O its kort vei-haal
DE BRUG
Mijn Vader weet.
DOOR B. A. SCHOTEL
Het was in Löhne, met liet befaamde Umsteige-
bahnhof uit Remarques nu weer vergeten „lm
.Westen nichts Neues".
In de groote tuin achter het huis van mijn gast
heer kwam een 6tille avond.
Mijn vrienden evenals mijn gastheer kennissen
van een week zeiden niet veel.
In de jaren na de groote oorlog waren de men
schen stil. Het stilst waren, die zijn verschrik
kingen gezien hadden. Hun woorden kwamen
moeilijk, alsof hun ziel versperd was door zware
herinneringen.
Tusschen zulken zat ik nu: gewezen frontofficieren.
Daar had je Hahnemann, die zoo'n zeldzame lach
over zich had; zijn mond, zijn gezicht bleef strak,
de lach was waarschijnlijk in zijn óógon, hoewel
ik niet zou kunnen zeggen, wat daarin dan ver
anderde.
Daar was Meyer-Arndt, dien ik gisteren Beethoven
had hooren spelen, een bruisende laaiende rhybh-
menroes, een klankenstorm, en die toen middenin
opstond en wegging. Onderweg praatte hij onop
houdelijk, waarover weet ik niet.
Er waren er nog een paar, wier namen ik ver
geten ben.
We zaten daar in die vredige avond en spraken
over de dood.
O neen, ik vond dat niét vreemd toen.
Ik had geluisterd naar deze jonge mannen, die
de dood kenden uit tallooze ontmoetingen en die
nu, na zooveel jaren, elk voor zich zoo hun eigen
gedachten over hem hadden.
Meyer-Arndt had zwijgend er bij gezeten; zijn
oogen zagen ver weg; misschien ook blikten ze
naar binnen; daar zijn de grootste diepten.
Ineens begon hij te praten. Eerst langzaam, pein
zend, als zocht hij naar woorden voor dingen, die
hij nu eerst zag in zijn ziel, hoewel hij geweten
had, dat ze daar reeds lang moesten zijn.
„Dood is verzoening. De dood breekt af wat ons
scheidt van elkander, de muur die er is om het
ware leven van ieder mensch, de beletselen die
ons verhinderen, elkaar te zien zooals we zijn; de
dood laat ons plotseling en klaar, in een moment
van door alles heenst ra lende onvertroebelde ver
lichting zien, vóelen de verbondenheid met den
ander.
Het leven verhindert ons tot den ander te komen,
de dóód is de brug van mensch tot mensch.
Dut móet wel zoo zijn, omdat de dood de Drug
tot God is."
En toen deed hij zijn verhaal. Op een a\ond als
deze had een jonge Franschman in een gevange
nenkamp het hem verteld.
Wereldoorlog, 1916.
Het is een donkere zomernacht ergens in Frank
rijk. Onweer rommelt boven de loopgraven. Dit
is het uur der sluippatrouilles, duisternis vol ge
luiden. Maar ook der verraderlijke lichtkogels, van
het onverwachte mitrailleurvuur.
En zóó vindt de Fransche kogel den soldaat Paul
Hij stort neer. In felle angst tasten zijn handen
het been af, waardoor plots die stekende pijn
schiet; zij voelen de beensplinters uit het rauwe
vleesch steken: schot door de knie.
Hij weet het, als hij hier niet vandaan komt, van-
nacht nog, dan is dat de dood.
En soldaat Gross tracht weg te kruipen, zijn door
schoten been sleept mee.
Een lichtkogel stijgt op. Hij ligt onbeweeglijk.
Een zoeklichtbundel zwaait heen en weer, over
hem heen. Hij verroert zich niet
Wéér een lichtkogel
Die nacht komt Gross geen vijf meter verder.
Zijn knie steekt, zijn been wordt stijf, wondkoorts.
Hij heeft zich achter een struik gewenteld, drie
stappen van een vijvertje af.
Dit merkt hij pas, als hij bijkomtde volgende
dag.
De zon brandt. Zijn tong is dik en droog. Hij
schuift en rolt zich onder hevige pijnen naar de
vijverrand en weet wat water in zijn helm te
scheppen. Hij drinkt; het water is lauw en drabbig.
Do zon steekt.
Hij komt hier niet meer weg en hij begint aan
het tweede punt van het programma: hij
schreeuwt om hulp.
In de Fransche loopgraaf, waar hij het dichtst
bij ligt, wordt het gehoord.
