CVcm tmyekw, em Willem de Mérode Theologie 1911 (Een dichtersjubileum) 1936 D« Wilde Wingerd, 1911—1936. Een bloemlezing uit het werk .van Willem de Mérode, ingeleid en tezamengesteld door Roel H o u w i n k. Uitg. „Holland", Amsterdam, 1936. S Kringloop, door Willem de Mérode. Uitg. „Holland", Amsterdam, 1936. 3 Eenvoudige gedichten, 1935. Bosch en Kcuning, Baarn. i Chineesche gedichten, 2e druk, 1936. Bosch en Keuning, Baarn Vóór 25 jaar (1911) publiceerde Willem de Mérode zijn eerste verzen in „Ons Tijd schrift", dat in 1905 zijn vernieuwde loop baan begonnen was. 't Is een actief, vruchtbaar dichterschap gebleken, dat van W. E. Keuning, die in dertijd zich verborg achter het pseudoniem, dat nu voor goed in onze Christelijke lite ratuur zijn dichter-naam werd: Willem de Mérode. En Roel Houwink heeft bij gelegenheid I 'der herdenking van dit kwart-eeuw dich- t terswerkzaamheid een bloemlezing samen gesteld met inleiding, de schoonste .viering van dit jubileum. De inleiding bewijst Hoe Houwink recht i Heeft .kunnen doen aan de plaats en de'be- teekenis van den dichter in onze literatuur Zijn plaats, want Houwink geeft eendüi-' Selijk historisch overzicht van de literaire ^bewegingen" waardoor het dichterschap van De Mérode werd beïnvloed en deels ook bepaald: allereerst de beweging van maar dan ook die der latere generaties, met name en inzonderheid die van 1910, de lie den van „Het Getij", waarvan Ernst Groe- ceveld de leider was, hoewel zelf geen fehervorragende" dichter. Het geestelijk klimaat van „Het Getij" was. ïegt Houwink, de neo-romantiek; die een opgaan in de schoonheid beteekende, een aestheticisme, dat De Mérode later geluk kig overwon. „De Mérode onderging in zijn jeugd ster ke invloeden van Kloos en Boutens. Het aesthetisch element in deze figuren werkte diep op hem in; toch is hij naar den geest, evenmin als Gossaert trouwens, een tachti ger, gelijk b.v. Seerp Anema, wiens proza nog sterker dan zijn poëzie ik denk hier in het bijzonder aan een boek als „De Sjoe- nemietische" zijn wezensverbondenheid met het „impressionisme" demonstreert". Anema, Gossaert, De Mérode, drie dich ters, die een vernieuwing beteekenden voor de Christelijke poëzie sinds de predikanten- dichters Beets, Ten Kate, Bernard ter Haar. Anema verlochende en verloochent nog al tijd dit dichterschap onder invloed van het impressionisme, dat hij in zijn belletrie toch weer den vollen teugel vierde. Als dichter rijn we hem allicht kwijt. Evenals Gossaert, wiens „Experimenten" magistrale poëzie gaven, doch tegelijk het einde van een ac tief dichterschap uitmaakten. Alleen De Mérode hield vol, bleef zingen lot op dezen dag trouw aan zijn roe ping, blijkens zijn laatsten bundel „Kring loop". Een respectabel aantal verzen bundels heeft hij sinds 1915, waarin de eerste verscheen, op zijn rekening. Dat zegt op zichzélf niets, maar het zegt héél veel, als ge Houwink volgen kunt in zijn toe- en inlichtende beschouwingen, waaruit blijkt, dat de dichter via het individualis me der tachtigers, toegespitst in het aesthe ticisme der latere generatie (1910) zich na ,veel worsteling en leed een dichterschap bij de gratie Gods vermocht te veroveren, dat nog vandaag in ongebroken activiteit strijd baar zich handhaven mag. „Het heeft we] teens zoo geleken, alsof De Mérode een slachtoffer van de verleidingen van het aesthetisehe worden zou. Doch ook hier heeft het geloof zich niet gewonnen behoe ven te geven aan de roes der schoonheid. En zoo kan men in De Mérode dan ook be groeten den eersten dichter van een nieuwe (Christelijk-) Protestantsche letterkunde, die zich met stichtelijke rijmelarijen en bekee- ringsverhaaltjes niet meer in één en het zelfde stoffig hoekje drukken laat, waar „de officieele letterkunde" geen notitie van be hoeft