\4fyokivet haal jfc. m m M B m k m k m e 4 k mm i I I f 1BBB Tm BH JB JUL m M 7 mm Het aanzoek van Dorus de Dunne door C. Key 4) De militair kijkt naar de zolder. Z'n oogen zijn wijd open. De schaduw van zijn wimpers valt op z'n gezicht. Dan zegt ie, gulweg: „Tja, daar is wel een kantje van aan! Eigenlijk hebt u wel gelijk!" Nu staat Geertje weer op 't voetstuk. Die knappe militair hij is immers op de H.B.S. geweest? geeft haar gelijk! Zij had gelijk, en hij geelt toe, dat ie ongelijk had! Maar ze Iaat haar blijdschap niet merken: 't leek immers teveel op een nederlaag aan zijn kant, 't Lijkt, of ze iets wil goedmaken, als ze zegt? „Bent u op de H.B.S. geweest? Dan moet u wel geweldig knap zijn". „'t Was maar een driejarige," zegt hij, „en knap... Jtnap... wat is eigenlijk knap? Wat heb je d'r an? Niets immers? Ik ben vreeselijk onhandig. En verlegen, 'k Durf eigenlijk nooit goed... eh, in een winkel te gaan, om iets te koopen. Laat ik m'n moeder altijd doen. Eu dan vooral, als er van die gichelende winkeljuffrouwen zijn... Nee, een man, dat Dan ineens zwijgt hij, verward. Als zij begint te lachen, lacht hij mee, wat ver legen. „Nou ja, u da's Geertje is 'm vóór. „Knap, daar heb je véél aan. U kent vast een heelebocl planten, die ik niet weet. Wilt u ze eens zien?" „Graag," zegt hij. Boven rommelt ze in haar kast. Een paar bolle tjes kousen todderen over haar ai-men, huppelen over de grond Haar hoed legt ze eruit, naast zich. Het is wel een erge rommel in haar kast. Waar zou 't nu zijn, dat schrift? Een stapel „Bouwen en Bewaren". Daaronder misschien? Het ligt er niet onder. Ze wordt zenuwachtig. Wat zal hij wel denken, als ze 't eens niet vin den kan? Wanhopig neemt ze een stapeltje kleeren eruit. Dan ademt ze op. Daar ligt het! Gelukkig! Beneden wacht de militair, geduldig. ,,'k Kon 't eerst niet vinden!" bekent ze, rood, „want 'k ben wel erg slordig!" „Slordig?" zegt hij, „vast niet zoo erg als ik! Ik kan nu waarlijk nooit iets vinden, als ik het noo- dig heb. Nee kijkt u maar niet zoo ongeloovig. 't Is heusch waar. Zoo ben ik nu al twee jaar één van m'n lievelingsboeken kwijt: „Jeugdherinne ringen", van Ligthart. Heb ik waarschijnlijk uit geleend. Ofin elk geval: 't is zoek! Ik zal 't schrift eens inkijken, en voorzoover ik 't nog zien kan, en 't weet, de namen erbij zetten. Ik breng 't u van de week wel even terug Nu aarzelt hij even. En Geertje zwijgt ook, wacht. ,,'t Is toch eigenlijk te gek," hij spreekt heel rad nu, „dat we zoo'n interessant gesprek voeren, zonder dat weeh zonder dat ik me aan u voorgesteld heb Hij klakt z'n hakken tegen mekaar en steekt z'n hand uit. Hij heeft lange, spitse vingers. „Mijn naam is Dorus de Dunne!" Geertje geeft hem 'n hand. „Geertje de Geus,'' zegt ze. „Dat wist ik al!" zegt Dorus. Geertje's oogen drukken verwondering uit „O ja, u bent wijd en zijd beroemd!" lacht hij. Die lach brandt een diep gat in Geertje's gedach ten. Ze sluit de deur achter hem. Het licht in de winkel knipt ze uit, In de huiskamer zit vader zich grenzeloos te ver bazen. En 't kost wel moeite 'm bij te brengen, dat het immers héél gewoon is.