Vrije Universiteitsdag te Haarlem DONDERDAG 2 JULI 1936 TWEEDE BLAD PAG. 5 Een ernstige rede ran Dr II. Colijn Oproep tot eenheid in de gelederen der Gereformeerden Redevoeringen van de Professoren Ridderbos en Sizoo Ure des gebeds Aan den vooravond van de jaarvergade ring der Vereeniging voor H. O. op Geref. grondslag is in de Kloppersingelkerk te Haarlem Ds. J. W. Siertsema. Geref. predikant aldaar, voorgegaan in een ure des •gebeds. De voorganger wees er op, dat de beteeke nis der Vrije Universiteit niet bepaald wordt door het feit, dat wij, zei spr., de contribuiiën tot 1V2 ton hopen op te voeren noch ook door het bezit van de vijf faculteiten, den arbeid van "23 hoogleeraaren en de meer aan Studenten. llaar beteekenis ligt in het beginsel, waar uit de V. U. 50 jaren geleden werd geboren, toen zij, nog klein en onwaardig, toch ge dragen werd door het machtig principe van de eere Gods ook in de beoefening der we tenschap. Ds. Siertsema naim vervolgens Gen. 8 2022 tot richtsnoer zijner toespraak. Spr. ontvouwde twee gedachten: le. wij we ten ons één met het offer van Noach, waar over dit Schriftgedeelte gewaagt; 2e. de God van Noachs offer wil ook op ons in gunst .neerzien. Ter inleiding van het gebed, zei spr., dat het overdachte Schriftwoord tot zelfbeproe ving leidt ten aanzien van het werk der V.Ü. Het benauwt ons om hetgeen, waarin we niet geheiligd waren in onzen Heiland en Zaligmaker. Het geve ons, eindigde spr., troo6t en kracht, dat we toch mogen komen om een zegen in Christus. Hierna ging Ds. Siertsema in gebed voor. Na afloop van het biduur is een ontmoe- iingssamenkomst gehouden De samenkomsten van heden Hedenmorgen half 11 werd in de Gemeen telijke Concertzaal de 56ste algemeene ver gadering van de Vereen, voor Hooger On derwijs op Geref. grondslag geopend. President was ditmaal Z.Exc. Dr. H. C-olijn, die na gebruikelijke opening een zeer belangrijke rede hield. Rede Z.Exc. Dr. H. Colijn Wijlen Prof. Bonman herdacht. Spr. ving zijn rede aan met een woord ter herdenking van Prof. Dr. L. Bouman, die, sinds onze laatste oijeenkomst ie Leeuwarden, na een langdurige ziekte dooi den Heere werd weggeroepen van zijn ar beid hier op aarde. Wel was hij sinds kort niet meer aan onze Universiteit verbonden, maar we vergeten niet, dat hij haar 18 jaar lang als gewoon en 10 jaar al-s buitengewoon hoogleeraar trouw heeft gediend. Met eere ook. Want zijn arbeid als eerste hoogleeraar aan dc medische faculteit heeft er in belangrijke mate toe bijgedragen, dat de Vrije Univer siteit ook buiten den eigen kring erkenning heeft gevonden. Onze financieele zorgen Het zal u stellig niet verwonderen, aldus vervolgt Spr. zijn rede, dat ik ook in de zen kring niet kan nalaten te gewagen van zoigen die ons drukken. Niet om er over te klagen, want gij en ik weten, dat afwe zigheid van zorgen veeleer verslapt dan staalt. Maar dat wil niet zeggen, dat het geoorloofd zou zijn de zorg voor de finan cien van de Universiteit licht te achten. Dat wil niet zeggen, dat w ij verslappen mogen, omd'at God er wel voor zorgen zal, dat het brood en water der Universiteit gewis is. Van de stiohting zelve onzer Univer siteit is eenmaal getuigd, dat .zij een geloofsstuk was. Dat was zeker nog eens het geval toen we besloten tot de op luchting van de wis- en natuurkundige, d.i. onze vierde faculteit Het geld voor de eerste uitrusting ervan was bijeen- gebraoht, maar de jaarlijksche teerkost tot een bedrag van rond f 60.000, hadden we nog niet toen het werk aan dde facul teit een aanvang nam. Daartoe gingen we over in het geloof, dat ook dit jaar lijksche bedrag er komen zou. Dat geloofsvertrouwen is niet in ver vulling gegaan. Niet omdat we ons in Gods goedheid vergist zouden