Lelie rku ndiq e Ru b tie k
Calvinistische invloed
in de
Nederlandse literatuur
(In nieuwe spellingop verzoek
van den schrijver)
1.
Het mag zeker niet ongepast heten, nu een groot
deel van 't Nederlandse volk zich opmaakt bij 't
vierde eeuwgetij van zijn overlijden in Erasmus
een zijner edelste zonen te eren, dat in beperkter
kring en met bescheidener gave aandacht ge
schonken worde aan de invloed, die 't werk van
een der klaarste en tevens afhankelijkste denkers
der mensheid heeft geoefend op de denk- en
gevoelsopenbaringen van de bewoners onzer ge
westen, nu juist ditzplfde jaar zijn Institutie ge
durende vier eeuwen tot voorlichter en normgever
heeft gestrekt.
De aanleiding hiertoe is te gereder, daar de
vreemdeling heeft vermocht wat den landzaat
niet besehoren was: een stempel drukken op ons
gehele volksbestaan. Imnieis hoe klein een minder
heid onzer natie inderdaad de leer van den her
vormer van Genève met hart en ziel aanvaardde
en beleed, haar goi-stkracht en onvervaardheid
was zo veivvondei-lijk groot, dat zij 't bestono en
't volbracht naast de strijd tegen een overmachtige
.vijand een Kerk- en Staatsbestel Ie creëren, dat in
zijn veelvuldige geledingen de trekken vertoonde
van de Calvinistische wereldbeschouwing. En
hoezeer ook door innerlijke verdeeldheid verzwakt,
door principiële verwatering gedurende reeksen
van jaren bedenkelijk gedenatureerd, toch toonde
deze levensovertuiging bij herhaling een veer
kracht en een regenerutiezin, die niet door 't getal
der navolgers maar door de kloekheid van spreken
en handelen der leiders, respect won ook bij hen,
die in hun diepste besef vierkant tegen haar ovcr-
slonden, zodat één van diegenen nog zeer onlangs
gewaagde van „de plaats van 't Calvinisme in de
wereldgeschiedenis" i)
Dat bij een dergelijke stand van zaken het Cal
vinisme grote invloed moest oefenen op dc litera
tuur van ons land mag a priori worden aange
nomen. Immers zonder te treden in de netelige
kwestie over de superioriteit van de ene kunst
uiting boven de andere, acht ik toch vooral de
woordkunst, waarin als noodwendig gevolg van
de rijke genuanceerdheid van haar materiaal
de fijnste denk- en gcvoelsschakeeringen worden
tot uiting gebracht, dé kunst, die in staat is de
draagster te zijn van een scherp begrensde per
soonlijke overtuiging. Wel kunnen in de plastische
kunsten en in dc muziek markante stromingen
cn richtingen hun invloed doen gelden, en hun
biezondcr karakter aan die kunsten verlenen,
maar nooit is daar uit de creatie zo nauwkeurig
de preciese Godbeschouwing en Schrift waardering
van den kunstenaar te reconstrueren. In de
literatuur daarentegen spreekt uit het kunstge
wrocht onmiskenbaar juist de geest van den
Moge dan ook bij de beschouwingen over 't
werk van schilders, musici, beeldhouwers en
bouwmeesters de uiteenzettingen zich groeperen
om kwesties van lijn en kleur, toon en accoord,
vorm cn afwerking. Gotiek en barok, bij de dis
cussies over literaire scheppingen trekken niet
zelden subtieler onderscheidingen de aandacht.
Naast de primaire en lang niet altijd gemak
kelijk te beantwoorden vraag: theïst of pan
theïst, duiken bij iedere grondige dichterbeschou
wingen weldra vragen op van indringender aard;
vragen die niet zelden de centrale waarheden van
't Christelijk geloof ten nauwste raken. Hierom
Vooral is voor ieder die zich een oordeel wiL
vormen over de betekenis van 't Christelijk geloot
in de literatuur principiële bezinning onafwijs
bare eis.
