Ve tvolqvetluicu B 0 fi Si te te Het aanzoek van Dorus de Dunne door C. Key 5) Ate hij terugkomt te hij om door een ringetje te balen. Z'n Zondagschc jasje trek hij aan. Zijn puttecs rolt hij opnieuw om z'n magere stelten. Die van \t linkerbeen doet hij wel driemaal over. Dan doet hij in z'n tasch 't boekje en 't schr....„ Waór te 't sohrift?! Het ligt "iet op de onderste plank van z'n kastje... Het ligt óók niet op de tweede plank van z'n kastje...... Evenmin ligt het op de bovenste plan van z'n kastje Het schrift is en blijft weg Hij gooit z'n ondergoed over z'n krib. Het schrift blijft weg ii z'n binnenzak kijkt hij. Blijft weg Dan kijkt ic in z'n kist onder 't bed. Hij rommelt onder boeken en voorschriften* Weg Ook onder z'n wolletje is het niet. En ertusschcn evenmin. Drommels, waar is dat schrift in vredesnaam ge bleven? Ook op tafel is 't niet. Hij kijkt naar mij. Angst in z'n oogen. Een hond, die slaag krijgt. Ik schud van nee. Dan, en z'n stern bibbert zielig, zegt ie: Jongens, liohlK-n jullie dat schrift gezien?" „Welk schrift?" vraagt Heukels. ,.Ecn s-schrift van j-jou?" treitert Lammens. ,,Een schrift met gedroogde planten," zegt Dorus. Als een schuhlliclijdeius. Wc heblien 't schrift niet gezien. Geen van allen. Dorus zoekt onder de kribben. Ook op de kastjes zoeken zijn oogen. Helmen, gasrnaskci-s, schoenen. Geen schrift Die verwensohte slordigheid ook! Waar had ie 't jiou ook weer neergelegd? In z'n kastje toch? Hij meende 't vast en zeker. Als nu eens iemand 't hier op tafel had gevonden?En naar den ka pitein gebrachtOf weggegooid? Ja, d'r naam stond er opl Het wus afschuwelijk! ."Wat zou ze zéggen, wat rou ze dénken, als hij 't «iet kwam terug brengen? Of, als een sukkel kwam mecdeelen, dat ie 't zoek gemaakt had?! Dit bedenkt Dorus op weg naar de eetzaal. Natuurlijk is 't dóór ook niet! De kamerwacht legt een collectie versmaad scha pen vleesoh aan. De overgeschoten brokken verza melt hij op een kolenschop. Dit zal de battcrij- Itond ter spijze verstrekt worden. De hatterijhond ia een klein, wit scharminkel, dat meestal in een van de stallen slaupt en schandalig verwend Wordt „Zoekt u iets, korporaal?" vraagt de kamerwacht, extra beleefd. Een schrift zoekt Dorus, een blauw schrift, een gewoon blauw schrift, met gedroogde planten. Dat is er niet! De kamerwacht heeft secuur de Inventaris over genomen. Alle gamellen waren aanwezig. Ook een bezem, een dwoil en twee emmers Doch er was geen sohrift bij. Geen gewoon blauw schrift, met gedroogde planten. Dorus is mi een gebroken man. En de kamerwacht, die er alles van meent te 6iiappen, zegt deel nemend, met trage hoofdsohuddingen: „Korporaal, korporaal!" Gedeelde smart is halve smart. Deze wet gaat niet op voor de doodclijke droefheid van Dorus de Duiuie. Ik heb intusschcn de anderen bewerkt. „Toe, jongens, laten wo dat schrift nou geven. Wie heeft 't nou?" „Ik heb 't niet, hoor," zegt Kievit En Heukels schudt z'n hoofd afkeurend om zoo'n minderwaardige streek. Veldhorst kwebbelt een lang analoog gebeuren aan elkaar. Ik verdenk Lammers, want die zwijgt. „Weet jij 't niet, Lammers?" zeg ik. „Ach, mann, z-oónik niet!" zegt deze. M'n