- Een jongen, die wat kwam vragen over 't jeugdverband. Ze zit immers in 't bestuur? „Ja, maar een korporaal!" zegt vader. „Korporaals zijn toch óók menschen?" verdedigt Moeder vraagt niets. Die leest de krant. Geertje breit. Daarbij kan je heerlijk denkan Een lachend gezicht met witte tanden, tegen 't deurgordijntje Het kopje ijskoude thee heeft moedor leeggegooid. Vader leest een boek van Penning. „Die houdt z'n mond!" denkt Geertje, oneerbiedig. Paedagogiek is den vrouwen aangeboren Als ze, extra vroeg, naar boven gegaan is en 't licht op haar kamertje heeft uitgeknipt, bidt ze, haar knieën op 't kou we zeil vóór 't bed. De gedachten kruipen met haar mee onder het kille laken. Ze probeert die vreemde gedachten wèg te woelen, maar dat is wel héél moeilijk Hoe zou die nou geweten hebben, dat ze Geertje de Geus heette? Waarom was hij nou juist bij hóar komen vragen, van die vergadering? En waarom had ze 'm nu zóó maar dat schrift mee gegeven? En zoo lang met 'm gepraat?. Het was toch eigenlijk wel gek, hopeloos gek. Een wildr vreeende man Hij was korporaal, en op de H.B.S. geweest, en niets trotsch Dorusde rest wist ze niet meer. Ze schrikt ervan, omdat ze z'n voornaam wèl weet en z'n achternaam niet. Die naam moet wèg uit haar hoofd. Wèg! En nu juist wil 't niet. Jn het Engelsche dorpje Elslow. de geboorleplaols van John Bunyan, den bekenden schrijver van i.Ecns Christens reize naar de eeuwigheid", heelt elk jaar de intocht plaats van de Mei-koningin, waarbij de vroegere Mei-koninginnen als hofdames fungeeren. „Wat een raar, rdar kind ben ik!" zegt ze, terwijl ze zieh omgooit. Ze slingert haar vlechten over de dekens. De Geertje hier op 't donkere kamertje kijkt met bevreemding en afkeuring naar 't dwaze Geertje in de lichte winkelHaar oogen stijf dicht ziet ze z'n gezicht tegen 't winkelgordijn. Ze gooit zich om. Het duurt wel héél lang, voor de slaap haar ver rast, en van haar dwaas gepieker losanaakt. IV Woensdag. Het appèl is juist gehouden. Het rapport is uitgebracht: alles was present. De korporaals op de rechtervleugel hebben keert gemaakt en zijn naar binnen gerend. Ik probeer in 't waschlokaal te komen. Doch de deur wordt dichtgehouden, van binneiï. Ik ruk en duw. Het baat niet. Met m'n volle gewicht val ik tegen de deur aan, 'n paar keer. Tot de deur opeens meegeeft en ik naar binnen hompel. Moutje, die 'm dichtgehouden heeft, staat nu met Lammcrs oin 't hardst te spieten. Hun duim damt de waterstraal af op één enkel kiertje na. Het is een kunststuk, mekaar op deze manier flink nat te krijgen. Een prachtige voor oefening voor het mitrailleurschietcn, bedenk ik. Lanuners is aan de verliezende hand. Zijn ver bindingswegen zijn afgesneden: hij staat achterin. Wel kan hij dekking zoeken, maar dat weegt niet op tegen de bij uitstek gunstige positie van .Mout, die, vlak bij de deur, op elk willekeurig tijdstip de aftocht kan blazen. Lammers mikt zeer nauwkeurig en wisselt dit af met een woest gedans, waarbij hij zich op de dijen slaat en wild; „Ha! ha!" roept. Moutje giebelt als een meisje, dat met sneeuw wordt gewasschen. Ik durf onder deze omstandigheden niet binnen gaan en ga naar de eetzaal. Daar staat een oorverdoovende herrie op 't eten te wachten. De lepels roffelen op de borden. Dit