Iir is met dat. al goede grond voor de vraag
«*f de formulering van 't onderwerp, zoals zij u
is aangediend, geen correctie behoeft, of „calvinis
tisch" niet beter te vervangen ware door „Christe
lijk"' of „Protestants". Inderdaad is 't mogelijk
meer dan één argument aan te voeren, dat voor
deze wijziging pleit. Wie zich tot taak stelt bij de
woordkunstenaars van heden en verleden tot de
diepste kern van hun denken door te dringen,
liun levens- en wereldvisie tot in de vezels te
ontleden, die zal zich genoopt zien, veel ter zijde
te stellen, dat hij aanvankelijk geredelijk als
zuiver Calvinistisch meende te kunnen aanvaarden
Wanneer dan toch deze voorgeslagen verandering
door mij wordt afgewezen, en ik er op sta de
gegeven bewoordingen te handhaven, dan doe ik
dit op de volgende overwegingen.
Het woord Protestants vooreerst verdient weinig
aanbeveling, omdat 't woord van Kuypcr, waar
mee bij 't Protestantisme karakteriseerde nog
volkomen van kracht is 2): „Protestantisme is een
louter negatief begrip, cn is thans het meest
io hannes -calvinvs
ANNO A.TATIS
geliefd in kringen die met al den positieven in
houd van de reformatorische belijdenis hebben
gebroken."
Daarenboven spreek ik steeds van Calvinisti
sche invloed, wat heel wat ruimer betekenis
heeft dan 't gesubstantiveerde praedicaat. Immers
zo goed als iedere protestantse richting hier te
lande, 't zij confessioneel, 't zij practisch, min of
meer de invloed heeft ondervonden van 't ge
durende eeuwen dominerend Calvinisme, zo goed
heeft ook schier ieder protestants auteur, bewust
of onbewust, willens of onwillens, iets met zich
gedragen van een Calvinistisch atavisme. De snel
om zich heen grijpende ontkerstening van ons
volk gedurende de laatste decenniën verplicht me
verschillende schrijvers van de huidige generatie
uit te zonderen. Maar overigens waar haalde
Multatuli zelfs zijn profetische stijl vandaan,
anders dan uit de Heilige Schrift, door zijn Calvi
nistische voorouders in die taalvorm gegoten? En
erkent niet Verweij, waar hij het heeft over de
beweging van '80, die zich .aankondigde als een
plaatsvervangster van een chriatelijken gods
dienst", dat toch alle tachtigers „omdat zij, van
ver of van nabij, voor een ohristclijkcn god ge
knield hadden, de een de woorden van zijn
vroegere aanbidding meebracht in zijn latere en
de ander den nieuwen God zag aan den ouden
vijandig?" 8)
Trots al hun Libertinisme en Renionstrantismo
bleef gedurende 'eeuwen ook in doze groepen
Protestanten de invloed van 't Calvinisme door
werken: De Remonstrant Weslerbaen schaart zich
en de zijnen in 1659 welbewust onder de Gerefor
meerden; de Remonstranten blijven tot in de 19e
eeuw zich Remonstrants-Gereformeerden noemen.
Natuurlijk acht ik 't noodzakelijk bij algemene
literatuursinvloeden, zooals wc thans onderzoeken,
vooral te letten op de hoofdzaken. Hoe dicht
literatuur en theologie elkaar vaak raken, toch
mag nooit verwacht worden dat een strenge en
zuiver volgehouden dogmatische norm kan wor
den aangelegd bij dc toetsing van iemands
literaire productie. Des dichters gebondenheid
aan maat en rijm is vaak oorzaak dat de puur
intellectuele exegese leidt tot onjuiste conclusies
omtrent zijn bedoeling De tijdgenoot zowel als de
later levende heeft zich hierdoor menigmaal ver
gist. Niet iedere auteur, hoe trouw en onverdacht
in 't belijden van zijn beginsel, is even dogmatisch
geschoold en filosofisch onderlegd. Daarom acht
ik 't gewoonlijk, vaak onbillijk en meeslal on
mogelijk om de eis te stellen dat een literair
kunstwerk tot in de onderdelen schriftuurlijk ver
antwoord moet zijn, wil 't aanspraak kunnen
maken op volledige erkenning van positief Calvi
nistische zijde. Hier beslist niet in de eerste plaats
tie afmeting en verwoording van 't détail, maar
wel de geest van 't geheel. Volkomen stem ik in
met de woorden van Prof. Wille: „En wij moe
ten ook rekenen met niet-calvinistcn, die do
christelijke normen voor de kunst beter zagen en
trouwer in acht namen dan sommigen van gere
formeerde confessie."