veimoedens groeien. Heukels bemoeit zich ermee. ,,'k Vind 't een minne streek!" zegt ie. „Vooruit, Lammers, geef óp dat schrift Jij hebt 't!" „S-s-saI ik toch vvete!" grolt Lammers. „G-gaat je n-niks an!" Dan springt ic van z'n krib op, een gewonde bison, en loopt de kamer uit Benst de deur aobter zich dicht Vlak daarop komt Dorus weer binnen. Z'n gezicht is een grijs regenschilderij. „Jullie hebben 't dus niet?!" zegt hij vertwijfeld. We hohlicn 't niet. Lange Heukels kijkt tusschen 't wolletje van Lammers. Daar is 't schrift natuurlijk niet Z'n kastje?! Is op slot! „Hij hoeft 't vóst!" zegt Heukels grimmig, „hij heeft er de heele tijd al op geloerd, vanmiddag!" Dorus neemt z'n kepi en z'n overjas. „Nou, dag hoor!" zegt ie treurig. In z'n tasch zit de leiddraad. Dan verdwijnt ic. „Hij heeft 't vóst!" stelt Heukels nog eens vast Én hij windt zich al maar meer op. „Wie heeft een sleutel die op 't kastje past?" commandeert hij. Wij passen. Maar er is er geen, die past ,,'k Breek 't ópen!" zegt Heukels kokend. Hij rukt verwoed aan 't kastje. Van binnen rinkelt aardewerk. Een schoen komt er af ploffen. Maar Lebbers liecft een beter idee. „We kunnen 't doen, zonder dc boel Ic beschadig gen!" veiklaart hij. In z'n mondzak zoekt ie. Een hoefkrabber en ecnl roskam haalt hij eruti. Hij stijgt glorieus op Lammens' krib. Wij<ll»ecns staat ie daar. Het vrijheidsbeeld voor New York. Timmert de pinnen aan de eene kant uit de scharnieren. We staan er in een kring omheen. Als de deurtjes tegelijk openzwaaien, bij elkaart gehouden door 't slot, komen er een kom en een paar sokken uitrollen. De kom klettert in scher ven op de vloer. „We moest de heele zaak afbreken!" getuigt Heut kels, woest. Meteen schopt ie de scherven uit; mekaar. „Zoo'n mispunt!" zegt ie. Dan ploft hij op z'n krib terug. Lebbons legt 't schrift zoolang op Lamme wolletje. Dc sokken worden weer ingepakt. Ik neem sohrift, zet m'n veldmuts op en ren Dorus na. Intusschcn zal Lebl>crs 't kastje herstellen. Dorus is al weg. Bij 't fietsenhok te ie niet meer, En ik loop langzaam terug. Als ik op de kamer kom, staat Lammers hevig uit te varen. Een vulkaan. Stotterende ontplof» fingen. Heukels wil 'm juist te lijf gaan. „Ggeen werk om in iemand zn' k kassic in V bbrekc!" scheldt Lammers. „Nee, nèt niet!" buldert Heukels, „wat dec jij dan met je vurige nagels aan 't sohrift van Dorus, hè?" Hij steekt z'n vuist onder Lammers' neus. Kievit komt tusschcnbcidc. „Laten we dat mispunt nou maar in z'n eigen sop gaar laten koken," zegt ie. Veldhorst zit met verschrikte oogen de anderen aan te kijken. „Al weg?" vraagt Bartje aan mij. „Och, da maïs» sie zal heusch nie wegloope!" Lammers loopt weer dc deur uit. Ik bekijk het schrift. Ze schrijft netjes. Gedroogde planten Geertje de Geus Dit slaat op 't étiket. De planten zijn ook goed gedroogd. Hier en daar beeft Dorus' hand erin geschreven. Nelter dan gewoonlijk. Bolderik. Zwarte Nachtschade. Door Lepelaar heeft is 'n slreep gehaald. Herderstaschje heeft hij erbij gccalligrafeerd. „Ik zie Dorus straks wel. 