Leliei'kundlqe Ru bnek Politieke poëzie GUSTAV MAHLER De Maagdenburger halve bollen V00R knutselaars e e e 6> e Er wordt in onze tijd weinig .politieke poëzie ge schreven. De groote gebeurtenissen, de groote spanningen, de groote bewegingen, welke dichter tracht en vermag ze in zijn kunst uit te beelden? Er was een tijd, toen dat anders was en de be roeringen, de strijd een nationale volkskunst deden ontstaan, die nog haar bekoring op ons uitoefent. Hoevel Geuzenliederen werden er niet geschreven naar aanleiding van de vervolgingen, van veld- en zeeslagen, van verdediging en inname van steden, van politieke toestanden en belangrijke lotgeval len in het leven van vorsten, staatslieden en legeraanvoerders! Is ook ons onovertroffen volks lied niet in die dagen geboren? Politieke poëzie van onvergankelijke waarde. „Niets doet mij meer erbarmer In mijnen wedenspoet. Dan dat men siet verarmen Des Conincks Landen goet, Dat u de Spaengiacrts crencken O Edel Neerlant soet, Als ick daer aen gedencke Mijn Edel hart dat bloot." Ook in later tijd namen onze dichters soms op hartstochtelijke wijze deel aan het staatkun dig leven van hun tijd. Onze grootste dichter, Joost van den Vondel, heeft wel het scherpst van al zijn meening gezegd over allerlei voorval len in stad, gewest en land. Zijn hekeldichten waren vaak fel en soms onbillijk. Nimmer lieten zij na, de algemeene aandacht te trekken. De 18e eeuw staat in onze literatuur met een zwarte kool geteekend. Men mag daaruit echter allerminst afleiden, dat er geen poëtische activi teit was. Zelden is er ook in dichtvorm feller en passievoller in ons land gestreden over staatkun dige vraagstukken. Ons Nederlandsche volk is niet zoo spoedig warm te krijgen voor politieke aan gelegenheden. Maar de tweede helft der 18e eeuw was het zeer militant en koos ieder welhaast partij voor of tegen den Stadhouder. Vliegende blaadjes, schotschriften werden bij tienduizenden over het land verspreid. „Het is verbluffend aldus dr Tazelaar te zien, hoe omvangrijk deze slnjd poezie is. In onzen tijd, die toch ook aan politieke hartstocht waarlijk niet vreemd is, is hij verre na niet een equivalent te vinden." Te midden van het strijdgewoel zwaait ook de be angnjkste onzer romantische dichters, Willem Bilderdijk, zijn dichterlijk zwaard. „Aan Nassaus zij voor 't recht te strijden Voor Nassaus zaak het grievendst leed Kloekhartig, daar 't moet zijn, te lijden der Godsdienst, Vrijheid, stem en goed en bloed f='VtrV?i,',S''lar'!i, V„°°r Juk en wilWwur tc"vri"™, Is de Eed van eik Bataaf. De hemel hoor' die Eed!" Het is dezelfde BiklerdijJc, die in zijn Afscheid het vertrouwen op een herleefd vaderland zoo krachtig uitzong. Als de profetie in vervulling di/Ta"'„,S hij ?nder degenen' wicns stem "oven menigte ^hoord wordt in de feesthoudende h?lLdn wg Wj Watcrl0° en cle Belgische Opstand hebben het aanzien gegeven aan veel gedichten die meest alle reeds lang vergeten ziin welke te kennen toch van belang Is voor hen, d,e nreJT dic liid van "ationalo de pressie en nationale opleving tevens. In hot midden der vorige eeuw hebben Da Costa de calvinist, en Potgieter, de liberaal, veel poli- P°,ez,e geschreven. Het waren do laatste hXe„'Sngé„WClke onderwerpen ?v.rTa?li|!eJrS, slon,lcn nle' alleen vijandig (egen- y pM'd'kanten- en prieslerpoezie als zooda nig, rij misten ook alle bclangUlling voor dc onderwerpen welke deze haililei, bezongen Vn- nalmw .Vors,;enhuis weiMrn vervangen door v™ i ,nnorliJ,(- De schoonheid wcrrl do vereerde godin. De dichter werd liaar priester Hot erhand met het huiselijke, godsdienstige