Lelie i-ku ndiqe Ru b tie k
Het leven van
Vincent van Gogh
Roman door Irving Stone
Onder bovenstaande tweeslachtige titel, waarvan
het eerste deel historische waarheid en 't laatste
romantische fictie doet vermoeden, biedt de ver
taalster 't Nederlundse publiek 't werk van den
Amerikaan Irving Stone, die in 1934 onder de
titel „Lust for Life-' zijn werk de wereld in zond.
Mevr. Berkhout achtte de toevoeging van 't woord
„Roman"' noodzakelijk om daarmee reeds vóór de
lezing van 't boek er op attent te maken, dat we
niet met een biografie te doen hebben, maar dat
de auteur op verschillende punten naar eigen in
zicht de stof heeft geschikt en vervormd. Om 't
Amerikaanse werk is n.l. een discussie ont
staan. waarbij personen uit de kring, waarin
Vincent van Gogh leefde, aanmerkingen hebben
gemaakt op de wijze, waarop de figuren met wie
Vincent in aanraking en in botsing kwam. wor
den getekend. Aan de hand van haar verstrekte
gegevens en in overleg met den auteur heeft de
vertaalster daarom enkele wijzigingen aange
bracht, opdat ook de tegenfiguren der waarheid
meer nabij komen zouden.
Hier staat tegenover, dat de auteur in een na
schrift verklaart, dat, afgezien van enkele tech
nische vrijheden, dit bock absoluut waar
is. De voornaamste bron, waaruit hij putte, waren
de 700 brieven van Vincent van Gogh, geschre
ven aan zijn bropr Theo, die in 3 delen zijn samen
gebracht. Daarnaast ontving hij tal van inlich
tingen van Van Gogh's vrienden en bewon
deraars in Nederland, België en Frankrijk.
Terecht zal de lezer van dit artikel de vraag stel
len, waarom hij lastig gevallen wordt met tal van
biezonderheden, die met de eigenlijke inhoud van
't boek zo weinig te maken hebben. Toch acht ik
deze zaak van gewicht en wel om de volgende
reden: Was dit boek grotendeels fictie dan diemie
naar mijn ovcrtu:ging 't oordeel er over afwijzend
te zijn, daar 't ons voert in sferen, die de Christen
niet slechts behoort te schuwen, maar met wier be
staan hij zells van verre geen kennis behoort of
behoeft te maken. Is echter do hoofdzaak waar
heid, hoe weerzinwekkend vaak en tot de laat
ste opvatting heeft de lezing mij geleid dan
kan dit werk een kennis brengen van en een kijk
geven op de raadselachtige maar nochtans niet
onbetekenende figuur van Vincent van Gogh, die
beslist nodig is om iets van zijn duistere en vage
creaties te begrijpen. Niettemin aclit ik 't gewenst
er nadrukkelijk op te wijzen, dat 't boek slechts
ter band genomen worde door hen, die krachtens
hun ambitie of bun beroep niet geheel vreemd
willen of mogen blijven tegenover de historische
betekenis in de schilderkunst van de 19e eeuw
van Vincent van Gogh. Voor mij althans heeft de
aandachtige lezing van dit boek veel bijgedragen
tot beter begrip van Van Gogh's werk.
Het leven van Vincent van Gogh is één tragedie
van miskenning en ver: chting. Het i9 de worste
ling van 't onbegrepen talent, dat ten koste van
eigen bestaan na eindeloze strijd komt tot pres
taties van kleur en lijn, die alleen waardering
vonden bij zijn broer Theo. Naast de verachting
van 't grote publiek troffen hem ook de afkeu
ring en onderschatting van kunstbroeders als
Mauve, Theophiel de Bock en Wcisseribruch, om
hier nu alleen maar Nederlanders te noemen.
Irving Stone verhaalt ons zijn leven van zijn een
en twintigste tot zijn zeven en dertigste jaar, van
Vertaling van Mevr. L. J. A. M. Berkhout
Willemse; uitgave van Ilollandia Drukkerij N.V.,
Baarn, 1936.
zijn optreden als bediende in een kunsthandel te
Londen tot zijn ellendige dood door zelfmoord als
krankzinnige in 't kleine Auvers (1890), niet ver
van Parijs. Wij zien Van Gogh voor ons als den
artistiek begaafde uit een aanzienlijk geslacht,
die als kunsthandelaar ondergaat, omdat in de
strijd van 't commerciéele en 't artistieke bij hem
steeds 't laatste zegeviert, waardoor hij de kopers,
wier smaak en keus hij critiscert, afschrikt en
aldus 't voorname kunsthuis geen geringe schade
doet.
