Lelie rku ndiq e Ru b tie k Calvinistische invloed in de Nederlandse literatuur (In nieuwe spellingop verzoek van den schrijver) 1. Het mag zeker niet ongepast heten, nu een groot deel van 't Nederlandse volk zich opmaakt bij 't vierde eeuwgetij van zijn overlijden in Erasmus een zijner edelste zonen te eren, dat in beperkter kring en met bescheidener gave aandacht ge schonken worde aan de invloed, die 't werk van een der klaarste en tevens afhankelijkste denkers der mensheid heeft geoefend op de denk- en gevoelsopenbaringen van de bewoners onzer ge westen, nu juist ditzplfde jaar zijn Institutie ge durende vier eeuwen tot voorlichter en normgever heeft gestrekt. De aanleiding hiertoe is te gereder, daar de vreemdeling heeft vermocht wat den landzaat niet besehoren was: een stempel drukken op ons gehele volksbestaan. Imnieis hoe klein een minder heid onzer natie inderdaad de leer van den her vormer van Genève met hart en ziel aanvaardde en beleed, haar goi-stkracht en onvervaardheid was zo veivvondei-lijk groot, dat zij 't bestono en 't volbracht naast de strijd tegen een overmachtige .vijand een Kerk- en Staatsbestel Ie creëren, dat in zijn veelvuldige geledingen de trekken vertoonde van de Calvinistische wereldbeschouwing. En hoezeer ook door innerlijke verdeeldheid verzwakt, door principiële verwatering gedurende reeksen van jaren bedenkelijk gedenatureerd, toch toonde deze levensovertuiging bij herhaling een veer kracht en een regenerutiezin, die niet door 't getal der navolgers maar door de kloekheid van spreken en handelen der leiders, respect won ook bij hen, die in hun diepste besef vierkant tegen haar ovcr- slonden, zodat één van diegenen nog zeer onlangs gewaagde van „de plaats van 't Calvinisme in de wereldgeschiedenis" i) Dat bij een dergelijke stand van zaken het Cal vinisme grote invloed moest oefenen op dc litera tuur van ons land mag a priori worden aange nomen. Immers zonder te treden in de netelige kwestie over de superioriteit van de ene kunst uiting boven de andere, acht ik toch vooral de woordkunst, waarin als noodwendig gevolg van de rijke genuanceerdheid van haar materiaal de fijnste denk- en gcvoelsschakeeringen worden tot uiting gebracht, dé kunst, die in staat is de draagster te zijn van een scherp begrensde per soonlijke overtuiging. Wel kunnen in de plastische kunsten en in dc muziek markante stromingen cn richtingen hun invloed doen gelden, en hun biezondcr karakter aan die kunsten verlenen, maar nooit is daar uit de creatie zo nauwkeurig de preciese Godbeschouwing en Schrift waardering van den kunstenaar te reconstrueren. In de literatuur daarentegen spreekt uit het kunstge wrocht onmiskenbaar juist de geest van den Moge dan ook bij de beschouwingen over 't werk van schilders, musici, beeldhouwers en bouwmeesters de uiteenzettingen zich groeperen om kwesties van lijn en kleur, toon en accoord, vorm cn afwerking. Gotiek en barok, bij de dis cussies over literaire scheppingen trekken niet zelden subtieler onderscheidingen de aandacht. Naast de primaire en lang niet altijd gemak kelijk te beantwoorden vraag: theïst of pan theïst, duiken bij iedere grondige dichterbeschou wingen weldra vragen op van indringender aard; vragen die niet zelden de centrale waarheden van 't Christelijk geloof ten nauwste raken. Hierom Vooral is voor ieder die zich een oordeel wiL vormen over de betekenis van 't Christelijk geloot in de literatuur principiële bezinning onafwijs bare eis. Iir is met dat. al goede grond voor de vraag «*f de formulering van 't onderwerp, zoals zij u is aangediend, geen correctie behoeft, of „calvinis tisch" niet beter te vervangen ware