Lelie i-ku tid'tqe Ru b tiek
s|
Het Zangonderwijs
van den heer Bösecke
Naar aanleiding van -Het Zangonder
wijs in nieuwe banen". Uitg M. Sienfert
en Zn.f Meppel.
L
In 't algemeen verkeert het zangonderwijs op vele
lagere scholen in bedroevenden staat.
Er zijn niet zoo heel veel leerkrachten bij het
L. O., die zich in staat achten werkelijk vrucht
dragend zangonderwijs te geven.
De een zegt: ik kan zelf niet zingen of ik ben
weinig muzikaal aangelegd; een ander vindt dat
zangondenvijs, vooral op scholen met een dwin
gend leerplan tijd vermorsen is; een derde is wel
K. W. C. Böseke
muzikaal, doch heeft er geen idee van hoe hij
een zangles aan moet pakken; een vierde heeft
©en beperkt repertoire liedjes tot zijn beschik
king, die hij veertig jaren achtereen alsmaar in
dezelfde volgorde afdreunt en ai© elke nieuwe
schoolgencratie van hem mee krijgt „voor het
leven". Er zijn wellicht nog andere oorzaken
waardoor het leervak zingen met meer of minder
onverschilligheid wordt verwaarloosd; zelfs bij
plichtmatig volgen van den lesrooster.
Cath. van Rennes deed mij eens een geestig ver
slag hoe haar in-mooie schoolliedjes hier en daar
op óe meest ziellooze wijze worden afgedreund
of deerlijk mishandeld.
Ik heb een collega gekend zijn lokaal lag vlak
boven het mijne die bij elke noot van het
Wilhelmus hevig op den grond stampte en tege
lijkertijd met ©en lat op de bank sloeg, alsmaar
met de kinderen meobrullend. Was op deze wijze
de melodie er letterlijk ingestampt, dan begon hij
al stampend en slaande er met zware basstem
iets tegen in te bulderen, dat voor een tweede
«tem door moest gaan. Het was een geloei en ge
«chremiw, waarbij hooren en zien verging. Naar
aanleiding van mijn eigen klassegezang kreeg ik
•de opmerking: „Kinderen moeten vrij uit, uit
volle horst zingen. Daarom leer ik ze liedjes. Ze
hebben niets aan die poespas van oefeningen en
al dat gekunstelde gedoe."
Ik meende op te merken, dat mijn wijze van
doen er op gericht was, om ze waf meer te ge
ven dan liedjes, nl. de vaardigheid om later zon
der hulp liederen fe kunnen aanleeren. Doch
aangezien deze collega ?0 jaren oudér was, en we
nog leefden in den tijd» dat de jeugd jaren eer
biedigde. zweeg ik, doch volgde natuurlijk in de
praclijk mijn eigen weg.
Zóó slecht is het natuurlijk lang niet overal, pr
zijn nog tal van mensrhen, die ondénks hun "wei
nig inzicht in een methodischen opzet van heb
zangonderwijs, ernstig probeeren er iets van te
maken.
Doch hij vele anderen wordt onder zangonderwijs
dikwijls verslaan: laten nabouwen en laten
schreeuwen. Precies hetzelfde dus wat de straat
reeds leert, al is dan de keuze der teksten van
(beteren nnrd. Doch de onderwijzer wordt ten.
slotte niet bezoldigd om de opvoeding der straat
in éen'of anderen vórm voort tfe Vetten.'
Het is een vreugde monschen te ontmoeten dio
met het zangondenvijs aan de school werkelijk
ernst maken, en nog grooter vreugde, een col
lega te ontmoeten, die een methodische wijze van
werken toepast, waardoor het zangonderwijs zijn
groote verdiensten voor het latere leven heeft.*
Zoo'n collega is de heer Bösecke, onderwijzer aan
de Christelijke school aan de Pasteurstraat to
Leiden.
