Leiieikundlqe Rubriek
Politieke poëzie
1L
Talrijk zijn dan ook de herinneringen aan den
oorlog in de gedichten van Totius, Celliers en
Leipold, om alleen de drie voornaamsten te
noemen.
„Op dan broers, en druk hul spoor!
Voorwaarts, broers, die vierkleur voort
Laat die veld ons krijgsroep hoor:
Vrijheid, vrijheid!'
Jukke mag vir slawe wees:
manne-hartc ken geen vrees!
duld geen boei vir lijf of gees;
Vrijheid, vrijheid!"
Onze tijd telt zeker gebeurtenissen genoeg, die
als stof zouden kunnen dienen voor politieke
poëzie. Misschien vinden de gevoelens en gedach
ten over de dingen van den dag te gemakkelijk
oen uitweg in blad en tijdschrift. De poëzie is in
onzen tijd niet meer een der voornaamste, laat
staan de eenig belangrijke vorm, waarin groote
geesten hun meening over hun tijdgenooten mee
deden. De krant- heeft de vliegende pamfletten ge
heel vervangen.
Toch wordt er ook in dezen tijd nog wel door
dichters over staatkundige aangelegenheden ge
schreven. Op een tweetal recente voorbeelden
mogen wij wijzen.
Daar is eerst de bundel De jonge Leeuw1)
van den nat.-socialistischen dichter George Keft-
inann Jr. Deze bundel heeft hier en daar wel iets
van Rodcnbachs werk. Kcttmann is heftig, neemt
geen blad voor den mond, bedrinkt zich evenals
do jonge Vlaming ook menigmaal aan groote
woorden, verstaat de kunst de toekomst om te
huigen naar eigpn wensch en droomen. Op het
\crbod der Regeering aan haar ambtenaren, lid te
zijn oer N.S.B. en haar uniform te dragen rea
geert Ketfcmaaim aldus:
,,'t Bewind dat ons gebrandmerkt heeft
en ons verbiedt ons eigen hemd te dragen,
zal weten, dat in 't volk nog weerkracht leeft
spijts hechtenis en hinderlagen.
Eens roert de trom alarm bij nacht.
Rechtvaardigheid! zoo zal ons volk het voelen,
om in den wil, die 't eng bestaan veracht,
gericht te zijn op hooger doelen".
Wanneer wij deze verzen plaatsen naast de strijd
liederen van Celliers en Leipold, dan valt direct
op, dat zij niet overtuigen. De Afri-
kaansche dichters hadden werkelijke reden
tol klagen, de angstkreten over de nood van hun
volk werden uit hun keel geperst. Maar het ver
bod om zijn eigen hemd te dragen is niet in staat
het dichterlijk gemoed zulk een inspiratie te
schenken. En ook met dat brandmerken, die hech
tenis en hinderlagen loopt het in de practijk nog-
Ecnsja, dat liedje kennen wij, wordt de trom
geroerd. Goed. Maar waarom bij nacht? Natuur
lijk, ojnlat do regel op „veracht" zou kunnen rij
men. „Zoo zal ons volk het voelen", je reinste
stoplap voor die „doelen". „Hooger doelen" is
overigens ook zonderling en vaag.
Db beeldspraak is bij Kettmann verre van onberis
pelijk. Zoo lezen wij bijv.:
„Vermetel beest, dat als omrande wolk
geen beest meer is maar géést, in 't beeld
bedwongen,
„Vermetel beest, dat als omrande wolk
Een vermetel beest, dat geen beest meer is maar
oen geest; een dergelijke typeering wijst op een
ernstig tekort aan plastisch vermogen.
Elders luat de dichter iemand in dien bewusten
nacht van zoo pas „als zijn banier: deDictsche
geest omklemmen". „De vrome Zondag'
laat hij „n d emen in de hoven". De dichter ziet
„de tyrannic in 't slijk der geuzen steken".
Echter, erger dan taalkundige onzuiverheden en
dichterlijk onvermogen is de overdrijving, de on
eerlijkheid, waarmee Kettmann behandelt, wie hij
als vijand beschouwt.
Ik haal ter adstructie de laatste strophe aan van
't Verraad, een gedicht dat bewerkt is naar
De Daad van Adama van Schcltcma:
En wie die nu de jeugd verdelgen,
Zoodat haar elke kans ontbreekt,
Zal 't volk zien suffen en zien zwelgen.