door „Christe lijk"' of „Protestants". Inderdaad is 't mogelijk meer dan één argument aan te voeren, dat voor deze wijziging pleit. Wie zich tot taak stelt bij de woordkunstenaars van heden en verleden tot de diepste kern van hun denken door te dringen, liun levens- en wereldvisie tot in de vezels te ontleden, die zal zich genoopt zien, veel ter zijde te stellen, dat hij aanvankelijk geredelijk als zuiver Calvinistisch meende te kunnen aanvaarden Wanneer dan toch deze voorgeslagen verandering door mij wordt afgewezen, en ik er op sta de gegeven bewoordingen te handhaven, dan doe ik dit op de volgende overwegingen. Het woord Protestants vooreerst verdient weinig aanbeveling, omdat 't woord van Kuypcr, waar mee bij 't Protestantisme karakteriseerde nog volkomen van kracht is 2): „Protestantisme is een louter negatief begrip, cn is thans het meest io hannes -calvinvs ANNO A.TATIS geliefd in kringen die met al den positieven in houd van de reformatorische belijdenis hebben gebroken." Daarenboven spreek ik steeds van Calvinisti sche invloed, wat heel wat ruimer betekenis heeft dan 't gesubstantiveerde praedicaat. Immers zo goed als iedere protestantse richting hier te lande, 't zij confessioneel, 't zij practisch, min of meer de invloed heeft ondervonden van 't ge durende eeuwen dominerend Calvinisme, zo goed heeft ook schier ieder protestants auteur, bewust of onbewust, willens of onwillens, iets met zich gedragen van een Calvinistisch atavisme. De snel om zich heen grijpende ontkerstening van ons volk gedurende de laatste decenniën verplicht me verschillende schrijvers van de huidige generatie uit te zonderen. Maar overigens waar haalde Multatuli zelfs zijn profetische stijl vandaan, anders dan uit de Heilige Schrift, door zijn Calvi nistische voorouders in die taalvorm gegoten? En erkent niet Verweij, waar hij het heeft over de beweging van '80, die zich .aankondigde als een plaatsvervangster van een chriatelijken gods dienst", dat toch alle tachtigers „omdat zij, van ver of van nabij, voor een ohristclijkcn god ge knield hadden, de een de woorden van zijn vroegere aanbidding meebracht in zijn latere en de ander den nieuwen God zag aan den ouden vijandig?" 8) Trots al hun Libertinisme en Renionstrantismo bleef gedurende 'eeuwen ook in doze groepen Protestanten de invloed van 't Calvinisme door werken: De Remonstrant Weslerbaen schaart zich en de zijnen in 1659 welbewust onder de Gerefor meerden; de Remonstranten blijven tot in de 19e eeuw zich Remonstrants-Gereformeerden noemen. Natuurlijk acht ik 't noodzakelijk bij algemene literatuursinvloeden, zooals wc thans onderzoeken, vooral te letten op de hoofdzaken. Hoe dicht literatuur en theologie elkaar vaak raken, toch mag nooit verwacht worden dat een strenge en zuiver volgehouden dogmatische norm kan wor den aangelegd bij dc toetsing van iemands literaire productie. Des dichters gebondenheid aan maat en rijm is vaak oorzaak dat de puur intellectuele exegese leidt tot onjuiste conclusies omtrent zijn bedoeling De tijdgenoot zowel als de later levende heeft zich hierdoor menigmaal ver gist. Niet iedere auteur, hoe trouw en onverdacht in 't belijden van zijn beginsel, is even dogmatisch geschoold en filosofisch onderlegd. Daarom acht ik 't gewoonlijk, vaak onbillijk en meeslal on mogelijk om de eis te stellen dat een literair kunstwerk tot in de onderdelen schriftuurlijk ver antwoord moet zijn, wil 't aanspraak kunnen maken op volledige erkenning van positief Calvi nistische zijde. Hier beslist niet in de eerste plaats tie afmeting en verwoording van 't détail, maar wel de geest van 't geheel. Volkomen stem ik in met de