hebben, maar omdat we iets te veel op menschen vertrouwd hebben. In stede van met f 60.000 zijn de jaarlijksche oontrihutaes sleohts met f 15.000 verhoogd. Door be sparingen op de uitgaven is het gelukt d^ meerdere behoeften met f 10.000 te verminderen, ^oodat het tekort niet f 45.000, maar dan toch altijd nog rond f 35.000 bedraagt. Het vorig jaar werd een tekort te Leeuwarden op bijna won derbaarlijke wijze gedekt. Men mag niet altijd rekenen op zulk een ongekende extra vrijgevigheid. En al kan noi met dankbaarheid ge meld worden, dat de daling der contri buties tot staan kwam, dat zelfs weer eenige stijging valt waar te nemen, we zijn toch lang niet waar we wezen moeten. Dit mag toch zoo niet blijven. Het is niet moeilijk om Kuypet's treffend woord, dat de stichting der Universiteit een geloofsstuk was, na te zeggen, maar we moeten ook toonen dit te doorleven. En als we dit doen dan zal óók voor de Universiteit het brood en het water even gewis zijn als het getuigenis des Heeren zelf. Er kan zooveel als wij maar willen. En zoo kom ik terug tot wat ik in den aanvang zeide: we hebben wel financieele zorgen, maar ernstige b e zorgdheid bekruipt óns toch niet. Ernstige verschijnselen Met ieta minder zekerheid spreek ik mij uit wanneer mijn gedachten zioh bezig houden met de verschijnselen, die we kun- i.en waarnemen in de sfeer van het intel- lectueele en geestelijke leven óók in onzen kring. Prof. Huizinga heeft onlangs in een veel gelezen boek van zijn hand gewaagd van een „boosheid des oordeels" in onze dagen. Ik geloof niet, dat hij daarbij in de eerste plaats onze kringen op het oog had, maar ik zou toch ook niet durven zeggen, dat wij hierbij geheel vrij uitgaan. Of vergis ik mij als ik ook onder ons bij onderlinge gedachtenwisseling soms een soherpte van toon meen te moeten consta- teeren, die met de christelijke liefde niet altijd in overeenstemming blijkt te zijn en er zeker niet toe bijdraagt om de saam binding in het leven te roepen, die in onzen tijd voor alle christenen zoo noodig is en voor den kleinen kring van hen die de Gereformeerde belijdenis zijn toegedaan zelfs levensvoorwaarde moet worden genoemd. Wij leven in een tijd van grenzelooze ver warring. Op elk terrein: ook op dat waar het denkleven der menschen zich openbaart. In dezen tijd komt steeds dringerder -de roeping tot ons om ons vast te klemmen aan het eenige dat van eeuwigheid tot eeuwigheid onveranderlijk is. Het Woord des Heeren blijve het plechtanker van ons leven. Dan mogen de stormen gieren, de aarde schudden en de bergen beven, noch tans zullen we niet wan-kelen. Dit geldt niet slechts voor ieder van ons persoonlijk, maar het geldt ook voor ons als groep. De gereformeerde belijdenis, aldus Spr., achten we de zuiverste weergave te zijn van den hoofdinhoud der goddelijke open- bering. Ook leert de historie, dat in bange dagen in de volksgroep die aan die be lijdenis vasthield, dikwerf onverwoestbare krachten opeDbaar werden, die het geweld wan den tijd weerstonden en een dam ble ken te zijn tegen de vernielende krachten die zich openbaarden. Dat kan ook uu, dat zal ook nu weer blijken als er is o\ergave, bezieling en d-aardoor saombin- ding van allen die hun uitgangspuht zoe ken in de eeuwige waarheid Gods. Kunnen we daarin nu roemen? Of is er ook onder ons te wijzen op verschijnselen, die de vrees doen opkomen voor het tegen deel en die dus krachtverlie6 in stede van verhoogde krachtsinspanning brengen? Daarom bekruipt mij wel eens de twijfel, Als ik het oor te luisteren leg, dan verneem ik wel eens klanken, die mij met zorg voor de toekomst vervullen. Voor de toekomst ook van onze Universiteit. Er wordt, zoo ben ik geneigd te zeggen, soms wel wat veel ge disputeerd, zoo niet