maatschappelijke en politieke leven werd ver' broken. u vei Het waren eerst de socialistische dichters Gorter jnevr. Roland Holst, Adama van Scheltema, Van Gol em, die terugkeerden tot de nooden van den medemensch .tot het leven van allen dag. Poli- tJeke poez'e in eigenlijken zin treft men" echter ook hij hen niet veel aan, hun gedichten voor zoover deze althans aan hun socialistisch be ginsel ontsproten, hebben meestal betrekking op de maatschappelijke, zelden op staatkundige ge- gebeurtenissen en toestanden. Naast deze armoede aan politieke poëzie treft ons in de Vlaamsche en Afrikaansche literatuur een zekere overvloed. Dit behoeft niet te verwonderen. Politieke poëzie ontslaat in den regel n.a.v. be paalde, schokkende voorvallen de moord op den Prins van Oranje, de terdoodbrenging van Oldcn- barneveld, het be-log van den Bosch, de Slag bij Waterloo, of ook wel n.a.v. misstanden in stede lijke en landsregeering. Welnu, van misstanden kondon de Vlamingen en Zuidafrikaners meepraten! In Vlaanderen werden de Vlaamsche taal en beschaving verdrukt en achteruitgedrongen. De Vlamingen moesten strij den, onvermoeid, voor hun rechten op alle gebied. In zulk een tijd wordt het politieke lied geboren, dat over de landen stormt als een strijdkreet, „Weg de bastaards, weg de lauwaards! Ons behoort het Noordzeestrand, Ons, den Kerels, ons, den Klauwaards, Leve God en Vlaander land!" Wat in Vlaanderen opvalt, is de innige wedeiv zijdsche invloed van kunst en leven. Van Rijswijk, Rodenbach, Gezelle, Verriest, en later Wies Moens en René de Clerq, grijpen hun stof uit het poli tieke leven in Vlaanderen, zij vinden in de heer- schendc verdrukking van de Vlaamsche geest en miskenning van de Vlaamsche cultuurgoederen de inspiratie tot hun lied. Maar omgekeerd oefent die zang op hun volk een groote stimuleerende werking uit. In de politieke gedichten van Roden bach en Gezelle vond het Vlaamsche volk zijn moeiten uitgeklaagd, zijn wenschen voorgedragen, zijn eischen onderstreept. Zij bezielden lezers en hoorders, om vol te houden tot de zege behaald' was over Waalsch-franskiljonsche dwingelandij! geb. 7 Juli 1860 te Kalischt (Bohemen) gestorven 18 Mei 1911 te Weenen. Na tot zijn vijftiende jaar het Gymnasium in Iglau bezocht te hebben, werd de jeugdige Mahler leer ling van het Weener Conservatorium. Reeds vroeg had hij blijk gegeven van een muzikale natuur, doch zijn vader liet hem eerst na een degelijke schoolopleiding, de muziek als vak kiezen; vooral na het gewichtige oordeel wat toentertijd Julius, Epstein over het jongmenscli moest vellen. In 1878 verlaat hij het conservatorium met twee eerste prijzen voor klavierspel en het diploma „ausgezeichnet" en loopt nog eenige tijd college aan de Weener Universiteit in de Philosophie en Eén zijner beste vrienden was de beroemde com ponist Ant. Bruckner. In 1S80 doet hij zijn eerste stappen op de dirigenten-loopbaan en wel als di rigent van diverse theaters te Hall, Laibach, 01- mülz. Het jaar 1885 gaat hij naar Praag, dan naar Leipzig, waar hij kennis maakt met Nikisch, den grooten dirigent. Vervolgens verschijnt hij te Boedapest in 1SS8 als opera-directeur en is van 1891'97 eerste dirigent te Hamburg, aan het Stadttheater. Weenen roept hem ter-ug tot 1907 als directeur der Hof-opora en in dien tijd is hij verscheidene malen gastalirigent in het buitenland, o.a. te New-York, waar hij het beroemd philhamioniscli orkest leidt. De jaren aan de Hof-opera te Weenen kenmerkten zich door een intensieven arbeid van Mahler tot verbeteren en verhoogen in cultureel opzicht van het toenmalig opera-peil. Al