kinder krant HET LEVEN VAN M. A. DE RUYTER vraagd. *k Had trouwens veel liever wat anders gehad." Verstomd kijken de anderen hem aan. Is die Flip nou niet totaal onbegrijpelijk, om op zo'n manier te praten over zijn kostelijke spullen? „Wat had je dan willen hebben, Flip?" „Nou, bijvoorbeeld dat de ouwelui eens thuis ge bleven waren en dat we dan samen eens echt Sinterklaas hadden gevierd, net als andere kin deren. Maar ze konden natuurlijk weer niet Had den in de soos afgesproken voor een reuzenfuif. Toen gaf de baboe me 't soepje, precies voordat ik naar bed ging en toen heb ik gezegd: stik, en toen kon 't me niks meer schelen." „Neenatuurlijk nietAarzelend komt 't er uit. Ze kunnen zich de situatie niet helemaal in denken, maar zoveel voelen ze toch wel aan, dat er een narigheid aan zo'n geschenk kleeft, die de hele zaak bederven kan, al lijkt die ook nog zo mooi. „Natuurlijk niet," klinkt het nog eens. En danj „toah evengoed een fijn cadeau, hoor. „En dit Flip? Is dit de trommel? Mag ie open?" „O ja, dat is de kampeertrommel. Zo van binnen, Hiereen hooikistje, voor als je iets warms mee wil nemen. Hierzes bordjesen een thermosfles. Hier nog een kleine fles, voor ijs-» „En dit, Flip! Kijk eens jongens, zes leren zakjes. Wat zit daar in, Flip?" „Dat zijn kampeerbestekken. Maak maar open. Bij die grote drukknoop. Je moet goed rukken, want 't klemt geweldig." Verrast zien de jongens wat er uit de leren étui's te voorschijn komt. Een lepel, een vork en een mes, alle practisoh met een knik opvouwbaar gemaakt en zindelijk weggestoken in het leren étui. Lachend wordt de vondst bekeken. „Lollig zeg,'' klinkt 't waarderend. „Vind je 't leuk? Zullen we eens meenemen, als we er samen op uit trekken. Alleen is die koffer een zwaar ding om te dragen. Daar moeten we een koelie of een katjong voor mee nemen. Eigen lijk meer om voor in een auto te zetten, denk ik. D'r moet ook nog ergens een boek tussen zitten. Handleiding voor kampeerders, 't Is geloof ik, nog niet eens opengesneden." Handen grabbelen reeds gretig in de koffer „Hier een boek! O nee, dat is Robinson. Hier, nog ecnl Ja, dat is het! Jongens, wie heeft er een mes „Een kaniipcermes! Snij gauw open. Kunnen wq kijken, of de messen goed zijn." 't Mes snijden? Vlijmscherp ritst het door de pa- pierdelen. Hoofden buigen zich over deze nieuwe schat, handen willen omslaanandere handen willen tegenhouden„Nee, toe nou, niet zo vlug. Daar zag ik iets Stemmen door elkaar lezeai de hoofdstukken at. „Hoe maak ik vuur?" REBUS DE BLAUWE BENDE Door M. A. M. Renes-Boldingh Ï8) „Is dat je moeder, Flip?" „Ja", zegt Flipje onverschillig, „mijn tweede, natuurlijk." Verder blijven de jongens ongestoord in hun hoekje, waar de koffer staat en waar langzamer- liand de merkwaardigste zaken om hen heen een plaatsje vinden op de houten vloer. Nooit ver moede heerlijkheden, maar alle van groot prac- tisch nut, stapelen zich op om de clubleden; uur en tijd, huiswerk en thuis, worden er voor ver geten en nimmer zijn de heren meer eensgezind geweest dan thans. En Flipje geniet. Nu is hij eens de rijkaard, die zijn schatten kan tonen. Al zijn schuwe schuch terheid en ouwelijkheid zijn weg; hij praat en redeneert als een gewone jongen, druk, met een kleur van opwinding. „Zie je, dit