Door invloedrijke familieleden gesteund, wordt
hij daarna uit de dorpspastorie van Etten, waar
zijn vader predikant was, naar Amsterdam ge
haald, om zich daar op gevorderde leeftijd alsnog
voor predikant te bekwamen en alzo de traditie
der Van Gogh's voort te zetten. We leven mee in
zijn wanhopige strijd om zich onder leiding van
den beroemden Mcndes da Costa te bekwamen
voor 't Staatsexamen; alleen op deze wijze kan
hij de poorten der Universiteit binnentreden en
een officieel predikambt bemachtigen. Maar de
strijd wordt te zwnur, of liever de volharding
ontbreekt. De verkondiging van 't Evangelie lokt
hem zozeer, dat hij zich de tijd niet gunt zich er
alzijdig en naar voorschrift toe voor te bereiden:
Wat hebben Latijn en Grieks en Wiskunde te
maken met de prediking vun 't Evangelie?
Niet zonder tegenwerking der betrokken autori
teiten zijn persoonlijke opvatting van zijn toe
komstige taak en zijn vprzet tegen de leiding
waren de oorzaak krijgt hij ten slotte van een
Belgisch Evangelisatieconiitó een tijdelijke aan
stelling als geestelijk verzorger in de Belgische
mijnstreek, de Borinage. Dit i9 een der aangrij
pendste perioden uit Vincent's leven. Hier ligt de
crisis, die hij niet doorkomt. Geschokt door de
beestachtige toestand, waarin de mijnbevolking
leeft, vecht hij als een held om geesteiijke troost
te brengen. Hij is diep bewogen door hun ellende
en voelt slechts hulp te kunnen brengen als hij
hunner een wordt. Zijn gering maandsalaris ver
bruikt hij geheel om te helpen, waar nood is.
Hij leeft in ellende en ontbering, is vuil en ge
wond door zijn nederige arbeid. Hij offert ten
slotte zijn bed voor een zieke en slaapt op de grond,
hij spaart zelfs z'n hemd niet, maar gebruikt 't
als verbandzwncbtcl voor de in de mijnen getrof
fenen, kortom bij is als een dienende engel en
wordt aangebeden door de arme bevolking. Hij
beijvert zich voor hun welzijn, bezoekt de mijn-
directie ter verkrijging van beter arbeidsvoor
waarden, hoger loon of veiliger arbeidsomstan
digheden. Alles mislukt, het stuit af op de eco
nomische onmogelijkheid. Iloe kan hij zorgen
voor de ziel van hen. die als bezetenen vechten
voor 't ellendig bestaan van 't lichnom? Zo vindt
hij ten slotte tijd noch lust om 't Evangelie tc
prediken: hij is geheel bezet met 't helpen in
lijden en ontbering. Ontslag wegens plichtsver
zuim is 't gevolg. En dan komt de breuk met het
leven en met God. Idealistisch communistische
denkbeelden, niet politiek aggressief, maar prac-
tisch reëel vervullen zijn gemoed. Hij helpt waar
hij kan, ten koste van eigen gezondheid en nood
druft, maar meer cn meer wordt hij daardoor
een zonderling in 't oog der mensen en steeds
verder komt hij te staan van 't echte leven. Dit
gedeelte is inderdaad schrijnend van felle ellende.
Het is de tekening van de onuitsprekelijke ramp
zaligheid, waaruit Zola's „Germinal" geboren werd.
In de uiterste ontbering van den vijf en twintig
jarige ontwaakt de zin tot tekenen en schetsen.
Gesteund door zijn vier jaar jongeren broer, Theo,
die ondanks de verachting van vrienden en fami
lieleden heel zijn leven door Vincent blijft onder
houden en in hem blijft vertrouwen, sleept hij
zijn ellendig bestaan voort Tragisch is de wor
steling tussen verwachting cn vertwijfeling. Hij
keert terug nanr 't ouderlijk huis, naar Etten;
hij werkt als een bezetene ondanks critiek en
Dit is het laatste nummer van ons Zondags
blad in vacantle-gewaad. Te beginnen met
het nummer van volgende week hopen wij
weer 12 pagina's te geven.