te nemen, omdat al deze penvaardig heid met kunst niets en met geloof in den regel maar een bedroevend klein beetje te maken heeft". Carel Scharten heeft eens gezegd naar aanleiding van Gossaerts „Experimenten": „Zal hij invloed hebben? Zal hij invloed künnen hebben? Want het dichterschap on der de Teisterbantsche vaan schijnt weinig algemeenzoo men althans vergeten wil, tiat 't zeer groot Calvinistisch deel van ons Volk nog altijd op zijn dichters wacht, zijn dichters van d'eigen tijd en dat het opstaan van zulke dichters voor een cultuurgroei onder dat omvangrijke volksdeel en dus voor de eenheid van geheel ons volk, een onafwijsbare voorwaarde is". Dat is voor ruim twintig jaar geschreven: Gossaert hèd invloed, ook op De Mérode. Maar nu zingt deze laatste uit zijn vrijge- worstelde ziel met puur-eigen stemgeluid. Zijn taal is niet de rhetoriek der predikant- dichters; 't is de taal van deze tijd; zooals elke Christendichter kind is van dezen tijd en niet, zooals een enkele verdoolde broe der-zanger beweerde, terug te grijpen heeft naar een voorbije periode, om daar, zooals 't dan heet, aansluiting te zoeken. „De weg terug" is niet meer te vinden; alleen in geestelijk opzicht moeten we terug, in dien zin, dat. gelaafd aan de mystieke bronnen, in de diepe en zuivere beleving der oude geloofswaarheden, slechts het nieuwe dich terschap onder ons mogelijk is. De keuze Van Roel Houwink betreft de ontwikkeling zoowel als de veelzijdigheid van De Mérode's dichterschap. „Wie, zooals De Mérode, een kwart-eeuw van productieven dichterlijken arbeid ach ter zich liggen heeft, heeft er recht op, dat men zijn weck als een geheel overziet en zich niet er mede bezighoudt op een wijze, die er op neerkomt, dat men zich af en toe in een „mooi vers" van zijn hand verdiept, om daarbij noodzakelijkerwijs te vergeten, dat dit gedicht deel uitmaakt van een leven, dat zijn beste krachten gegeven heeft aan dezen dichterlijken arbeid". De jubileerende dichter zal, dunkt ons, èn om de inleiding èn om de keuze met toe lichting den bloemlezer dankbaar kunnen zijn voor de ernst en de liefde, waarmee hij zijn taak aansneed en volvoerde. En de dichter zelf verrast ons met 'n bun del „Kringloop", die op bijna elke bladzij bewijst, hoe in den loop der jaren De Mérode zich ontdeed van de pauwepronk der woord kunstige overdaad, zich versoberde en ver strakte, maar daardoor zich tevens uit die per bewogenheden en sterker zekerheden beleed in het lied. Geen beter recensie dan te zeggen: Neem en lees en bemerk dan, dat elke beoor deeling verre beneden de waardij blijft van den schat, dien de dichter ons schonk. We moeten citeeren. Ziehier een vers, waarin de jubel' zijn sterke spanning Voel baar maakt; een lied, dat ons doet verstaan, wat Houwink zegt in zijn inleiding op „De' Wilde Wingerd": „Er wordt in poëzie iets tot uiting gebracht dat de zin der woorden overstijgt en dat als een soort fluïdium aan de rhythmisch geplaatste, klinkende woor den schijnt te worden meegegeven bij hun ontstaan in den geest van den dichter", m.a.w.: er is iets fascineerends rondom zoo'n vers, dat het „ik-en-weet-niet-hoe en ik-en-weet-niet-wat" van Cats óók bedoelde. We geven slechts een paar strofen uit: DE NACHTEGAAE In 't binnensta der dichte hagen Heeft hij zijn leger opgeslagen, Onachtzaam, voor een kort seizoen Zijn zingende ommegang to doen Bij nacht, de diepe nederlagen Van mijn ellendigheid ten zoen. Ons donker opgestuwde zwijgen, Hartstochts lang ingehouden hijgen, Doorbreekt hij met een stem als vuur, Doorlicht hij als een glazen muur, Zoodat wij plotseling uitzicht krijgen Op 't hemelrijk en de natuur. Hij doet ons vreugdevol gelooven: Al wat zich tusschen God geschoven Heeft en de ziel, is weggedaan. Hij heeft een breede steile baan Zingend