is de kampeertent. Opvouwbaar. Hier do haken, de touwen, daar de zes ijzeren pennen, om in de grond te slaan." Het bruine tentdek wordt met veel verstand van zaken betast en gekreukeld om zijn echtheid 4e constateren. „Is ie waterdicht?" „Ja, dat zal wel. Is er op gekocht, tenminste.'1 „En dat. Flip?" „Dat ding? Slaapzak. Gaat open met drukknopen. Kijk hier. Van binnen gevoerd met oen wollen deken. Kun je zo inkruipen, en buiten slapen. D'r moet ook nog ergens een klamboegaas zijn, om over je hoofd te trekken voor de muskieten. O ja, hier. Zie je wel? De boog plant je in do grond, de klamboe hangt over je heen en Cr kan geen muskiet hij je komen." „Fijn ding, zeg." „Heb je er wel eens in geslapen?" „Nooit geprobeerd hoor. Nooit de kans gehad." „Nou, rnanr ik was er in gaan slapen. Al was maar op de vloer van de slaapkamer." „Of in de tuin." „O, je mag hem gerust oens lenen, hoor. Zoveel kan dat ding me niet schelen, 'k Heb hem eens gekregen, met Sinterklaas. Nou ja ze moesten toch wat bedenken, 'k Had er niet eens om ge- OPLOSSING Van de Rebus nit het vorige nnmmer Gij dorst naar liefde cn hartelijkheid, Dat is een rein verlangen! Maar meent Gij liefde en hartelijkheid Te geven of te ontvangen? De verhoogde Heiland (Hemelvaartslied) T Wees gegroet, Gij eens verachte, Nu gekroond' Immanuel; Heilaanbenger, Schuldvcrzoener, Overwinnaar van de hel; Gij, die mijne schuld woudt boeten, Die mijn zond' aan '4 kruishout droegt; Tot den duurs ten prijs mij vrijkocht, En des Satans macht versloeg. Wees gegroet, verhoogde Heiland! Eeuwig leeft G' op 's hemels troon; Voor den arbeid Uwer ziele, Smaakt Gij 't voorgestelde loon. Aan Gods rechterhand gezeten, Neen, vergeet Gij d' Uwen niet, Bidt Gij voor Uw vrijgekoohten Die G' op aarde achterliet. Eer, aanbidding, macht en glorie Zijt Gij waard t' ontvangen, Heer! Luide Halleluja's rijzen Nu en eeuwig tot Uw eer. Eng'len, Serafs, Cherubijnen! Stemt uw hoogste lofaccord; Zingt den Heiland onzer zielen .Wiens uw schoonste lof behoort. P. J. MOETON, „Spaart heide cn bossen." „Hoe zet ik thee? Hoe bak ik eieren?" „Houdt uw tent en lichaam rein." „Eerste hulp bij ongelukken." „Kampvuur-programma's." Haastig slaan de bladzijden om, worden de titels der hoofdstukken verslonden, de enkele foto's be keken. Gebruinde jon gons vingers wijzen, ogen schitteren, gedachten snellen ongehoorde mogelijk» [lieden tegemoet. Wie had dat kunnen denken, dat die Flip zo'n reuzenvent was, met zulke geweldige bezittingen! Er wordt niet meer gevraagd, of Flipje lid wil worden van de club. Flip zegt zelf ook niet ja of nee. 't Is het meest vanzelfsprekende ding van de wereld, dat hij en zijn schatten tot onderdelen van de club der blauwen worden bevorderd. Wat zal meneer Muller toch wel van dit alles zeggen. Er slaat ergens in huis een klok. Vier uur? Neen, vijf is het reeds. Huiswerk! Wachtend huiswerk!] ,,'k Ga mijn huiswerk maken," zegt Ilorin. „Kas", tegen zijn broertje, „ga je mee?" 'Allen staan recht op hun benen cn slaan houtwol cn zaagsel van hun kleren af. Verlangende ogen grazen nog even na in dc koffer. „Laat de boel maar liggen hoor. Dat ruimt da ibaboe straks wel op." „Heb jij je huiswerk al af, Flip?" „Ik? O, ik doe niks. Waar zou ik zitten moetent 't Hele huis slaat op zijn kop." „Ga maar met mij moe," stelt Theo goedhartig voor. „Ilc zit altijd bij mijn vader in de studeer kamer. Daar kun je ook nog wel bij." Een ogenblik vochten dc twee Flipjes hun biltere strijd om het bestaan. De duistere FILp wil niét. Waarom zul je naar die vreemde mensen toe gaan! 