BuiveiilaiKkeli Overzicht DE BLAUWE BENDE Door M. A. M. Renes-Boldingh „We hebben nog een half uur,jongens. Zal ik je nu dat beloofde verhaal vertellen?" „Dat hoeft u helemaal niet te vragen, meneer, begint u maar zo; we luisteren vanzelf wel." „In orde dan." „In die oude tijd, toen het Christendom als een heel nieuwe boodschap in Batakland gebracht werd, was Balige nog niet de grote plaats, welke het nu is. Er lagen daar toen vele kleine hoeta's, in de vlakte van het Tobameer, precies als nu in 't Silindocngdal. En die hoeta's hadden met elkaar voortdurend de hevigste perkara's uit te vechten, want de Tobanezen waren zo mogelijk nog haat dragender en oorlogzuchtiger dan de Silindoen- gers. Zo hadden twee stammen reeds jaren lang strijd om een offermes, dat bij do feesten ter e''0 van den stamvader gebruikt moest worden. Zo zouden het mes om beurten bewaren, maar 't was altijd zó, dat de stam. die het niet had, zioh ver schrikkelijk verongelijkt gevoelde en dat op de een of andere manier begon te tonen. Soms was er wol een tijd van vrede, maar dan opeens barstte de oude ruzie weer los en werden weder zijds de rijstvelden verwoest, de huizen verbrand, de vrouwen en kinderen geroofd. En vanzelfspre kend vonden veel mannen de dood in de strijd. In een van die oorlogen werd de aanvoerder der ene partij, Ompoe Gadja Bontar, dat betekent groot vader witte olifant, door zijn vijanden gedood. Vier maanden later werd in zijn huis een zoontje ge boren, dat de omstanders Si Ala Piso noemden; „vanwege het mes". En dot deden ze natuurlijk, om het kind tot een levende herinnering aan de strijd te maken, zodat het later zijn vader zou willen wreken, 't Jongetje groeide dus op zonder vader en 't werd een heel ondeugende jongen, die dobbelde en^stal en een plaag was voor deze streek. Later kwam* hij in de leer bij een oom, die datoe was, toverpriester dus, en die hem in alle kunsten van zijn vak grondig inwijdde, en toen Si Ala Piso 20 jaar was, kon hij de datoeproef doorstaan; 't was een vreemd examen, jongens, dat hij doen moest. De datoe nam hem, onder veel belangstel ling, mee naar het Tobameer. Daar kreeg hij een grote prop rijst in zijn mond en moest nu zo lang onder water blijven, totdat de datoe hem weer naar boven riep. Daarna kreeg hij zijn mond vol Spaanse peper gestopt en moest nog eens duiken, een beetje langer nu. De proef lukte prachtig en zo was Si Ala Piso tot datoe bevorderd. Nu kwamen de mensen bij •hem om de wil van goden en geesten te verne men; ze kwam toverdranken halen en vroegen vergift, om hun vijanden op een gemakkelijke ma nier van kant te maken. Ze vroegen hem raad in hun familie-aangelegenheden en lieten hem de Batakse kalender raadplegen over boze of goede dagen, en al spoedig werd Si Ala Piso geëerd als de wijste en machtigste datoe van heel Tobaland. In die tijd, jongens, begon 't met het zendiugs werk in Silindocng al tamelijk goed te gaan. Nommensen had de ergste tijd achter de rug; hij was hier niet meer alleen, zijn vrouw was uit Duitsland overgekomen". „En d'r waren nog helemaal geen goeie wegen hier en geen gewone huizen," zegt Kas veront rust. De verteller glimlacht eens even. „Neen," zegt hij, „er was toen nog helemaal niets hier van al die De Trooster is gekomen FLIP EN DIK KRENTENMIK l-EKST EN ILLUSTRATIE VAN H. KANNEOIETER 4. „Maap wat is dat nou," zen Dik, „moet je eens zien. Nu gaat die man al zijn kistjes op de kant van de kade zetten en op stapelen. liet zijn lege kistjes, zeker meer dan veertig. Wat moet dut nu weer betekenen?" „Weet je wat ik geloof," zei Flip, „dat 't met dien man niet pluis is. Want moet je eens kij ken hoe haastig hij loopt." „Hè," zei Dik, „ik wou dat ik een agent was. Ik zou stilletjes op hem afgaan en zeggen: „Hé daar mannetje, wat moet dat daar! Je bent zeker oen dief hé? Nou kereltje, ga dan maar eens mee naar 't bureau." Flip moest lachen om die ge wichtige Dik en zei: 'k Heb maar liever dat je goen politie agent ben, want 'k geloof dat ik het niets .goed bij je zou hebben en elk oogenblik op 't bureau zou zitten." Ondertussen liep het boertje ijverig hoen en wecr en stapelde netjes al zijn lege kistjes op elkaar langs de waterkant. Straks zouden deze kistjes wecr gehaald worden door een ander, die ze met groente zou vullen. 