Zoo men weet maakte onze Buitenlandsch
Overzichtschrijver in dit voorjaar een reis
naar Palestina en Egypte.
Volgende week begint hij in ons Zondags
blad daarover le schrijven. Deze artikelen,
door fraaie illustraties verlucht, zullen on
getwijfeld de belangstelling van al onze
lezers hebben.
miskenning van zijn vader. In Den Ilaag, waar.
zijn neef Mauve zijn triomfen viert, zal hij zijn
werk voortzetten. Maar ook daar is hij weldra
vereenzaamd, verstoten door de kunstbroeders,
die zijn uiterlijk verachtelijk leven verfoeien en
daarom zijn omgang mijden. Onbegrepen blijft de
idealist zelfs door de vrouw, die hij trachtte te
redden en voor wie hij zich de nodigste levens
behoeften ontzei. Met deernis zien we de onder
gang van den idcalistischen gevoelsmens, wïenS
hart zo groot is, maar wien 't ontbreekt aan
zakelijk overleg. Via Nuenen in Brabant, waar
zijn vader toen stond en waar hij de Brabantse
boeren heeft vereeuwigd op zijn doek, komt hij in
Parijs bij zijn broer Tlico, die daar in de kunst
handel een vooraanstaande betrekking bekleedt
en in wicn dezelfde strevingen, maar meer be
heerst en meer zakelijk, leven als in Vincent
Het werk der Franse impressionisten is hem eert
openbaring en ontgoocheling beide. Naast 't ge
voel van verwantschap treft hem 't geweldig ver
schil in kleur en toon van hun doeken, daar,
de zijne vol waren van Nederlandse somberheid.
Boven inspannende arbeid ondermijnt hem hier
't Franse artistenleven vol uitspatting en regel
loosheid. In 't Zuidelijke Aries, vol helle zonne
schijn en schelle kleuren zal hij zijn kunstenaars-"
ziel ten volle kunnen uitleven. Hier zien wc hem
in grenzenloze scheppingswoede voortz(^oegen
van de vroege morgen tot do late avond. Hier
ontplooit hij de rijkdom zijner kleuren, hier
creëert hij in razend tempo zijn schilderstukken,
thans de gehele wereld door gezocht. Maar hier
ook openbaren zich de eerste symptomen der
dreigende dementie, die snel toenemen in onheil
spellende intensiteit en frequentie. Na afschuwe
lijke zelfverminking, waarbij blijkt dat hij ge
vaarlijk wordt voor zichzelf en z'n omgeving,
wordt hij opgenomen in een krankzinnigen
gesticht te St. Remy. Vol deernis zien wc daar
de hopeloze ontreddering er. de finale ondergang
van den mens, Vincent van Gogh, verteerd door
de felle brand van zijn genie.
Het is onmogelijk in dit beknopt overzicht te
doen gevoelen de verterende gloed die dit leven
heeft verbrand. Het leven van Vincent van Gogh'
is een beangstigende beklemming. Het is een
vreselijke prcd'iking van de destructie cn de ruïne
van bet menselijk leven, dat zonder God geleefd,
een prooi wordt van satanische hartstocht, die
leidt tot het eeuwig verderf. Het moet brengen
tot de bede: God houdt den mens staande in de
dreiging der gevaren cn geeft wijsheid en tact
tot behoudenis aan degenen, die hun naa9te zien
wankelen ten dode.
Dr. J. KARSEMEYER.
Correspondentie
J. A. te Gorinchem. Door vriendelijke tussehen*
komst van de redactie ontving ik Uw schrijven
vaal 18 Aug. dot ik met veel aandacht las.
Inderdaad is U getuige geweest van do vangst van
oen paar karpers van flinke afmetingen. De in
mijn artikel genoemde afmeting van 30 tot 60 cM,
is te beschouwen als ge/middelde maat, wat eohtcr,
niet wegneemt, dat van tijd tot tijd eens als bij
zonderheid een huitengewoon groot exemplaar kan
worden gevangen. Zoo vond ik in de litteratuur,
opgave van de vangst van een karper van 1.5 M.
lengte in Oost Duitschlnnd. Al naar gelang de
levcnsomslandisheden cn het ras kan de gemiddel
de grootte, die dc dieren bereiken, wisselen.