<7
De heer Bösecke zegt: „Dc waarde van het zin
gen is niet: te leeren brullen, is evenmin kinderen
te maken tot apen en papegaaien, die nadoen wat
de meester voorzingt, maar ze in staat te stel
len te leeren zingen tot eer van den Eeuwige.
We moeten de kinderen liederen meegeven, zeer
zeker, hoe meer hoe beter, doch wc moeten er ons
geheel op inrichten, ze in staat te stellen zelf
later liederen te kunnen aanleeren. Zoo kweckcn
we een liefde voor zang en muziok, en leggen
we grondslagen, waarop later voortgebouwd kan
worden.
Dit is geheel mijn eigen ideaal. En om iets van
dat ideaal te bereiken heb ik steeds voor elke
nieuwe klas weer een ladder getcekend en op
de sporten de namen der noten geplaatst Met
dit hulpmiddel heb ik dan steeds bij het begin
van elk zanguurtje een poosje geëxperimenteerd,
alvorens we begonnen schoolversjes te zingen.
De heer Bösecke heeft dit principe .ook tocgo-
Op een Kerkhof
(Rotterdam voor 40 jaar)
Daar ligt het voor me. 't Kerkhof. Vierkant. In een
lijst van kastanjeboomen. Boven mij grauwe
herfsthemel. Links en rechts bloemperken. Maar
de bloomen zijn dood. Alle. Vlak voor me een
cirkel van hardsteenen grafkelderseerste
klasseKoud, zielloos.
Daarachter groote blanke en blauwe grafzer
kentweede klassekoud en zielloos.
Wat verder kleine blanke en blauwe grafzer*
kenderde klassekoud on zielloos.
Achteraan, een grasveld, steentjes, kransjes,
paaltjeseen rommelvierde klasse.
Wat een verschil, eerste en vierde klasse! Daar
deftig, hier een zoodje. Verschil? Verschil? Eender
is het, óveral in de afzichtelijkheid van den dóód.
Ja afzichtelijkheid! Maak ze maar mooi fe gra
ven, mot levende bloemendood zijn je bloe
men. Maak ze maar mooi met geverfde kransen..,
ze roestvlekken. Maak ze maar mooi met jo
blanke steenenze verweeren!
Weg met je rompslompige opschik, jo symbolen
van nare geestesdorheid!
Hier is een grafkuilEen, twee, drie kisten
er in. Witte, allemaal, 't Hindert ze wat die doo-
den, of zij vastgeklemd liggen in een vuren- of
mahoniehouten kist.
„Men moet niet van het lieve dood-zijn ijzen"
zingt Kloos. Vin je dood-zijn zoo lief, Kloos? Weg
gevloeid je mooie leven. Wég van die je lief wa
ren, v^rkauwd te zijn en doorkropen van glib
berige wurmen? Ruik je de lijkenlucht? Vin jo
dood zijn zóó lief, Kloos? Waarom? Omdat ia
heerlijk in je vera herrijzen zult? Wat heb je er
aan, en je lijken-gezelschap? Wat geniet daar do
•wijseeer boven den idioot? Omdat je naam blijft
leven, je naam van heerlijk-dichter zijn. Bah.
Hoelang? Bij wie, bij wie? Hoeveel namen ken
je uit al die milliarden menschcn vóór je? Hoe
veel?
Vin-jij dood-zijn zoo lief, Kloos? Vinden die kla
gende bruid, die bedroefde man, dat schreiende
kind, die handenwringende vrouw, vinden él die
beroofden den dood „lief"? Onzin! Ellendig is do
dood, walgelijk, afzichtelijk, tegen je natuur! Ja,
gier maa^ door de kale takken, kouë herfstwind!
Knars en knoers maar over de graven, verwccnlo
bloemkransen!Rol maar om vervelooze paal
tjes en kruisjesVerbleek maar, oude portret
tenVerroest maar, ijzeren hekken!Zoo
boort het op het kerkhofvernieling, verderf,
de dood!