woorden van Prof. Wille: „En wij moe ten ook rekenen met niet-calvinistcn, die do christelijke normen voor de kunst beter zagen en trouwer in acht namen dan sommigen van gere formeerde confessie." Bij leerstellige en dogmatische nuance is daarom in de literatuur naar mijn mening schier volledige waardering mogelijk cn gewenst, al is dit deze mening is vrijwel algemeen gemakkelijker ten opzichte van 't voorgeslacht dan tegenover den tijdgenoot. „Niettemin" en weer citeer ik Wille niet instemming „staat voor ons vast, dat dc zui verste en krachtigste doorwerking der reformato rische beginselen op dit gebied, (d.l. van de lite ratuur) evenals op andere, kwam van Calvijn, zijn medestanders en zijn leerlingen"4) om die reden typeer ik mijn bedoeling 't best door te spreken van Calvinistische invloed, die in oiue literatuur is waar te nemen. Öf wordt niet in ieder officieel erkend handboek van dc Nederlandse letterkunde J. dc Decker als l STERKTE IN GOD |j 0 Heere, maakt mijn herte sterk 0 als staal, als steen, als kerkewerk, Q g opdat het, onder 't lijden 0 niet week en worde en weg en vloei, voor 't menigvuldig menschgemoei, dat tegen mij komt strijden. g 'k Heb dorst naar een- en veiligheid, 0 die al te lang te komen beidt, 0 §j 'k en weet mij niet waar bergen, 0 't wilt alternate op mij gestormd, rj f; om, fel gedruischt of fijn gewormd, H het Ja" van mij te vergen. |j *k En kan niet meer, zoo Gij niet haast, g) to Uw sterken geest mij in en blaast: 'k ga vallen, zwichten, zinken; 0 en U, die eens mijn blijdschap waart, S) o God, wat vrees'lijk noodgevaart, verzaken enverdrinken! a Ach, „neen" toch. En vergeefs en zij 't 0 gezucht om een, die medelijdt, in al des werelds rampen; g) 0 die medelijdt, die medevecht, Z die stervend aan het kruise, zegt: 0 „volherdt, ik zie u kampen. G) Ik zie, ik steune, ik sta u bij, e) jr hou vast, aan 't kruis en daar zult gij, die veeg zijt, hulpe halen; 0 om, sterker als de sterke held, |j die ik aan 't kruis heb neergeveld, 0 door Mij te zegepralen!" 1 GUIDO GEZELLE. Ê3 contra-remonstrant gekenmerkt, hoewel hij toch nadrukkelijk de praedestinatie heeft geloochend cn zelfs geen belijdend lid van de Geref. Kerk was? En had de chiliast Da Costa niet zoveel van zijn leermeester Bilderdijk meegenomen, dat zijn ge dichten een calvinistische geest ademen en zijn „Zij zullen het niet hebben" 't A.R. of Chr. volks lied wordt genoemd? En om nog een derde voorbeeld te geven is niet de calvinistische in vloed overheersend bij mevr. Bosboom (lees slechts haar Leycester in Nederland)? En toch dogma- tisrli, organisatorisch, practisch wilde ze haar cal vinistische tijdgenoten en vrienden geen steun bie den. Hiermee ben ik tevens gekomen tot een actueel punt, waarover ik een enkel woord wil zeggen. Deze zelfde kwestie Calvinistisch of Christelijk is, ofschoon in ander verband on langs aan de orde gesteld door Dr Dam in de I' 'formatie. B) Dam's beschouwingen hebben niet nagelaten de aandacht te trekken en verzet te wekken.") Ik vond er verschillende waardevolle opmerkingen in, die, mits breder uitgewerkt en nauwkeuriger om schreven, waardoor zij 't terecht gemaakt verwijt van vaagheid kunnen ontgaan, voor ons in de toekomst van belang zullen zijn bij de nadere en preciezer bepaling van ons standpunt zowel tegen over anders gefundeerde als jegens ogenschijnlijk verwante literatuur. Vooral heb ik daarbij 't oog op zijn eis tot een beter en consequenter kritiek, die aflaat met dobberen tussen waardering en waardebepaling en op zijn bezwaren tegen de for mulering: „Christelijke literatuur is literatuur van Christenen." Maar daarnaast wil ik er toch op