Ik stel het zeer op prijs, dut U deze mededeeling
deed. Het ware te wenschon, dat ieder, die mot
dieren en planten in annraking komt cn daaraan
event iets bijzonders opmerkt, biervan kennis gaf,
want juist dergelijke waarnemingen van lcekeii
kunnen voor dc wetenschap vaak hooi waardevol
zijn.
C. v. DUYN Jr.
Correspondentie (Damrubriek)
A. v. d. K. Probleem no. 1 (mot dam) is onge
schikt; no. 2 wordt geplaatst.
B. C. K. e. a. Dank voor toegezonden kaarten-
L. de V. e. a. Verzoeke geen problemen enz., in te
zenden. Onao voorraad is het laatste jaar onrust-
barnd gegroeid. Over conigcn tijd is inzending weer
toegestaan en terwijl men onderwijl alles nog
eens kan nazien kunt U de beste ter publicatie
aanbieden. Afgesproken?
B. L. De ei n<lst and van dc door U gespeelde partij
is inderdaad remise.
31 Augustus =^P
Hare Majesteit Wilhelmina, onze hoogvereerde en teeder-
beminde Koningin, treedt op dezen dag een nieuw levensjaar in.
God make het tot een recht gelukkig en gezegend jaar. Hij sterke
haar tot de gewichtige taak, waartoe Hij haar riep. Hij vervulle
al hare en onze begeerten, wanneer zij zijn naar Gods wil, Hij y\
schenke haar genade om onder eiken weg den Heere te danken
en Hij doe ons nog menig jaar leven onder haar gelukkige
regeering.
Uit: „Op weg naar Sion". Dr. J. H. GUNNING J.H.zn.
378
Maar één
H. Af. KONINGIN WILHELMINA
1SS0 31 Augustus 1936
Er is op heel de wereld maar
één land, waar frank en vrij
het leven groeiend bloeit en rijpt
in vrije maatschappij;
waar orde, rust en regelmaat
in vrijheid is geplant:
dat land, dat vrije, blije land,
dat is mijn Vaderland.
Er is op heel de wereld maar
één land, zo rijk, zo schoon,
waar t volk zich als een eenheid schaart
rondom de koningstroon:
waar liefde voor het Vorstenhuis
geschillen overspant;
dat land van eenheid, liefd' cn trouio,
dat is mijn Nederland.
Er is op heel de wereld maar
één kleur, die niet verschiet,
die ons begeestert tot een blij,
een juichend vrijheidslied;
die kleur, die tegen 't hemelsblauw
is als de zonneschijn,
kan slechts het onvergankelijk
oud-goud Oranje zijn.
Er is op heel de wereld maar
één Nederlandse dag,
waarop van hut en toren waait
de vaderlandse vlag;
die dag, waarop de driekleur ligt
als een oezonde lach,
die dag van vlaggenvrolijkheid
is Koninginnedag.
Er is op heel de wereld maar
één Vrouw, één Koningin,
die als een moeder lijdt en strijdt
en bidt voor Haar gezin;
één Vrouw, die Tc om Haar eenvoud en
Haar majesteit bemin:
dat is de strijdend biddende
Oranjekoningin.
LEO LENS
Kwaad met goed
vergolden
door E. Dusse
(Slot)
Houtmans ogen glijden langs dc rijen, blijven
msten op dc twedc bank.
„Ja meneer, Wim dc Groot, om z'n atlas te halen,
'k Weet liet heel goed, want ik heb nog gemop
perd, omdat hij zo lang wegbleef."
Een zacht gemompel stijgt op. „Stilte!" gebiedt
meester.
Houtman wordt bedankt en kan de klas verlaten.
Op de twede bank zit Wim, die niet weet, hoo
zich tc venveren tegen de steeds groeiende ach
terdocht.
„Wim!" zegt meester.
Wim ziet op. Zijn ogen ontmoeten die van mees
ter. Heldere, blauwe ogen. Eerlijke ogen. Zó
klaaj', dat meester zich afvraagt of die ogen kun
nen liegen, 't Is of ze hem smeken: „Meester, U
weet toch wel, dat ik zoiets niet doe? Meester ge
loof me toch!"
j.Ben jij gisteren in de klas geweest, na vieren
„Ja moester", klinkt het zacht, ,,'k Heb m'n atlas
gehaald."