Bij leerstellige en dogmatische nuance is daarom
in de literatuur naar mijn mening schier volledige
waardering mogelijk cn gewenst, al is dit deze
mening is vrijwel algemeen gemakkelijker ten
opzichte van 't voorgeslacht dan tegenover den
tijdgenoot. „Niettemin" en weer citeer ik Wille niet
instemming „staat voor ons vast, dat dc zui
verste en krachtigste doorwerking der reformato
rische beginselen op dit gebied, (d.l. van de lite
ratuur) evenals op andere, kwam van Calvijn,
zijn medestanders en zijn leerlingen"4) om die
reden typeer ik mijn bedoeling 't best door te
spreken van Calvinistische invloed, die in oiue
literatuur is waar te nemen.
Öf wordt niet in ieder officieel erkend handboek
van dc Nederlandse letterkunde J. dc Decker als
l STERKTE IN GOD
|j 0 Heere, maakt mijn herte sterk
0 als staal, als steen, als kerkewerk, Q
g opdat het, onder 't lijden
0 niet week en worde en weg en vloei,
voor 't menigvuldig menschgemoei,
dat tegen mij komt strijden. g
'k Heb dorst naar een- en veiligheid,
0 die al te lang te komen beidt, 0
§j 'k en weet mij niet waar bergen,
0 't wilt alternate op mij gestormd, rj
f; om, fel gedruischt of fijn gewormd,
H het Ja" van mij te vergen.
|j *k En kan niet meer, zoo Gij niet haast, g)
to Uw sterken geest mij in en blaast:
'k ga vallen, zwichten, zinken;
0 en U, die eens mijn blijdschap waart, S)
o God, wat vrees'lijk noodgevaart,
verzaken enverdrinken! a
Ach, „neen" toch. En vergeefs en zij 't
0 gezucht om een, die medelijdt,
in al des werelds rampen; g)
0 die medelijdt, die medevecht,
Z die stervend aan het kruise, zegt:
0 „volherdt, ik zie u kampen. G)
Ik zie, ik steune, ik sta u bij, e)
jr hou vast, aan 't kruis en daar zult gij,
die veeg zijt, hulpe halen;
0 om, sterker als de sterke held,
|j die ik aan 't kruis heb neergeveld,
0 door Mij te zegepralen!"
1 GUIDO GEZELLE.
Ê3
contra-remonstrant gekenmerkt, hoewel hij toch
nadrukkelijk de praedestinatie heeft geloochend cn
zelfs geen belijdend lid van de Geref. Kerk was?
En had de chiliast Da Costa niet zoveel van zijn
leermeester Bilderdijk meegenomen, dat zijn ge
dichten een calvinistische geest ademen en zijn
„Zij zullen het niet hebben" 't A.R. of Chr. volks
lied wordt genoemd? En om nog een derde
voorbeeld te geven is niet de calvinistische in
vloed overheersend bij mevr. Bosboom (lees slechts
haar Leycester in Nederland)? En toch dogma-
tisrli, organisatorisch, practisch wilde ze haar cal
vinistische tijdgenoten en vrienden geen steun bie
den. Hiermee ben ik tevens gekomen tot een
actueel punt, waarover ik een enkel woord wil
zeggen. Deze zelfde kwestie Calvinistisch of
Christelijk is, ofschoon in ander verband on
langs aan de orde gesteld door Dr Dam in de
I' 'formatie. B)
Dam's beschouwingen hebben niet nagelaten de
aandacht te trekken en verzet te wekken.") Ik
vond er verschillende waardevolle opmerkingen in,
die, mits breder uitgewerkt en nauwkeuriger om
schreven, waardoor zij 't terecht gemaakt verwijt
van vaagheid kunnen ontgaan, voor ons in de
toekomst van belang zullen zijn bij de nadere en
preciezer bepaling van ons standpunt zowel tegen
over anders gefundeerde als jegens ogenschijnlijk
verwante literatuur. Vooral heb ik daarbij 't oog
op zijn eis tot een beter en consequenter kritiek,
die aflaat met dobberen tussen waardering en
waardebepaling en op zijn bezwaren tegen de for
mulering: „Christelijke literatuur is literatuur van
Christenen." Maar daarnaast wil ik er toch op
wijzen, dat m.i. op vele plaatsen in Dam's betoog
't accent anders moet worden gelegd, wil ec
bouwende kracht van uitgaan. Een heel sterk voor
beeld van dat verkeerde accent is een zin als dezej
„Toch zal niemand Da Costa's poëzie om haar
Chiliastischen inslag niet-Christclijk durven noe»
men." Niet alleen is hier de probleemstelling to
taal onjuist, maar ook 't woord „durven" is ge
heel misplaatst. Hier is een exclusivisme aan
woord, dat dc grenzen nauwer trekt dan voor een
waarachtige Christelijke letterkunde nodig en mo
gelijk is. Een dergelijk verkeerd uitgangspunt
moet noodwendig leiden tot de veel te absolute
uitspraak: „Christelijke litteratuur in den eigen»»
lijken zin des woords is Calvinistische litteratuur."