'k Ga 't hem bron gen!" deel ik mee. Do zaak is hiermee afgedaan. Voor Dorus echter begint het nu pas. Ik kleed me zoo snel mogelijk, en ga dan op dc fiets naar 't tehuis. Onderweg, nog op 't kazemeterroin, word ik aan gehouden door een wachtmeester. „Stap eens af, korporaal!" commandeert hij. Ik stap af. „Je overjas is los, korporaal!" zegt hij. Inderdaad: mijn overjas is los. Ik zeg dus onderworpen: „Jawel, wachtmeester!" Ook betuig ik leedwezen over m'n overtreding en beter m'n leven: ik knoop m'n jas dicht. Dc wachtmeester is blijkbaar om een praatje ver legen, want hij deelt mee, dat ik met xulke knoojjon 't kazerneterrein niet af mag. Dit spijt mij. En bevreemdt mij tevens. Tot nog toe mocht dit wèl. Dus inspecteer ik vol belangstelling m'n knoopen. Gccl-kopercn knoopen, die aan moderne jassen niet meer voorkomen. Daar zijn ze van dof brons. De wachtmeester zegt, dat *t reglementair verbo den is, zulke jassen te dragen buiten 't hek, of 't hok te verlaten, gekleed in zulk een jas. Ik betuig m'n onschuld en bepleit clementie, ver wijzend naar 't gewoonterecht: ik héb geen andere jas, heb ook nooit een andere gehad. Nooit is inij iets van dit gebod gezegd. En onze fourier heeft hem mij zélf gegeven. „Je moet tegen den fourier zoggen, dat ie Je 'n andere jas geeft! Voor deze keer mag jo 't hek nog uit!" Overbeleefd vraag ik nog, of er iets van zijn orders is. Het blijkt gelukkig niet 't geval te zijn. Dus suis ik hem vooruit. Roekeloos. Naar 't tehuis, 't Schrift zit in m'n fictstasch. Dat schrift maakt me blij. Het zal Dorus bij vernieuwing blij makcnl Ik zie geen groetende soldaten. Ik zie niets, dan alleen de weg vóór mij. En mot een gevaarlijke zwaai rijd ik door 't poortje, dut toegang geeft tot 't fietsenhok van *t tehuis. Dan loop ik terug en ga aan dc voorkant binnen. Onder m'n kepi leg ik het schrift. 'Als ul de mensen eens wielen, wat dat schrift' waard isl Dun .treed ik binnen. 1 Geroezemoes valt op me aan. Er ketsen sjoel- Bdhijven tegen m'n gedachteneentrum. Ik geef den huisvader een hand. En ook z'n vrouw. Zooals gewoonlijk. Maar tegelijkertijd bouw ik vol plaaglust een lange inleiding op. Voor Dorus. En 't slot staat bovenaan een ladder tegen de vuurtoren: „Dorus, 't schrift ligt ondec m'n kepi!" DAMRUBRIEK Redacteur: W. HOEKSTRA. Tulpeboomstraat 6, Den Haag. Inzendingen uitsluitend aan dit adres. Voor alle vraagstukken geldt: Wit begint en wint. Oplossingen moeten worden ingezonden uiterlijk 8 dagen na plaatsing. Oplossing vraagstnk na 817 Auteur: A. VAN DOMMELEN Wit Zwart 1 27—22 17X37 2 48—42 37X48 3 47—41 36X 47 4 38—32 47X20 5 32—28 23X32 6 43—381 32X34 7 3530 24X35 8 49-43! 48X39 9 44X2 35X44 10 50X30 25X34 11 26—21 16X27 12 2X26!! en wint Correcte oplossingen ontvangen van: C. W. Kio- hoom, Werkendam; II. van Kampen, Stoeipwijk; A. Doordwijn, Dc Lier; B. van Ieperen, 's-Gravcn- deel; J. den Hoorn, Schipluiden; G. J. Elve, Loos- duinen; J. M. Kierscli, Voorburg; J. de Wilde, Schiedam; Abr. Breukel J.Lzn., Rozenburg; N. den Hertog, Delft; Adr. Sluij, Ottoland; J. Baardewijk, A. Fok, M. J. van der Zwart, Zeist; Dirk Boven, Yeenhuizcn; H. II. van der Lee, A. Verschoor, F. Janson, F. Wymcnga, Den Haag; L. J. van Drongelen, Slootdorp, Wieringermccr; J. Brokking, Jaarsveld. Nagekomen