demonstreert niet zoozeer dc honger als wel 't ongeduld. Pan komen de etenhalcrs: paarden, die de haver ruiken. De pannen worden op tafel neergebonsd, dan rennen de soldaten weg, om hun borden en lepels te halen. Dit harde loopen is ditmaal meer gewoonte dan noodzaak. Want het is maar uienrats. Veel sol daten verschijnen niet eens als 't menu uienrats aangeeft: dan halen ze een witte broodje in de can tine. De meeste korporaals doen dat ook. Dorus en ik eten echter meestal wèl mee. Terwille van de krijgstucht. Koi-poraal6 moeten 't goeie voorbeeld geven. En dus in geen geval do legerleiding boycotten als die ons opvoeden wil tot brave soldaten, die met alles genoegen nemen. Zelfs met uienrats. Ook terwille van onze financiën is het beter, mee te eten UienratsMet schapenvleeschEr wordt stilte gecommandeerd. Korporaal de Koning, de korporaal-bankwerker, schept aan onze tafel op. „Ï6 De Dunne er niet?" iaiformeert hij. Nee, De Dunne is er niet. Ik eet maar heel weinig; ik houd er niet van. Het schapenvleesch leg ik heel netjes op tafel. De kamerwacht moet óók wat te doen hebben. Dorus lust óók nooit schapenvleesch Ik weet de oorzaak van zijn ontstentenis wel. Het komt door dat meisje, hoe heet ze ook weer? Doet er niet toe. Straks gaat hij 't plantensclirift terug bi-cngen, dat ie van ,d'r geleend heeft. Hij is er de heele dag met z'n gedachten bij geweest. Bij 't schrift, bij straks en bij haar. Toen we Geschut hadden, maakte hij de zotslo fouten op z'11 etaatje-stukscommandant. Eén keer zat ie met zoo'n blauw klokje in z'h handen. En toen kon ie z'n potlood niet meer vin den. Dat lag in dc hei. 't Gekste was onder 't seinen. Hij bediende de lamp, en inplaats van g.lct.: granaatkartets, seinde hij g.d.g. Tijdens de rust, toen we allemaal lui op onze krib lagen, heeft ie de kamerwacht opgetrommeld en de tafel laten schoonmaken. Met z'n hand onder z'n hoofd heeft ie toen het bewuste plantensclirift zitten bekijken. Lamaners had weer 's één van z'n veelvuldige' kribberige buien. Hij heeft eerst tegen de bank geschopt, waar Dorus op zat. Dat hielp niet. Toen z'n fouragestrik rakeling over 't 'hoofd van Dorus heen op tafel gekwakt, Nijdig heeft Dorus t ding toen zonder om te kijken teruggegooid, net op Laimincrs' heenen. Lamaners verbeeldde zich aangevallene te zijn ert is een scheldpartij begonnen. Dit heeft hem niet gebaat, Onvei-stoorbaar heeft Dorus namen zitten schrijven. Eén keer heeft ie heel lang moeten vei*zinncn. En rtoen hij 't goeie woord had, zei hij 't hardop, zóó was ie in z'n schik. „Bolderik!" zei hij. Natuurlijk begon Lamaners toon "opnieuw: hij dacht dat hij enmoe (bedoeld werd. 'Als ik met an'n gewassclicn bord op de kamer versolxijn, i6 Dorus daar niet, Z'n kastje ie niet gesloten. Nonchalant! Méér dan erg! „Zeker naar den kapper!" denk iik. Vanmorgen immers heb ik tegen hein gezegd: „Dorus, jö, je loopt compleet met je lokken over je schouwers!" 232 De oplossing die men ons niet behoeft toe te zenden geven wij in het nummer van volgende KRUISWOORDRAADSEL Horizontaal 2. treffen. 5. plaats in België. 8. aanbieding. 9. zeevisch. 13. synoniem van oorzaak. 11. worden kammen van vervaai-digd 15. brompot. 