Als het zijn zwarte vaan opsteekt
Dat zijn de cumulatie-jagers,
Dat zijn de slappe slippendragers,
Dat zijn de bonzen in 't quadraat.
Tenslotte een der jongste bijdragen tot het fonds
van Nederlandsche politieke poëzie, de ballade
Add is-A b e b a van Leo van Daele 2). Dit gedicht
is van oneindig beter kwaliteit dun het werk van
Kettmann Jr.
In Van Daele's vers is te waardecrcn de eenvou
dige, klare stijl, vrij van opgeschroefde rhetoriek.
Een rustige, zakelijke verteltrant kenmerkt ook
deze ballade. Dan is er een diepe, echte veront
waardiging over Italië's aanval op Abessinië, een
waar medelijden met hen, die vielen aan beiae
zijden.
Van Daele is nog geen sterk talent (is hij niet
veeleer een ster in het licht van Wcrumeus
Buning?), maar het genre van eenvoudige volks-
Mr. W. Bilderdijk, die in den polilieken strijd
zijner dagen een groot aandeel had.
kunst, die de naam van kunst niot al to veel ge
weld aandoet, is te weinig beoefend, dan dat wij
elke bijdrage daartoe niet op prijs zouden stellen.
Temeer, waar deze ballade betrekking heeft op een
onderwerp, waarover elk hart en iedere mond vol
is en dat voor heel Europa van zoo geweldige en
ingrijpenoc bctcekenis is als de oorlog in Oost-
Afrika. We citeeren alleen de slotstrophe en be
velen het werkje voorts in do Aandacht van allen,
die in politieke poëzie belang stellen, aan:
„Eén man heeft in zijn lioogen waan
het aangedurfd een vrij land aan
te randen.
Het bloed van die in z ij n oorlog sterft
komt over zee tot hem en verft
een bloedsmet op zijn handen.
Al kwam hij tot Addis-Abeba
al schiep hij van heel Afrika
zijn lustwarande:
Toch bleef die zoge een ergernis,
een zoge die geen zege is,
maar een schande
M. J. L.
De Amsterdamschc Keurkamcr, 1935.
s) Uitg. Lannoo Thielt, 1936.
De Heere heeft gegeven...
Met een ruk stond Rence Verhagen op uit het
lage fauteuiltje waarin ze had zitten lezen, ui
deed het zij venstertje open, waardoor meteen de
koude lucht binnenst roomde.
Niet zitten denken vandaag, niet soezenje
moest vooruit
Ondanks de inspanning, ze terug te dringen,
sprongen een paar malle tranen in haar oogen,
terwijl ze uitkeek over het trooetelooze voor-win
terlandschap.
„Die ellendige kale vlaktenzuchtte ze, „ik
zou ze kunnen haten. O, dat je zóó'n heimwee kon
krijgen op een plaats in ons lieve Nederlandje! Die
verfoeilijke rechte vaartik zou hem kunnen
trappen, alles, dllcs hierWat is het leven
ellendig
Ze ademde een paar maal diep, veegde vlug do
tranen weg, die zoo gemakkelijk kwamen wan
neer je óe eerste toegang gaf.
„Hoe lang is dat al geleden", dacht ze door haar
triestheid heen, „dat ik gehuild heb?" Zo wist:
lang. De laatste keer was het geweest, toen
ach, niet aan denken nu, niet toegeven deze
avond, hoe kwam zc toch zoo?
Hoe lang kon je tranen van verdriet en een-»
zaamheid terugdringen, hoo lang je flink en
vroolijk houden tegenover iedereen, kon je wer
kenuitgaanwerken
Maar dan kwam er een avond zooals nu, je kon
niet verder meer, je was alleen. En plotseling,
hoe? waarom?kwam alles weer boven wat
je zoo lang verstopt bad, en je was niet vroo-
lijker geworden na al do strijd, niet flinker. Je
was weer aan het begin, jc kon niet tegen het
Uit de kamer naast de hare klonken vroolijke stem
men tot haar door: het mooie meisje dat op de
secretarie werkte, had bezoek. Ze had elke avond
bezoek. De donken-, prettige stem van de jonge
man, die haar verloofde worden zou en de lichte,
klaterende van haar wisselden voortdurend aL
Zoo nu en dan zongen zij bij dc piano.