5. Nadat alle kistjes uit zijn 262 schuitje waren, duwde do boer zijn lege bootje weg. Flip en Dik kwamen naderbij en bekeken de lege kistjes eens goed. „Nou, ik geloof, dat het niet pluis was mot dien man hoor!" zei Flip nog eens. „Hij heeft die kistjes hier maar neergezet om er van af te zijn. Weet je wat we doen zullen, we moeten al die kistjes in dat bootje daar D|istapelen en er mee naar het politiebureau varen, dan hebben we meteen nog een mooi tochtje." „Wel nee," zei Dik daar hebben we toch geen tijd meer voor, over een half uur komen zeker al de jongens en dan moeten we beginnen." „Nou, dan weet ik wat anders. We zullen van die kistjes een fort bouwen, maar dan zó, dat ik er in kan kruipen. En als het fort klaar is en ik er dan in sta, dan moet je liet proberen om te gooien. Ik zal dan m'n best doen de kistjes op elkaar te hou den." „Ta goed, dat doen we "zei Dik. „Wc gaan meteen beginnen."' C. Maar dat was een heel werk, want de kistjes moesten netjes recht op elkaar gezet worden. Anders vielen ze om. Binnenin werd een opening vrijgehouden om er in te staan. Toen dan ook het bouwwerk ge reed was klauterde Flip voor zichtig naar boven en liet zich door de nauwe koker b'.nnen deze toren glijden. Toen hij ein delijk weer op de grond stond, stak hij zijn hand door een ope ning naar buiten en zei op ge dempte toon: „Machtig ridder van de hoge bergen, ik steek u de hand der verzoening toe. Wilt u deze hand schudden, dan zijn wij voor goed vrienden en dan laat u mijn kasteel ongemoeid cn zult ge in vrede verder trekken. Neemt gij echter mijn hand niet, dan -'-al ik begrijpen dat u mijn vijand wilt zijn en dat gij mijn kasteel wenst te vernietigen. Maar denk er wel aan, machtig ridder, het zal niet zo zoo ge makkelijk gaan." Grinnekend had Dik naar Flip staan luisteren. Dan nam hij met een ruk zijn pet van zijn hoofd en schreeuwde: „In naam van de ridder van de hoge bergen, doo open je poorten of ik zal je hele kasteel in puin laten „Een somber: „Nooit!" klonk vanuit liet kisteukastcel. „De Trooster is gekomen!" Zo klinkt in deze stond Het blijde Evangelie Door 't ruime wereldrond. O, laat ons op die klanken llom bid<len, één van zin: Kom, Heil'ge Geest des Ileeren, Kom, woon ook bij ons in. Vernieuw ons hart cn leven. Gij machtig Godsgeschenk. Verbreek de zondebanden Op Uw genadewenk. Geef dat het doodse duister Voor Uwe lichtglans zwicht, En wij met blijdschap wand'len In Uw genadelicht. O, Heil,ge Geest des Heeren, Maak plaats voor Uw gena. En voor de zielsvertroosting, Bij 't Kruis van Golgotha. Versterk in ons Uw leven, Vervul ons met Uw vree, En deel aan al de Uwen Een Pinksterdagen mee. dingen die ons leven zo prettig en veilig kunnen maken. Geen wegen, geen huizen, geen dokter, geen toko's. Er was goen politic-toczieht cn er kwam geen geregelde post. Soms duurde het een jaar, eer ze antwoord op een brief ontvingen. Zelfs was er geen behoorlijk drinkwater cn moes ten ze leven van rijst, net als de inlanders. Maar toch kwam de bruid van Nommensen; ze hoordo ook tot de stille helden, die in dienst van hun Heer zelfs hun leven willen wagen. Ze landde in Padang, reisde van Padang naar Sibolga, ooic over zee, en van Sibolga 't woeste binnenland in, per draagstoel. .Vijf dagen hebben zo over die reis gedaan en telkens moesten ze overnachten in de oen of andere Batakse hut, waar de hele familie rondom haar heen op de grond lag te