geopend recht naar boven. Dies mogen wij ten hemel gaan. Veelzijdig blijkl ook in dezen bundel 's dichters talent. Er zijn speels-geschreven verzen, waarin de picturale gave van den dichter zich prachtig manifesteert, zoo „De Oude Dame" en „De Keizerin". Er zijn de „emblemata", waarin de natuur het sym bool geeft; het motief tot zang, als: De Beek, De Peppel. Er zijn de kwatrijnen, hoewel van ouderen datum; er zijn bovenal de aan Bijbelsche figuren zich oriënteeren- de verzen, zooals „Mozes op Nebo", „Naza reth", „In Nazareth's synagoge", „Johan nes", „Boanerges" etc. De jubel overweegt niet in deze liederen; er is veel herinnering in aan den dood, zooals in „Kinderspel", dat zich tragisch bezint op „Kruip door, sluip door!" Bij het ouder worden heeft de dich ter die diepe grondtoon van het leven, wel ke het sterven er al njeer in mengt, doen doorklinken, zooals hij het belijdt in „Jezus Rex"; Hij lokt t hart tot den doodensprong, Bevelend is zijn jong gefluister, En 't al doordreunend als een gong. Wat een ingehouden geluksjubel is saam gedrongen in een strofe als deze uit: „Mozes op Nebo": Hoe geeft Gij, eer ik sterve En tot mijn oorsprong keer, Mij meer dan mijn begeer: Eén oogwenk, heel Uw erve! Wat een tragiek en tegelijk hooge vreug de mengen zich in deze versregels: Hoe heerlijk moet de hemel zijn, Als de wereld, die is gevallen, Nog zóó schoon is, dat God ons allen Losrukken moet met yeel pijn. Het is hard, dat wij alles verlaten Moeten, maar Uwe liefde is meer* Dan bloemen en beminde gelaten, En Uw stem is troostend en teer. Ook 't didactisch-lyrisch vers is er, b.v. in „Lijdelijk". Dit vers mocht wel aan den ingang staan van zoo menige roman, die de carricatuur van het Calvinisme, de trieste erwording der praedestinatieleer, tot ten- denz heeft, een scherp gemarkeerde karak teristiek van den aldoor zuchtenden tobberd: „Ja", zucht hij ziekelijk, „wie dèt maar mocht ervaren! Werd ik maar meer ontdekt aan eigen schuld en nood!" Hij durft nooit naar Gods heil en open hemel staren, En zittend aan den disch, sterft hij den hongerdood. Zoo'n vers als dit „Lijdelijk", met die pracht-finale, geeft een goede overgang naar 't bundeltje „Eenvoudige Gedichten", een libel, evenals „Chineesche Gedichten". Over 't woord „eenvoudig" wordt verschil lend gedacht: „volksche" poëzie bedoelde De Mérode. Toch zijn er onder die eenvou dige verzen, welke waard waren in een bundel als „Kringloop" te worden opgeno men. Zoo is 't ook gebeurd met „Vitellus". In 't bijzonder wijs ik op „Rlaagavond", waarin David treurt over den dood van Saul en Jonathan: heusch geen „volksch" vers, maar van een suggestieve plastiek, welker schoonheid niet op 't eerste gezicht genoten kan worden. „De Drie Jongelingen in den oven", „Daniël in de Leeuwenkuil" en „Bel- sazar" zijn een bewijs van de vlotheid, waarmee de dichter een Bijbelsch tafereel als een ruwe houtskoolschets op papier zetten kan. Maar telkens weer treedt de origineele visie van den dichter naar voren in bekorende beelden. „Chineesche gedichten" te beoordeelen, vraagt kennis van de sfeer der oorspronke lijke verzen. Op zichzelf bewijzen ze de soe pelheid van geest van De Mérode, die zich aan de vertalingen waagde van die ons vreemde verbeeldingen. Hier komt vooral de gestalte-gever aan 't woord, de dichter, die uit-beeldt en daarin deel neemt aan veelkleurige exotische schoonheid. Een woord van bijzondere geluk wens c h brengen we ten slotte aan jubileerenden dichter, voor wat hij ons gaf en we spreken de wensch uit, dat zijn actief dichterschap bij Gods genade zijn laatste oogst van schoonheid nog lang niet j ven mag hebben. A. WAPENAAR schilderkunstige. mededeelt wat er in de zie! leeft en in de geest zich opeengehoopt heeft. Zulke gebe den heeft men hier. Men bidt ze