oplossingen vorige rubriek: B. Vink, M. C. Deurloo, G. Bikker, C. W. Kieboom, A. Verschoor, D. van Halteren, A. B. Stoker. CORRESPONDENTIE C. W. K. Zal uw voorstel inzake bekerwedstrijd gaamc overwegen. Ook uw andere opmerking is zeer juist. Voor het z.g. „laddersystcem" voelen wij, voor deze rubriek, niet veel. B. S. „IIoc leer ik dammen?" van B. Springer. Uitgave Mculcnhoff, 0.95. II. S. Uw opmerking is zeer juist. Af. C. D. e.a. Ik vezocht integendeel geen vraag stukken in te zenden. Ik weet er heusch geen raad mee! Dit moet me echter van liet hart: cr zijn inzenders hij die van het spel en de problematiek niet het minste begrip hebben. Denkt men met een kinderspelletje te doen te hebben? Weer anderen zenden ons standen welke eerder werden gepubliceerd dochblijkbaar door een ander samengesteld. Men zet eenige 6chijven op een andere plaats en prijst zichzelf gelukkig dc wereld een problemist rijker gemaakt te hebben. Met de groote hoeveelheid inzendingen der laat ste maanden zullen wc selectie moeten toepassen. Een weinig meer zelf-critiek is geboden. Wij heb ben vraagstukken in portefeuilles van bekendo problemisten, doch geven onzen lezers natuurlijk voorrang bij publicatie. Doch alleen als het werk van goede kwaliteit is. II. II. v. d. L. Probleem ongeschikt. Slag bekend. U heeft 30 schijven noodig voor deze eenvoudige bewerking. P. V. Uw probleem komt reeds voor in het Fransche werk van Bol dent (1881) met vier schijven minder. C. den O. Vraagstukjes niet onverdienstelijk doch zijn honderden malen bewerkt en veel beter. No. 2 is b.v. een eenvoudige hielslag welke meermalen in de partij voorkomt. VIT ONZEN LEZERSKRING Vraagstuk no. 818 Auteur: C. C. GOEDHART. Dc Lange is woest! En als straks dc jekker hun een sigaar presenteert, snauwt hij nijdig: „We magge niet rooke tijdens de dienst!" Dc collega wil 'm wèl. Bergt 'm zorgvuldig op. En als zo samen weer door dc stad loopen, grin nikt hij tegen dc Lange: ,,'k Zal er molding van maken, dut jij zc ontdekt hebt!" „Tante Ger, zo zijn d'r hoor!" Zwaar galmt Ooms stem, vroeg in de morgen, door de keuken. Er klinken blije trillers in. Blij is tie, omdat hij het is, die het vertollen mag aan de mocgcwanklo „Al mijn hoop was op dn eerste trein gevestigd! 'k Ben er heen geweest! Ze komen zoo! Ik fictsta maar vast vooruit om jou gerust te stellen! Do auto was stuk. Zc zijn in Utrecht gebleven van nacht, 'k Ga nu gauw naar de vrouw van Gerrit!" Weg was Oom. Moeders hart is vol van een groote blijheid. Maar nu de angst weg is, komen tegelijkertijd zachte verwijten. Waarom hnd haar man dan geen telegram ge stuurd? Waarom had hij niet geprobeerd met een andere auto thuis te komen? Begreep hij dan niet dat zo zoo erg in onrust zat? En die verwijten zijn nog in haar oogen te lezen als Vader binnenkomt en opgewekt zegt: „Al óp, vrouwtje? Ik dacht vast, dat ik je uit bed zou moeten kloppen!" „Dacht je dan heusch, dat ik naaf- bed was ge weest?" vraagt Moeder zacht. „Wat! Ben jc de hcclc nacht op geweest?" „Natuurlijk! 