„Waarom zei je dat dan zoëven niet?"
Er volgt geen antwoord.
Was tic maar met meester alléén. Dan zou die 't
wel kunnen vertellen: z'n angst, voor oneerlijk to
worden aangezien. Maar numet al die be
schuldigende ogen, die hij voelt prikken in zit
rug
„Stond er strafwerk van jou in 't schrift?"
Wim knikt. Ook dót nog. Alles was ook tégen
hem.
Wim, geef toch eens antwoord! Moet ik dan
denken dat jij
Meester maakt de zin niet af.
Schel klinkt plotseling een jongensstem door de
klas: ,,'t Zou niks geen wonder zijn, z'n Vader..."
„Zwijg!" Er ligt iets in meesters stern, dat dc
mond van Herman Verduyn dicht doet klappen.
Maar 't i s gezegd. En hoewel dc zin niet af is,
weet ieder wat Herman zeggen wilde. Wim zélf
ook maar al to goed. O, hij had Herman, dat ge
niepige joch, wel kunnen vernielen! Zo in-gemceu
om nou z'n Vader er bij te halenl Z'n Vader,
die in de stad van kantoor gejaagd was, omdat
hi; tweehonderd gulden geleend had.
Wel stilletjes gelend, maar toch écht geléénd.
Voor één week maar. Hij was er zo erg om ver
legen geweest. Kon hij 't helpen, dat juist in die
week dc boeken waren nagezien? Wie 't verteld
had, wist ie niet. Kon 'm niet schelen ookMaar
de hele klas wist, dat z'n Vader een dief was,
en hij 't zóóntje van een dief.
Vechten moest hij, om z'n armen niet op dc bank
te laten bonken. Z'n hoofd er op, en dan z'n ver
driet uitsnikken, 't Verdriet, miskend le worden
door de hele klas, endoor meester!
Strak kijkt hij voor zich.'Meester is verwonderd.
Wim is nooit zo koppig. Hij begrijpt, dat hij zo
niet verder komt.
Wim moet om vier uur blijven.
Om verdere oneerlijkheid te voorkomen scheldt
de meester het strafwerk, dat ln 't schrift stond
allemaal kwijt,
lierman zucht van verlichting.
Toch niet alles vergeefs geweest. Toch z'n doel
bereikt. Maar tochtoch is hij lang zo blij niet
als hij wol gedacht had.
Dan gaan ze aan hun werk. Maar niemand kan
er good z'n aandacht bij houden. Twee helemaal
niet. Die twee zijn Wim en Herman.
Allemaal zijn ze blij, als de bel luidt voor 't
speelkwartier.
Maar niet zoals anders rennen ze over 't speel
plein.
Ze spelen geen ploeg of klessie an dc slinger.
Dicht bij elkaar staan ze. de jongens van zes.
Ze uiten hun verontwaardiging over zo iets ge
meens.
lierman heeft het grootste woord. Ilij moet z'n
geweten, dat spreken gaat, overstemmen. „Weet
je wat, jongens!" roept hij. expres zo hard, dat
Wim, die schijnbaar onverschillig tegen de muur
leunt, het horen kan, „we zullen hem dood
verklaren!"
Niemand merkt, dat Wim z'n schouders dichte*
nanr elkaar toetrekt. Niemand weet iets van de
gedachten, die er in hem omgaan. Hij weet, wat
dat betekent: doodverklaard worden. Meester had
eens een bock voorgelezen waar 't in stond. Nie
mand kijkt je meer aan. Niemand spreekt tegen
je. Lucht ben je!
Was 't maar vast vier uur. Dan zou 't wel weer
goed worden. Dan kon hij meester alles vertellen.
Nog nooit had een schooldag voor Wim zó lang
geduurd.
's Middags worden er blaadjes uitgedeeld. Ruit
jes-papier: Rekenen!
Allemaal hebben ze verschillende cijfersommcn,
die ze thuis moeten maken. Meester waarschuwt
hen, de blaadjes niet te verliezen. Ze krijgen géén
ander. En wie morgen vergeet ze mee te brengen
krijgt een nul. Onverbiddelijk!