't Is toch overal oven beroerd. De andere Flip wil wél graag. Leuk zag, om eens Je kijken, waar Theo woont. Misschien helpt zijn .vader hem wel even met die moeilijke som. Hi| is immers leeraar, die vader van Theo? Is het onder invloed van de wachtende kamera den? Of doordat hij zich niet zo arm voelt, na de gezamenlijk doorgebrachte middag7 In ieder, geval, de goede Flip wint het van den verkeerde* „Goed, oven mijn rommel halen, zeg." Weg gaat hij, een kamer binnen. Dc vrinden Bioren hem roepen: „*k ga m'n huiswerk bij Theo maken!" Een vaag stemgeluid roept iets terug van: „om zeven uur eten." Dan verlaat de hole bende tegelijk het erf cn een ogenblik later zitten Theo cn Flipje in het nabu rige huis ieder aan oen kant van dc lecrtafcl, en! cijferen, cijferen, of hun loven er van af hangt; met een puntje van hun tong uit de mond han gend. gereed om bij dc eerste de beste schrik af 4e bijten. En er zit oen vader voor zijn eigen schrijfbureau, die telkens, wanneer hij een gecorrigeerd schrift Ibij de andere logt, een blik op de twee jonge stu» denten werpt. Niet zo zeer, om ze te controleren, 238 (De Peetvader van Hr Ms Nieuwe Kruiser III door J. C. Mollema, Oud-Luitenant ter Zee "tWe eindigden ons vorig artikel door te wijzen op de treurige toestand der vloot, die door do iStatcn steeds stiefmoederlijk werd bedeeld. 'Ach, hoe heeft De Ruyter daar steeds tegen geful mineerd en juist daar, waar men hem hoorca moest, onder zijn eerlijke volle naam. I-Iij schreef 'de Stat en-Gen oraal o.a.: „dat hij niet van meening .was weer zee in te gaan, tenzij de vloot met meer Cn betere schepen werd voorzien". iWelnu, de vloot werd versterkt, want Holland was Zij voer in het begin van Augustus uit, ontmoette de vijand de 8ste voor Katwijk; de 9de werd c«e strijd gedurende korte tijd hervat, cinde'ijk de JOde ontwikkelde zich de bloedige slag bij Terhei- 'de, waarin Maarten Harpertszn. Tromp sneu'.eldo. De Ruyter bezocht het admiraalschip, hij zag deji gevallen chef, „den nobelen Heer admiraal tot zijn groot leedwezen in zijn hut dood liggenEn toen er weer op los met zijn eigen bodem; van zijn 150 man verloor hij 43 dooden en 35 werden gekwetst, izijn schip raakte zoo ontramponeerd, dat hij het te den Briel moest salveeren, maar ondanas ons ver lies van 12 schepen bereikten wij ons strategiscK doel: de blokkade onzer kusten verbroken. Een cavalerist vlootvoogd Door Tromp's dood, Witte de With's ontzettende Tromp sneuvelt, 10 Aug. 1653 impopulariteit bij het scheepsvolk en de eeuwige onderlinge ruzies der admiraliteiten en bevelvoer ders, werd ditmaal geen zeeman, maar een cava lerist, Jacob van Wassenaar van Obdam, tot op perbevelhebber benoemd Lowestoft heeft geleerd, dat een cavalerist ook op zee dapper vechten en eerlijk sneuvelen Kan. maar niet, dat men een vloot aan een landofficier moet .toevertrouwen; trouwens onze vijanden van dio tijd hebben in dat opzicht ook veel tecigeld be taald. Dc Staten-Gencraal bestemden De Ruyter tot „assistent", nu zouden wij zeggen tot chef van de staf van den graaf, maar zulk een duivclstoeja- gersbaantje weigerde hij pertinent. Toen heeft men hem vice-admiraal van Amsterdam gemaakt |(1654) en hoewel de Zeeuw zoo iels als verraad aan zijn provincie aanvoelde, liet hij zich bepra ten door den raadpensionaris Johan de Wit, uien hij zeer hoog achtte. Een rond, eerlijk man zooals hij wond geen doek» ijes om zijn gevoelens, zijn vriendschap voir de ,Wit deed hem bij de Oranjeklanten doorgaan voor ;een staatsgezinde. 'Ja, staatsgezind was hij in de beteekenis, dat hij ivoor de» Staat alles veil had, maar De Ruyter deed niet aan politiek; hij diende zijn land onder dg Wit en onder den Prins na 1672 met dezelfde eerbied voor de over hem gestelde overheid In het jaar 1654 behoefde hij niet meer te strijden; Cromwell, even moe als wij en in zijn haft niet genegen een Republiek zooals de zijne te ,ver» zwakken, sloot de vrede. De Ruyter naar Amsterdam Zoo is De Ruyter in 1656 met het gansche ,,huys- houwen" naar Amsterdam verhuisd; het hem door de stad geschonkeoi groot-burgerrecht, dat hem op !één lijn stelde met oc leden van het sludsbestuur zal hem een schrale troost geweest zijn voor het (verlies van zijn Adriaan, als luitenant-ter-zee ge storven. Hij betrok een eenvoudig huis in een ech te zeekapiteinsbuurt op het Nieuwe Waalsciland ;|(nu Prins Hendrikkade 131). 'iWij zullen de Ruyters organisatorisch werk aan i (de zeemacht stilzwijgend voorbijgaan. In het werk „Michiel Adriacnsz Do Ruyter" door P. J. Blok, ruitgave Martinus Bijihoff 1928, waaraan mijn schets is ontleend, kan de belangstellende lozer do geschiedenis van den admiraal uitgebreid vinden. ITusschen 1655 en 1656 beveiligde hij de koopvaardij Sn de Middellandsohe Zee tegen de Franscho en Spaansche kapers en de Barbarijscho piraten. In 1656, onder Obdam verhinderde hij do blokkade rvan Dantzig door don Zweodsohcn Koning Karei X Grjstaaf. tusschen 1656 en 1657 kruiste hij weer in fcle Middellandsohe Zee en had zijn merkwaardige tweede ontmoeting met den Markies Lalande. Dit maal echter waren dc bordjes verhangen en was Lalande de Ruyters gevangene en over de behan deling van den Admiraal kreeg hij niet te klagen. Met Portugal in oorlog geraakt over Brazilië, 6tuurden de Staten-Generual Dc Ruyter ander maal naar de Middellandsohe Zee, faute de com- battants, heeft hij weer niet behoeven te vechten, doch deed voldoende om ook de Barbarijsche zce- roovers ontzag voor Hollands marine in te bocze- De sleutels van de Sont Misschien wel het vordrictelijkste werk van zijn geheele carrière heeft De Ruyter tusschen 1659 en 1GG0 moeten opknappen als drager van „De houten sleutels van de Sont". Wij moesten zorgen, dat dit belangrijke vaarwater niet in handen kwam van den Zweeaschen Koning, die Kopenhagen bele gerde en druk bezig was Denemarken geheel te veroveren. Obdam forceerde de Sont, waarhij Witte de With sneuvelde. Onze concurrenten, de Engelschcn evenwel, zagen met leede oogen onze inmenging in de zaken van de Sont en zoo lagen beide vloten op elkaar te passen en voornamelijk op de Ruyter kwam het nrcr oe duizend-en-één optredende moeilijkheden met Engelschcn, Zwe den en Denen met tact, geduld en vastberaden heid uit de weg te ruimen. Gedurende dit