'k Heb aldoor zitten wachten. Had dan tenminste bericht gestuurd!" Dat had Vader nic,t verwacht. En teleurstelling klinkt in zijn stem, als hij zegt: „Ik dacht, dat je wel erg blij zou zijn." „Dat bén ik ook, heusch, maar o, 'k heb zoo in angst gezeten. Denk je eens in, dat i k „D&t is heol wat ónders", valt Vader haar in do rede. „Jij bont een vrouw. Een man redt zich altijd"« En dat méént hij! Daar wordt met een smak de gangdeur open gegooid. Op do dempcl staat Anneke. Dc stijve vlechtjes grappig haven dc rose pyama. Haar vlugge oogen glijden over de gedekte tafel. Ze is gewend, tité er iemand lang uit geweest is, cn Vader is toch wel erg lang weggebleven, dat er iels bij huar bordje ligt. „Vader", dringt ze en zc pakt hom bij do ééno jekkerknoop, „Vader, beeft u geeneens een reep meegebracht?" Even is het stil. Vader en Moeder kijken elkaar aan. Dan barst Vader uit. in lachen, dat zwaar opklinkt in dc keuken. Moeder lacht mee, hoog en helder. *t Is do schaterlach om dc reep van Anneke. Waarin mcctrilt, mecjubelt, de opbruisende blij heid van liet elkaar-wéér-hebben. Hoog tilt Vader z'n blonde mciskc op, en, nog steeds lachend, belooft hij haar het grootste stuk Chocolade dat maar te krijgen te. 1 2 3 4 6 lil ÉSÜL ÉH 9 5555 s B SP s 8 Hl §1 B B 8" 8 a s pp "i iüü m w B E m 9 8 m s 46 47 48 49 50 2 24X23 3 22—17 4 28X17 5 27—22 6 22—18 7 35-30 8 33X4! 3 27—22 22—18 28X17 Zwart 2329 18X29? 11X22 A 12X21 25X34 13X22 24X44 25X34 12X21 13X22 21X12 Op 11X22 wordt de afwikkeling als boven 6 35-30 24X44 7 33X4 Zwart kan nu de dam afnemen doch komt een schijf ach tor. Vraagstuk na 819 Vit de clabcompetitie H.CJ1.V. G. VAN DER MEULEN (Wit L. HUISMAN (Zwart) 1 2 3 4 5 mm K§ ma 9 m m a «0 jm ÉJ jpP 'Wt mi •3 0% fü m r" il j§§ fgg ;ry'- l l W4 •r S, 88 46 47 48 49 50 Zwart maakt dam! 24-29 22X33 19X30 12—18 16X47 3 38X29 (gedw.) 4 35X24 5 23X21 en met 4333 neemt wit dc zwarte dam voor gelijk aantal stukken af. Maar zwart is tcnminslo uit een benarde stelling bevrijd. Voordeel in de opening Speel dc volgende zetten; 1 32—28 18—23 2 38—33 12—18 3 42—38 8—12 4 34—30 20—24 6 31-27 17-21 mmmmm i i l l l m '/y/s/A MAA vm, 46 47 49 50 In diagramstand speelt Wit 27—22 (18X27), 3329 (24 X 31), 30-24 27X38), 43X32 (19X30), 28 X 37 (1420), 35 X 24 (20X29), waarna schijf 29 zeer ongunstig voor Zwart komt te staan. De volgende opening is een variant op dc „coup dc Mozcttc: Wit 1 35-30 2 40-35 3 33—28 4 31—27 5 28X17 G 36X27 7 41—30 8 80-31 9 31—26 10 44—40 1 2 15—20 20-24 17-22 11X31 18—23 1218 7—12 1—7 7—11? 8 m S 8 8 8 8 'tm Si 8 'És. 8 ËS 8 8 S y— m. 8 a 3 S §g 8 5Ë?; i SS H if m sggs s! m s S S s 46 47 48 49 50 11 27—22 18X27 12 32X21 16X27 13 34-29 22X44 14 50X39 25X34 15 40X16 enz. Vraagstuk na 822 Uit den wedstrijd om het kampioenschap le kL van Den Haag. Laatste zet van zwart 24-29 1 3430? 2 27X38 29-33 3 38X29 23X25 4 48—43 A 18-23 43—30 2328!B 0 36-34 28—33 7 35-30 33—39! 8 34X43 25X34 9 43—38 34-39 10 38—32 30-44 11 32—28 44—50 12 28—23 50-22 13 23—19 22-9 Vcrl. A. 48—42 18-22! 42-37 22-27 2621 27-31 37X20 16X27 Verl. B. 23—29? 30-3411 29X40 35X44 25—30 44—10 30-35 40-34 en zwart verliest De eerste variant we rd in de partij gespeeld Ingezonden door A. D. J. BOERSTOEL» 249

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 14