Maar in Niemandsland waagt zich thans nie
mand. Boven de rand van de loopgraaf vliegt de
dood. Vannacht is er misschien wat aan te doen.
's Nachts echter gaan de lichtkogels op en zwaaien
de zoeklichtbundels.
En soldaat Gross schreeuwt en jammert en kreunt.
Do vijfde dag hoort men hem nog
In de Fransche loopgraaf is een jonge vrijwilli
ger. Hij is er vandaag gekomen. Ilij heeft gestaan
in zijn dorp, tusschen de stukgeschoten muren van
zijn ouderlijk huis. In de vernielde tuin vond hij
de armstoel van zijn moeder en haar bijbel. Toen
is haar beeld voor hern opgerezen, het bleeke,
vriendelijke moedergezicht; voor hem, den student-
in-de-stad, het liefste op aarde.
Moeder, waar ben je nu?
Op dat oogenblik schijnt iets uit hem weg te zijn
gegaan; hard is zijn gelaat geworden.
In Jeruzalem worden
in verband met nog
bestaande onrust,
door inlandsche sol
daten verdachte per
sonen aangehouden,
die gefouilleerd wor
den om na te gaan
of zij in het bezit zijn
van wapens.
En nu staat hij hier in de loopgraaf met zijn
grimmige haat. In bittere hoonwoorden vloekt hij
de vijanden, die Hunnen, die godverlaten barbaren.
Een oude landweerman kijkt hem aan cn zegts
„ALs je langer hier bent, praat je anders."
De jonge vrijwilliger antwoordt niet, in zijn oogen
broeit de haat.
Daar klinkt ineens een vreemd geluid door de
Het komt van daarginds, uit het voorterrein, een
klaagtoon, een roep vol doodsjammer, een kreu
nen,stilte.
De vrijwilliger is overeind gesprongen. „Wat is
dat?"
En men vertelt. Daar ligt ergens een gewonde
Duitscher. Al vijf dagen. Onbegrijpelijk, dat hij
nog niet dood is. Hem halen? Kijk, daar gaat een
lichtkogel. Ergens valt een schot En nog een.
Niets aan te doen.
De vrijwilliger is blee kgeworden. 't Gloeit in zijn
Eer de anderen hem kunnen tegenhouden, heeft
hij zich over de rand van de loopgraaf gewerkt
en nu holt hij met groote sprongen in de richting
vanwaar zooeven die stem kwam.
Is hij waanzinnig geworden?
De vrijwilliger hoort nu vlakbij kreunen, zwak",
pijnlijk. Het is de Duitscher. Hij zwaait hem over
zijn schouder, holt terug.
De Duitscher kermt luid. „Kameraad," zegt hij,
als om zich te verontschuldigen, „ik ben geen
lafaard, maar ik lig hier vijf dagen, dan wordt
«Ie natuur zwak."
De Franschman geeft geen antwoord.
Een fluitend geluid. t
Hel licht valt over die beiden.
Van de Duitsche kant wordt heftig geschoten.
De vrijwilliger slort bijna vallend vooruit, bereikt
zijn loopgraaf, glijdt met den Duitscher er in. Zijn
kameraden leggen den gewonde op de grond.
Deze steekt met geweldige inspanning de hand
uit naar zijn redder, hij wil hem danken, maar
de Franschman weigert de hand.
In zijn oogen is weer de sombere gloed. Wat heeft
hij eigenlijk gedaan? Waarom heeft hij dien
Boche hier gehaald? Hij wendt zich af, hard,
onverzoenlijk.
Zijn kameraden staan om den stervenden Duit
scher. Zij willen hem voeden met brood, maar zijn
tanden gaan niet meer van elkaar. Hij schudt het
hoofd. Zijn gelaat is grauw en akelig vertrokken.
Plotseling verandert het. Iets als een glimlach
maakt het wonderlijk schoon en aantrekkelijk.
Onbeweeglijk van spanning zien de Franschen het
gebeuren.
Zijn lippen bewegen.
„In Uw handen... geef ik... mijn geest..."
Hijgend fluistert hij het.
Zijn hoofd valt langzaam opzij.
I)e glimlach blijft, stil, wonderlijk.
Een officier baalt zwijgend het zakboek uit de
borstzak van den doode, bladert er in, kijkt zijn
mannen aan, leest:
Eerste dag. Mijn knie is verbrijzeld. Ik heb van
nacht getracht weg te komen, 't Ging niet. Ik roep
telkens om hulp, maar wie waagt zijn leven voor
een ander?