verblijf in het hooge nootden heeft hij met oe Denen de stad Nijborg op Funen veroverd, zelf het voorbeeld gevend, „ghehabilccrd als een bootsgezel". Buat, wiens tragisch einde als prinsgezinde wel iedereen bekend zal zijn, nam aan de landing deel, en den admiraal ziende voor waarts ijlen, riep hij zijn mannen toe: „Die gaat U voor, valt aan". Eindelijk is Zweden tot dc vrede gedwongen, na Karei Gustaafs dood in lGbO, de Sont bleef open en De Ruyter voer thans als Deensch edelman naar huis. Zijn wapen is wel een zeer sprekend geworden: in het rechter boven kwartier een ruiter, in de onderkwartieren een schip en een kanon met kogels, links boven een kruis. Barbarijsche zeeroovers Weinig minder zwaar was De Ruyters taak in de Middcllandsche Zee tusschen 1661 en 1664. Niet alleen had hij de Barbarijsche zeeroovers in toom te houaen en te zorgen, dat de tractaten, die hij met zooveel geduld gesloten had, nageleefd wer den, maar bovendien zat de tweede Engelschc oor log in de* lucht en moest hij oppassen, dat de Britten deze niet in tijd van vrede begonnen met een aanslag op onze Smyrna-vaarders. Hij haa er in de Middellandsche Zee de wind onder, hij heeft „het wolvennest van de Middellandsche Zee ge- schrobt". In 1664 hadden wij den onontbecrlijken vlootvoogd bijna verloren. Hij werd „zeer ziek van koorts en sterken bloodganck, zoodat vele mij al doorgeschreven hadden". Zijn sterk gestel behaal de echter de overwinning, maar in die sukkel/- periode was hij voor zijn onderbevelhebbers erg lastig. Men moet zich De Ruyter overigens niet .voorstellen als een steeds zachtaardig en bezadigd niensch. Aan de wal was hij cie eenvoud zelf, doch aan lioord een buitengewoon krachtig heerscher cn wie zijn toorn opwekte kreeg er zoo ongenadig ,van langs en tegen dezulken kon hij zoo heftig optreden, dat als hij in onze tijd geleefd had, het „reclames" geregend zou hebben. Enfin, van een ma nals De Ruyter, die een braaf ondergeschikte ook niet in de steek liet, in het gevecht niet en tegenover de Staten-Generaal niet, kon men veel verdragen, hij was op de vloot zoowel geacht als populair. De huijter in zijn woning aan het Nieuiue Waals* eiland tc Amstcrdam.Maar het Vaderland riep.. Een Barbarijsche zecrooven Engelsche aanvallen Onze Engelsche benij/lers provoceerden in 1664 do vijandelijkheden door plotseling de bezittingen dec W.I.C. op de kust van Guinee (Gorée) en in Nieuw» Nederland te overvallen en te vermeesteren. Jan de Wit betaalde hun met gelijke munt; zeep in het geheim instrueerde hij De Ruyter oe Mid dellandsche Zee te verlaten en verrassendcrwijzo op de kust van Guinee tegen de Engelsche bezit» tingen op te treden. Nu was het treurig, maar waar, dat van de ver gaderingen der Staten-Generaal, zelfs van het Secreet-Besogne oer Staten-Generaal, niets den Engelschen gezant, den onwaardigen Downing, verborgen bleef. Ditmaal echter wist De Wit, ooor zijn instructie aan De Ruyter handig tusschen wat sjablone papieren te schuiven, deze in dit Besogne getee- kend te krijgen, zonder dat dc heeren wisten, wat zij geteekend hadden cn zoo is De Ruyter weg kunnen sluipen en de Engelschen onverwacht op het lijf gevallen. Hij veroverde Sierra Leone, Ta- corary en Cormantijn en maakte een groote buit. Op zijn terugtocht via