In een vluchtige julouzio dacht ze: Wat is het
leven toch oneerlijk. Waarom de een alles en go
ander niets? Waarom kan zij lachend het leven
doorgaan, terwijl ikWaarom vinden zoo on
telbaar veel mcnschen een levensgeluk dat ze
achteloos en als vanzelfsprekend aanvaarden, en
waarom moest ik het verliezen toen ik de om
vang er van nauwelijks besefte? Ja, waarom......
waaromAls jo maar oppervlakkig genoeg
was, het oude op zij te zetten en het nieuwe als
geluk te begroetenals je maar kon vergeten,
en zorgeloos en vroolijk zijnMaar hdd je een
keer dat zwaartillende karakter, en was het
leven guller met verdriet dan met geluk
Het loven?
Ze ging zitten en leunde achterover ln haar stoel.
Het leven? Was het het léven «lat gaf of nam?,
„De Heere heeft gegeven, de Heere heeft geno
menNee, niet dóórdenken
Met een laatste poging tot zelf vlucht nam zo
haar boek op, en ging verder. Maar even later
klapte ze het dicht.
„Wat doe ik toch?" dacht ze plots helder, „ik
vlucht voor het leven, ik vlucht voorGod!
Ik wil het leven niot aanvaarden zooals Hij hot
geeft, ik wil het gemakkelijker, nu, gelukkiger.
Ik wil geen werk dat ik niet volhouden kan,
geen eenzaamheid, die ik niet verdragen kan,
geen moeheid, geen ziekte, geen verdriet... Ik wil
het geluk niet afstaan
„Dc Heere heeft gegeven
Was het de Heere die gaf? En was Hij het, die 't
terugnam omdat 't niet goed voor haar was?
„Nu moet ik het uitdenken," zei ze /.acht ,nü
AllesNiet langer mijn oogen sluiten, maar
zien. Mezelf durven zien zooals God me ziet: als
christin, als Zijn kind..." Hue was Iipi mogelijk,
dal je zóó vcj- kon afdwalen, ongemerkt, dal jo
vergui: Gods kind to zijn.' Ze had geieuid, deze
maanden lang, in een stomme aanklacht tegen
het leven dat haar 't liefste ontnomen had, in oen
innerlijke aanklacht tegen God, die haar be
roofde
„De Heere hoeft gegeven, dc Heere heeft ge
nomen
Ach. Iiöd Hij maar nooit gegeven, ze zou 't geluk
nooit hebben gekend. Maar, ook dit, óók dit was
Gods wil geweest. En die wil was goed. Die wil
moest zij aanbidden als de hoogste wijsheid, ook
voor haar
„God." zuchtte ze, „wat is het moeilijk, Uw kind
te zijn. Wat is het moeilijk vrijwillig los te laten,
alles wat we krampachtig in onze handen klem
men. Wat is het moeilijk, „amen" te zeggen op
Uw wil. Wat is liet eindeloos moeilijk, niet meer
te vragen: waarom?, maar geloovig ie weien: om
dat God het wil. Zijn wegen zijn hooger dan onzo
wegen, en wij begrijpen Hem niet. Wat een rust
moet het zijn, je daaraan geheel over te kunnen
geven, voor goed.
Tochhoe dikwijls had ze dat willen doen,
v-ocger al. Hoe dikwijls had ze gedacht: nu ben
ik onkwetsbaar, nu ben ik Gods kind. Hoe zal het
leven mij nog kunnen deren? Mijn ik, mijn leven,
mijn krachten, "ik geef liet allee in Gods hand,
dat Hij ermee doe wat Hij wil. Och
Ze zag opeens weer helder met welke gedachten
en voornemens ze hier was gekomen. De bevol
king was arin, dat wist ..e. Zo zou, nu het leven
voor haar zelf geen waarde meer had, dit waar
devol maken voor anderen. Zc zou zich geven aan
de armen, die haar konden gebruiken, haar
krachten, haar gavenZe zou leven voor die
anderen, nu zc het niet voor die ééne meer kon
En wat was ervan terecht gekomen? De men-
schen. ruw en onbeschaafd, ergerden haar en stie
len haar af. Het werk op kantoor was druk en
moeilijk; harde plicht, zonder verademing. Als ze
thuis kwam met hoofdpijn en een vermoeide rug
van 't rechtop zitten achter dc tikmachine, viel ze
als een blok op de divan neer, ging 's avonds uit,
met een brandend kleurtje van moeheid op do -
wangen. Ja, wdt kwam ervan terecht? Als je al
tijd fit was, dan... Zóó had je aan jezelf genoeg,
méér dan genoeg. Hoe kon je zóó iets voor an
deren zijn?