Vader, moeder, zal ik jullie ooit terug zien? Jullie
hebben mij gezegd, dat er een God is, barmhartig
en almachtig. Waarom helpt Hij mij niet?
De zon brandt; ik heb honger en dorst.
Ik wil nog zooveel doen in het leven.
Tweede dag. Geen hulp gekomen. Lk roep voort
durend.
Ik denk over mijn leven. Vader, moeder, als ik
terugkom, heb ik veel goed te maken. Is dit Gods
straf?
Ik lijd veel. Toch heb ik nog hoop, dat ik gered
zal worden.
Berde dag. Vader, moeder, ik geloof, dat ik nu
weet, waarvoor ik hier lig. Ik ben ongeloovig
geweest Maar nu, vader en moeder, ga ik jullie
woorden beter begrijpen. Misschien zal ik hier
sterven, ik word zwak, maar ik geloof, dat God
bezig is mijn ziel fe redden.
Ik zou jullie graag nog even zien.
Vierde dag. Het schijnt de wil des Almachtigen.
te zijn, dat ik niet meer bij jullie terugkom. Ilc
ben verzoend met de dood. Jezus neemt de bitter
heid weg. Ik bid voor onze vijanden. Lieve valer,
lieve moeder, een laatst vaarwel.
'Avond vijfde dag. Vanmorgen bob ik nog om hulp
gesmeekt lk doe het niet meer. Het is niet goed.
Soms móet ik schreeuwen.
De honger kwelt
God is bij mij.
Meer is er niet
Do officier kijkt opmerkzaam in het gelaat van
den doode.
De „vijanden" slaan onbeweeglijk, de stilte der
eeuwigheid gaat over hun zielen.
Maar de jonge vrijwilliger weent
Hij gaat op den doode toe, buigt zich lang over
Dan drukt hij hem zacht de oogen toe.
„De dood is de brug van mensch tot mensch'.
Want hij is de brug tot God."
„Maar toch alleen voor wie in de dood het Leven
heeft gevonden," zegt Hahnemann.
Verrast kijk ik hom aan.
Niemand antwoordt
Boven ons beginnen dc sterren te flonkeren.
296
DONDERDAGAVONB
WAT DEZE WEEK
DE AANDACHT TROK
BE EERSTE VASTE OEVERVERBINDING
voor gewoon verkeer over de groote rivieren
tusschen Noord- en Zuid-Nederland is ge
reed; waarbij men onder Zuid-Nederland
zoowel, doch liefst in de eerste plaats, kan
verstaan Zuidelijk Nederland als België. De
mooie stad van Karei de Groote is er het
eerst cn het meest bij betrokken; maar het
was gemakkelijker de grootste overspanning
ter wereld voor deze brug te maken, dan
zijn bcteckenis te overschatten. Want de
vereeniginq van Noord en Zuid is van onge
kend belang voor de volkswelvaart.
Zoo rijst onwillekeurig telkens opnieuw de
vraag, waarom worden de tallooze auto s
welke over de nieuwe brug racen en razen
niet in Nederland gemaakt? Is het nu wer
kelijk noodig, dat ze met scheepsladingen
uit Amerika komen? Onze machinebonwers
verstaan hel vak toch ook wel en ons koets-
werk is even superior als dc nieuwe haring.
Het is waar. de electnficalie der Spoorwegen
wordt voor een deel aan een Duitsche maat
schappij opgedragen, maar dat we op dit
gebied niet lueinig prestoeren mocht op het
Electriciteitscongres te Scheveningen gerust
gezegd worden. Waarlijk, wij behoeven ons
voor het kennen en kunnen van ons volk
niet te schamen.
Soms worden we daarbij op zeer bizondere
wijze bepaald. Een mijnongeluk waarbij één
of twee personen om het leven komen, is
voor ons land een tragische, maar ook zeld
zame gebeurtenis. Zn andere landen loopt
het meestal over tientallen. Een ongeluk in
dc Rolterdamsche haven, komt een enkele
maal voor; doch, hoe zou dc publieke opinie
reageeren, indien dit getal zooals te Ant
werpen, jaarlijks in de duizenden liep
Over de loonen in die haven is reeds ge
noeg gezegd: als men werk heeft: 2.50 per
dag. En om de situatie in het land, waar
over de stakingsgolven gaan, te redden,
overweegt thans het nieuwe Kabinet aan le
sturen op een minimumloon voor een vol-
tvasscn arbeider van 4 fr. d.i. 20 et. geduren
de 8 uren per dag
De Antwerpsche haven was erg in trek en
wist met Rotterdam hevig te concurree-
ren. Fraai is de verklaring van dit verschijn
sel niet. De zorg voor den levenden arbeider
is blijkbaar heel wat geringer dan voor het
doode materiaalen dc winst van het ka
pitaal. Ten koste van dc subsidies, welke up
heel het volk verhaald worden en van ar
moede onder de menschen. die er werken is
de bedrijvigheid in de haven gekocht.