19. godin. Verticaal: 1. afkeuren. 2. luieren. 4. voertuig. 6. hartstocht. 7. treurdicht. 10. recht sprekend lichaam. 12. vermindei-en. 16. behaard. 17. eiland in het IJselmeer. 18. modder. 21. plotselinge algeineene schrik. 22. beginnen. SCHAAKRUBRIEK Redacteur: W. J. H. CARON. Jacob Marisstraat 42, Amsterdam-West. Men wordt verzocht correspon dentie over deze rubriek aan bovenstaand adres te richten. Probleem no. 493 Van: R. RINDOïN i n* i. n HÉ X /'Ét' i B 1 Wm'. Wit begint en geeft in twee zetten mat. Wit (11)* Kd8, De6. Tb3, Lfl, Lh8, Pal. Pf6. pi.cl. f3. g2. gl. Zwart (10): Kdl. Td3, Tf4, Lg6, Pel, Pe8, pi. c5. <12, c7, f2. Probleem np. -191 Van: KRAEMER en ZEPLER i Wit begint en geeft in drie zetten mat. Wit (6): Ka7, Dd3, Th3, Lel, pi. aG, b7. Zwart (C): Kgl, Tfl, Lh5, pi. c2, gó, g6. Oplossing van probl. no. 491 Van: E. E. WESTBURY. Wit (10): Kcl, Dd2, Te3, Tf3, Lc7, Lf5. Pg3. pi. <17. e7. hl. Zwart (10): KfC, Dh8, Td6, TgS, La8, Lg7. pi. b(i dl, f7, h5. Mat in twee zetten. Sleutelzet: 1. Dd2bt Dreiging DblXd6 mat. Varianten: 1Tc6f 2. Lc2t: 1Te6 2. Le41', 1.... td5 2. Pelt; T. Lh6 2. PXhot; 1.... L18 2. e7—e8 Pt!; 1Ld5 2. DXdlt. Oplossing van probl. no. 492 Van: P. A. ORLIMONT Wit (11): Kg3, Da8, Ta4, Tf7. pi. ci, c6, e2, f3, g2, g6, h7. Zwai-t (8): Kh8, Ta5, La6, Pc8, pi. b6, c5, a6, e3. Mat in drie zetten. Sleutelzet: 1. Ta4al! Er dreigt 2. Thl en 3. g6—g7t. Varianten: 1TaoXal 2. Tf7—b7 La6X.b7 3. Da8Xalt; 2La6Xb7 was gedwongen, daar anders 3 DXcSt volgde. Goede oplossingen ontvangen van: J. de Bruijne (491, 492) Slootdorp; G. Holleman (491, 492), W. J. Loeve (491, 492), Th. Visser (491, 492) Rotter dam; G. G. den Hollander (491, 492) Hardei*wijk; H. Jansens (491, 492) Langerak; H. P. Nelleke (492) Ennelo; M. Opbroek (491, 492), H. C. J. Spier (491, 492; 189 vor. rubr.), J. F. Stoffels (-191, 492) Den Haag; Th. F. Pietei*s (491) Zeist; J. A. Scheepmaker (491, 492) Noordwijkerhout. Correspondentie G. G. d. II. Daarover bestaat geen communis opinio. J .A. L. v. D. In den winter houdt onze rubriek een wedstrijd. Geweigerd Damegambiet. Gespeeld in een achtkamp te Amsterdam Wit: Mr. Dr. J. H. O. v. d. Bosch. Zwart: II. W. Felderhof,. 1. d2d4 d7—d5 2. c2cl e7e6 3. Pblc3 Pg8—f6 4. Lel—g5 Pb8d7 5. Pgl—13 c7c6 6. Ddlc2 Na 6. e3 kan zwart de kansrijke wegen der Cam- broige-springsvariant inslaan met 6Da5. Blijkbaar wenscht wit deze opening met. Hiertoe kiest bij een uitnemende manier haar te vermij den. Veel vredelievender zou bijv. 6. a3 geweest zijn. Volgens de theorio behoort zwart na D.ll—c2 zoo spoedig mogelijk den c-pion op ca te brengen, om de c-lijn te kunnen openen en Dc? aan te vallen met eventueel Ta8c8. Nu zwart reeds c7—c6 gespeeld heeft, kost dus het spelen van dezen pion naar c5 een extra tempo. 6Dd8—ao Niet juist, zoolang c.o looper nog naar d2 kan gaan. 7. c4-Xd5! e6Xd5 Niet PXd5 wegens 8. Ld2! Dc tekstzet echter doet een van de voordeelige zijden der gewone Cam- bi-idge-Springs vervallen: Da5 bedreigt Lg5 niet 8. e2e3 Pf6—el 9. Lfl—d3 De beste zet. Niet alleen ontwikkelt wit zich jnel, maar LM zou een pion kosten wegens Lb4 10. Tel DXa2. Dat zwart het looperpaar behoudt, blijkt .van geen belang te zijn. Lf8d6 10 Pf3Xg5 Er dreigt slaan op Ii7. 