de West-Indische eilanden, Nieuw-Neaerland en Newfoundland, kon hij alleen Terreneuve besloken en keerde naar Patria terug benoorden Engeland en Schotland om. In het vaderland had men den grooten admiraal inmiddels heel erg gemist, nog heel wat meer. dan de schatrijke Indische retourvloot, welke bij het uitbreken der vijandelijkheden op weg naar Holland was en welker waarde, mocht zij in han» den vallen van den altijd met geldnood kampen den koning Karei II, dezen vorst het oorlogvoeren al te gemakkelijk zou maken. De Engelschen lagen op de loer, op De Ruyter en op die retourvloot en zij konden het op hun gemak doen, wijl de onzen bij Lowestoft een geweloigo nederlaag hadden geleden, waarbij Obdam in do lucht gevlogen was. De fortuin was daarna echter aan onze zijde, do retourvloot onder Pieter de Bitter wist Bergen to bereiken en daar een Engelschen aanval in dezo neutrale havgn energiek af te slaan en De Ruyter zeilde ongezien het Engelsche gros voorbij en viel met zijn prijzen de 6den Augustus 1665 Delfzijl binnen. Zoo groot was reeds zijn naam, dat dc Natie op dit goede nieuws de moed hervatte en in geest drift ontstak. Johan de Wit zette onmiddellijk de benoeming van De Ruyter tot luitenant admiraal van Holland en West friesland door, zeer tot verdriet van Cor nells Tromp, Maarten Harpertszn. zoon,, die als waarnemend opperbevelhebber zijn positie niet gaarne prijsgaf. Dit passeerer. was het begin van de controverse tusschen beide groote mannen, dio den Staat veel kwaad berokkend heeft. De Ruyter begon met het ontzet van de in Ber gen vastgehouden koopvaarders, daarna blokkeer de hij de Z.w.-kust van Engeland. De Engelschen kwamen niet buiten; een pcstuchtigc ziekte hield vreesclijk huis op onze vloot en toen de winter, naaerde moest ook dc Ruyter binnenvallen. Op zijn doorreis van Zeeland naar Rotterdam en Amster dam overnachtend, luisterde een gast in zijn her berg zijn avondgebed af: „Schenk mij een dee- moedigen geest, opdat ik mij op mijn verheffing iniet yerhoovaardige, verleen mij een heldenhart en bewaar mij voor een deerlijk sneuvelen zooals mijn •.voorzaat" (Obdam). De vierdaagsche zeeslag In het volgende jaar op de 11de Juni begon De Ruyter de beroemde vierdaagsche zeeslag, nu conv- mandeerend op zijn trotsche vlaggeschip „De Zeven Provinciën", de llde had hij den vijand in wanorde en met verlies van vele groote schepen zijn havens ingejaagd. Lang duurde onze mees terschap ter zee nieL Reeds op de 4de Augustus greep de tweede ontmoeting op dc Engelsche kust plaats. Hierbij speelde de onbesuisde roekeloosheid •van Tromp, die een afdeinzend Engclsoh eskader veel te lang vervolgde, De Ruyter parten. Gedurende deze voor ons zeer ongelukkige slag zonk Dc Ruyter korte tijd de moed in de schoenen, „Wat komt ons over; ik wou dat ik dood was", voegde hij zijn vriend Van Nes toe. Maar Van Nes beurde hem op en toen beide admiralen hun gesprek in De Ruyter's kajuit beëindigd hadden, waren opgestaan, en een kanonskogel de juist ver laten zetels verbrijzelde, was De Ruyter weer de oude en hij voerde zijn schepen met betrekkelijk gering verlies behouden de Wielingen binnen, welke ook Tromp door meer geluk dan wijsheid binnensluipen kon. 2311

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 13