank zij het Statuut van Versailles en het handvest van den Volkenbond, welke beide, in wezen verwant, het statische beginsel huldigden en alle dynamiek uit de politieke samenleving schenen hebben te verbannen. Aan de overzijde van den Rijn echter is sindsdien de Duitsche Michel ontwaakt en heefj. allengs zijn zaken in eigen handen genomen; aan de an dere kant van de Alpen was het de fascist, die leven in de brouwerij bracht, een leven, dat ten slotte overging in hét- Abessijnsche tumult. Euro pa is thans ten volle wakker; het geeft zich reken schap van de veranderende omstandigheden, waar onder wij leven, en al aanvaarden de democratisch gebleven staten niet het dilemma fascisme of communisme, dat men hun gaarne van zekere zijde wil opdringen, men geeft er zich wel alge meen rekenschap van, dat de niet-democratische stelsels veld winnen, en een conflict om een idéé, gelijk eertijds om een religie, niet geheel denk beeldig is. Het is te begrijpen, dat België, van ouds het slagveld der natiën, zich erop bezint, hoe het, nu de politieke hemel zoo weinig helder is, zich meerdere toekomstzekerheid zal kunnen ver sohaffen. Twec dingen trekken in deze defensie-aangele- Igen'heid in het bijzonder de aandacht. De koning heeft in den aanvang van zijn rede door een ver wijzing naar den eed, waarmede hij beloofd heeft (het Belgische territoir te zullen beschermen, den nadruk gelegd op de hooge ernst van de proble men, die bij zou moeten aanroeren. Zijn woorden zijn hierdoor geworden een beroep op de Waalsoh- Vlaamsche natie, om in goede eendracht de offers te dragen, die door de omstandigheden aan het ,volk worden opgelegd. Men zal zich herinneren, dat het gerucht, dat de diensttijd der militairen zou moeten worden verlengd, reeds weken gele den aanleiding gaf tot demonstraties in kazernes, die zeer veel op muiterij en dienstweigering gele ken. 's Konings optreden accentueert thans met groote nadrukkelijkheid, dat men voor een nood zaak staat, die moeilijk is te ontgaan. Dit is de eene zijde der Belgische medaille. D© keerzijde zal door menigen Vlaming met een op klarend gezicht worden bekeken. De bijzonder© militaire maatregelen, die aangekondigd werden (verlenging van den dienstplicht tot één jaar, resp. achttien maanden, stichting van beroeps korpsen voor permanente grenscontrole), schijnen een tijdperk te zullen inluiden, waarin België zijn oude neutraliteitspolitiek herneemt. Niet slechts de noord- en de oostgrens zullen voortaan de aan- 'daclit van den generalen staf hebben, ook de zuidgrens, waarachter zich Frankrijk bevindt, zal in het nieuwe defensieplan worden betrokken. Het ziet ernaar uit of de liartekrect van Vlaanderen- land, het oude „Los van Frankrijk" thans einde- Jij k een feit zal worden. Intusschen is nog niet duidelijk, op welke ma nier België zijn positie zal markeeren ten opzich te van het Locarnopact, hetwelk men juist weder op stapel wilde zetten, en ten opzichte van heel dit complex van internationale verplichtingen, waarvan het Geneefsche handvest de huidige kern vormt In internationale kringen is men het daar over nog lang niet eens, dooh de „Echo de Paris" schrijft reeds spijtig: „Voortaan zal België zicht dus slechts verdedigen, als zijn gebied wordt aan gevallen. Het wijst dus een Rijnland-pact af. Het Iheeft zich van een vrijwillig aangegane internatio nale verplichting ontdaan, zonder iemand te raad plegen. De wijziging in de militaire verhoudingen zal, naar wij vreezen, ten voordoele van Duitsch land zijn". Koning Leopolds rede is o.i. nog een eerste aan kondiging. Het vraagstuk der Belgische situatie zal slechts kunnen worden opgeklaard, naarmate door diplomatieke voelingname aan elk van 's konings woorden de juiste inhoud zal zijn toege kend. Nu moet men zeggen: de contouren ontbre ken nog. Ook Oostenrijk heeft een merkwaardige over gang medegemaakt in de afgeloopen week. Bonds kanselier Schusohnigg is eensklaps tot dictator gepromoveerd door een besluit, waarbij bepaald wordt, dat de ministers voortaan hun eed van trouw aan hem persoonlijk zullen afleggen. Wei nigen zullen hebben vermoed, dat deze Kurt Schuschnigg, schoon een gestaag werker, doch tevens een man van erkende reserve en beschei denheid, nog eens zóózeer in het volle licht der publieke verantwoordelijklieid zou treden. Van een Starhemberg, lid uit een oud en voornaam ge slacht, die goeddeels door opoffering van het eigen familie-vermogen zulk een opmerkelijke en soms luidruchtige beweging als de Heimatsohutz op de been bracht, zou men zulk een tot macht komen eerder hebben verwacht. Maar Ernst Rudiger Starhemberg, al was hij vol activiteit, had