„Calvinistisch" is hier zo zwaar geladen, dat
van den Christelijken auteur niet slechts vordert
oen oprecht en innig geloof maar tevens een
brede theologisch-dogmatische ontwikkeling. Is dit
juist, dan kan men de hoop voor de toekomst van
onze Chr. literatuur alleen vestigen op een her
leefde predikanten hegemonie. Dan zou de lite
ratuur geïsoleerd van veel zegenrijke Christe
lijke samenwerking in onze maatschappij alléén
komen te staan en spoedig verwelken tot een
dorre planit, indien er althans bij een dergelijk in
tellectualisme nog iets van zou blijven bcsjaan.
Dr. J. KARSEMEIJER4
Alb. Vcrwey: Nieuwe Taalgids 1936, bi. 30.
9) Stone-lczingen, blz. 15.
Inl. t. d. Nieuwe Nederl. Dichtk., 4e dr. bL 15
Aesthetisch of Puriteinsch, blz. 27.
24 Jan. 193G. fl) Opw. Wegen XIV, 65.
278
„Waar blijft die meneer Muller toch", zegt Harms
vader, op zijn horloge kijkend.
„Iloras! Daar komt-ie!" roepen, meteen de jongens.
„Horas! Toewaai Muller!" toeteren ze hein tcgc-
Een lange dunne gestalte beent haastig naderbij.
De gelige .egenjas fladdert aan zijn armen; zijn
tropenhelm heeft hij in de hand.
„Hè", zucht hij, na dc volwassenen gegroet te heb
ben. „Is dat rennen op de vroege morgen! Wat
heerlijk, dat ik nu weer een poosje zitten mag.
Hoor eens, iik 'heb niets geen eten meegebracht;
krijg ik van jullie een hapje straks?"
„Natuurlijk, meneer. Van mij, Moeder heeft expres
op u gerekend."
„Van mij krijgt u ook wat mee."
„Van mij ook!"
„Alles klaar? Dan inladen asjeblieft", zegt de
vader, die niet van 'reuzelen houdt.
(Wordt vervolgd)
RAADSELS
I. Wie ben ik?
De belde eerste vliegen,
De laatste nooit bedriegen,
Als schalk van 't eerste soort,
Moet eens het hele woord
Geleefd hebben op dccz' aard.
Zijn naam leeft voort, maar is 't niet waard.
II. Wat kan dat zijn?
Het eerste dient zowel tot zegen als tot vloek,
Het tweede vindt ge vast in ieder boek,
Ook is zijn waarde menigmaal mijn eerste gelijk,
't Geheel schittert wel, maar maakt u toch niet rijk.
III. Hoe oud ben ik?
Ik ben driemaal zo oud als mijn zoon Jan. Voor
4 jaren was ik echter 4 maal zo oud als deze.
Hoe oud ben ik nu en over hoeveel jaar zal Jan
half zo oud zijn als ik?
IV. Wie zoekt dat uit?
Een uit 66 personen beslaand gezelschap bestaat
uit mannen, vrouwen en kinderen. Er zijn 6 man-
ren meer dan vrouwen en 10 kinderen meer dan
het aantal volwassenen. Hoeveel mannen, vrou
wen en kinderen zijn er?
Oplossing raadsels van de vorige week:
I. Penn; Wilna; Genua; Udine; Barmen.
II. Hortensia, Begonia, Dotterbloem, Speenkruid,
Kamperfoelie, Klaproos.
III. Ren, aren, arend, Barend.
IV. Pa pier; papier.
VOOR KNUTSELAARS
Een rooktafeltje
Dit rooktafeltje (een mooi cadeautje voor vader,
opa of wie je verder blij maken wil) valt vrij ge
makkelijk te maken.
Snijd van stevig carton vier maal figuur I.
Deze vier stukken bovestig je in do hoeken op
vierkante latjes, welke van onder tot boven door-
Een Koningin der Liefdé
Donderdag 30 April is Ma van der Steur plotseling
gestorven. Kalm en zacht is zij ingeslapen, zij
was heengegaan eer iemand 't wist. Zij is 66 jaar
oud geworden.