Tk Öwaal rond... Een kastanjeboom... Ilicr ligt
mijn moeder... Moeder, moeder
'k Ben weer kind.Liefje, wil jo je moesjo
nóg eens zien?", vraagt do meid en brengt me
- in 'n halfdonkere kamer. „Zoen moesje nog maar
es", zegt ze. Angstig pak ik haar rokken vast.
Is dèt moeder?Nee, niet zoenen, dat is
moesje nietMoesjo is mooi!"
Móeder? 'Die blonde haren, nat en sluik zijn zo
van het doodszweet. Diep liggen de oogen, open
de mond, groot de neusEng.
Ja, tóch...... zo is het. Hoe veranderd! Ik sidder,
past, doch op oen. .even.-origincele. als voor do
hand liggende wijze uitgewerkt.
Tusschen twee haakjes merk ik oven op, dat
voor de hand liggende middelen soms heel moei
lijk worden gevonden.
Welnu, hij heeft „zangladders" laten vervaardi-
gen, driehoekige borden met getrapte zijkanten.
U denkt maar aan een trai>gevel. Op de trapjes
worden do noten geplaatst, rondo schijfjes met
een pen, die in een opening van het trapje past,
„jongetjes met één been" noemen de kinderen ze.
Op elk schijfje is met een cijfer de naam van
oo noot geschilderd. Hij hooft een ladde* voor
majeur, do „vroolijkc of feestladder", een voor
mineur, ,de droevige ladder" en een waarop zoo
wel mineur als majeur gemaakt kunnen worden
en waar de trapafstanden halve noten verbeelden.
Ter eene zijde klimmen we de laader op, ter,
andere zijde dalen we af.
Dit zeer practisclie leermiddel wordt in den
handel gébracht door dc firma M. Stenfcrt en
Zn. te Meppel.
Met groote belangstelling en voldoening hob it
den heer Bösecke met dit leermiddel zien wer-
ken en zal achtereenvolgens de verschillende
oefeningen aangeven, welke met behulp van de
ladders werden gedaan.
1. Trefoefeningen. Dc onderwijzer gééft de
grondtoon, de d o op de onderste trap en daarvan
uitgaande, wijst hij de noten aan, die door do
kinderen worden gezongen; eerst in regelmatige
opeenvolging, daarna met sprongen Als regel
gaat men natuurlijk uit van de „feestladder", die
het gemakkelijkst is. Het spreekt van zelf, dat
men met deze oefeningen al zeer spoedig kan
beginnen. Het eenvoudigste alphabcth der mu
ziek telt immers in den grond maar zeven
klanken.
N. J. SWIERSTRA.
hegrijpend: „Moesje sterftMoesje niet weg
gaan!" gil ik. Nog heel even die lieve oogen open.
„Houd God voor oogen, lievelingBij Hem
zijnEcu wig."
Zwarte mannen zijn gekomen, enkele dagen later,
Ze hebben moeder uitgedragen
„Men moet niet van het lieve dood-zijn ijzen".
Waarom niet, Kloos? Verblijd je! Jij zult heerlijk
in je vers verrijzen!
Arme moeder. Zij droeg geen beroemden naam.
Noen, niet arm. Zij heette naar Christus: Christin.
Zij schreef geen boekZij bezat het Eeuwige
WoordZij dichtte geen liedZij overwon
met: „Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw
overwinning?"
Ik kniel neer in 't smoozige grafstof. Doe uw
werk, o stof en verniel! Druk me door allerlei
behoeften. Bedreig me door zondendienst en zin-
nenlust.
Uw laatste overwinning zal zijn, als ge mijn.
Het jongste portret van Johanna. Breevoort
levenskracht breekt, mijn sterfuur daór is. Want
daarna wordt gij overwonnen blijf ook ik leven.