mee, als men ze leest. En ze voeren ons op tot Hem, die onze nooden kent en ook nog wil aan- hooren, al weet Hij ze. De korte overdenkingen, voor elke dag an het jaar één, zijn alle waard overdacht te worden. Ook de gedichten cn de graf schriften. Eerst doet dit boek iets vreemd aan, als ge er in bladert en het vluchtig door ziet. Het is zoo anders dan andere boeken die het geestelijk leven raken. Doch al spoedig be gint men te lezen en dringen de woorden tot je ziel door. Vinden daar weerklank naar we hopen. En elke bladzijde, baast elke regel brengt ons nader tot Hem, die ons kocht met zijn bloed. De Morgenstond nadert dóór Dr. J. H. Gunning J.Hzn., 2e vernieuw de druk. Uitgave van H. J. Spruijt's uitgevers-mij te Amsterdam. Dit boek is bedoeld voor ouden van da gen, voor hen wier avondzon ter kimme neigt, om hun oog te openen voor de nade rende morgenstond, zooals de bekende schrij ver het uitdrukt. Dat binnen een jaar tijd een tweede druk van de pers kwam is een Dr 3. H. Gunning 7. H.zn •bewijs, dat Dr. Gunning, die zoo velen door zijn spreken, zijn brieven, zijn boeken, ten zegen was, ook nu met dit boek de juiste snaar getroffen heeft bij vele ouden door hen te wijzen op den barmhartigen Heiland, die ook in de levensavond licht wil schenken voor hen die zich aan Hem overgeven. Maar niet alleen dezen zullen het boek graag en vaak ter hana nemen, ook zij, die zich nog niet in de avondstond des levens vermoeden, vinden hier schoone woorden, die het oog doen slaan naar hooger dingen, dan die waar het gansche leven vol van is, de strijd om het bestaan. Want al wordt in het eerste gedeelte: „van hart tot- hart" steeds \veer tot de ouden gesproken, op de ouder dom gewezen, tooh vinden ook wij die nog niet gaarne daartoe gerekend willen wor den, daarin veel behartigingswaards. Of spreekt niet tot ieder, wat we bijv. vinden op pag. 103: „Blijf jong in geloof, in hoop en in liefde en wees een blijmoedig getuige van uwen God, die rechtvaardig is in al Zijn weg en werk. Er is niets dat onze tijd zóó drin gend noodig heeft als rustige, blijmoedige getuigen der Waarheid. Getwist en gekibbel is er in overvloed. Theologische hartstocht haarkloverij meer dan genoeg. Verbittering tusschen leden van verschillende Kerken helaas overal. Maar een hart dat vrede heeft gevonden in de Heiland en nu geen grootere blijdschap kent dan in liefde en zachtmoe digheid op Hem te wijzen, die eiken zondaar tot zich noodigt, dat is in iedere omgeving, waar de Heere zoo iemand doet wonen, tot zulk een rijken zegen! Die taak is wonder heerlijk." Daar leest ge Ds. Gunning. Ge leest hem <eral in dit boek. Ook in de innige gebeden die hij voor U bidt. Zoo er iets is, dat ons op heiige grond brengt, dan is het 't gebed van een innig vroom Christen. Niet de vele woord-gebeden, niet de vele gebeden, waar in men feitelijk niet tot God, doch tot de aanwezigen of ook wel afwezigen spreekt, dringen door tot onze ziel. Doch het gebed van iemand, waarvan men voelt, dat hij Groen van Prinsterer en de kerke lijke strijd van beden. Door J. Bosch, v.d.m. te Oldebroek, Uit gave van J. H. Kok. N.V. te Kam pen, 1936. f „Is het goed, dat de kerk der Reformatie haar kracht verzwakt (in krakeelen zonder eind), terwijl zij moet staan als één belij dend volk tegen de machten, die de stad Gods bedreigen?" Dit is een der vragen, dooi den schrijver gesteld, om te motiveeren, waar gevoerd. In den loop van dezen strijd heeft hij culturen, staten, volken en sociale klas sen geschapen. Nu werd hij opnieuw slaaf, namelijk van den staat, de nationaliteit, dc maatschappelijke klasse. In de huidige pe riode van zijn bestaan treedt hij een nieuwen strijd Tegen: hij tracht zich van de sociale krachten raees'er te maken, door het schep pen van een nieuwe maatschappij en