O its kort vei-haal DE BRUG Mijn Vader weet. DOOR B. A. SCHOTEL Het was in Löhne, met liet befaamde Umsteige- bahnhof uit Remarques nu weer vergeten „lm .Westen nichts Neues". In de groote tuin achter het huis van mijn gast heer kwam een 6tille avond. Mijn vrienden evenals mijn gastheer kennissen van een week zeiden niet veel. In de jaren na de groote oorlog waren de men schen stil. Het stilst waren, die zijn verschrik kingen gezien hadden. Hun woorden kwamen moeilijk, alsof hun ziel versperd was door zware herinneringen. Tusschen zulken zat ik nu: gewezen frontofficieren. Daar had je Hahnemann, die zoo'n zeldzame lach over zich had; zijn mond, zijn gezicht bleef strak, de lach was waarschijnlijk in zijn óógon, hoewel ik niet zou kunnen zeggen, wat daarin dan ver anderde. Daar was Meyer-Arndt, dien ik gisteren Beethoven had hooren spelen, een bruisende laaiende rhybh- menroes, een klankenstorm, en die toen middenin opstond en wegging. Onderweg praatte hij onop houdelijk, waarover weet ik niet. Er waren er nog een paar, wier namen ik ver geten ben. We zaten daar in die vredige avond en spraken over de dood. O neen, ik vond dat niét vreemd toen. Ik had geluisterd naar deze jonge mannen, die de dood kenden uit tallooze ontmoetingen en die nu, na zooveel jaren, elk voor zich zoo hun eigen gedachten over hem hadden. Meyer-Arndt had zwijgend er bij gezeten; zijn oogen zagen ver weg; misschien ook blikten ze naar binnen; daar zijn de grootste diepten. Ineens begon hij te praten. Eerst langzaam, pein zend, als zocht hij naar woorden voor dingen, die hij nu eerst zag in zijn ziel, hoewel hij geweten had, dat ze daar reeds lang moesten zijn. „Dood is verzoening. De dood breekt af wat ons scheidt van elkander, de muur die er is om het ware leven van ieder mensch, de beletselen die ons verhinderen, elkaar te zien zooals we zijn; de dood laat ons plotseling en klaar, in een moment van door alles heenst ra lende onvertroebelde ver lichting zien, vóelen de verbondenheid met den ander. Het leven verhindert ons tot den ander te komen, de dóód is de brug van mensch tot mensch. Dut móet wel zoo zijn, omdat de dood de Drug tot God is." En toen deed hij zijn verhaal. Op een a\ond als deze had een jonge Franschman in een gevange nenkamp het hem verteld. Wereldoorlog, 1916. Het is een donkere zomernacht ergens in Frank rijk. Onweer rommelt boven de loopgraven. Dit is het uur der sluippatrouilles, duisternis vol ge luiden. Maar ook der verraderlijke lichtkogels, van het onverwachte mitrailleurvuur. En zóó vindt de Fransche kogel den soldaat Paul Hij stort neer. In felle angst tasten zijn handen het been af, waardoor plots die stekende pijn schiet; zij voelen de beensplinters uit het rauwe vleesch steken: schot door de knie. Hij weet het, als hij hier niet vandaan komt, van- nacht nog, dan is dat de dood. En soldaat Gross tracht weg te kruipen, zijn door schoten been sleept mee. Een lichtkogel stijgt op. Hij ligt onbeweeglijk. Een zoeklichtbundel zwaait heen en weer, over hem heen. Hij verroert zich niet Wéér een lichtkogel Die nacht komt Gross geen vijf meter verder. Zijn knie steekt, zijn been wordt stijf, wondkoorts. Hij heeft zich achter een struik gewenteld, drie stappen van een vijvertje af. Dit merkt hij pas, als hij bijkomtde volgende dag. De zon brandt. Zijn tong is dik en droog. Hij schuift en rolt zich onder hevige pijnen naar de vijverrand en weet wat water in zijn helm te scheppen. Hij drinkt; het water is lauw en drabbig. Do zon steekt. Hij komt hier niet meer weg en hij begint aan het tweede punt van het programma: hij schreeuwt om hulp. In de Fransche loopgraaf, waar hij het dichtst bij ligt, wordt het gehoord. Maar in Niemandsland waagt zich thans nie mand. Boven de rand van de loopgraaf vliegt de dood. Vannacht is er misschien wat aan te doen. 