één belangrijk gebrek, hij miste een doelbewust© standvastigheid, hij wist niet de ééne leuze te vin den, die door alle stormen heen als een vaandel voor zijn volgelingen kon worden uitgedragen. Zoo is de beweging der Heimwehren door inner lijke onrust en oneeniglicden te gronde gegaan. De twist tusschen den leider en Fey, eertijds ook een groot man in het nationale Oostenrijk, heeft Schuschnigg gereede aanleiding gegeven, thans beiden te ecarteeren. Nog meer onrust cn getwist om persoonlijke aangelegenheden kon de bonds kanselier niet gebruiken. Op het precies juiste moment tastte hij door; door het terzijde schuiven van den voormaligen Nazi Starhemberg, die de laatste jaren niets meer van Duitschland hebben moest een bekend reactie-verschijnsel is wederom een der hinderpalen weggevallen tus schen Weenen en Berlijn. Zullen de uit hun ver band ontslagen Heimwehrmannen thans voor een deel de Nazi-gelederen gaan versterken, waaruit velen hunner voortgekomen zijn? Hot wordt vermoed ,doch zekerheid over de ont wikkeling der intern-Oostenrijksche verhoudingen, iheeft men nog allerminst. Met aanwijzen win den tijd geschiedt in China vaak nog op de wijze van ecuioen terug, n.l. door, een zonnewijzer Als twee hetzelfde zeggen, i s het daarom nog niet hetzelfde. Rudolf Hess, Hitlers plaatsvervan ger, heeft bij een zekere officieele gelegenheid be toogd, dat Duitschlands herbewapening een kwes tie van noodzaak en van spoed moet zijn, omdat zjj die het Derde Rijk regeeren aan de Duitsche moeders de zekerheid willen verschaffen, dat hun gezinnen niet in de toekomst door het Russische communisme uiteen zullen worden gereten. Voor dit doel der bewapening, zoo betoogde spreker, imoest men andere dingen van minder belang tij delijk weten terzijde te stellen. Eerst kanonnenÉ Dr Werner, Oberreichsanwalt te Leipzig, leider^ van het onderzoek in het beruchte Rijksdagbrand proces, is deze week op 60-jarigen leeftijd overledcvi dan boter! zoo vatte hij Duitschlands belangen populair samen, waarmee hij wilde te kennen geven, dat men op uitgaven naar het buitenland, ten bate der voeoselvoorziening, moest bezuinigen, teneinde armslag te behouden voor het afbouwen der defensie. Van verschillende zijden worden dergelijke leu zen Duitschland ten zeerste kwalijk genomen. Men meent erin te beluisterden de oude militante geest, die naar den oorlog dringt. Duitschlancis bewape ning zou een bedreiging van den wereldvrede zijn. Merkwaardig is, dat niemand het in zijn hoofd haalt om iets dergelijks omtrent de Britsche be wapening naar voren te brengen. De Britsche minister Hoare heeft in een rede kunnen verkla ren, dat Groot-Brittannië in ononaerbroken tempo moet voortgaan met den aanbouw van zijn lucht en zeevlooten, totdat het zóó sterk zou wezen, dat iedereen het zou moeten respecteeren. Daarmee is niet gezegd, zoo betoogde deze „eerste lord der, admiraliteit", dat Engeland liet ideaal van de „collectieve veiligheid" zou hebben prijs gegeven. Integendeel! Doch aan deze collectieve veiligheid kan het land eerst dan met effect zijn aandeel bij dragen, zoo het door anderen niet met verkeerde bedoelingen te benaderen is! Merkwaardig, dat men op zulke ouderwetsche redeneeringen, die eenvoudig neerkomen op do oude politiek van het machtsevenwicht, resp. -overwicht, nauwlijks ecnige reactie hoort. Dit alles wordt eenvoudig geslikt. Is het omdat Enge land nog steeds zoo hoog te paard zit, en men geen heil van oppositie tegen zulk een standpunt .verwacht? Met temeer felheid bestrijdt men elk zwakker land, dat eveneens zijn lot uitsluitend in eigen hand wil hebben. Duitschland en Italië zijn er twee duidelijke voorbeelden van. Waar de geest in Europa nog zoo is zal er wel spoedig verbetering in komen? behoeft men het niet zoozeer te bejammeren, dat met de her vorming van den Volkenbond voorloopig niet veel haast wordt gemaakt. De commissie van 28 leden, wier taak het uitwerken van vooretellen is, zal de eerste weken nog niet bijeenkomen. Huiszoekingen in Danzig bij socialisten en ver volgens verbod voor het voortbestaan van hun partij; Fascisten-optochten in Londen, met als staart barricaden en stevige kloppartijen; ten slotte voortgaande strijd en ellende in Spanje; do wereld ziet er nog niet zeer hoopvol uit. Eén licht punt is er: de Arabische proteststaking in Pales tina, gepaard gaande aan zooveel terreur, is be* •eindigd, danlt zij de bemiddeling der buitenland- sclie Arabische voreten. Aan de Britsche commis sie van onderzoek thans de taak, voor blijvende pacificatie te zorgen! Een ware Sisyphus-arbeid! _453

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 15