Waardoor?... Waardoor?... Door mijn verzen?..*
Neen, neen. Door Christus, dos Doods overwinnaar!,
In oven doorglanzing van zon glimmen plots do
bruine kastanje knoppen. Zij zijn de boden van
nieuw leven, nieuw weer opkomen van wat dood
leek
En in het zachter ruischen van den wind, kalmer,
geworden, zooals ook mijn stemming, hoor ik:
Ik ben de Opstanding en het Leven, die in Mij
gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven.
M. M., later JOH. BREEVOORT.
(Bekroond opstel uit het laatst van 1900, iü
Cosmos, letterkundig en wetenschappelijk tijd
schrift in moderne talen. Redactie: H. J. A. Bois-
sevnin en A. W. G. v. Riemsdijk.)
254
LENTE OP DE BOERDERIJ
„In Mei loggen allo vogeltjes een ei". Dat gezegde
hebben jullie natuurlijk allemaal wel eens ge
hoord. Nu moet jo dat niet helemaal letterlijk op
vatten, maar toch is het wel zo, dat een heleboel
vogels inderdaad in de Meimaand eieren leggen
en uitbroeden. (Of het een andere vogel laten
doen, zoals de luie koekoek!) Maar dat wil nog
niet zeggen, dat er in Mei alleen maar jonge vo
gels op dc wereld komen. O nee, in die tijd wor
den er heel veel jonge dieren geboren. Dat heb
ik vorige weck nog eens goed gezien, toen ik een
bezoek aan een boerderij heb gebracht. Wil ik
jullie daar eens iets van vertellen? Vooruit dan
's Morgens al heel vroeg ben ik op dc fiets ge
stapt. F.crst viel het niet mee om zo vroeg uit
bed te komen, want je weet het, stadsmensen zijn
niet gewend zo vroeg uit de veren te komen.
Toch is dat erg jammer, want het is 's morgens
toch zo fijn buiten! Vooral als je de stad uit gaat,
het vrije veld in. Alles is dan nog lekker fris en
het is heerlijk stil. Dan kun je pas genieten van.
de natuur!
Langs smalle wegen en weggetjes moest ik om
mijn doel te bereiken. Slaap had ik niet meer.
Mijn ogen en oren stonden wijd open voor do
heerlijke natuur. Weet je wie er ook niet meer
sliepen? De vogeltjcsl Vrolijk hoorde ik voor het
eerst van het jaar de koekoek roepen, dc merci
en de leeuwerik jubelden hoog in de lucht, of ver
scholen in het topje van een boom, zodat je een
hele tijd moest zoeken om zo te vinden. De ranke
zwaluwtjes scheerden pijlsnel over 't land. Spreeu
wen en mussen kwetterden van je welstc, hadden
zo vroeg op de dag al weer ruzie. Eén groot, jui
chend en jubelend koor was het.
De velden waren heerlijk fris en groen, nog vochtig
van dc dauw Het winterkoren stond al een heel
stuk boven de grond. In de weiden liepen koeien
en schapen, terwijl dc lammeren dartel rond
huppelden. Allemaal witte en gele puntjes ver
sierden het groene gras: de madeliefjes en paarde
bloemen. Meer aan de waterkant stonden dc
licht-paarse Pinksterbloemen. In het water nog een
paar grote, gele dotterbloemen. Al een echt bloc-
menfeest! En dan allemaal bloomen die zo maar
in het wild groeien, die door niemand gezaaid be
hoeven te worden. Dat vind ik zeker zo mooi als
dc bloemenvelden! Trouwens, als je een heel groot
veld vol met van dat knal gele koolzaad ziet, waar
de vroege Mei-zon haar eerste stralen over uit
stort, is dat bijna net eender dan een veld met
gele narcissen.