En te denken, dat dit Gods wil was, dit ook. En
dat dit voor haar 't beste was, beter dan dat an
doreWat is het moeilijk, dit te gelooven, maar
ook, welk een heerlijke rust, dit te mógen geloo
ven. God zal immers niet eisehen wat Hij niet
gal? Hij is niet onrechtvaardig
En met trillende lippen bad ze: „God, loer mij ook
het laatste: de naam des Heeren zij geloofdl"
P. S. B.
242
Zouden er Hollandse jongens zijn, die niet van
vliegmachines houden? 't Is best mogelijk, dat er
hier en daar een paar schuilen. Maar ik heb zo
nog nooit ontmoet.
Zoals vroeger echte Hollandse jongens verlangend
naar dc zee keken, zo kijken zo tegenwoordig
naar do zee èn naar dc lucht.
De namen van onze K.L.M.-piloten kennen ze op
hun duimpje, en als ze maar even een vlieg
machine in 't vizier hebben, welen ze je precies
de naam te vertellen.
Ook maken ze zelf vliegmachines, van papier,
carton en van triplex.
In het Nationaal Technisch Scheepvaartkundig
Museum aan het Haringvliet te Rotterdam wordt
thans een tentoonstelling gehouden van modellen,
vervaardigd door amateur-bouwers uit het genele
De foto hierboven geeft een overzicht van doze
tentoonstelling, waarin vooral jongens zoveel be
lang stellen.
OPLOSSING
Van de Rebus uit het vorige nummer
Niets waardevols wordt hier op aarde verkregen
zonder dat wij er oen offer voor brengen.
blauwe bloese nog uitziet als een prachtig, maar
ontevreden prinsje. Er was zo pas dadelijk al iets
in het ventje, dat hem niet beviel. Of er wat ge
beurd zou zijn, onderweg? Nu ook ligt hij van
de anderen verwijderd opzettelijk de handen
onder 't achterhoofd gevouwen de ogen naar
boven gericht, waar tussen de zwarte kruinsil
houetten 't blauw van de warme middagheme?
schittert rond oen sneeuwwitte donzige wolken-
kop. Neen, cr .is geen vrolijkheid op Flipje s ge
zicht. 't Is het ouwelijke Flipje, «lat daar ligt/
dat te veel bittere en te weinig goede dingen weet.
't Flipje, dat hulp en liefde nodig heeft en toch
telkens weer afstoot.
„Hè, jongens, wat komt me hier do zon in do
ogen steken, 'k Moet een eindje verhuizen, hoor.
Wacht, daar zie Ik al een goed plekje."
Natuurlijk is dat plekje juist bij, Flip, die even
verrast opziet, met oen schemering van licht in
zijn duistere ogen.
„Zeg, Flip, wat leuk toch, dat we jou nu ook cr
hij hebben. Ik zeg altijd maar: hoe meer jongens,
hoe meer kans op pret."
„Hoe meer zielen, hoe moer vreugd," declameert
„Juist, waarde vriend. En nu open ik de onder
handelingen over het doel van deze vergadering.
Jongens, ik heb een tocht uitgestippeld, nee maar,
daar zul je van opkijken. Wat daar niet al te
beloven valt. Een grot, een bonzende en springende
zwavelbron, een diepe kloof en een waterval. Vier
kolossale vliegen ln een klap. Wat zeg je daar
van? Maar eerst moet jo er ernstig met je ouders
ovcp sproken, of jc mco mag. Want een vermoeien
de dag zal het wel worden, 's Morgens vroeg op
weg, voordat de zon te heet wordt. Een uur of
twee, drie is het wel tippelen. Bij de waterval
maken we een pleisterplaats; daar picniccen we.
Baden en slapen kunnen we daar ook en dan
weer op stap nuar huls, om voor donker thuis
to zijn. Weet jc, ik kom zelf nog wel eens met
jc ouders praten."
„En hier heb je al vast een voorproefje."
Enkele geleende foto's, lang geleden door vorige
bezoekers gemaakt, gaan van hand tot hand „Is
dat dc grot, meneer? Alleen de ingang maar, hè?"
„Ai, wat een hoge waterval! Moet J® die keien
zien. Fijn om op te klauteren, jongens."
„Pas maar op; ze zijn glad."