wijzen, dat m.i. op vele plaatsen in Dam's betoog 't accent anders moet worden gelegd, wil ec bouwende kracht van uitgaan. Een heel sterk voor beeld van dat verkeerde accent is een zin als dezej „Toch zal niemand Da Costa's poëzie om haar Chiliastischen inslag niet-Christclijk durven noe» men." Niet alleen is hier de probleemstelling to taal onjuist, maar ook 't woord „durven" is ge heel misplaatst. Hier is een exclusivisme aan woord, dat dc grenzen nauwer trekt dan voor een waarachtige Christelijke letterkunde nodig en mo gelijk is. Een dergelijk verkeerd uitgangspunt moet noodwendig leiden tot de veel te absolute uitspraak: „Christelijke litteratuur in den eigen»» lijken zin des woords is Calvinistische litteratuur." „Calvinistisch" is hier zo zwaar geladen, dat van den Christelijken auteur niet slechts vordert oen oprecht en innig geloof maar tevens een brede theologisch-dogmatische ontwikkeling. Is dit juist, dan kan men de hoop voor de toekomst van onze Chr. literatuur alleen vestigen op een her leefde predikanten hegemonie. Dan zou de lite ratuur geïsoleerd van veel zegenrijke Christe lijke samenwerking in onze maatschappij alléén komen te staan en spoedig verwelken tot een dorre planit, indien er althans bij een dergelijk in tellectualisme nog iets van zou blijven bcsjaan. Dr. J. KARSEMEIJER4 Alb. Vcrwey: Nieuwe Taalgids 1936, bi. 30. 9) Stone-lczingen, blz. 15. Inl. t. d. Nieuwe Nederl. Dichtk., 4e dr. bL 15 Aesthetisch of Puriteinsch, blz. 27. 24 Jan. 193G. fl) Opw. Wegen XIV, 65. 278 „Waar blijft die meneer Muller toch", zegt Harms vader, op zijn horloge kijkend. „Iloras! Daar komt-ie!" roepen, meteen de jongens. „Horas! Toewaai Muller!" toeteren ze hein tcgc- Een lange dunne gestalte beent haastig naderbij. De gelige .egenjas fladdert aan zijn armen; zijn tropenhelm heeft hij in de hand. „Hè", zucht hij, na dc volwassenen gegroet te heb ben. „Is dat rennen op de vroege morgen! Wat heerlijk, dat ik nu weer een poosje zitten mag. Hoor eens, iik 'heb niets geen eten meegebracht; krijg ik van jullie een hapje straks?" „Natuurlijk, meneer. Van mij, Moeder heeft expres op u gerekend." „Van mij krijgt u ook wat mee." „Van mij ook!" „Alles klaar? Dan inladen asjeblieft", zegt de vader, die niet van 'reuzelen houdt. (Wordt vervolgd) RAADSELS I. Wie ben ik? De belde eerste vliegen, De laatste nooit bedriegen, Als schalk van 't eerste soort, Moet eens het hele woord Geleefd hebben op dccz' aard. Zijn naam leeft voort, maar is 't niet waard. II. Wat kan dat zijn? Het eerste dient zowel tot zegen als tot vloek, Het tweede vindt ge vast in ieder boek, Ook is zijn waarde menigmaal mijn eerste gelijk, 't Geheel schittert wel, maar maakt u toch niet rijk. III. Hoe oud ben ik? Ik ben driemaal zo oud als mijn zoon Jan. Voor 4 jaren was ik echter 4 maal zo oud als deze. Hoe oud ben ik nu en over hoeveel jaar zal Jan half zo oud zijn als ik? IV. Wie zoekt dat uit? Een uit 66 personen beslaand gezelschap bestaat uit mannen, vrouwen en kinderen. Er zijn 6 man- ren meer dan vrouwen en 10 kinderen meer dan het aantal volwassenen. Hoeveel mannen, vrou wen en kinderen zijn er? Oplossing raadsels van de vorige week: I. Penn; Wilna; Genua; Udine; Barmen. II. Hortensia, Begonia, Dotterbloem, Speenkruid, Kamperfoelie, Klaproos. III. Ren, aren, arend, Barend. IV. Pa pier; papier. VOOR KNUTSELAARS Een rooktafeltje Dit rooktafeltje (een mooi cadeautje voor vader, opa of wie je verder blij maken wil) valt vrij ge makkelijk te maken. Snijd van stevig carton vier maal figuur I. Deze vier stukken bovestig je in do hoeken op vierkante latjes, welke van onder tot boven door- Een Koningin der Liefdé