getwist. Oproep tot eenheid Spr. wil daarom wijzen op de i die hier dreigen ook voor onze Univer siteit. Onze kring, de kring die de Uni versiteit draagt, is zeer klein; we heb ben aller kracht en aller inspanning noodig om onzen arbeid te kunnen voort zetten. Verdeeldheid in de gelederen der kleine groep Gereformeerden, die voor onze Academie te zorgen heeft, kun nen we niet hebben. Immers is zulk een verdeeldheid noodlottig voor de bezie ling die we thans meer dan ooit behoe ven. Alleen geestdrift voor de vervulling van de grootsche taak die een nu heen gegaan of heengaand geslacht heeft aan vaard, alleen een volledige overgave aan die taak, kan de saambinding brengen die noodig is om den aangevangen ar beid voort te zetten en tot een goed einde te brengen. Leidt, zoo vraagt Spr., uit de waarschu wing niet af, dat ik het oog zou sluiten voor het met name in onze dagen groote gevaar voor afglijding. Er is een ontkerke- ling, die het hart soms met vreeze vervult, er is een omspringen met sommige grond waarheden van ons christelijk geloof, dat aan allen dieperen ernst gespeend is, er valt vaak een levenstoon waar te nemen, die met de soberheid van een gereformeerd levensmilieu niet vereenigbaar is. Er is maar waarom zou ik nog meer noemen? gij al'len kent wel de verschijnselen om ons heen, waartegen te waarschuwen plicht is. Daaraan doe ik dan ook niet te kort. In tegendeel ik sluit mij in dit opzioht vol gaarne bij hen aan, die als wachters op Sions muren willen staan. Dit is het ook niet, waarin het gevaar schuilt. Dat gevaar komt op als er twistin gen ontstaan tussohen Efraïm en Manasse, die toch beiden Jozefs zonen worden. In zulk een toestand kan er, naar het woord van den Spreukendiohter, zelfs een huis vol geslachte beesten zijn, dat toch achter staat bij een droge bete met rust daarbij. Strijd tussohen Efraïm en Manasse, tussöhen zonen van hetzelfde huis, moe ten we vermij dien en evenzeer moeten we ertegen waken, dat in dezen veelszins zoo onevenwichtigen tijd, bij het bespre ken van zaken, die besproken moeten worden, in de breedte geen gevolgen ge wekt worden, die buiten alle verhouding staan tot de diepte van het te behan delen Slotwoord Ik zou tekort schieten, aldus Dr. Colijn, indien ik u alleen op de sohaduwen wees die op onzen weg vallen, indien ik ten be sluite niet een woord van dankbaarheid en van hoop en vertrouwen liet volgen. Want boven alle zorgen, die ons in dezen tijd omringen en ons drukken, moeten we het getuigenis doen uitklinken, dat we door Gods gunst vele driewerf verbeurde zegenin gen hebben mogen ontvangen, dat de bede om bewaring en instandhouding genadige verhooring heoft gevonden en dat ja dit ndet in het minst dat we ook dit jaar weer hebben mogen dienen: dienen een beoefening der wetenschap, die haar uit gangspunt en haar rustpunt vindt in Hem, die Koning is van Hemel en van Aarde. Hiervoor past het ons ootmoedig te dan ken. En dan volgt vanzelf een woord van hoop en van vertrouwen, beide geworteld in Gods beloften. Zelfs bij ontrouw onzerzijds mogen we nog bidden om Zijn trouw en als wij ons beijveren om trouw te zijn aan hetgeen Hij van orns vraagt, dan zullen wij op Zijn zegen niet tevergeefs hebben ge hoopt. „Zoo gij een geloof hadt als een mosterd zaad, gij zoudt tot dezien berg zeggen: Ga van hier derwaarts! En hij zal heengaan; en niets zal U onmogelijk zijn". In dat geloof is ons voorgeslacht in het jaar 1880 dezen arbeid begonnen. Wanneer wij in datzelfde geloof werkzaam willen zijn, dan behoeven de financiën geen zorg meer te baren. Dan verdwijnen ook de wolken die op ander terrein soms het licht op on zen weg onderscheppen. Maar op dat geloof komt het dan ook aan. Met dat geloof staat de gunste van