De revolutionaire stakingen zijn fout en on
verantwoordelijk; maar onverklaarbaar zijn
ze niet. En mer. moet in ons land niet pro
beer en ze na te doen. Dat lukt hier toch
niet. We zouden niet gaarne betveren, dat
hier geen grieven zijn; maar dat zij wilde
stakingen als thans weer te lJmuiden begrij
pelijk zouden maken van rechtvaardigen
is geen sprake wijzen we pertinent al. Hel
is dc communistische geest, welke in deze
dingen werkt.
Hoe dankbaar belioorcn we dan ook te zijn
wanneer tvb lezen van een jubileum als van
Unitas.
Indien de stichters van deze Christelijke
vakorganisatie in hun eerste optreden de
klassenstrijd gepredikt en gestreden hadden,
ware zulks gezien de treurige toestanden
begrijpelijker dan dat zij van meetaf op
een goede verstandhouding met de patroons
aandrongen. De luerlcgevers hebben het de
organisatie-leiders niet altijd gemakkelijk
gemaakt om de klassenstrijd te blijven ver
werpen en broederschap naar den Woorde
Gods Ir prediken, doch zij bleven trouw aan
hun Goddelijke roeping, in elk opzicht.
Ziedaar dc kracht des geloofs, zooals die ook
heerlijk blonk in dc kwarteeuw r erf assen-
ringsarbeid van de N.C.G.O.V., de Christe
lijke geheelonthouders van wier activiteit
men in dc laatste jaren minder hoort dan
in het begin dezer eeuw, omdat het drank
misbruik door hun voorbeeld en propaganda
aanmerkelijk is afgenomen
Helaas kan hetzelfde niet gezegd worden
van de vereeniging „Ons LegerDe onmis
baarheid van deze organisatie wordt met dc
dag duidelijker. De eenzijdige onlwapruaar
zai zeggen: deze vergelijking raakt kant
noch wal; niet „Ons Leger", maar wij, ont-
wapenaars, bestrijden de oorlog.
De on!wapenaar vergist zich, omdat hij ver
geet dat men elk ding „naar zijn aard" moet
bestrijden. Een dronkaard door Item uit een
gevaarlijk milieu te halen; een oorlogszuch
tig volk door waarschuwend de vinger op te
heffen en het uit le roepen: je mainliendrai!
zich met een tijgerachtige sprong op het lokaas,
mevrouw ternauwernood tijd gunnend haar vin-
gérs in veiligheid te stellen.
Meneer herademde, maar nu kreeg z'n wederhelft
het te kwaad. Op één been kan je niet loopen,
vond Tommy. Een tweede en derde koekje volgden
en toen mevrouw daarna aanstalten maakte de
trommel weer op te bergen, liet het „beestje" zoo
opdringerig merken, dat hij nog lang niet verza
digd was, dat mevrouw met een kreet van schrik
de heele zaak liet vallen en in recordtijd stelling
achter het theemeubel koos. Do hond haastte zich
de over de grond verspreide lekkernij te veror
beren en mevrouw zag met leede oogen haar
lialfpondje kostelijke allerhande in de honde
muil verdwijnen.
„Wat zal er nu gebeuren?" vroeg mijnheer zich af,
toen de hond zich voldaan omkeerde en weer in
beweging stelde.
Dit viel erg mee. Tommy snuffelde eens de kamer
rond, wierp vervolgens een onverschillige blik op
derzelver benauwde bewoners en liet zich daar.ua
als een blok op 't haardkleedje neervallen.
(Wordt vervolgd)
ZIELKUNDIGE EN
OPVOEDKUNDIGE BRIEVEN
4) HYPNOSE
Wat zijn de verdere gevaren en bezwaren bij de
toepassing van hypnose?
Een ernstig zielkundig bezwaar is vooreerst, dat
door deze methode de eenheid van het zieleleven,
althans tijdelijk, verbroken wordt.
In de laatste twintig jaar is de éénheid der
ziele-functies steeds duidelijker geworden.