tech niek, doch in wezen herhaalt zich het oude tragische gebeuren. Van de nieuwe maat schappij. de nieuwe techniek blijft hij geen heer; hij is er weder de knecht van. Dit probleem, aldus formuleert Berdja- w tenslotte zijn inzicht, kan alleen wor den opgelost door een bewustzijn,, dat den mensch boven de natuur en de maatschap pij, de menschelijke ziel boven alle natuur lijke en sociale krachten zal stellen, die alle voor den mensch zullen moeten buigen. Het geen den mensch in den loop der eeuwen heeft bevrijd moet bewaard, hetgeen hem heeft geknecht moet verworpen worden. De auteur stelt zich met deze woorden als het ware buiten de huidige menschelijke relaties, om gelijkelijk te verwerpen wat in de communistische zoowel als in de andere aaatschappij- en levensvormen niet aau- aardbaar is, terwijl hij den moed heeft om te constateeren: De weg naar de definitieve bevrijding van den mensch en de definitie ve vervulling van zijn roeping is de weg naar het rijk Gods, dat niet alleen een he melrijk is, maar ook het rijk der verheer lijkte aarde en van den herschapen kosmos. Want de waarheid van den mensch en zijn creatieve roeping ligt verborgen in het Christendom, ook al werd dit niet zelden in ontwrichten vorm gerealiseerd. Groen van Prinsterer om hij dit boekje schreef, tot opwekking van ihet historisch besef, aangaande de gebeurte nissen der 19de eeuw en meer bijzonder de houding van Groen t.o.v. de Gereformeerde belijdenis. Zoo is dus een deel van het betoog wijd aan de geschiedenis der Afscheiding, doch dan onder een bepaalden gezichtshoek bezien en deswege een belangwekkende en leerzame bijdrage tot de bewustwording, wat de kerkelijke afstanden en spanningen van de 20ste eeuw zou kunnen verklei nen. Pas dan is de weg gebaand tot wat de Schrijver begeert en hoe velen met hem: zal er vereeniging kunnen zijn (van de Herv. Kerk) met de Kerken, die uit de Geref. Belijdenis leven", zoo de Geref. belij denis „ook bij haar weer zij het criterium van haar leven en werk". Het werkende Woord, door Ds. P. ten Have. Leerboekje bij het Bij belsch onderricht voor leerlingen van Mulo-scholen en andere inrich tingen voor voortgezet onderwijs. Eerste deel. Groningen, J. B. Wol- Dit boekje is een uitwerking van een be kroonde prijsvraag, uitgeschreven door den Bond van Besturen van Chr. Mulo-scholen en de Vereeniging \oor Chr. Mulo. Het thans uitgegeven eerste deeltje behan delt het O.T. van de Schepping tot den tijd der Richteren en uit het N.T. de Geschiede nis uit de Evangeliën. In het tweede deeltje zullen dan bespro ken worden uit het O.T. de Bijbelsche Ge schiedenis van den tijd der Richteren tot en met Elisa en uit het N.T. de Bergrede, de gelijkenissen en de geschiedenis van de eer ste Christelijke Kerk. In het derde deeltje zullen dan nog enkele andere moeilijker ondererpen aan de orde komen, zooals de profetische en dichterlijke boeken, benevens Paulus «net zijn Brieven, de Brieven der andere Apostelen en de Open baring van Johannes. Door samenwerking van predikant mannen uit de onderwijswereld heeft men inderdaad een leerboekje verkregen, dat aan de hoogste eischen beantwoordt. Het is de bedoeling, dit leesboekje in han den van de leerlingen tte geven, terwijl de onderwijzer een vrij uitvoerige, zakelijke handleiding vindt in liet van den zelfden auteur verschenen Handboek, getiteld: „Bij de Bron". Gaarne bevelen we dit mooie leerboekje aan. En dat wel om tweeërlei reden. In de eerste plaats is heel de opzet erop berekend, dat onze kinderen met den Bijbel vertrouwd raken. Ze moeten den Bijbel leeren lezen. Elke les van het leesboekje wil, naar het eigen woord van Ds. ten Have, niet anders zijn dan het knechtje van het Bijbelhoofd stuk. En in de tweede plaats richt de auteur zijn Bijbelsch Onderwijs op het