's Nachts echter gaan de lichtkogels op en zwaaien de zoeklichtbundels. En soldaat Gross schreeuwt en jammert en kreunt. Do vijfde dag hoort men hem nog In de Fransche loopgraaf is een jonge vrijwilli ger. Hij is er vandaag gekomen. Ilij heeft gestaan in zijn dorp, tusschen de stukgeschoten muren van zijn ouderlijk huis. In de vernielde tuin vond hij de armstoel van zijn moeder en haar bijbel. Toen is haar beeld voor hern opgerezen, het bleeke, vriendelijke moedergezicht; voor hem, den student- in-de-stad, het liefste op aarde. Moeder, waar ben je nu? Op dat oogenblik schijnt iets uit hem weg te zijn gegaan; hard is zijn gelaat geworden. In Jeruzalem worden in verband met nog bestaande onrust, door inlandsche sol daten verdachte per sonen aangehouden, die gefouilleerd wor den om na te gaan of zij in het bezit zijn van wapens. En nu staat hij hier in de loopgraaf met zijn grimmige haat. In bittere hoonwoorden vloekt hij de vijanden, die Hunnen, die godverlaten barbaren. Een oude landweerman kijkt hem aan cn zegts „ALs je langer hier bent, praat je anders." De jonge vrijwilliger antwoordt niet, in zijn oogen broeit de haat. Daar klinkt ineens een vreemd geluid door de Het komt van daarginds, uit het voorterrein, een klaagtoon, een roep vol doodsjammer, een kreu nen,stilte. De vrijwilliger is overeind gesprongen. „Wat is dat?" En men vertelt. Daar ligt ergens een gewonde Duitscher. Al vijf dagen. Onbegrijpelijk, dat hij nog niet dood is. Hem halen? Kijk, daar gaat een lichtkogel. Ergens valt een schot En nog een. Niets aan te doen. De vrijwilliger is blee kgeworden. 't Gloeit in zijn Eer de anderen hem kunnen tegenhouden, heeft hij zich over de rand van de loopgraaf gewerkt en nu holt hij met groote sprongen in de richting vanwaar zooeven die stem kwam. Is hij waanzinnig geworden? De vrijwilliger hoort nu vlakbij kreunen, zwak", pijnlijk. Het is de Duitscher. Hij zwaait hem over zijn schouder, holt terug. De Duitscher kermt luid. „Kameraad," zegt hij, als om zich te verontschuldigen, „ik ben geen lafaard, maar ik lig hier vijf dagen, dan wordt «Ie natuur zwak." De Franschman geeft geen antwoord. Een fluitend geluid. t Hel licht valt over die beiden. Van de Duitsche kant wordt heftig geschoten. De vrijwilliger slort bijna vallend vooruit, bereikt zijn loopgraaf, glijdt met den Duitscher er in. Zijn kameraden leggen den gewonde op de grond. Deze steekt met geweldige inspanning de hand uit naar zijn redder, hij wil hem danken, maar de Franschman weigert de hand. In zijn oogen is weer de sombere gloed. Wat heeft hij eigenlijk gedaan? Waarom heeft hij dien Boche hier gehaald? Hij wendt zich af, hard, onverzoenlijk. Zijn kameraden staan om den stervenden Duit scher. Zij willen hem voeden met brood, maar zijn tanden gaan niet meer van elkaar. Hij schudt het hoofd. Zijn gelaat is grauw en akelig vertrokken. Plotseling verandert het. Iets als een glimlach maakt het wonderlijk schoon en aantrekkelijk. Onbeweeglijk van spanning zien de Franschen het gebeuren. Zijn lippen bewegen. „In Uw handen... geef ik... mijn geest..." Hijgend fluistert hij het. Zijn hoofd valt langzaam opzij. I)e glimlach blijft, stil, wonderlijk. Een officier baalt zwijgend het zakboek uit de borstzak van den doode, bladert er in, kijkt zijn mannen aan, leest: Eerste dag. Mijn knie is verbrijzeld. Ik heb van nacht getracht weg te komen, 't Ging niet. Ik roep telkens om hulp, maar wie waagt zijn leven voor een ander? Vader, moeder, zal ik jullie ooit terug zien? Jullie hebben mij gezegd, dat er een