„De velden waren
heerlijk fris en
groen
Door al dit mooie stond ilc voor ik het wist op
het erf van de boerderij. En toch had ik bijna dria
uur gefietst! De boer met z'n huisgezin, de knech
ten en meiden, zouden net gaan „schaften". Nu,
ik maakte graag gebruik van het aanbod ont mco
te eten. En, wat smaakte die verse boerenmik!
Daar zou je nooit genoeg van krijgen.
Toen we klaar waren en gedankt hadden, stond
dc kat smekend te miauwen. Die was altijd ge
wend te eten zodra de familie klaar was.
„Ja," zei dc boerin, „en nu moet ze nog voor
haar jongen zorgen ook. Die zijn gisteren pas ge
boren, dus zelf komen ze nog niet hier. Kom,
Sijtje, laat jij meneer de boerderij maar eens
zien, want daar is hij toch voor gekomen. I'ict
moet naar sohool, dus die kan het niet doen." Nu,
daar was het lieve boerendochtcrtje niets verlegen
mee. Ze vond het fijn haar diereil te laten zien.
We begonnen hij de jonge poesen. In een hoekje
van de hooizolder lagen ze veilig beschut en be
waakt door mama. Oe. wat keek die boos toon
zo'n vreemde snoeshaan op haar kindertjes af
kwam. Ze was er niets gerust op. Toch kregen
we het kleine grut te zien.
Maar ze konden m ij vast niet zien, want ze waren
nog stekeblind. Ja, dat wist ik niet hoor, maar
Sijtje vertelde het me. Wat een vreselijk kleine
wezentjes waren dat nog! Je kon ze wel alle
maal in één hand houden.
Langs een smal trapje kwamen wc weer in de
schuur. Sijtje nam tegelijk het voer voor dc kip
pen mee. Want kippen voeren, dat was hóar
werk. Op het erf strooide ze handen vol voer in
het rond, terwijl ze telkens „Kipkipkipkip"
riep. Of dat eigenlijk wel nodig was, weet ik
niet, want dc hennen en hanen kwamen uit zich
zelf al aanrennen. Maar de kleine, gele kuikentjes
wisten dc weg ook al en kwamen al piepende, zo
vlug hun dunne pootjes ze dragen konden, aan
wandelen. En vechten dat ze deden! Ze schenen
doodsbang te zijn dat de één een korreltje meer
zou krijgen dan de ander. Eén kip was nog aan
het broeden. De eieren zouden al heel gauw uit
komen. Sijtje pakte er een van op en hield dio
tegen haar oor. „Luister eens," zei ze, „als u goed
luistert kunt u het kuikentje in het ei horen pik
ken. Soms kun je ze zelfs al horen piepen ook."
Aandachtig luisterde ik, en jawel hoor, 't kleine
wezentje was z'n uiterste best aan het doen oiu
zich te bevrijden van die harde schaal waar hot
Volgende week vertel ik verder.
maar al tc goed, dat dc man het meende, want
zo waren ze daarginds wel in die tijd."
„Zo waren toch gék, dat ze bleven," komt opeens
de stem van Flipje los. „Stel je voor, als de lui
zo tegen je praten en je de kop willen afslaan,
dan zul je nog blijven! Dan ga je toch zeker lek
ker heen!"
„En toch bleven ze, Flipje; ze wisten, dat ze door
Jezus naar die plaats en die mensen gezonden
waren en als dappere soldalen wilden ze op.hun
post blijven; desnoods er op sterven. Begrijp je?
't Ging Cr bij hen niet om, of ze veilig en prettig
konden leven, maar of ze trouw waren aan hun
Hoer."