onzen God in verband. Dat geloof geeft de saam binding die wij als menschen zoo noodig hebben. Dat geloof leidt tot wegcijfering van ons zelf en maakt bereid om te dienen. Te dienen ook een beoefening der wetenschap geworteld in het gereformeerde levensprin cipe. Met de bede, dat wij allen mogen worte-| len. hetzij om verkrijging, hetzij om behoud, en versterking van dat geloof en dat (j-:. Heere daarover Zijn zegen gebi'ede, open ik deze onze 56ste jaarlijksche samenkomst en gaan we saam biddend op weg naar oiizen het volgend jaar. Na deze openingsrede werden verschillen de huishoudelijke zaken afgehandeld, waar op we in ons blad van morgen hopen terug te komen. Referaat Prof. Dr. J. Ridderbos Aan het einde der morgenvergadering hield Prof. Dr. J. Ridderbos, van Kam pen, een referaat over het onderwerp: „Heilige Schrlit en Cultuur" Spr. begint met op te merken, dat hij aan gaande het onder werp „Heilige Schrift en Cul tuur" in den be schikbaren tijd uiteraard slechts enkele opmerkin gen kan maken, en dan nog speciaal met het oog op de Vrije Universiteit. De geschiedenis vertoont ons het beeld, eenerzijds cultuur-ver achting, ander zijds van cultuur- vergoding; en voor beide be schouwingen Prof. Dr. J. Ridderbos die natuurlijk ook vaak jn allerlei verzwakte vormen optreden heeft men ook op de H. Schrift meermalen een beroep gedaan. Zoowel het Piëtisme als de theologie, wel ke de cultuur als eenheid voor goed houdt, leven met de Vrije Universiteit op gespannen voet; en deze mag zich dat een eer rekenen, want beide richtingen leven ook op gespan nen voet met de H. Schrift zelve. Bij het raadplegen der Schrift over dit onderwerp moet men zich er wel van door dringen, dat de Schrift geen cultuur-geschie denis biedt, maar de geschiedenis van het koninkrijk Gods. Maar uit het oogpunt van dat koninkrijk Gods beschouwt ze dan toch heel het leven, ook het leven der mensche- lijke cultuur. Tegenover alle cultuur-vergoding toont de Schrift ons reeds op haar eerste blad zijden het beeld van een zondige cultuur ontwikkeling, aanvangend in het Paradijs met het toegeven aan de verleiding om „als God te zijn, kennende het goed en het kwaad", in Kaïns geslacht en in Lamechs huis rijpend voor het gericht van den zond vloed, en daarna in het streven, God naar de kroon te steken met den bouw van Babels toren, die in zijn onvoltooidheid het monu ment wordt van een tegen God opgestane en door den Goddelijken vloek getroffen cultuur Dit beteekent echter allerminst, dat de Schrift ons zou leeren, in Piëtistischen zin de cultuur te verachten, of hoogstens als een noodzakelijk kwaad te aanvaarden. Aan stonds bij de schepping heeft de mensch van God opdracht ontvangen, de aarde niet al leen te vervullen, maar ook te onderwerpen, Gen. 128; en deze opdracht bevat een cul tuurprogram, maar dan van een cultuur, die ondergeschikt is aan het koninkrijk Gods, omdat ze lot stand komt krachtens Godde lijke opdracht en in onderwerping aan Zijn hoog gebod. De cultuur vindt dus haar oor sprong niet, zooals men wel gemeend heeft, in den zondeval, maar in de scheppings-ordi- nantie. Dat ze na den val nog mogelijk blijft, is te danken aan het feit, dat de God delijke genade tusschenbeide treedt, als par ticuliere genade om een volk Gods te behou den, en met breederen werkingskring als go.