God is, barmhartig en almachtig. Waarom helpt Hij mij niet? De zon brandt; ik heb honger en dorst. Ik wil nog zooveel doen in het leven. Tweede dag. Geen hulp gekomen. Lk roep voort durend. Ik denk over mijn leven. Vader, moeder, als ik terugkom, heb ik veel goed te maken. Is dit Gods straf? Ik lijd veel. Toch heb ik nog hoop, dat ik gered zal worden. Berde dag. Vader, moeder, ik geloof, dat ik nu weet, waarvoor ik hier lig. Ik ben ongeloovig geweest Maar nu, vader en moeder, ga ik jullie woorden beter begrijpen. Misschien zal ik hier sterven, ik word zwak, maar ik geloof, dat God bezig is mijn ziel fe redden. Ik zou jullie graag nog even zien. Vierde dag. Het schijnt de wil des Almachtigen. te zijn, dat ik niet meer bij jullie terugkom. Ilc ben verzoend met de dood. Jezus neemt de bitter heid weg. Ik bid voor onze vijanden. Lieve valer, lieve moeder, een laatst vaarwel. 'Avond vijfde dag. Vanmorgen bob ik nog om hulp gesmeekt lk doe het niet meer. Het is niet goed. Soms móet ik schreeuwen. De honger kwelt God is bij mij. Meer is er niet Do officier kijkt opmerkzaam in het gelaat van den doode. De „vijanden" slaan onbeweeglijk, de stilte der eeuwigheid gaat over hun zielen. Maar de jonge vrijwilliger weent Hij gaat op den doode toe, buigt zich lang over Dan drukt hij hem zacht de oogen toe. „De dood is de brug van mensch tot mensch'. Want hij is de brug tot God." „Maar toch alleen voor wie in de dood het Leven heeft gevonden," zegt Hahnemann. Verrast kijk ik hom aan. Niemand antwoordt Boven ons beginnen dc sterren te flonkeren. 296 DONDERDAGAVONB WAT DEZE WEEK DE AANDACHT TROK BE EERSTE VASTE OEVERVERBINDING voor gewoon verkeer over de groote rivieren tusschen Noord- en Zuid-Nederland is ge reed; waarbij men onder Zuid-Nederland zoowel, doch liefst in de eerste plaats, kan verstaan Zuidelijk Nederland als België. De mooie stad van Karei de Groote is er het eerst cn het meest bij betrokken; maar het was gemakkelijker de grootste overspanning ter wereld voor deze brug te maken, dan zijn bcteckenis te overschatten. Want de vereeniginq van Noord en Zuid is van onge kend belang voor de volkswelvaart. Zoo rijst onwillekeurig telkens opnieuw de vraag, waarom worden de tallooze auto s welke over de nieuwe brug racen en razen niet in Nederland gemaakt? Is het nu wer kelijk noodig, dat ze met scheepsladingen uit Amerika komen? Onze machinebonwers verstaan hel vak toch ook wel en ons koets- werk is even superior als dc nieuwe haring. Het is waar. de electnficalie der Spoorwegen wordt voor een deel aan een Duitsche maat schappij opgedragen, maar dat we op dit gebied niet lueinig prestoeren mocht op het Electriciteitscongres te Scheveningen gerust gezegd worden. Waarlijk, wij behoeven ons voor het kennen en kunnen van ons volk niet te schamen. Soms worden we daarbij op zeer bizondere wijze bepaald. Een mijnongeluk waarbij één of twee personen om het leven komen, is voor ons land een tragische, maar ook zeld zame gebeurtenis. Zn andere landen loopt het meestal over tientallen. Een ongeluk in dc Rolterdamsche haven, komt een enkele maal voor; doch, hoe zou dc publieke opinie reageeren, indien dit getal zooals te Ant werpen, jaarlijks in de duizenden liep Over de loonen in die haven is reeds ge noeg gezegd: als men werk heeft: 2.50 per dag. En om de situatie in het land, waar over de stakingsgolven gaan, te redden, overweegt thans het nieuwe Kabinet aan le sturen op een minimumloon voor een vol- tvasscn arbeider van 4 fr. d.i. 20 et. geduren de 8 uren per dag De Antwerpsche haven was erg in trek en wist met Rotterdam hevig te concurree- ren. Fraai is de verklaring van dit verschijn sel niet. De zorg voor den