Er verschijnt in ons land een klein blaadje onder
de naam van „Onze kleine bode". Het wordt ui
gegeven door het Van der Steurfonds te Zeist.
I11 dit blaadje wordt het sterven van „Ma van der
Steur" verhaald.
Woensdagmiddag omstreeks 5 uur voelde zij zich
wat loom en op advies van Pa is zij toen naar
bed gegaan. Zoals gewoonlijk kwam Pa tegen
hall 7 thee brengen, doch het meisje, dat bij Moe
waakte, zei dat ze sliep. Om 10 uur 's avonds
kwam een der meisjes Pa drinken brengen; dit
deed Moe gewoonlijk, en op Pa's vraag waar Moe
was werd geantwoord: „Moe slaapt al, Pa." Een
der meisjes bleef bij haar slapen en toert zij 0111
5 uur wakker werd en Moe's handen en voeten
••noirle. waren deze ijskoud en zij dacht dat Moe
bewusteloos was. Zij wachtte nog tot half 6, toen
dc reveille geb'azen werd om Pa te waarschuwen;
cleze boog zich over Moe heen en zeide: „Moe ir
heengegaan', kind." De dokter constateerde, dat de
dood tussen 3 en 4 uur door hartverlamming
moest zijn ingetreden.
Dat was een droefheid in de Oranje Nassau-
gesticlitcn te Magelang. 't Was juist Prinsessedug
en Ma van der Steur was van plan geweest met
de meisjes van de gestichten een uitstapje te
maken naar Temanggoeng.
De kinderen stonden buiten al op Ma te wachten.
De muziek had het Wilhelmus al gespeeld.
Toen kwam plotseling de droeve mededeeling van
haar sterven. En honderden kinderen begonnen
luid te wenen. Ze hadden hun „Moeder"
verloren
Als een Koningin is Ma van der Steur begraven.
Langs de lange weg naar het kerkhof, bijna een
uur gaans, stonden de mensen 6 en 7 rijen dik.
Pu groette dankend om deze hulde aan Moe. liet
was of een Koningin begraven werd; zij was ook
Koningin der liefde en der zelfopoffering.
Aan de ingang van het kerkhof werd de kist weer
op de baar geplaatst, en terwijl een generaal en
twee kolonels zich met Pa naast de baar schaar
den, speelde de muziek: „Des hemels poort blijft
open staan", en fluisterde Pa: „Dag Moe, dag
Moe." Oud-Steurtjes droegen de kist naar de
groeve, waar de meisjes twee coupletten uit „Rust
in Vree" zongen.
Er is aan dit graf veel en ontroerend gesproken.
Ik wil hier alleen wat vertellen van wat Pa van
der Steur sprak. Hij zeide, dat hij Moe tussen de
kinderen legde, zoals zij dat had verlangd. De
kinderen hadden eens voorgesteld Moe en Pa ccn
eigen graf te geven, maar dat wilden geen van
Daarna omranden en met sierpapier beplakken.
Het blad laat je 2 c.M. oversteken. Ook hierbij is
het wel goed om de hoeken wat steviger ic
maken, door er aan de onderkant hoekjes tegen
te zetten van een plankje van een sigarenkistje.
Dit doe je vóór het omranden en beplakkeen, zoaat
je er niets van zien kunt als het klaar is.
Aardige tegenstellingen
Een houthakker, die een boom opzet.
Een loper van de bank, die zitten moet.
Een gezeten burger; die op z'n stuk staat.
Een onderkruiper, die er bovenop komt.
Een bakvis, die niet voor de poes is.
Een visser, die voor de haaien is.
Een duiker, die in de wolken is.
Een vliegenier, die het hoofd niet boven water
kan houden.
Een boekbinder, die geen omslag maakt.
Een dirigent, die zich van de wijs laat brengen,
beiden. Ze willen rusten tussen hun kinderen,
Moe ligt nnast Piet van Rossum, die eens samen
met haar voor het gehele gesticht zorgde toen Pa
100 dagen lang 111 hot ziekenhuis lag. Elke dag
kwamen Moe cn Piet toen naar het ziekenhuis
met do kasboeken en brieven en bescheiden om
met Pa alles te bespreken. Nu rusten ze samen
hier naast elkaar. „En als God mij roept laat mij
dan ook hier bij hen rusten in deze hoek van het
kerkhof, die eigen gestichtsgrond is tussen al
onze kinderen die reeds zijn voorgegaan
Toen nam Pa zijn fles met duinzand en het bosje
heide, dat hij altijd bewaarde op zijn schrijftafel,
omdat dat voor hom vertegenwoordigde zijn vader
land. „Moe heeft nooit meer naar haar land terug
kunnen gaan. Ook ik zal hier op mijn post blijven.