slapen. Zo leerde ze haar toekomstige vaderland terdege ken nen „Vijf dagen! En nu doe je 't mot de auto in drie uur!!" „Nou ja, jong. dat was toch ook vroeger! Toe, meneer, vertel u liever verder van die datoe! Hij houdt nooit op niet zeuren Weer lacht de verteller om do haast van de een en de belangstelling van de ander. „Nou dan," gaat hij voort, „Mevrouw Nommensen was hier dus cn ook nog drie andere jonge zendelingen en 't werk ging zó goed, dat ze besloten om ook aan de dorpen op de wilde hoogvlakte het Evan gel ie te gaan brengen. En, meenden ze, als we eenmaal op de steppe vasten voet hebben, kun nen we misschien doordringen tot Toba, want dat is dan maar een stapje moor. Je moot weten, Tobaland heette die tijd heilig land, omdat vol gens de sage in oude lijd tie goden daar eens waren neergedaald. Voor blanken was het streng verboden terrein cn inderdaad had ook nog geen blanke het Tobameer aanschouwd." „Behalve zendeling Johannsen," zegt Theo. „Die is een keer te paard er naar toe gereden; ten minste naar de bergrand van Hoota gindjang; ca toen hebben ze hom zowat doodgeslagen." „Ta, dat is zo; maar dat is een verhaal op zich zelf en dat vertel ik een andere keer eens. Op de steppe dan lag een dorpje, Bahal Batoe." „Dat ligt er nou nog! Er wijst een handwijzer naar toe!" „Hè, daar heb je hem weer! Meneer, u moet hem wegsturen, hij wil tóch niet ophouden!" „Ben je mal, jo? Ik stuur niemand weg hoor; we zitten hier niet in school en we hebben alle tijd; wat jij, Theo." Die knikt met een wei- nigje hoge verwaandheid. „In Bahal Batoe vestigden zich twee zendelin gen. Ze hadden het niet gemakkelijk, want de be- vol king was daar nog achterlijker en ruwer en kwaadaardiger dan in Silindocng. Allen de me dicijnen van de zendelingen, die wilden zo graag hebben. Maar dat ging ook zo: een man kwam medicijn halen voor zijn zuster en zei onder 't weggaan: „cn als die oe.bat niet helpt, dan kom ik vannacht terug om je de kop af te slaan." Dat was geert grapje of bluf; de zendelingen wisteA 'Pi ft IK/WNEC* Minister-president Van Zeeland DONDERDAGAVOND 'Onze zuiderburen hebben Zondag Jl. hun groote parlementaire appèl bij de Kamerstembus gehad, een gebeurtenis, die over het algemeen zonder veel spanning werd tegemoet gezien, daar de verwach ting bestond, dat alles wel zoo ongeveer zou blij ven, zooals het was. De toestand was tot op heden zóó: in een Kamer, die uit 1S7 afgevaardigden bestond, 6teunde de ïegeering op de combinatie van kutholieken, libe ralen en socialisten, die gezamenlijk over 176 z;tels beschikten, zoodat de oppositie der Vlaamsoh-Na- tionalisten en der Communisten practisch niet veel te beteekonen had. Zooals vanouds had in deze Kamer de katholieke fractie niet haar 79 afgevaardigden de leiding; de op haar in grootte volgende partij der socialisten beschikte over een zestal zetels minder, terwijl de liberalen met 24 afgevaardigden als derde regee- ringsgroep geen overwegende stem in liet kapittel hadden. Natuurlijk was de minister-president, ook al Wèdeé volgens een aloude traditie, Roomsch- Katholiek. Het is dc welbekende heer Paul van Zeeland, die op internationaal terrein belangrijke dingen heeft gepresteerd, doch onder wiens bewind België een nieuwe muntdevaluatie heeft moeten ondergaan. Let nu op de merkwaardige dóliAcle! Een nieuwe, fascistisch getinte groepeering van jong-Kalholie- ken, die onder het devies Christus-Box, Christus- Koning, voor hervorming van liet openbare leven .geijverd heeft, cn daarom kortweg als „Rex" wordt aangeduid, maakt ouder aanvoering van haar chef Léon Degrelle voor het eerst den stembusstrijd mede en draagt in feite met haar 21 zetels dcu .zegepalm weg. De beide oude oppositioncele groe pen, Vlaamsch-Nationalisten en Communisten ver overen resp. 16 en 9 mandaten; de drie rcgcerires tpartijen zijn in déconfiture! liet