levenden arbeider is blijkbaar heel wat geringer dan voor het doode materiaalen dc winst van het ka pitaal. Ten koste van dc subsidies, welke up heel het volk verhaald worden en van ar moede onder de menschen. die er werken is de bedrijvigheid in de haven gekocht. De revolutionaire stakingen zijn fout en on verantwoordelijk; maar onverklaarbaar zijn ze niet. En mer. moet in ons land niet pro beer en ze na te doen. Dat lukt hier toch niet. We zouden niet gaarne betveren, dat hier geen grieven zijn; maar dat zij wilde stakingen als thans weer te lJmuiden begrij pelijk zouden maken van rechtvaardigen is geen sprake wijzen we pertinent al. Hel is dc communistische geest, welke in deze dingen werkt. Hoe dankbaar belioorcn we dan ook te zijn wanneer tvb lezen van een jubileum als van Unitas. Indien de stichters van deze Christelijke vakorganisatie in hun eerste optreden de klassenstrijd gepredikt en gestreden hadden, ware zulks gezien de treurige toestanden begrijpelijker dan dat zij van meetaf op een goede verstandhouding met de patroons aandrongen. De luerlcgevers hebben het de organisatie-leiders niet altijd gemakkelijk gemaakt om de klassenstrijd te blijven ver werpen en broederschap naar den Woorde Gods Ir prediken, doch zij bleven trouw aan hun Goddelijke roeping, in elk opzicht. Ziedaar dc kracht des geloofs, zooals die ook heerlijk blonk in dc kwarteeuw r erf assen- ringsarbeid van de N.C.G.O.V., de Christe lijke geheelonthouders van wier activiteit men in dc laatste jaren minder hoort dan in het begin dezer eeuw, omdat het drank misbruik door hun voorbeeld en propaganda aanmerkelijk is afgenomen Helaas kan hetzelfde niet gezegd worden van de vereeniging „Ons LegerDe onmis baarheid van deze organisatie wordt met dc dag duidelijker. De eenzijdige onlwapruaar zai zeggen: deze vergelijking raakt kant noch wal; niet „Ons Leger", maar wij, ont- wapenaars, bestrijden de oorlog. De on!wapenaar vergist zich, omdat hij ver geet dat men elk ding „naar zijn aard" moet bestrijden. Een dronkaard door Item uit een gevaarlijk milieu te halen; een oorlogszuch tig volk door waarschuwend de vinger op te heffen en het uit le roepen: je mainliendrai! zich met een tijgerachtige sprong op het lokaas, mevrouw ternauwernood tijd gunnend haar vin- gérs in veiligheid te stellen. Meneer herademde, maar nu kreeg z'n wederhelft het te kwaad. Op één been kan je niet loopen, vond Tommy. Een tweede en derde koekje volgden en toen mevrouw daarna aanstalten maakte de trommel weer op te bergen, liet het „beestje" zoo opdringerig merken, dat hij nog lang niet verza digd was, dat mevrouw met een kreet van schrik de heele zaak liet vallen en in recordtijd stelling achter het theemeubel koos. Do hond haastte zich de over de grond verspreide lekkernij te veror beren en mevrouw zag met leede oogen haar lialfpondje kostelijke allerhande in de honde muil verdwijnen. „Wat zal er nu gebeuren?" vroeg mijnheer zich af, toen de hond zich voldaan omkeerde en weer in beweging stelde. Dit viel erg mee. Tommy snuffelde eens de kamer rond, wierp vervolgens een onverschillige blik op derzelver benauwde bewoners en liet zich daar.ua als een blok op 't haardkleedje neervallen. (Wordt vervolgd) ZIELKUNDIGE EN OPVOEDKUNDIGE BRIEVEN 4) HYPNOSE Wat zijn de verdere gevaren en bezwaren bij de toepassing van hypnose? Een ernstig zielkundig bezwaar is vooreerst, dat door deze methode de eenheid van het zieleleven, althans tijdelijk, verbroken wordt. In de laatste twintig jaar is de éénheid der ziele-functies steeds duidelijker geworden. Geen kennen zonder gevoelen en zonder streven; geen gevoelen dat op zichzelf staat; geen willen dan alleen in verband met kennen