juiste doel, nl. het leeren verstaan van de openbaring Gods tot de menschheid van alle tijden. De Bijbel als het levende en werkende Woord Gods dicht bij onze kinderen te bren gen, is het doel van dit naar inhoud en vorm zoo uitnemend verzorgd leesboekje. zich in de nabijheid van God weet en tot em, tot Hem alleen spreekt. Hem alles j zelfbelioud, onafhankelijkheid°en bevrijding Diverse werken „Waarheid en leugen van het com munisme", door Nikolai Berd- ja 1 e w. W. L. en J. Brusse's Uitgeversmij N.V., Rotterdam. Wie in de meening verkeert hier een ieuwe serie Russische gruwelverhalen aan te treffen, zal bij het ter band nemen van dit boek worden teleurgesteld. De auteur daarvan is niet zoozeer een waarnemer van de dagelijksche details der Sovjet-Russische ontwikkelingsgeschiedenis, dan wel een wijsgeer, die de principia van het commu nisme peilt zich bezint op het wezen der Russische ziel en tenslotte de algemeene lijnen uitstippelt, waarlangs de Europeesehe geesteshistorie zich verder zal moeten on ikkelen. In het verloop van zijn historie, aldus de auteur, doorloopt de mensch verscheiden stadia van zijn lot, dat altijd een tragisch lot blijft. Eerst was hij een knecht van de natuur en heeft een heldhaftigen strijd „Van de Bosnische crisis tot Sere- jewo", door R. Du four. K em ink en Zn. N.V., Utrecht Dit werk geeft een historisch overzicht van de internationale verhoudingen van 1909 tot 1914, en wel tot dien tragischen da tum, waarop al wat in dit vijftal jaren aan onheilsvolle verwachtingen en voorberei dingen rijpte, plotseling de menschheid plaatste voor het fatum van het voldongen feit. Het ontstaan der catastrofe heeft lan gen tijd de geesten verbijsterd, men wensch- te tot klaarheid te komen over heel dat ;nstel van oorzaken en oorzaken arhicr de oorzaken, dat tot dit alles heeft geleid- „Het Nederlandsch Comité tot onderzoek van de oorzaken van den wereldoorlog" heeft daaraan zijn oprichting te danken en is voor dit Comité, dat de auteur, de ddels overleden generaal D u f o u r, zijn uitvoerige studie aan dit onderwerp heeft gewijd. Hij deed dit na kennis te hebben genomen van zeer veel historisch materiaal, zoodat zijn geschrift, zorgvuldig bearbei l als het is, geworden is als het gecompli ceerde uurwerk, waardoor een tijdbom op het supreme moment tot explosie wordt ge bracht. Men ziet het draaien, uiterst lang zaam, maar ononderbroken en men beseft, dat ook thans weder een dergelijk dreigend mechanisme verborgen aan den gang is. Dit verleent aan werken als deze, juist door het geladen karakter van de perioie,. waarin wij leven, ondanks hun min of meer acade- mischen opzet, een soort van vervaarlijke actualiteit. AUDI FILIA, door Mr C L. Torley Duwel. met een inleiding van Dr. Jac. de Vreese, S. J. Uitg. A. W. Sijthoff's Uitgeversmij N.V. In deze brochure wil schrijver geven „een opwekking tot terugkeer naar het vol maakt vrouwelijke". In dezen ondertitel ligt eigenlijk het eenige zwakke punt van dit geschrift, dat we- overigens met groot noegen en hartelijke instemming hebben gelezen. Immers, de aaneenvoeging „vol maakt vrouwelijke" zou tot misverstand kunnen leiden, ware het niet, dat uit de brochure zelf blijkt, dat de schrijver zich grondvest op het Kruis, en daarom reeds van het onvolkomene van het aardeleven overtuigd is. Juister ware het hierom wel licht ,te spreken van het „specifiek vrouw lijke" of van het „bij uitstek vrouwelijk". Er is thans veelal een hang, om de vrouw, die zich in meer dan een opzicht aan den man gelijk was gaan achten, terug te doen keeren tot haar eigen bestemming. De mee ning van den heer van Papen, dat de vrouw in het kraambed hoort, is in haar abso luutheid onjuist, evenzeer als de plaats, waar de man bij uitstek behoort, niet het slagveld is. Maar ook