Eindelijk is het vier uur. Ais meester gedankt
hooft, gaan ze allemaal weg. Alleen Wim blijft
zitten. Meester heeft cr voor gezorgd, met hetn
alleen te kunnen zijn.
Wim ziet meester na, als hij een ogenblik de
klas verlaat. Rechtop loopt hij. Bewondering is
er in Wims ogen. 'n Fijne vent is mecsier toch.
Vertellen dat ie kan! En hard lopen. Soms doet
ie. wel 's mee als ze op 't plein spelen. En sneeuw
ballen gooien kan die zo goed. Meester is eigen
lijk een vriend van hem. En in Wims eerlijk
jongenshart komt een warm gevoel voor meester.
Als dc deur dicht is, dwalen zijn ogen door dc klas.
Bij één van de banken ligt een blaadje. Een
repetitie-blaadje. Dat wordt dus voor den eigenaar
een nul. Hij is nieuwsgierig wie 't rijn zal, en
schok gaat door hom heen. Van z'n v ij a n d ii
het. Ha, nu kan hij hem krijgen!
Herman staat cr slecht voor. Een nul voor dit
rekenwerk zal misschien maken, dat hij blijft zit
ten. Dan kan hij fluiten naar de nieuwe fiets,
waar hij al zo dikwijls over opgeschept heeft.
In een ogenblik is bet blaadje opgevouwen cn in
Wims broekzak verdwenen. Schijnbaar rustig zit
hij op z'n plaats. Maar 't is of hij niet meer zo
erg verlangt, dat meester komen zal. Of meester
nu niet meer z'n vriend is, doch alleen maarj
de meester.
Eindelijk komt meester en gaat bij Wim op de
bank zitten.
„Nu moeten we eens samen praten, Wim," zegt
hij vriendelijk. „Jij had strafwerk. Ik kan me
best begrijpen, dat je je Vader en Moeder niet 't
verdriet van strafwerk wilde aandoen En ook
wel, dat je probeerde er af te komen, al was t
dan op een minder mooie manier. Maar als je 't
gedaan hebt jongen, zèg bet dan, liever dan door
halsstarrigheid je schuld groter te maken."
Als meester zó begint, is 't laatste beetje warmte
uit Wims hart verdwenen, 't Hielp hem immers
tóch niet, of hij nu al zei, dat hij onschuldig was.
Meester hield hem voor schuldig, dat kon je aan
heel z'n praten wel horen!
En hij durft hem niet aankijken ook. 't Is of
meester dwars door z'n broekzak heenkijkt. Daar,
waar het blaadje brandt, 't repetitie-blaadje van
Herman. Meester merkt wel, dat hij nog niet veel
opschiet. „Ga nu maar naar huis, Wim," zegt llij.
„Denk er eens goed over na. Vanavond vóór je
slapen gaat. En als je weet wat jo zeggen moet,
kun je me morgen een kwartier vóór negenen m
de klas vinden."
Dan gaan ze naar huis: De meester en Wim.
Maar 't is net of ze niet meer zoveel van elkaar
houden. Of er iets tussen hen gekomen is. En t
is niet de zwarte inkt op het schrift. Neen, 't zit
in Wim z'n broekzak.
Langzaam loopt Wim naar huis. Ilij denkt aan
wat meester gezegd heeft. Dat hij z'n Vader cn
Moeder geen verdriet zou willen aandoen met
strafwerk, 't Mocht wat! Zo'n beetje strafwerk!
Wat hij nu deed was immers veel erger!
Hij weet nog goed hoe 't was, toen, dat met Va
derMoeder had gehuild. En hij, Wim, was
vrceselijk kwaad geweest, omdat Vader Moeder
verdriet deed.
En Vader deed het niet eens om iemand te bc-
nddelcn. Hij wèl! Hij ging maken, dat een jongen
moest blijven zitten. Dat hij geen fiets kreeg, cn
straf van z'n Vader.
Wim staat stil: aarzelend. Als 't nu maar een
ander was. Maar net Herman. Dan, ineens, draait
hij zich met een ruk om. loopt bijna tegen een
fiets aan, rent dan met groote sprongen vooruit,
weer langs de school, de andere kant op, waar
Herman woont
Herman zit op z'n kamertje en zoekt Zoekt, in
383