en gevoelen, dat op zichzelf staat; geen willen dan alleen in verband met kennen en gevoelen. Maar verder ook: het bewuste gedeelte en het on- of onderbewuste deel van ons zieleleven staan in onophoudelijk contact met elkaar. Uitwisseling van aedachten en strevingen tusschen ons bewust zijn en ons onderbewuste zieleleven is zelfs voor- waarde voor de gezondheid van dat leven. Welnu, de hypnose, vooral de diepe hypnose, brengt scheiding tusschen het weten en niet-weten, tusschen het bewuste en onder-bewuste. Immers, wat in hypnose gezegd en gedaan wordt, kaa niet op de normale wijze bewust in herinnering komen; het is uit het bewustzijn uitgesloten, 't is als een afgedamd stroompje, dat geen contact heeft met de hoofdrivier cn dat kan nooit de harmoni sche, gezonde werking van het zieleleven bevor deren. En als in diepe hypnose de suggestie ge geven wordt, dat men zich 't besprokene in waak- toestand wèl herinneren zal, dan is die herinne ring een kunstmatige, gedeeltelijke. Daar komt nog bij, dat door de hypnotische prak tijken een scheiding gemaakt wordt tusschen de functies van het zieleleven. Het waarnemen wordt namelijk eenzijdig gericht en vervalscht; de illusies cn hallucinaties worden opgedrongen; het eigen critisch oordeel wordt uit geschakeld; eigen wil wordt opzij geschoven. Deze tijdelijke ontwrichting van het verband der functies kan evenmin bevorderlijk zijn aan de gezondheid van het zieleleven. Een volgend bezwaar betreft de verandering van de hartwerking en van de lichaamstemperatuur. Meestal daalt de temperatuur onder hypnose; cn al kan men langs 6uggestieven weg tijdens de hypnose daarin wat verbetering brengen, toch blijft dit een bezwaar. Sterker is het bezwaar van de vermindering van den hartslag; het kan zelfs noodig worden, den patiënt maar weer gauw te doen ontwaken. Ieder voelt bier 't gevaar dat ontstaat als de hypnoti seur op de hartwerking van z'n patiënt geen acht slaat, of als het wekken van den patiënt mislukt, en dit komt bij onervaren hypnotiseurs nogal eens voor. Tot schrale troost merkt een van de verde digers op, dat men van den dood door hypnose nog nooit gehoord hecft(!) Een ander gevaar is hierin gelegen, dat de niet volkomen zielkundig geschoolde hypnotiseur er zoo licht toe komt een ziekte-symptoom te bestrij den, in plaats van de zicktc-oorzaaJe zelf. Een zenuwziekte b.v. vindt haar oorzaak dikwijls in een verdrongen gcdachtencomplex (complex samenstelling, of geheel). Dat verdrongen gedachten-geheel kan b.v. een benauwende of schrikwekkende gebeurtenis zijn, die geheel en al uit liet bewustzijn verdreven is, en niet meer bewust worden kan. Dat verdrongen complex kan dan dc onderbewuste „haard" wor den van verschillende ziekelijke verschijnselen, zooals verlamming, stotteren, angst, enz. Als nu in hypnose b.v. het stotteren wordt ver holpen, dan is wel een symptoom (verschijnsel) der ziekte weggenomen, maar niet de ziekteimard zelf; doze begint zich dan in andere, vaak nog noodlottiger verschijnselen, b.v. verlamming, te openbaren, zoodat een averechtsch resultaat ver kregen is. Zelfs Weatlierliead zegt van zulke ge vallen met nadruk: „Dan kan er groot kwaad gesticht worden." „Om deze reden," zegt hij, „ge bruiken vele vooraanstnnnde zielkundigen de hyp nose niet en verkiezen dc langere methoden van Dordrecht. Schrijf 't op de zoomen van uw kleed, Gij, die in rouwe treurt: „Mijn Vader in den hemel weet Wat smart mij 't hart verscheurt" Schrijf 't op de wanden van uw huis, Gij, die daar binnen strijdt: „Mijn Vader in het Vaderhuis, Weet hoe ik strijdend lijd." Schrijf 't op de peluw, waar uw hoofd Des nachts geen ruste vindt: „Mijn Vader, die mij rust belooft, Kent d' onrust van Zijn kind." Schrijf 't in de diepten van uw hart, Dat pijnlijk bloeden b!