„Is dat een dorpje, daar boven op die kiek?"
„Ja, dat is zo'n echt Bataks bergdorpje. Mooie
ouderwetse Batakse woningen moeten er nog
staan. Van die echte adat-woningen."
„Meneer gaan we nu heus op 31 Augustus?"
Holderdebolder rollen de zinnen en uitroepen over
elkaar, maar tenslotte legt zich ook deze belang
stelling te rusten op de bevredigende antwoorden
en het schone vooruitzicht. De foto's verdwijnen
weer in de zakportefeuille; een stil genieten ver
vangt voor een ogenblik het drukke iongensgedoe.
Jc hoort de dennen weer ruisen hun eeuwenoude
geheimzinnige zang je hooit het watervalletje weer
klateren en de bergwind nader snellen. „Wonder-,
wondermooi is dit stukje van Gods grote aarde,"
denkt meneer Muller. Als een levende macht is
het natuurschoon om je heen. 't Roept gedachten
in jc wakker, die zouden ondergaan onder de
druk der dagelijkse dingen Gedachten aan ver
leden en aan de toekomst, aan de daden, die God
reeós gedaan heeft en die Hij nog zal doen.
(Wordt vervolgd).
GRAPJES
Vit dc school
Onderwijzer; „Wie kan mij een ander woord noe
men voor vriend?" (Allen zwijgen). „Nu hoe heet
iemand, die alles voor ons doet zonder daarvoor
geld aan te nemen? Een kamnu?"
Kleine Jan (den vinger opstekend): „Een kameel,
meester!"
Nogal duidelijk
Professor: „Zijn de vragen te moeilijk?"
Student: „O helemaal niet, professor, maar 't zit
tol ln de antwoorden."
'Allemaal in het bad
Jan komt te Scheveningen en ziet een kleine
stoomboot in zee. „O, kijk eens moeder," roept
hij uit, „een locomotief, die een bad neemt!"
Gemakzuchtig heer
Gast in het hotel: „Ik wens morgen oan vijf uur
gewekt te worden."
KeRner: „Goed! U behoeft dan maar op die knop
te drukken."
RAADSELS
I. Bijbels raadsel.
1, 2, 3, 4, is een stadje in Palestina
4, 1, 2, 3, is een grote steen op een akker, waarop
de Ark «les Heeren werd neergezet.
2, 3, 5, G een oase in oen woestijn.
3, 4, G, 4, een woord uit de bitterste klacht van
den Heiland.
II. Welk dorp in Gelderland
Welke twee pcrstxmlijke voornaamwoorden vor
men samen een dorpje in Gelilorlaml?
III. Welk eiland?
Uw moeder, uw zuster, iets wat licht geeft en een
vervoermidflol geven samen den naam van een
groot eiland.
IV. Welke stad?
Vorm uit de woorden drama en mest dc naam
van een heel bekende stad.
Oplossing raadsels van de vorige week:
I. Berlijn.
II. mos kou; Moskou.
III. Doorn.
IV. Vier kant; vierkant.
V. En ten slotto de oplossing van het knoppen-
vraagstuk. Als ge goeil kijkt, zult ge zien, dat «Ie
vier stukken even groot zijn; ook zitten er in elk
vak evenveel knoppen.
VOOR KNUTSELAARS
Een Horlogehanger
t-A-
Ben je al in het gelukkige bezit van een horloge?
Ja, dan gaan we cr nu een hangertje voor maken.
Heb je zelf geen horloge, dan maak je er een voor
vader of broer.
't Zijn zulke makkelijke dingetjes om op het
nachtkastje naast jo bed te zetten.
Je begint met een trapezium te tekenen, waar
van de evenwijdige zijden resp. 11 en 4 cM. zijn
en de hoogte 13 cM. is. Snijd dit trapezium uit,
omrand het en beplak het niet sierpapier. Bevestig
or nu, met oen splitpcnnetje no. 2, een steunscl
achter. Hiervoor gebruik je oen strookje karton
van 2 cM. breedte. Dit strookje ook met sierpapier
beplakken.
Snijd nu nog een trapezium, waarvan allo zijden
2 cM. korter zijn dan bij bet eerste trape/iurn.
Ook dit omranden en aan één zijde, beplakken
met sierpapier. Bestrijk het niet beplakte vlak inct
gluton en plak dit op het grote trapezium. Nu nog
een koperen hangertje en je werkstuk is klaar.
2511