Donderdag 30 April is Ma van der Steur plotseling gestorven. Kalm en zacht is zij ingeslapen, zij was heengegaan eer iemand 't wist. Zij is 66 jaar oud geworden. Er verschijnt in ons land een klein blaadje onder de naam van „Onze kleine bode". Het wordt ui gegeven door het Van der Steurfonds te Zeist. I11 dit blaadje wordt het sterven van „Ma van der Steur" verhaald. Woensdagmiddag omstreeks 5 uur voelde zij zich wat loom en op advies van Pa is zij toen naar bed gegaan. Zoals gewoonlijk kwam Pa tegen hall 7 thee brengen, doch het meisje, dat bij Moe waakte, zei dat ze sliep. Om 10 uur 's avonds kwam een der meisjes Pa drinken brengen; dit deed Moe gewoonlijk, en op Pa's vraag waar Moe was werd geantwoord: „Moe slaapt al, Pa." Een der meisjes bleef bij haar slapen en toert zij 0111 5 uur wakker werd en Moe's handen en voeten ••noirle. waren deze ijskoud en zij dacht dat Moe bewusteloos was. Zij wachtte nog tot half 6, toen dc reveille geb'azen werd om Pa te waarschuwen; cleze boog zich over Moe heen en zeide: „Moe ir heengegaan', kind." De dokter constateerde, dat de dood tussen 3 en 4 uur door hartverlamming moest zijn ingetreden. Dat was een droefheid in de Oranje Nassau- gesticlitcn te Magelang. 't Was juist Prinsessedug en Ma van der Steur was van plan geweest met de meisjes van de gestichten een uitstapje te maken naar Temanggoeng. De kinderen stonden buiten al op Ma te wachten. De muziek had het Wilhelmus al gespeeld. Toen kwam plotseling de droeve mededeeling van haar sterven. En honderden kinderen begonnen luid te wenen. Ze hadden hun „Moeder" verloren Als een Koningin is Ma van der Steur begraven. Langs de lange weg naar het kerkhof, bijna een uur gaans, stonden de mensen 6 en 7 rijen dik. Pu groette dankend om deze hulde aan Moe. liet was of een Koningin begraven werd; zij was ook Koningin der liefde en der zelfopoffering. Aan de ingang van het kerkhof werd de kist weer op de baar geplaatst, en terwijl een generaal en twee kolonels zich met Pa naast de baar schaar den, speelde de muziek: „Des hemels poort blijft open staan", en fluisterde Pa: „Dag Moe, dag Moe." Oud-Steurtjes droegen de kist naar de groeve, waar de meisjes twee coupletten uit „Rust in Vree" zongen. Er is aan dit graf veel en ontroerend gesproken. Ik wil hier alleen wat vertellen van wat Pa van der Steur sprak. Hij zeide, dat hij Moe tussen de kinderen legde, zoals zij dat had verlangd. De kinderen hadden eens voorgesteld Moe en Pa ccn eigen graf te geven, maar dat wilden geen van Daarna omranden en met sierpapier beplakken. Het blad laat je 2 c.M. oversteken. Ook hierbij is het wel goed om de hoeken wat steviger ic maken, door er aan de onderkant hoekjes tegen te zetten van een plankje van een sigarenkistje. Dit doe je vóór het omranden en beplakkeen, zoaat je er niets van zien kunt als het klaar is. Aardige tegenstellingen Een houthakker, die een boom opzet. Een loper van de bank, die zitten moet. Een gezeten burger; die op z'n stuk staat. Een onderkruiper, die er bovenop komt. Een bakvis, die niet voor de poes is. Een visser, die voor de haaien is. Een duiker, die in de wolken is. Een vliegenier, die het hoofd niet boven water kan houden. Een boekbinder, die geen omslag maakt. Een dirigent, die zich van de wijs laat brengen, beiden. Ze willen rusten tussen hun kinderen, Moe ligt nnast Piet van Rossum, die eens samen met haar voor het gehele gesticht zorgde toen Pa 100 dagen lang 111 hot ziekenhuis lag. Elke dag kwamen Moe cn Piet toen naar het ziekenhuis met do kasboeken en brieven en bescheiden om met Pa alles te bespreken. Nu rusten ze samen hier naast elkaar. „En als God mij roept laat mij dan