\ft; „Mijn Vader, ja, Hij weet mijn smart, Weet, hoe mijn leed beklijft" Maar dan ook, als gij zeker weet, Dat God uw smarten kent, Ervaart gij steeds, dat Hij uw leed Voor u ten beste wendt de vrije associatie, woord-associatie en droom- ontleding." (Hierover later meer). Niet. minder groot is het gevaar van onzelf slan- digheid, waarin de patiënt door hypnose vervalt Er komen gevallen voor, dat de patiënt niet meer rustig kan gaan slapen, zonder den invloed van den hypnotiseur. De herhaalde uitschakeling van den wil, al is deze telkens maar tijdelijk, moet op den duur de wilsfunctie ondermijnen ondanks de goed bedoelde positieve suggestios, die gege\en worden. De gewoonte van te vervallen in een kunstmatige slaap doet de vatbaarheid daarvoor sterk toe nemen, en bij hevige emoties kunnen zulke pa tiënten gemakkelijk, zonder iemands toedoen „bui ten westen" raken. Hoe weinig weerstand moeten zulke menschen wel toonen, als ze belanden in de bijgcloovige sfeer van het spiritisme, waarbij zelfs wilskrachtige menschen de kluis kwijt raken! Ik bedoel natuurlijk niet, dat het htjpnolisme ge lijk te 6tellen is met spiritisme. (Dit laatste is het ongeoorloofde pogen, om in contact te komen met de zielen van afgestorvenen). Maar zeker is wel, dat het daarbij dienst doende medium (tusschenpersoon) in een soort van hyp- notischen slaaptoestand vervalt, dien men „trance" noemt. En zoo is er dus stellig wel verband tus schen beide terreinen. In elk geval wordt dc zelfstandigheid van den gehypnotiseerde tijdelijk geheel opgeheven cn de vraag rijst, in hoeverre hij zedelijk en re lclijk verantwoordelijk is voor zijn daden en woorden onder hypnose, en- later tengevolge van de post- hypnose. Dat zijn „toerekeningsvatbaarheid" sterk vermindert is duidelijk; en is dat niet een ver nedering voor den redelijk-zedelijken mensch? Hier komen we vanzelf tot een gevaar dat den lujpnotiseur zelf bedreigt en waarop we al even gedoeld hebben: hij maakt zichzelf verantwoorde lijk voor ander er daden en woorden, waardoor hij in letterlijken zin zich een zware verantwoorde lijkheid op den hals haalt Neem b.v. de meermalen toegepaste proef met de retro-actieve suggesties. Hieronder verstaat men het wegnemen van oude herinneringen en het vervangen daarvan door andere (schijnbare) her inneringen. Eén voorbeeld: als de patiënt een be lofte heeft gedaan, die bezwaarlijk gehouden zou kunnen worden en waarover hij tobt, kan in hypnose die belofte „weggesuggereerd" worden, zoodat ze niet meer in 't bewustzijn kan komen, en ze kan door een andere vervangen worden. Hoe groot is ook hier weer de verleiding voor den hypnotiseur, om van deze herinneringsverval- sching gebruik te maken tot eigen bate. Voeg daarbij de groote verleiding om zichzelf le zien als een machts-cenlrum waarvan velen af hankelijk zijn, een machtscentrum, hccrschendo over het gedachten leven cn doen en laten van anderen; de Christelijke ootmoed, die ons al'en geboden is, zal hierbij wel een uiterst klein plaatsje kunnen innemen. 'Alles samengenomen is nu dc vraag gemakkelijk beantwoord, of hypnose geoorloofd is, of niet. Als andere methoden of geneeswijzen gefaald heb ben, kan men er zijn toevlucht toe nemen, onder voorwaarde, dat men zich wendt tot een volko men betrouwbaar arts, die zich op dit terrein gespecialiseerd heeft, en dan nog alleen in 't bij zijn van een bloedverwant. Maar in ulle andere gevallen en omstandigheden is m.i. de hypnotische methode beslist te ontraden en af te keuren. P. VAN DUYVENDIJK. 293

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 15