zijn kennis, zijn ge- heele persoonlijkheid verbond hij aan dit insti tuut om het op net hoogste plan te brengen. De mooiste uitvoeringen van Mozarts opera's kwamen daar tot stand, evenals diverse Wagner-opera's, o.a. „Tristan und Isolde" en Beethovens „Fidelio". Was Mahler als „herschepper" cqh .groot kunste naar, niet minder was hij als „schepper" van diverse symphonische werken, welke in dien tijd van zijn hand verschenen waren. Het oeuvre van Mahler pnivat negen Sympho- nieën; „Das klagende Lierlvoor orkest, gemengd' koor, sopraan-, ah- en tenorsolo; „Dak -Lied van der Erdc", voor orkest, tenor- en alt-stem; Veertien Liederen (aus der Jugendzeit) voor zangstem met pianobegeleiding; Twaalf pedpreji-uit ,„Das Ivna- ben Wunderhörn"; de „Kindertotcnl'ieder" (vijf liederen met orkest-begeleiding) en ten "slotte „Sieberi Liedcr aus letzter Zejt". Stond de wereld toentertijd tamelijk vreemd tegen over Mahlers composities, zoo langzamerhand is men overtuigd geworden van de groolheid van zijn genie en wij moeten de negen syrnphonieèn dan ook als een serie, van uitingen opvatten, wél ke ook een zeker verband houden niet elkander. Van de eerste tot en mét dé negenaè is het een schilderij van het innerlijke leven van Maliler. Dan weder juichend van blijde lcvensjubel (eerste sym- ■phonie), dan als een ontroerend gedicht van een zaamheid (negende symphonic). Want in zijn genialiteit heeft Mahler het zwaar gehad hier op aarde. Zijn doel was „volmaakt heid" en we weten hoe lastig het is met deze lijf spreuk door de wereld te komen. Zijn Godsvertrou wen heeft hem niet beschaamd, doch het vertrou- Met dr. Pienaar achten wij het vanzelfsprekend, dat de gebeurtenissen, die het Zuidafrikaanschc volk tot een afgrond van weedom en vertwijfeling gebracht hebben „in die eerste plaats weerklank moes vind en tot uiting kom bij die digters van die volk te meer nog waar hulle die oorlogs wee uit eic aanschouing geken, die vryheidsstrijd- self gestry het!" M. J. L. wen is de „merisch" heeft hem diep ontgoocheld. Met zeer hard werkeh, ondanks intrige's, hof-in vloeden, kleingeestige tegenwerkingen, heeft hij Weenen gemaakt tot wat het nu nog is, het cen trum van muziek. En tot dank moest hij probeeren om in Amerika een klein kapitaal bij elkaar zien té brengen, teneinde zijn Jicvclingswensch in ver vulling te zien gaan, n.l. rustig leven en compo- neeren ergens ter wereld waar het maar zoo rus tig mogelijk was. Helaas ook dit werd niet zijn deel. Ziek en over werkt kwam hij in Europa terug en bezweek in 1911 te Weenen. Prof. Dr. Guido Ad Ier sprak terecht in 1920 tijdens de Mahler-herdenking ter gelegenheid van Men- gelbergs jubileum: „De armoede is de moeder van alle kunsten". „Mahlers karakter was een zeldzame vermenging „van openheid zonder égards en kuische terugge- „houdenheid van zijn innerlijkste roerselen, was „recht van lijn, recht op het doel af gericht om „zijn kunstidealen door le zetten, verankerd in „liefde en kracht. Maliler kon in één werk liefde „en haat uitdrukken, de laatste slechts met toe passing van ironie. „Maliler was een fanaticus der waarheid in leven „cn kunst. Met groote trekken in zijn wezen, on buigzaam van wil, maar ook prikkelend, altijd „vertrouwenswaardig. Een zeldzame vermenging „van tot dienst bereid zijn en heerschers-natuur". Nu, in 1986, staan we aan den vooravond van zijn sterfdag-herdenking en wederom als bij zoovele groote componisten staan we beschaamd omdat hij eerst uit het aardsche lijden verlost moest worden, om tot de grootheid te stijgen die hij nu inneemt. We vragen ons weer af: „Waarom"?, „Waarom" moest