ook hier bij hen rusten in deze hoek van het kerkhof, die eigen gestichtsgrond is tussen al onze kinderen die reeds zijn voorgegaan Toen nam Pa zijn fles met duinzand en het bosje heide, dat hij altijd bewaarde op zijn schrijftafel, omdat dat voor hom vertegenwoordigde zijn vader land. „Moe heeft nooit meer naar haar land terug kunnen gaan. Ook ik zal hier op mijn post blijven. Niet omdat we 011s lane, niet liefhadden en niet verlangden om het al was het maar één keer nog weer te zien, maai- omdat wij gevoelden dat het onze plicht was iets uit te delgen van dé grote nationale schuld die ons volk heeft aan Indië. Ik ben aan dit zand van Hollands duinen zeer gehecht en dit bosje heide is mij dierbaarder dan oe schoonste bloemen, maar ik weet hoe lief Moe haar vaderland had en daarom wil ik haar dit medegevcn" en toen legde Pa het bosja verdroogde heide op dc kist en strooide het duin zand in de groeve uit. Verder vertelde Pa hoe zijn vrouw alle zorgen met hem heeft gedeeld: 29 jaar lang is zij voor mij geweest Gods grote gave. Nu heeft God haar thuis gehaald. Fk dank God, dat Hij haar geroepen heeft, vóór mij. Eens aan de avond van mijn leven Breng ik van zorg en strijden moe Voor elke dag mij hier gegeven, Hem hoger, reiner danklied toe. 't Was geen blijde maar een heel droeve gebeur tenis, waarvan ik hier een en ander vertelde. Maar ook zó iets mogen onze jongens en meisjes af en toe wel eens in hi.n Kinderkrant lezen. Het laat ons zien wat God vermag door de hand van een zwakke vrouw. Dc kinderen der gestichten te Magelang hebben een trouwe, liefdevolle Moeder verloren. En wat een slag voor Pa van der Steur, dio eenzaam op zijn post achter blijft. Zijn prachtige levenswerk vraagt vooral in dezo moeilijke tijden heel veel geld. En daarom wil het Van der Steurfonds hem straks op zijn ver jaardag (1 Juli hoopt Pa 71 jaar te worden) een zo groot mogelijk bedrag aanbieden. Het adres is: Van der Steurfonds, Parklaan 6, Zeist. Gironum mer 166060. Behalve door jongens en meisjes wordt onze Kin derkrant ook door vele ouderen gelezen. Wie weet Een telefoniste, die op haar nummer gezet wordt. Een naaister, die de draad kwijt is. T£cn kiespijnlijder, die alles voor zoete koek opeet* Een bakker, die mei moeite aan zijn brood komt. Een slager, wlcn het niet. naar den vleze gaat. Een brievenbesteller, die alles maar laat waaien. Een verpleegster, die er geen doekjes om windt« Een visser, die bot vangt. Een vrouw, die heel wat mans is. f Een brugwachter, die niet over dc brug komt. Een zeeman, die z'n schaapjes op 't droge liceft. Een schipper, die dc zon niet in 't water kan zien schijnen. Een kaalhoofdige, die met de handen in liet haar zit. OPLOSSING Van de Rebus uit het vorige nummer Flinke karakters worden door het erkennen varf een dwaling opgewekt tot verhoogde kracht. Van „Pa van der Steur" hebben we zeker alle maal wel eens gehoord. Verleden jaar 10 Juli is hij 70 jaar geworden j—-rren de meeste kran- '-'s s - -j ten en tijdschriften hebben toen lange stukken over hem -JrejN geschreven, i Sh - Zijn eigenlijke naam '1' is Johannes van der iMPra? i Steur, maar niemand noemt hem zo. In Indië en in Neder- land noemen ze hem heer v. d. Steur heeft deze schone bijnaam i'Trffifrum verdiend. BtAMBL Toen hij in Indië daar honderden kinderen Ma van der Steur. om wie zich eigen lijk geen mens be- die kinderen trok de en hij en zijn vrouw zijn voor die kinderen „vader" en „moeder" geworden, 't Was voor die kinderen net of ze een échte vader en een échte moeder hadden. En daarom noemden ze mijnheer v. d. Steur „Pa" en r „Ma". 287

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 14