ministerie-Van Zeeland heeft zijn ontslag moeten aanbieden; de officieele katholieke partij loet de lefding van liet staatsleven in! Voorloopig staat Bood aan de spits en is het gevaar voor verbrokkeling der Belgische democratie niet donkbeeldig. Iloe is dit alles te verklaren? Na de overrompeling der feiten is het niet moeï« lijk, een hypothese te construeerèn, die daarop past. In België heerschte, dit was reeds lang be kend, een zekere parlementaire moeheid. Vandaar dat men voorspelde, dat de stembus niet veel poli tieke deining zou aanbrengen. Deze lusteloosheid blijkt echter te zijn omgeslagen in algemecne wre vel, dank zij de onvermoeide actie van den Rex« leider, die in heftige philippica's zonder ophouden op de ongewenschte financiecl-politicko verhou dingen in zijn vaderland gewezen hoeft. Feit was, dat bijvoorbeeld de arbeidereleidcf Anseele een wonderlijk échec met zijn Bank van den Arbeid heeft gehad en daarbij niet vrij van modderspatten is gebleven; dat de katholiek Van Cauwelacrt evenmin met ongerepte reputatie uit diverse financieele transacties te voorschijn is ge komen, om van minister van slaat Paul Scgera maar te zwijgen, wiens affaires openlijk door den rechter in afkeurenden zin besproken zijn. Dit alles behoort tot de eene, lang niet franie rijde van de medaille; de keerzijde vertoonde het beeld eener devaluatie, die België geen goed heeft go- daan, buiten de groniz.cn niet maar minder nog binnenslands, alwaar zij voor dc brecde massa óp bittere desillusie uitgeloopen is. Zoo heeft het dubbele kwaad van een zeer onzui vere politicise sfeer en van onverantwoorde iinan- cieele gestes „en zros et en détail" België voor een omzwaai in zijn intern politieke verhoudingen, en voor een moeilijk te regelen kabinetskwestie gebracht We zullen moeten afwachten of anderen, ria in dezen spiegel te hebben geblikt, pogen zullen het eigen gelaat in een nieuwe plooi te zetten. Zij heb ben thans wat zij noodig hadden,- een duidelijk waarschuwend voorbeeld! Ook het Britschc openbare loven werd door een minder plezierige geschiedenis gekenmerkt. Er werd op een merkwaardige wijze een begrootingslek ge constateerd. Talrijk waren namelijk de lieden, die zioh bij voorbaat, door middel van een assurantie, gewapend hadden tegen de financieele consekwen- ties, welke bepaalde nieuwe begrootingsmaatrege- len op fiseaal gebied voor hen zouden kunnen (hebben. Onder hen bevond zich ook een aantal relaties van den zoon van Thomas, den La hour- man, die als minister van koloniën in liet kabinet zetelde. Op het punt der integriteit kent de Britschc opöir- (bare meening geen gekheid. Een speciaal tribu naal heeft deze affaire haarfijn onderzocht en al moge zij zich niet ertoe verplicht hebben gezien, 1e constateercn dat de minister van koloniën uit oogmerken van persoonlijke bevoordeeling dingen op straat heeft gebracht, die binnen de muren van het kabinet van den minister hadden dienen ite blijven, de heer Thomas heeft het toch beter geoordeeld, zijn ontslag in te dienen. Wij wcnschen ons over het vraagstuk van schul dig of niet schuldig hier niet uit te laten. Wel mecnen wij, en velen zullen deze zelfde overtuiging zijn toegedaan, dat sleohts personen van geheel ongerepte reputati'e openbare eere-ambten mogen vervullen. Wat in Groot-Brittanië geschiedde strékke elders tot voorbeeld! <3" Tn Palestina beleeft de hooge commissaris, die er Engeland als mandaabmogendheid vertegenwoor digt, moeilijke dagen. Het verzet der inheemsche Arabieren tegen de voortgaande Joodsche invasie neemt er steeds dreigender vormen aan. Men kan zelfs de vraag stellen, of Londen, met dit land van anderen voor derden beschikbaar stellen, ook al zijn deze derden verre afstammelingen der oorspronkelijke bewoners en dragers eener oeroude volkstraditie, wel op den juisten weg is geraakt. Sinds de dagen