- meene gratie om op deze aarde, trots zonde en vloek, een menschelijk leven mogelijk te maken en in stand te houden. Hierbij kan alleen de particuliere genade bekwamen tot een cultuur-arbeid, waarin de mensch Gode behagelijk is, omdat die arbeid is opgenomen in het koninkrijk Gods. Nu is er wel op te letten, dat in de door de Schrift gegeven beschrijving van dc geschiedenis van het Godsrijk de cultuur niet op den voorgrond staat. Want het koninkrijk Gods valt met de cultuur allerminst samen; het komt wezenlijk tot stand niet door het werk der menschen, maar door het werk Gods; daarom wordt Israel ons getoond als een volk. dat aan cultuur veel armer is dan de wereldmachten, die het onderdrukken, en waarvan het door Gods wondermacht wordt verlost. Maar toch wordt aan Israel geen cultuur verachting geleerd. Zelfs de wijsheid der Egyptenaren wordt dienstbaar om Mozes te bekwamen tot leidsman zijns volks; en onder Israel komt een cultuur op, die onder Salomo een hoogtepunt bereikte, en die wat ze ook met de culturen der omliggende volken gemeen moge hebben toch naar haar diepste wezen gekarakteriseerd wordt door het woord „de vreeze des Heeren is het be ginsel der wijsheid". Hier is de radicale te genstelling met het beginsel, dat den aan vang der zondige cultuur-ontwikkeling heeft gevormd. Daar, in het Paradijs, het valsche beginsel der emancipatie, waardoor de mensch het Goddelijk gezag op zijde stelt om autonoom, eigen wettelijk, kennis le ver krijgen, en bij het aldus verkregen eigen licht te wandelen. Hier daarentegen, in het aangehaalde Schriftwoord, als beginsel van alle wijsheid geproclameerd de vreeze dps Heeren, het zioh buigen onder het Goddelijk gezag, het beven voor Zijn woord. Dat is ook het beginsel van de Vrije Uni versiteit. God heeft die Vrije Universiteit niet noodig om Zijn rijk te doen komen. Maar wij hebben haar noodig om onze roeping te vol brengen, opdat ook de woningen der weten schap hun eer en heerlijkheid, de schatten van hun kennis en wetenschap, als een to'. der aanbidding mogen leggen aan den voet van den troon van den Koning der eere. En daaraan is de belofte verbonden: „dia Mij eeren, zal Ik eeren". De zondige cultuur-ont wikkeling staat onder het oordeel des doods; de cull uur-arbeid in de vreeze Gods heeft de belofte des levens. Maar dan mag nooit vergeten worden, dat de vreeze des Hoeren het heginsel ervan is; daarom ligt het ge heim der kracht van onze Universiteit ten slotte niet in de college-zalen of laboratoria, maar in de binnenkamers, waar geleerden en eenvoudigen hun gebeden opzenden, dat God deze stichting en allen, die aan haar verbonden zijn, leide en beziele door Zijn Referaat Prof Dr. A. Sizoo Na de pauze was eerste spreker Prof. Dr. A. Sizoo met het onderwerp „Het derde Humanisme" De wetenschap der klassieke philologie timmert niet aan den weg aldus spreker. De groote massa is zich haar bestaan nauwe lijks of niet bewust. Toch staat ook zij mid den in den stroom der tijden en ondergaat ze den invloed daarvan. Wederkeerig oefent zij invloed op de groo te schare van hen, die tot de leiders van het volk zullen belmoren. Van het begin af is de klassieke philologie aan de Vrije Uni versiteit gedoceerd, niet alleen uit practische overwegingen, maar ook omdat men haar principieele beteekenis inzag. Ook in onzen tijd blijkt weer van hoe groote beteekenis de beginselen zijn voor de opvatting van de waarde, die men aan de klassieke oudheid toekent Vorige generaties hadden te strijden tegen het classicistisch humanisme, dat in den antieken cultuur- mensch de norm zag, waarnaar men zich had te richten in denken en handelen. Maar de wetenschap zelf heeft dat oude ideaal van den troon gestooten en aangetoond, dat de oude Griek en Romein niet de echte mensch was, die men zich tot voorbeeld te stellen had. En toen na den oorlog een cul tuurcrisis ontstond en de fundamenten, waarop onze West-Europeesche beschaving rust, op hun waardij werden onderzocht, kwam onder leiding van den Berlijnschen hoogleeraar Werner Jaeger een richting op, die als het zg. derde humanisme het klas sieke ideaal wil redden. Niet meer de antie ke mensch