hij zoo over de wereld reizen en trekken, waarom, moest hij zoo afgejakkerd wor den, waarom, beleven we nu de diverse Mahler- cyclussen, Mahler-herdcnkingen enz.? Waarom werd hij tijdens zijn leven zoo bitter weinig er kend? Wij kunnen er geen antwoord op geven. Tijdens Mahlers leven heeft niemand voor hem gepionneerd. Dit is eerst na zijn dood begonnen. In Holland beleefden we de eerste uitvoering van zijn derde symphonic inArnhem en wel door het Arnhcmsch Symphonie-orkest onder leiding van den kortelings overleden dirigent Martin S. Heuckerotli, met medewerking van dames- en jon genskoor en een alUsoliste, totaal 664 medewer kenden. Mahler zelf was „erstaunt", dat Heuckeroth het" aandurfde en schonk als dank de partituur met een opdracht aan den dirigent. Later zatte Mengelberg het werk voort, ook als vriend van Mahler, en zoo zijn al zijn werken hier, in Holland zoo langzamerhand ingeburgerd en hebben we deze prachtige muziek geregeld in de programma's zien voorkomen. Mahlop was ook eenigen tijd gastdirigent te Am sterdam bij het Concerlgeliouw-orkest en uo te genwoordige gastdirigent Bruno Walter, één van de intiemste vrienden van Mahler, zet de traditie voort. Omstreeks IS Mei zal het eenige Mahler monument dat er is, onthuld worden te Weenen en zal ter gelegenheid van den 25en sterjdag een Mahler- herdenking plaats vinden door utivoering van zijn grootste werken onder leiding van Bruno Walter. Mahlers graf bevindt zich op het Grinzinger Friedhof te Weenen. De 400 kransen, waaronder zijn graf bedolven werd, konden niet vergoeden hetgeen hem tijdens zijn leven ontbroken had. 230 We gaan een lijstje maken De meeste moeders zijn al klaar met de schoon» maak. Ais je kamertje er weer zo propertjes uitziet, komt vanzelf de lust boven om het wat „aan te kleden". Oude lijstjes moeten vernieuwd en daar om gaan we deze week eens zélf een lijntje maken. 't Is erg eenvoudig. Je neemt een stuk gekleurd dun karton en tekent daarop een vierkant, groot 16 X 16 cM. Trek de lijnen, die je op fig. I ziet. Alle stippellijnen zijn hulplijnen, 't Is ons te doen om de lijnen ab en cd waarlangs we sti-aks snij den moeten. Vooraf trekken we echter aan de achterkant dc diagonalen en plakken precies in 't midden een vierkant stuk gekleurd papier, groot 10 X 10 cM. Wacht tot dit goed droog is cn keer dan het kar- rton om. Snijd nu langs de lijnen ab en cd, buig de vier slippen welke je ziet, uaar voren om on plak ze vast, zoals fig. II aangeeft. Het gekleurd papier, dat je er achter plakte, moet natuurlijk een andere kleur hebben dan het karton. Het lijstje hang je met een smal lintje op. Doe er een mooie prentbriefkaart achter en plak die over met een stuk stevig papier. raadsels T. Op zoek naar een hoofdstad. Welke hoofdstad van een bekend groot land kunt' ge malven van deze twee woorden: L E R N IJ B II. Welke Russische, stad? Mijn eerste is een onaanzienlijk plantje;- mijn tweede is nooit warm en mijn geheel is een stad in Rusland. III. Een dorp in Utrecht. Welk dorp in de provincie Utrecht kunt ge maken van deze vijf letters: RONDO IV. Even goed nadenken. Mijn eerst'e is een getal; mijn tweede is een andere naam voor rand of zijde; mijn geheel is nooit rond. V. Knoppenvraagstuk. De vier bovenstaande raadsels zijn erg gemakke lijk (want we moeten ook denken aan de kleine luoer of zus, die graag meedoet). Als toegift nog iets voor de oudere joDgens en meisjes. 