in deze woorden van den oud-kanselier van Duitschland kunnen we beluisteren een reactie tegen het ratio nalisme van de „verlichting", die haar kracht zocht in een gelijkschakeling van wat niet bij elkaar hoort. De eenvormigheid, die hiervan het gevolg was, is door Dr. A. Kuy- per als „de vioek van het moderne leven" gevonnist. De calvinist, die immers wil, dat alles aan zijn doel beantwoordt, zal met de dachten van Mr. C. L. Torley Duwel ac- coord gaan, temeer waar in deze studie het pleit gevoerd wordt voor het gezinsleven en het adogium: de school aan de ouders. Van de inleiding van den Jezuiet Dr. Jac. Vreese namen we, afgezien van een enkele Roomsche beschouwing, met genoegen kennis. „Schijnwerpers" De uitgeversmaatschappij Het Spectrum te Utrecht doet een nieuwe serie in handig formaat uitgegeven boeken het licht zien on der de verzameltitel „Schijnwerpers". In een prospectus wordt gezegd, dat de bedoeling is goede, waardevolle, deugdelijke boeken te leveren tegen een zeer lage prijs. Op al lerlei gebieden van wetenschap en kunst wil zij het licht doen vallen. Het program bevat alvast een tiental werkjes en uit de namen blijkt wel, dat men met katholieke schrijvers en uitgevers te doen heeft. Het eerste nummer in de serie is „Wat denkt u van den mens?", van de hand van Prof. Dr. Louis de Raeymaeker, hoog leeraar in de wijsbegeerte aan de R.K. Uni versiteit te Leuven. De auteur stelt de vra gen omtrent zintuiglijke en verstandelijke kennis, het gevoels- en wilslevcn, de vrij heid, de wedergeboorte in de dood, en plaatst ze in wijsgeerig licht. In een voor woord behandelt de schrijver de vraag of er voor een serie wijsgeerige publicaties, welker inhoud ook van vulgariseerenue aard zal zijn, plaats is. Het tweede nummer Is van A. van Domburg, .Levende Schaduwen", en het bevat „aanteekeningen over film". Het derde nummer is een waardevolle bloemlezing van katholieke poëzie na 1900, saamgebracht door H. Kuitenbrou wer en Ad. Sassen. Het verwonderde ons eenigszins, dat het begint met „Ego Flos" van Gezelle, wiens sterfdag nog juist vóór 1900 valt, maar in een voorwoord wordt hiervan rekenschap gegeven. De groo te invloed van Gezelle valt juist na de eeuwscheiding; hij was ook zijn tijd in zni- vere en gevoelvolle poëzie vooruit, en het zou dus een gemis zijn geweest wanneer geen vers van Gezelle was opgenomen. Men kan natuurlijk bij een dergelijke bloemle zing ook niet star aan een willekeurig jaar tal vasthouder De gesloten poort, door Be; Ham. Uitg. D. H. Littooy Azn., Terneuzen. Robert Randers houdt zielsveel van Willie Martens, een meisje dat meer dan tien jaar jonger is dan hij. Willie vindt hom een heel aardige en goede kerel, maar haar lief de is toch lang niet evenredig aan die van Robert. Ze trouwt dan ook met een jonge man van haar eigen leeftijd. Voor Robert Randers is de poort nu gesloten, maar on danks alles blijft hij Willie vereeren. Het huwelijk van het meisje brengt haar niet het geluk dat zij er zich van voorgesteld had en eerst dan gaat ze beseffen wat ze vroeger met de liefde van Robert versmaad had. Robert, wetende van haar moeilijkhe den. heeft daar evenveel verdriet van dan zij zelf. Zoo gaan de jaren voorbij en Robert Randers leeft in de herinnerine aan de vroe gere gelukkige jaren, blijft Willie Mart®fis, ondanks het feit dat zij de vrouw tej| ander geworden is, in plaats van d® i beminnen tot aan haar dood toe. Ziehier in korte trekken het gegeven van het eenvoudige verhaal, dat den ChrMelij- ken lezer veel goeds kan geven, zonder li teraire waarde te bezitten. Stellig weet Ham's boekje de aandacht gespannen te hou den. Jammer is dat we hier en daar enkele onnatuurlijke trekjes tegenkwamen, die ech ter niet storend behoeven te werken, MARANATHA-KALENDER VOOR 1937, Het is