Niet omdat we 011s lane, niet liefhadden en niet
verlangden om het al was het maar één keer
nog weer te zien, maai- omdat wij gevoelden
dat het onze plicht was iets uit te delgen van dé
grote nationale schuld die ons volk heeft aan
Indië. Ik ben aan dit zand van Hollands duinen
zeer gehecht en dit bosje heide is mij dierbaarder
dan oe schoonste bloemen, maar ik weet hoe lief
Moe haar vaderland had en daarom wil ik haar
dit medegevcn" en toen legde Pa het bosja
verdroogde heide op dc kist en strooide het duin
zand in de groeve uit.
Verder vertelde Pa hoe zijn vrouw alle zorgen
met hem heeft gedeeld: 29 jaar lang is zij voor
mij geweest Gods grote gave. Nu heeft God haar
thuis gehaald. Fk dank God, dat Hij haar geroepen
heeft, vóór mij.
Eens aan de avond van mijn leven
Breng ik van zorg en strijden moe
Voor elke dag mij hier gegeven,
Hem hoger, reiner danklied toe.
't Was geen blijde maar een heel droeve gebeur
tenis, waarvan ik hier een en ander vertelde.
Maar ook zó iets mogen onze jongens en meisjes
af en toe wel eens in hi.n Kinderkrant lezen.
Het laat ons zien wat God vermag door de hand
van een zwakke vrouw.
Dc kinderen der gestichten te Magelang hebben
een trouwe, liefdevolle Moeder verloren.
En wat een slag voor Pa van der Steur, dio
eenzaam op zijn post achter blijft.
Zijn prachtige levenswerk vraagt vooral in dezo
moeilijke tijden heel veel geld. En daarom wil
het Van der Steurfonds hem straks op zijn ver
jaardag (1 Juli hoopt Pa 71 jaar te worden) een
zo groot mogelijk bedrag aanbieden. Het adres is:
Van der Steurfonds, Parklaan 6, Zeist. Gironum
mer 166060.
Behalve door jongens en meisjes wordt onze Kin
derkrant ook door vele ouderen gelezen.
Wie weet
Een telefoniste, die op haar nummer gezet wordt.
Een naaister, die de draad kwijt is.
T£cn kiespijnlijder, die alles voor zoete koek opeet*
Een bakker, die mei moeite aan zijn brood komt.
Een slager, wlcn het niet. naar den vleze gaat.
Een brievenbesteller, die alles maar laat waaien.
Een verpleegster, die er geen doekjes om windt«
Een visser, die bot vangt.
Een vrouw, die heel wat mans is. f
Een brugwachter, die niet over dc brug komt.
Een zeeman, die z'n schaapjes op 't droge liceft.
Een schipper, die dc zon niet in 't water kan zien
schijnen.
Een kaalhoofdige, die met de handen in liet
haar zit.
OPLOSSING
Van de Rebus uit het vorige nummer
Flinke karakters worden door het erkennen varf
een dwaling opgewekt tot verhoogde kracht.
Van „Pa van der Steur" hebben we zeker alle
maal wel eens gehoord. Verleden jaar 10 Juli is
hij 70 jaar geworden
j—-rren de meeste kran-
'-'s s - -j ten en tijdschriften
hebben toen lange
stukken over hem
-JrejN geschreven,
i Sh - Zijn eigenlijke naam
'1' is Johannes van der
iMPra? i Steur, maar niemand
noemt hem zo. In
Indië en in Neder-
land noemen ze hem
heer v. d. Steur heeft
deze schone bijnaam
i'Trffifrum verdiend.
BtAMBL Toen hij in Indië
daar
honderden kinderen
Ma van der Steur. om wie zich eigen
lijk geen mens be-
die kinderen trok de
en hij en zijn vrouw zijn
voor die kinderen „vader" en „moeder" geworden,
't Was voor die kinderen net of ze een échte
vader en een échte moeder hadden. En daarom
noemden ze mijnheer v. d. Steur „Pa" en r
„Ma".
287