'dan wel, om zijn gedachten over Flipje verder uit te spinnen. „Aardig kereltje," is de soon van zijn denken. „Aardig kereltje, om te zien. Die gelige kleur en die zwarte ogen passen goed bij elkaar. Maar lastig om te hébben, volgens hetgeen je zo hoort. Maar wij weten niet, wat er achter zo'n kind zit. We kunnen vermoeden, meer niet Weten doet God alleen. Wonderlijk, dat hij nü in onze kring te recht is gekomen. Daar heeft God Zijn bedoeling imee. Misschien, dat wij wat licht 'n zijn leventje moeten brengeniets van het Eeuwige Licht, dat alle duisternissen overwint" Flipje ziet opeens op van zijn werk. Voelt hij de gedachten van den ander op zich aankomen? Meneer knikt hem vrolijk toe. „Ze Filippus, som men al af?" „Neen, meneer, nog hiet. Die ene ken ik niet. Dat is zo'n idiote van een weg met voetgangers en een auto. Net of dat iemand wat schelen kan, wanneer die elkaar passeren. Als 't zo ver is, zien ze het vanzelf wel." „Ja, dat denk ik ook. Maar je moet hem nu toch maken, vind je niet? Al was 't alleen maar voor je cijfer, morgen. Kom, we rekenen hem even samen, dan zie je 't zo." En een ogenblik later, blij verrast: „Ha! ik heb hem al. Nou aJIeen nog maar de laatste." „Hij kan toch nog wel meevallen," denkt Theo's vader. „Als hij onder goede leiding komt. En 't is al een goed ding, dat hij lid van de club is ge worden. Want die jonge meneer Muller is precies voor hem geschikt. Wat brengt God de mensen looh op een merkwaardige manier bij elkaar." Zo is nu dus Flipje van Swaenesteyn lid geworden van de club der blauwen en vergeleken bij de hoeveelheid woorden, die er tevoren over dat on derwerp gewisseld zijn, is het nog al kalm en eenvoudig in zijn werk gegaan. De tent en de trommel, de slaapzak en de handleiding hebben er stellig het hunne toe bij gedragen, om Flipje tot een zeer gewild persoontje te maken. *t Vervolg echter van de geschiedenis is niet zo eeer eenvoudig, want het valt niet te ontkennen, dat er eigenlijk twéé Flipjes tot de club zijn toe getreden. De ene Flip is best om te hebben. Die doet gezellig mee aan plannen makendie kan vrolijk lachendie praat gewone jongenstaal, al is die wel eens doorspekt met minder gewenste uitdrukkingen. De andere Flip echter is als een vreemdeling te midden van de blauwe bende. Wantrouwend grofzegt van alles op zijn zeurige manier; wat heb je daar aan, en vult de weinige onte vreden woorden, die hij belieft uit te spreken aan met uitdrukkingen als: beroerd, lam, stik, enz. enz. Erger nog met werkelijke vloeken, die ihet oor beledigen en het harte pijn doen. Alsof hij reeds honaerd levens achter zich heeft liggen, zo oud staat het gezichtje van dezen anderen Flip en alsof hij in die honderd levens niet anders heeft ontmoet dan haat en nijd en wantrouwen en vergif, zo naargeestig is zijn denken en zijn En 't, lastigste is, dat je nooit van te voren weet, wélke van de twee Flipjes je meeneemt op een bergwandeling of naar een clubvergadering. En, wanneer je al de goeie Flip mééneemt, dan nog kan 't onderweg heel goed gebeuren, dat door de ©en of andere onberekenbare invloed de goeie Flip verdwijnt en de akelige er voor in dé plaats schuift. En dan zit je verder met de gebakken peren, want dan deugt er niets en niemand meer, en krijg je de hele weg over niets anders te horen dan schimpen en mopperen. En blij mag je wezen, als het afloopt zonder vloeken, waarover je jo altijd weer kwaad maakt, tot vechtlust toe. (Wordt vervolgd) Hierboven ziet ge een vierkant, waarin 12 knop* pen zijn getekend. Hoe kunt ge nu dit vierkant zó in vier stukken verdelen, dat de &tukken alle vier even groot zijn en er in elk stuk evenveel knoppen staan. Oplossing raadsels van de vorige week: I. De pen. II. Kozak. III. Electriciteit. te leggen. Nu pompte hij uit de