altijd eenigszins gewaagd, om een kalender aan te bevelen, waarvan men nog niets anders voor zich heeft, dan een pros pectus en proefschild. Maar bij den Maranatha-kalender durven we toch wel een woord van aanbeveling te schrijven, al hebben we van den inhoud nog geen kennis kunnen nemen. De enkele aankondiging, dat Ds Knap den inhoud bewerkt heeft, is ongetwijfeld reeds voldoende, om belangstelling te wek ken. Ons Christelijk publiek weet het zoo langzamerhand wel, dat die auteur inder daad voor goede stichtelijke lectuur zorgt. In weiverzorgden stijl wordt door hem voort durend echt Schriftuurlijk leiding gegeven aan het leven. Door het bewaren van dien Schriftuurlijken grondslag kan hij waarlijk bouwen. En wat het uiterlijk van den kalender betreft, deze is ditmaal al bijzonder ver zorgd. Het schild stelt voor: Abraham bij Sodoms verwoesting. Het schild is in niet minder dan acht kleuren gedrukt, die een schoon harmonisch geheel vormen. Het aan grijpend onderwerp is op meesterlijke wijze in kleuren weergegeven. Als premieboek wordt verkrijgbaar ge steld: „De reddende hand" door „Johannes" een verhaal uit den tijd der Hervorming. Ontvangen Boeken F. M. Huebner, Mensohen als vergif en medicijn. Vertaald door A. E. van den Tol, 's-Gravenhage, L. J. C. Boucher. C. J. Kelk, Een kind van Uncle Sam. Nr. 22 van de Uilenreeks, Amsterdam, Bigot on van Rossum. Tony de Ridder, Van den Akker, Nr. 23 van de Uilenreeks. Amsterdam, Bigot en van Rossum. S. Bottenheim, Franz Liszt, Nr. 3 van de Caecilia-reeks. Amsterdam, Bigot en Van Rossum. J. Brummelkamp, Dr. J. J. Fahren- fort en P. M. van Leeuen, Land- en Volken kunde voor de Kweekschool. III. Nederland, Nederl. Oost- en West-Indië, Groningen, J. B. Wolters. R. K a n n i n g a, en D r. H. M u 1 d e r, Eenvoudig Engels, Leesboek. Eerste deel. Groningen, J. B. Wolters. Dr. F. A. S t e e n s m a, Beknopt Woorden boek voor het Klinisch laboratorium, Am sterdam, Scheltema en Holkema's Boek handel. Philippe Amiguet. Race de Calvin. Ro man. Uitgave Albin Michel, 22, Rue Huvgens. Paris XIVe. Augustinus' Belijdenissen, Uit het Latijn vertaald en ingeleid door Dr. A. S i z o o. Derde druk. Delft, W. D. Meinema. E. F. Lattimore. Kleine Sjang. Met teekeningen van de schrijfster. Bewerkt door Clara Asscher—Pinkhof, Den Haag, H. P, Leopold. E. F. Lattimore, Kleine Sjang en zijn vriendjes. Met teekeningen van de schrijf ster. Bewerkt door Clara Asscher-Pinkhof, Den Haag, H. P. Leopold. J. M. Westerbrink—Wirtz. Martha krijgt nieuwe kennissen. Geïllustreerd door Adri Alindo, Delft, W. D. Meinema. A. v a n A11 e n, De Spoorzoekers van Boswijk, geïllustreerd door Jan Lutz. Delft, W. D. Meinema, F. B. van Vel zen", To Riemens. Geïl lustreerd door Annie van de Ruit, Delft, W. D. Meinema. W ij vliegen. Met vier losse teekeningen ;oor het bouwen van vliegtuigen-modellen, door Piet Marée en Bert Prinsen Geerligs. Den Haag, H. P. Leopold. O. F. Heinrich, „Kopf hoch. Whubsell", die Geschichte eines Jungen, der sich mit seinem Geigenspiel die Welt erobert. Met aanteekeningen voor schoolgebruik door J. Uittenbogaard. In de serie „Unsre .Tugend- bibliothek". Groningen, J. B. Wolters. K van der Kooi. E. S c h e e-i s t ra, ew G. S. Jonkmans, Frans LeeiVock vonr Ulo-scholen. Eerste deel. Gronin ion, J B Wolters. H. Püper. Leerboek der Vlanke Meet kunde, deel IA en 1B, Tweede druk Uiig W^Versluys' Uitg. Mij. N.V. Amsterdam Deze tweede druk van het leerboek der Vlakke Meetkunde, deel I is thans ,ee*plit<t terwijl tevens hier en daar de uHst is uit gebreid en omgewerkt. Van Step by Step, eenvoudige me thode voor het Engels, door Eind hoven en P. H. van Overbeeke, is van het tweede deeltje de dertiende druk ver schenen bij W. Versu ys te Amster-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 7