Dan op zijn gewone verteltoon: „Toen kwam
er oorlog. Dc Singomangaradja kwm met troe
pen Tobanezen en Atjehors om de zendelingen uit
Bahal Baloe te verdrijven en de Christenen te
vermoorden. Dat do strijd niet dadelijk losbarst
te, kwam alleen daarvandaan, dat er op de steppo
een troepje soldaten van 't gouvernement was
aangekomen, om 't leven van dc bedreigde Euro
peanen tc beschermen. Die vestigden hun kam
pement In Bahal Batoc en hun aanwezigheid was
zo iets vrcomds en dreigends, dat zelfs de Singa-
mangaradja er van terug schrok. Hij durfde do
aanval niet wagen, maar wegtrekken wilde hij
ook niet en om de boel een beetje aan de gang
te houden, zond hij nu en dan een van zijn voor
vechters naar de dorpswallen van Bahal Batoe,
die daar dan allerlei bedreigingen stond uit te
galmen en briefjes ncerlei met verwensingen. Die
voorvechter was Si Ala Piso, dc beroemde datoe
van Balige, de vriend van den vorst.
(Wordt vervolgd)
RAADSELS
1. Invulraadsel
De ledige vakken in de recht
hoek hiernaast moeten zó in
gevuld worden dat ge krijgt:
iets dat koud is, waar de dui
ven van houden, een nood
kreet, een schudding van het
lichaam, oen drijfveer om
iets ten uitvoer to brengen,
een medicijn en oen vogel.
II. Voor jonge dichters.
Van onderstaand versje zijn de woorden door
elkaar geraakt. Alleen 't eerste woord en de clofc-
woorden staan nog op hun plaats. Dus net zo
lang gezocht, tot wc een goed ver&jo hebben.
Nauw licht het loflied veld en glans
Op 't voglcnkoor ter neer,
Of vrolijk spreidt zijn bos bcgtovt
Ten eeittte aan den Heer.
III. Wie zoekt mee naar de goedkoopste weg?
"H
W
SS
Sa
<s>
1
e*
A
1 - U i
L5-
51
S
fe
l
s
1
fe
1*
11
N
«Si
L
fe r
u.
r1*
N%
s
11
1
„1-
1 -!
r i -
Van A naar B moet een weg gelegd worden. Allo
vakjes zijn percelen, wolke aan verschillenüa
eigenaren toebehoren en niomand wil een gedeelte
van zijn land afstaan. Dc percelen, waar de weg
dus over loopt, moeten gehoel gekocht worden. De
prijzen staan er bij. En nu is de vraag; hoe kom
iik er het goedkoopst? Dc weg moet altijd recht
door een der zijden van 't stuk land lopen.
Oplossing raadsels van de vorige week:
I. Bela (Gen. 14 2), Abel (1 Sam. 6 8), Elim
(Ex. 15 27), Lama( Mark. 27 4).
II. Hom men d.i. Hemmen.
III. Ma da gas kar.
IV. Amsterdam.
VOOR KNUTSELAARS
Een aardig werkje voor de kleineren.
flfi
Deze weck weer eens een knutselwerkje, speciaal
voor dc kleine broer of zus. 't Spreekt natuurlijk
vau zelf, dat do ouderen een handje meehelpen
als het voor dc kleineren wat te moeilijk mocht
zijn. 't Is meer gebeurd dat een knutselwerkje »i®
hele familie aan 't werk zotte!
De tekeningetjes hierboven laten voorwerpen zien
welke gemaakt zijn van stopverf en lucifers*
houtjes. In plaats van stopverf kan je ook plas
tiek gebruiken, dat jc in verschillende wintiels
kunt kopen.
Stopverf is echter evengoed ende meeste
kinderen vinden dat veel fijner. Waarom? Ja,
dat weten ze vaak zelf niet. 't Is veel fijner, zeg
gen ze, en daarmee uit.
Nu, 't gaat ook evengoed. Wat je gebruikt, stop
verf of plastiek, maak er kleine balletjes van en
steek daar de stokjes in.
Een prettig werkje voor de Pinkster-vacantie.
Maar denk er om: laat de stopverf niet op het
vloerkleed vallen. Want anders krijgen jullie (en
misschien wij ook wel) het met jo moeder aan
dc stok!
263