holle kogel dc lucht weg, voor zover hem dat gelukte. De druk van de dampkring perste de beide halve bollen zo sterk tegen elkaar, dat zij niet konden worden losgetrokken, zolang het „luchtledig" gehandhaafd bleef. Liet echter von Guerieke lucht tussen d5 halve bollen toestromen, dan kon men de beide helften gemakkelijk van elkaar halen. Deze proef werd door von Guerieke op verzoek van keizer Ferdinand III, die zich voor een Rijks dagzitting te Regensburg bevond, uitgevoerd. Er waren niet minder dan zestien paarden noa.g, acht ter weerszijden, om de halve bollen van elkaar te rukken. Deze proef is bekend gebleven en heeft op tijdgenoot en nageslacht een groten indruk gemaakt. Zaterdag werd te Maagdenburg deze proef nog weer eens herhaald. En een massa mensen waren gekomen om de beroemde Maagdenburger halve hollen te zien. Op onze foto ziet men de bollen liggen. Voor ae aardigheid waren de mannen, die de proeven uitvoerden, gekleed in costuums uit de tijd van Otto von Guerieke. 'k Ivan me zo echt voorstellen, dat heel wat jongens en meisjes als ze 't plaatje hiernaast bekeken hebben, verwonderd zullen vragen:" wat moet dat nou voorstellen? Malar de grooteren, die op de Mulo of H.B.S. gaan, zullen van de „Maagdenburger halve bollen" wel eens meer gehooixj hebben. Iets wil ik er hier van vertellen. Deze foto werd verleden week Za terdag genomen. Toen werd in de Duitse stad Maagdenburg herdacht, dat Otto von Guerieke 250 jaar ge leden gestorven is. Reels als knaap blonk Otto onder zijn vriendjes uit. Hij kon uitste kend leren cn deed op school altijd z'n best. Men besloot dan ook hem verder te laten leren, en toen hij 21 jaar oud was werd hij student aan de Universiteit te Leiden. Daar studeerde hij in de natuur kunde, de vestingbouwkunde en de moderne talen. Toen hij met zijn studie klaar was, schreef hij een geleerd boek, dat bij Johannes Jansz. van Waesberghe te Amster dam werd uitgegeven. Zo heeft ook ons kleine land een groot aandeel gehad in de roem, die Guerieke later als wetenschap pelijk man verwierf. Otto van Guerieke was wat. men wel eens noemt: „van alle markten thuis". Hij was sterre'kundigc, ingenieur, officier bij de genie, bier brouwer en herenboer. En zijn ge boortestad Maagdenburg heeft bij eerst als raadslid en later als bur gemeester grote diensten bewezen. Maar in de geschiedenis staat bij 't meest als natuurkundige bekend. De leerlingen van Mulo en H.B.S. weten tegenwoordig al heel aardig te vertellen wat onder „luchtledige ruimte" moet verstaan worden. Maar in Guerieke's tijd wist men dit niet In dit opzicht heeft de vroegere Leidsc student zijn medemensen een heel stuk verder op de goede weg geholpen. Hij ontdekte (of verbeterde) do luchtpomp en bereikte met zijn nog zeer gebrek kige hulpmiddelen reeds tamelijk lage lucht- Do schrandere Otto spoorde de oorzaken op van de wisselende barometerstanden; ook wist hij reeds een storm te voorspellen. Altijd was hij bezig met proeven te nemen. En toen bij in een buis een waterkolom ongeveer tien meter hoog wist op te zuigen door er de lucht boven weg to balen toen stonden de eenvoudige burgers van Maagdenburg heel ontsteld te kijken. En later kwam toen die wonderlijke geschiedenis met de „Maagdenburger halve bollen". Von Guerieke liet twee grote koperen, holle halve bollen maken, waarvan de randen precies op elkaar pasten. Hij plaatste ze op elkaar en zorgde dat het contact tussen de randen volkomen slui tend was, door er een ring van leer, gedrenkt in een oplossing van was met terpentijn, tussen 239

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 12