Geen kennen zonder gevoelen en zonder streven;
geen gevoelen dat op zichzelf staat; geen willen
dan alleen in verband met kennen en gevoelen,
dat op zichzelf staat; geen willen dan alleen in
verband met kennen en gevoelen.
Maar verder ook: het bewuste gedeelte en het
on- of onderbewuste deel van ons zieleleven staan
in onophoudelijk contact met elkaar. Uitwisseling
van aedachten en strevingen tusschen ons bewust
zijn en ons onderbewuste zieleleven is zelfs voor-
waarde voor de gezondheid van dat leven.
Welnu, de hypnose, vooral de diepe hypnose,
brengt scheiding tusschen het weten en niet-weten,
tusschen het bewuste en onder-bewuste. Immers,
wat in hypnose gezegd en gedaan wordt, kaa
niet op de normale wijze bewust in herinnering
komen; het is uit het bewustzijn uitgesloten, 't is
als een afgedamd stroompje, dat geen contact heeft
met de hoofdrivier cn dat kan nooit de harmoni
sche, gezonde werking van het zieleleven bevor
deren. En als in diepe hypnose de suggestie ge
geven wordt, dat men zich 't besprokene in waak-
toestand wèl herinneren zal, dan is die herinne
ring een kunstmatige, gedeeltelijke.
Daar komt nog bij, dat door de hypnotische prak
tijken een scheiding gemaakt wordt tusschen de
functies van het zieleleven.
Het waarnemen wordt namelijk eenzijdig gericht
en vervalscht; de illusies cn hallucinaties worden
opgedrongen; het eigen critisch oordeel wordt uit
geschakeld; eigen wil wordt opzij geschoven.
Deze tijdelijke ontwrichting van het verband der
functies kan evenmin bevorderlijk zijn aan de
gezondheid van het zieleleven.
Een volgend bezwaar betreft de verandering van
de hartwerking en van de lichaamstemperatuur.
Meestal daalt de temperatuur onder hypnose; cn
al kan men langs 6uggestieven weg tijdens de
hypnose daarin wat verbetering brengen, toch
blijft dit een bezwaar.
Sterker is het bezwaar van de vermindering van
den hartslag; het kan zelfs noodig worden, den
patiënt maar weer gauw te doen ontwaken. Ieder
voelt bier 't gevaar dat ontstaat als de hypnoti
seur op de hartwerking van z'n patiënt geen acht
slaat, of als het wekken van den patiënt mislukt,
en dit komt bij onervaren hypnotiseurs nogal eens
voor. Tot schrale troost merkt een van de verde
digers op, dat men van den dood door hypnose
nog nooit gehoord hecft(!)
Een ander gevaar is hierin gelegen, dat de niet
volkomen zielkundig geschoolde hypnotiseur er
zoo licht toe komt een ziekte-symptoom te bestrij
den, in plaats van de zicktc-oorzaaJe zelf.
Een zenuwziekte b.v. vindt haar oorzaak dikwijls
in een verdrongen gcdachtencomplex (complex
samenstelling, of geheel).
Dat verdrongen gedachten-geheel kan b.v. een
benauwende of schrikwekkende gebeurtenis zijn,
die geheel en al uit liet bewustzijn verdreven is,
en niet meer bewust worden kan. Dat verdrongen
complex kan dan dc onderbewuste „haard" wor
den van verschillende ziekelijke verschijnselen,
zooals verlamming, stotteren, angst, enz.
Als nu in hypnose b.v. het stotteren wordt ver
holpen, dan is wel een symptoom (verschijnsel)
der ziekte weggenomen, maar niet de ziekteimard
zelf; doze begint zich dan in andere, vaak nog
noodlottiger verschijnselen, b.v. verlamming, te
openbaren, zoodat een averechtsch resultaat ver
kregen is. Zelfs Weatlierliead zegt van zulke ge
vallen met nadruk: „Dan kan er groot kwaad
gesticht worden." „Om deze reden," zegt hij, „ge
bruiken vele vooraanstnnnde zielkundigen de hyp
nose niet en verkiezen dc langere methoden van Dordrecht.
Schrijf 't op de zoomen van uw kleed,
Gij, die in rouwe treurt:
„Mijn Vader in den hemel weet
Wat smart mij 't hart verscheurt"
Schrijf 't op de wanden van uw huis,
Gij, die daar binnen strijdt:
„Mijn Vader in het Vaderhuis,
Weet hoe ik strijdend lijd."