is de norm, maar de oude cul tuur in haar geheel. Zij leeft als een ideëel organisme voort; in haar onwrikbare grond vormen rust ook thans nog het leven der Europeesche volkeren. Ieder nieuw tijdperk zal zich met haar hebben te confronteeren en in tijden van inzinking uit haar de krach ten moeten putten tot hergeboorte. Dit humanisme der cultuvurcritiek wil aan het Christendom slechts plaats inruimen, indien het een synthese kan vinden met den Prof. Dr. A. Sizoo eenmaal geconsolideerd en vorm van het cultureel bewustzijn. Deze synthese, zoo leert Jaeger, had het Christendom gevonden, maar de reformatie heeft weer de antithese gebracht. Het is nu, volgens hem, de ideëele taak van het Protestantisme om beide machten weer te verzoenen. Tegen deze leer nu dient krachtig te wor den ingegaan, en de antithese, die de refor matoren hpbben gesteld, moet worden ge handhaafd. Het Christelijk geloof mag niet als dienaar zijn intrek nemen in de woning der heidensche cultuur; het kan krachtens zijn basis optreden als heer en meester. In tijden van cultuurinzinking moeten de rege neratieve krachten niet geput worden uit de oudheidensche beschaving, maar uit Gods Woord. Daarmee moet onze tijd worden ge confronteerd en dat zal ons leeren, hoe ons denken zijn zal en wat het wezen is van het echt-menscheiijke. De klassieke philologie heeft haar waarde, behalve dat ze hulpwetenschap is voor an dere vakken, voor de kennis van onze mo derne cultuur, omdat die historisch in de oude beschaving geworteld is, maar nimmer mag zij deze als norm stellen en ook in de cultuurcritiek moet de maatstaf aangelegd worden van het Woord Gods, dat stand houdt tót in eeuwigheid. De volgende spreker was de heer J. Schouten, van Rotterdam, die een rede hield over het onderwerp: „Wederkeerige werking". Wij hopen van deze rede morgen verslag te geven. BINNENLAND De opheffing van kweekscholen Vragen van den heer Thijssen De heer T h ij s s e n, lid der Tweede Ka mer, heeft den Minister van Onderwijs ge vraagd. welke maatregelen de minister be reid is te nemen om de overblijvende leer lingen der kweekscholen die moeten ver dwijnen, voortzetting hunner begonnen stu die mogelijk te maken, ook wanneer de ouders niet in staat zijn, de hoogcre kosten die het bezoeken van een andere kweek school medebrengt, te dragen, zoomede of de minister bereid is om, nu door de op heffing van de rijkskweekscholen te Breda en te Oosfburg in de geheele provincie Noord-Brabant geen enkele niet-Katholieke opleidingsgelegenheid meer bestaat, en in geheel Zeeuwsch-Vlaanderen zelfs geen en kele opleidingsgelegenheid, maatregelen to overwegen, die kunnen voorkomen, dat voortaan voor belangrijke deelen der be volking van ons land de keuze van het ondèrwijzersberoep voor een kind is uitge sloten, ook wanneer neiging,aanlegen capa citeiten van een kind die keuze ten volle wettigen. De steunregeling te Putten Het Tweede Kamerlid Faber heeft tot den Minister van Sociale Zaken de volgen de vragen gericht: Is het den minister bekend, dat de ge meente Putten (Veluwe), ondanks herhaal den aandrang, nog steeds niet is aangeslo ten bij de rijks-steunregeling in zake werk- loozenzorg, dat na een eenigszins dragelijke regeling in den winter, deze vrijwel weer werd stopgezet, zoodat sindsdien zoo goed als niets wordt gedaan, wat ook maar eeni- germate aan den bitteren nood der werk- looze bevolking tegemoet komt? Is de minister bereid om nog eens zijn invloed aan te wenden opdat het bestuur der gemeente Putten zich niet langer ont trekt aan een behoorlijke zorg voor de werkloozen?, .Jègen. bianspjJieehen Voorzieningen omtrent weerkorpsen Afdeelingsonderzoek In de Eerste Kamer Bij het afdeelingsonderzoek van het ont» werp van wet