der befaamde Balfour-deelaratic in 1917 heeft Engeland niet veel plezier van Pa lestina beleefd. Zijn zorgen kon het wijten aan eigen dubbele politiek, die in 1914 aan de Ara bieren de stichting van oen onafhankelijk Ara bisch rijk beloofde, in ruil voor hun steun tegen do Turken, cn later aan de Joden toekomst voor spiegelingen in het oude land hunner vaderen deed, die met de eerste niet wel overeen te bren gen waren. Sindsdien is Palestina als een steeds in schommeling zijnde weegschaal: de Joodsche en Arabische belangen zijn niet in evenwicht te brengen. Symptoom van deze animositeit zijn de dooden en de gewonden, zijn de ernstige ongeregeldheden, die nu reeds langer dan een maand aanhouden. Voor afgaande jaren hebben met pijnlijke regelmaat de ihenhaling van zulke schermutselingen laten zien. Wanneer zal dit alles eindigen, en waarmede? De pan-Arabisohe beweging wint veld, allereerst Na een studiereis van enkele weken hervat onze Buitenlandsch Overzicht schrijver thans weder zijn artikelen. Wij vermoeden dat deze korte wekelijk- sche revue der wereldgebeurtenissen onze lezers opnieu w zeer welkom zal zijn. op het Arabische schiereiland zelf, doch evenzeer in Syrië, in Transjordanië, in Egypte, Er is hici een vloed aan het opkomen, die naar wij vreezen niet te keeren of in te dijken is. Het lot van oen Joodsche enclave in deze wereld van opnieuw ont wakend Islamisme zal in de toekomst zeer zorg wekkend kunnen worden, zoo zij al niet geheel zal worden overspoeld. <3 Intusschen reist de negus Londenwaarts, waarbij hij veiligheidshalve van een Britsch oorlogsvaar- tuige gebruik maakt. Tot Gibraltar mag hij aan boord vertoeven, dan dient hij op een andersoortig schip over te stappen, opdat zijn aankomst op Engelschen bodem geheel neutraal zal geschieden. Niet als de ontvangst van een vorst! Want de negus wordt slechts verwacht, zoo hij incognito komt, zonder aanspraken op erkenning van rang, of officieele ondersteuning van rechten. Wel is Londen 6teeds voor Abessinië in de bres getre den, toen er nog iets te redden viel, doch nu dit land, vooral belangrijk om zijn plaats langs de Britsohe Indië-routc, toch onherroepelijk deel uit maakt van een nieuw Ronieinscli imperium, wenscht men aan de Theems zich voor de toekomst niet vast te loggen. Vandaar dat eveneens omtrent dc sanctievraagstukken het stilzwijgen heel diep, ja bijna hoorbaar is. Het heeft er veel van, of het Abessijnsche conflict voortaan nog slechts for- meele theoretische belangstelling heeft. De proc'e- mien welke Europa benauwen, de nieuwe groepee ring van krjichtent welke in dit na-oorlogsche tijd perk door velerlei besprekingen wordt ingehrd, vraagt thans een door niets afgeleide aandacht. Tijdens deze internationale besprekingen, en als bij voorbaat vooruitloopcnde op wat daaruit even tueel zou kunnen voortvloeien, zijn wij allen h^zig, heel de wereld over, om ons ver boven ouze finan cieele standing te bewapenen. <7 En tenslotte is als een trotschc heerscheres der zee de „Quecn Mary" van Southampton uitgevaren, om haar eerste reis naar de Vereenigde Staten te volbrengen. Het commercieel verstand zegt, dat bet een enorme dwaasheid is, schepen van zulke al- anetingen en kostbaarheid te bouwen, maar in onze harten zijn wij er stuk voor stuk trotsoh op, dat onze cultuur zulke technische „volmaaktheden" heeft weten voort te brengen. Tien millioen klinknagels houden deze koningJn der zee in stand: het comfort dat zij baar 2000 passagiers biedt, is schier niet te omschrijven. Welk oen kostbaar stuk speelgoed heeft de nienscli* beid aan al den rijkdom van haar bezit we tag kunnen toevoegen! Sir Edgar B itten, de kapi tein van de „Queen Mary" werd voor het vertrek van het schip bestormd door passa giers, die hem om zijn hand- teekening vroegen. 255

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 13