Schrijf 't op de peluw, waar uw hoofd
Des nachts geen ruste vindt:
„Mijn Vader, die mij rust belooft,
Kent d' onrust van Zijn kind."
Schrijf 't in de diepten van uw hart,
Dat pijnlijk bloeden b!\ft;
„Mijn Vader, ja, Hij weet mijn smart,
Weet, hoe mijn leed beklijft"
Maar dan ook, als gij zeker weet,
Dat God uw smarten kent,
Ervaart gij steeds, dat Hij uw leed
Voor u ten beste wendt
de vrije associatie, woord-associatie en droom-
ontleding." (Hierover later meer).
Niet. minder groot is het gevaar van onzelf slan-
digheid, waarin de patiënt door hypnose vervalt
Er komen gevallen voor, dat de patiënt niet meer
rustig kan gaan slapen, zonder den invloed van
den hypnotiseur. De herhaalde uitschakeling van
den wil, al is deze telkens maar tijdelijk, moet op
den duur de wilsfunctie ondermijnen ondanks de
goed bedoelde positieve suggestios, die gege\en
worden.
De gewoonte van te vervallen in een kunstmatige
slaap doet de vatbaarheid daarvoor sterk toe
nemen, en bij hevige emoties kunnen zulke pa
tiënten gemakkelijk, zonder iemands toedoen „bui
ten westen" raken. Hoe weinig weerstand moeten
zulke menschen wel toonen, als ze belanden in
de bijgcloovige sfeer van het spiritisme, waarbij
zelfs wilskrachtige menschen de kluis kwijt raken!
Ik bedoel natuurlijk niet, dat het htjpnolisme ge
lijk te 6tellen is met spiritisme. (Dit laatste is
het ongeoorloofde pogen, om in contact te komen
met de zielen van afgestorvenen).
Maar zeker is wel, dat het daarbij dienst doende
medium (tusschenpersoon) in een soort van hyp-
notischen slaaptoestand vervalt, dien men „trance"
noemt. En zoo is er dus stellig wel verband tus
schen beide terreinen.
In elk geval wordt dc zelfstandigheid van den
gehypnotiseerde tijdelijk geheel opgeheven cn de
vraag rijst, in hoeverre hij zedelijk en re lclijk
verantwoordelijk is voor zijn daden en woorden
onder hypnose, en- later tengevolge van de post-
hypnose. Dat zijn „toerekeningsvatbaarheid" sterk
vermindert is duidelijk; en is dat niet een ver
nedering voor den redelijk-zedelijken mensch?
Hier komen we vanzelf tot een gevaar dat den
lujpnotiseur zelf bedreigt en waarop we al even
gedoeld hebben: hij maakt zichzelf verantwoorde
lijk voor ander er daden en woorden, waardoor hij
in letterlijken zin zich een zware verantwoorde
lijkheid op den hals haalt
Neem b.v. de meermalen toegepaste proef met de
retro-actieve suggesties. Hieronder verstaat men
het wegnemen van oude herinneringen en het
vervangen daarvan door andere (schijnbare) her
inneringen. Eén voorbeeld: als de patiënt een be
lofte heeft gedaan, die bezwaarlijk gehouden zou
kunnen worden en waarover hij tobt, kan in
hypnose die belofte „weggesuggereerd" worden,
zoodat ze niet meer in 't bewustzijn kan komen,
en ze kan door een andere vervangen worden.
Hoe groot is ook hier weer de verleiding voor
den hypnotiseur, om van deze herinneringsverval-
sching gebruik te maken tot eigen bate.
Voeg daarbij de groote verleiding om zichzelf le
zien als een machts-cenlrum waarvan velen af
hankelijk zijn, een machtscentrum, hccrschendo
over het gedachten leven cn doen en laten van
anderen; de Christelijke ootmoed, die ons al'en
geboden is, zal hierbij wel een uiterst klein plaatsje
kunnen innemen.
'Alles samengenomen is nu dc vraag gemakkelijk
beantwoord, of hypnose geoorloofd is, of niet.
Als andere methoden of geneeswijzen gefaald heb
ben, kan men er zijn toevlucht toe nemen, onder
voorwaarde, dat men zich wendt tot een volko
men betrouwbaar arts, die zich op dit terrein
gespecialiseerd heeft, en dan nog alleen in 't bij
zijn van een bloedverwant.
Maar in ulle andere gevallen en omstandigheden
is m.i. de hypnotische methode beslist te ontraden
en af te keuren.
P. VAN DUYVENDIJK.
293