houdeade voorzieningen om' trent weerkorpsen in de Eerste Kamer bleek, dat het vrij algemeen met instemming, ge grond op een gevoel van noodzakelijkheid, werd ontvangen. Enkele leden verklaarden intusschen zich! in geenen deele met deszelfs strekking to kunnen vereenigen. Deze leden achtten de indiening van de onderhavige voordracht het noodlottige, zij het natuurlijke, gevolg van de hier te lande gevoerde partijpolitiek. De voorgestelde regeling is, naar hun meening, geheel gericht tegen een, in aan hang wassende, bevolkingsgroep, die wars ia van de bovengeschetste praktijken, te weten de Nationaal-Socialistisohe Beweging in Nederland. Vele leden verklaarden, zich met de strekking van de voorgestelde regeling ten volle te kunnen vereenigen. Zij wa ren van oordeel, dat toepassing ervan in de toekomst van groot nut zal kunnen zijn, in positief opzicht, omdat zij het taak en roeping van de overheid acht- tne, zooveel mogelijk orde, rust en vei ligheid binnen de landsgrenzen te ver zekeren. reden, waarom particulieren zich huns inziens niet op dal gebied van overheidszorg mogen begeven door de stichting van weerkorpsen, in negatief opzicht, omdat de hier aan het woord zijnde leden van meening waren, dat de veiligheid van den staat gevaar loopt, indien zoodanige korpsen worden in- stand gehouden. De oprichting toch van het eene korps ver oorzaakt indirectelijk de stichting van het andere, hetgeen op den duur slechts tot bur geroorlog kan leiden, gelijk zulks in Oos'en- rijk het geval is gewees.t Mitsdien moet a priori van overheidswege krachtdadig do vorming van zulke korpsen worden tegenge gaan. Deswege juichten deze leden toe, dat dit wetsontwerp is ingediend. Wat betreft de er op geoefende critieb, zoo ontkenden zij, dat de ontworpen rege ling in wezen is gericht tegpn de NaUonaal- Socialistische Beweging in Nederland. Daar tegenover stelden zij hun opvatting, dat dia regeling uitsluitend hei reeds door hen ver melde doel heeft: de handhaving van orde, rust en veiligheid in het Rijksgebied. Intusschen achtten zij niet onmogelijk, dat het optreden van de N.S.B. een aanleiding is geweest tot het indienen van dit wetsont werp. Te meer betreurden deze leden, dat die indiening niet veel eerder was geschied, omdat alsdan sterker nadruk was komem te liggen op het werkelijke, ovengenoemde, doel, dat de regeering te recht nastreeft. Met klem protesteerden zij dan ook tegen de door anderen gewekte voorstelling, als zoude hier gehandeld zijn in opdracht van de politieke partijen. Ten slotte trok men, met de regecring, irt twijfel, of inderdaad de weerafdeelingen an de N.S.B. slechts de taak van ordecom missarissen plachten te vervullen. Tegen reisbelasting Aan de leden der Staten-Generaal is dooB de vereeniging van uitgevers van nieuws bladen en tijdschriften „De Periodieka Pers" een adres gericht, waarin op verwer ping van het wetsontwerp betreffende do reisbelasting wordt aangedrongen, daar da vereeniging onder meer voor haar leden een nadeelig gevolg dezer belasting vreest in den vorm eener vermindering van het aantal buitenlandsche hotel- en reisadver- tenties, daar immers het buitenland bij wijze van repressaillemaatregel allereerst de plaatsing dezer advertenties zal staken, Handelsbetrekkingen Nederland-Hongarije De tusschen Nederland en Hongarije tot stand gekomen regeling, welke de bedoe ling heeft, de uitbreiding der handelsbe trekkingen tusschen beide landen te bevor deren, is Dinsdag j.l. te kend. W1 het tramnet ging gisteren te Rotterdam gepaard met een verandering voor hel verkeer oo dfh CooLsmgel, waarbij het verkeer nu op hel kruispunt Aert van Nesstraat—Coolsingel geregeld wordt. verkeer op dm

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 5