11. Pg5—f3 12. Pf3—hl Een vernuftige voortzetting, ie ten doel heeft één der zwai-te loopers af te ruilen. Er di-eigt nu Pf5! 12Pd7f6 13. Ld3—fö 0—0 14. Lf5Xc8 Ta8cS 15. Phl—f5 Ld6b4 16. 0—0 Tf8e8 17. Pc3a4 Een belangrijk moment. Uit zeer vele partijen is Jjekend, dat wit in dergelijke stellingen, ondanks het feit, dat zwart meer pionnen op den dame- .vleugel heeft, juist daar een kansrijke pionnen- OPLOSSING van het Kruiswoordraadsel oit bet vorig nammef Horizontaal: 1. jokken; 6. sage; 7. den; 9 be ven; 10. elan; 13. pardel; 14. mos; 16. lint; 17. bard; 20. ora; 21. arbeid; 24. mank;- 26. en bas; 27. toe; 28. ruig; 29. krukas. Verticaal: 1. Java; 2. opera; 3. kind; 4. edel; 5. Nel; 6. separaat; 8. namiddag; 11. non; 12. echo; 15. stil; 18. arm; 19. Genua; 21. aker; 22. berk; 23. ibis; 25. nok. actie kan beginnen. Daartoe mag wit natuurlijk niet een ruil op c3 toelaten, waardoor aé pionnen- constellatie geheel veranderen zou. Dat zwart djt overigens wel van plan was, blijkt uit zijn 16Jen zet. Deze immers belet (na LXc3) en dat wit met Pe7t de kwaliteit wint (PXc8>! 17Lb4f8 18. a2a3 Da5c7 Niet 19c5 wegens 20. dXc LXeo 21. PXca .TXc5 22. Dd3 en pion d5 is zwak, terwijl b4 dreigt. 19. b2—bi 20. Pfó—h4 21. Ph i—f3 22. Pal—c5 23. Tfl—cl 24. Dc2—ai 25. Talbl Stand na 25 De7—c7 g7—g6 Lf8d6 Dc7—e7 Pf6e4 Kg8-g7 Ld6—h8 De7—c7 T X X min i iü i ifil i jËf i y.v a ÉÜPt ai 26. bi—bo! Pel—g5! Dreigt PXI3t en DXh2t enz. 27. Pf3—e5! Dit is reeds de moreele overwinning, hoewel het schijnt, oat zwart met 27f7—f6 op eenvoudige wijze zijn plannen volvoeren kan. 28. b5Xc6 Dieigt TXb7! 28. b7—b6 29. Pcöa6 Dit breekt de kracht der zwarte stukken op diago naal b8—h2. 29Dc7d6 30. c6c7! Deze zet is nog sterker dan PXbS. 30. Lb8Xc7 31. TclXc7f Tc8Xc7 32. Pa6Xc7 Te8Xe5 Niet DXc7 wegens 33. DXeS! 33. dlXe5 Dd6Xc7 31. e5Xf6f Kg7Xf6 35. Thl—dl Pg5—e6 Dc pion is op geen enkele wijze te behoudenr op Dd6 volgt 36. el PXel? 37. DXel, terwijl Ddt» door Dc6f en DXd5 weerlegd wordt. 36. TolXdS Dc7c3 37. Dalhif Pe6—gó Het eenige. 38. Dliidlf opgegeven. Na ruil op dl wint wit op gemakkelijke wijze door zijn meerderheid in materiaal. TV an it eer werd Carl Maria voti TVeber geboren? De muziekwereld viert dit jaar den loOsten ver jaardag van de geboorte van den componist Carl Maria von Webcr. In zijn geboorteplaats Eutia in Ilolstein is men het er eohter niet over eens, wanneer Weber eigenlijk het daglicht aanschouw de. In de boeken kan men lezen, dat dit op 18 December is geschied, maar in het doopregister van de kerk te Eutin staat vermeld', dat Carl Maria von Webei", aldaar als zoon van den Iiof- kapclmeestcr Franz Antpn von Webei', reeds op 20 November 1786 werd gedoopt. Weber zelf vierde zijn verjaardag eerst op 18 December, maar na zijn huwelijk deed hij dit op IS November. Zijn zoon, Max Maria von Weber, beweert in dc le vensbeschrijving van zijn vader, dat deze op 18 December werd' geboren, maar op den gedenk steen in het geboortehuis van den componist slaat te lezen: „Gedoopt op 20 November 1786". Wie moet men nu gelooven den zoon of den geestelijke van dc kerk?. 237

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 14