Leliei'kundlqe Ru bnek
Politieke poëzie
GUSTAV MAHLER
De Maagdenburger halve bollen V00R knutselaars
e
e
e 6>
e
Er wordt in onze tijd weinig .politieke poëzie ge
schreven. De groote gebeurtenissen, de groote
spanningen, de groote bewegingen, welke dichter
tracht en vermag ze in zijn kunst uit te beelden?
Er was een tijd, toen dat anders was en de be
roeringen, de strijd een nationale volkskunst deden
ontstaan, die nog haar bekoring op ons uitoefent.
Hoevel Geuzenliederen werden er niet geschreven
naar aanleiding van de vervolgingen, van veld- en
zeeslagen, van verdediging en inname van steden,
van politieke toestanden en belangrijke lotgeval
len in het leven van vorsten, staatslieden en
legeraanvoerders! Is ook ons onovertroffen volks
lied niet in die dagen geboren? Politieke poëzie
van onvergankelijke waarde.
„Niets doet mij meer erbarmer
In mijnen wedenspoet.
Dan dat men siet verarmen
Des Conincks Landen goet,
Dat u de Spaengiacrts crencken
O Edel Neerlant soet,
Als ick daer aen gedencke
Mijn Edel hart dat bloot."
Ook in later tijd namen onze dichters soms op
hartstochtelijke wijze deel aan het staatkun
dig leven van hun tijd. Onze grootste dichter,
Joost van den Vondel, heeft wel het scherpst
van al zijn meening gezegd over allerlei voorval
len in stad, gewest en land. Zijn hekeldichten
waren vaak fel en soms onbillijk. Nimmer lieten
zij na, de algemeene aandacht te trekken.
De 18e eeuw staat in onze literatuur met een
zwarte kool geteekend. Men mag daaruit echter
allerminst afleiden, dat er geen poëtische activi
teit was. Zelden is er ook in dichtvorm feller en
passievoller in ons land gestreden over staatkun
dige vraagstukken. Ons Nederlandsche volk is niet
zoo spoedig warm te krijgen voor politieke aan
gelegenheden. Maar de tweede helft der 18e eeuw
was het zeer militant en koos ieder welhaast
partij voor of tegen den Stadhouder. Vliegende
blaadjes, schotschriften werden bij tienduizenden
over het land verspreid. „Het is verbluffend
aldus dr Tazelaar te zien, hoe omvangrijk deze
slnjd poezie is. In onzen tijd, die toch ook aan
politieke hartstocht waarlijk niet vreemd is, is
hij verre na niet een equivalent te vinden."
Te midden van het strijdgewoel zwaait ook de
be angnjkste onzer romantische dichters, Willem
Bilderdijk, zijn dichterlijk zwaard.
„Aan Nassaus zij voor 't recht te strijden
Voor Nassaus zaak het grievendst leed
Kloekhartig, daar 't moet zijn, te lijden
der Godsdienst, Vrijheid, stem en goed en bloed
f='VtrV?i,',S''lar'!i, V„°°r Juk en wilWwur tc"vri"™,
Is de Eed van eik Bataaf. De hemel hoor' die Eed!"
Het is dezelfde BiklerdijJc, die in zijn Afscheid
het vertrouwen op een herleefd vaderland zoo
krachtig uitzong. Als de profetie in vervulling
di/Ta"'„,S hij ?nder degenen' wicns stem "oven
menigte ^hoord wordt in de feesthoudende
h?lLdn wg Wj Watcrl0° en cle Belgische Opstand
hebben het aanzien gegeven aan veel gedichten
die meest alle reeds lang vergeten ziin
welke te kennen toch van belang Is voor hen, d,e
nreJT dic liid van "ationalo de
pressie en nationale opleving tevens.
In hot midden der vorige eeuw hebben Da Costa
de calvinist, en Potgieter, de liberaal, veel poli-
P°,ez,e geschreven. Het waren do laatste
hXe„'Sngé„WClke onderwerpen
?v.rTa?li|!eJrS, slon,lcn nle' alleen vijandig (egen-
y pM'd'kanten- en prieslerpoezie als zooda
nig, rij misten ook alle bclangUlling voor dc
onderwerpen welke deze haililei, bezongen Vn-
nalmw .Vors,;enhuis weiMrn vervangen door
v™ i ,nnorliJ,(- De schoonheid wcrrl do
vereerde godin. De dichter werd liaar priester
Hot erhand met het huiselijke, godsdienstige
maatschappelijke en politieke leven werd ver'
broken. u vei
Het waren eerst de socialistische dichters Gorter
jnevr. Roland Holst, Adama van Scheltema, Van
Gol em, die terugkeerden tot de nooden van den
medemensch .tot het leven van allen dag. Poli-
tJeke poez'e in eigenlijken zin treft men" echter
ook hij hen niet veel aan, hun gedichten voor
zoover deze althans aan hun socialistisch be
ginsel ontsproten, hebben meestal betrekking op
de maatschappelijke, zelden op staatkundige ge-
gebeurtenissen en toestanden.
Naast deze armoede aan politieke poëzie treft ons
in de Vlaamsche en Afrikaansche literatuur een
zekere overvloed. Dit behoeft niet te verwonderen.
Politieke poëzie ontslaat in den regel n.a.v. be
paalde, schokkende voorvallen de moord op den
Prins van Oranje, de terdoodbrenging van Oldcn-
barneveld, het be-log van den Bosch, de Slag bij
Waterloo, of ook wel n.a.v. misstanden in stede
lijke en landsregeering.
Welnu, van misstanden kondon de Vlamingen en
Zuidafrikaners meepraten! In Vlaanderen werden
de Vlaamsche taal en beschaving verdrukt en
achteruitgedrongen. De Vlamingen moesten strij
den, onvermoeid, voor hun rechten op alle gebied.
In zulk een tijd wordt het politieke lied geboren,
dat over de landen stormt als een strijdkreet,
„Weg de bastaards, weg de lauwaards!
Ons behoort het Noordzeestrand,
Ons, den Kerels, ons, den Klauwaards,
Leve God en Vlaander land!"
Wat in Vlaanderen opvalt, is de innige wedeiv
zijdsche invloed van kunst en leven. Van Rijswijk,
Rodenbach, Gezelle, Verriest, en later Wies Moens
en René de Clerq, grijpen hun stof uit het poli
tieke leven in Vlaanderen, zij vinden in de heer-
schendc verdrukking van de Vlaamsche geest en
miskenning van de Vlaamsche cultuurgoederen de
inspiratie tot hun lied. Maar omgekeerd oefent
die zang op hun volk een groote stimuleerende
werking uit. In de politieke gedichten van Roden
bach en Gezelle vond het Vlaamsche volk zijn
moeiten uitgeklaagd, zijn wenschen voorgedragen,
zijn eischen onderstreept. Zij bezielden lezers en
hoorders, om vol te houden tot de zege behaald'
was over Waalsch-franskiljonsche dwingelandij!
geb. 7 Juli 1860 te Kalischt (Bohemen)
gestorven 18 Mei 1911 te Weenen.
Na tot zijn vijftiende jaar het Gymnasium in Iglau
bezocht te hebben, werd de jeugdige Mahler leer
ling van het Weener Conservatorium. Reeds vroeg
had hij blijk gegeven van een muzikale natuur,
doch zijn vader liet hem eerst na een degelijke
schoolopleiding, de muziek als vak kiezen; vooral
na het gewichtige oordeel wat toentertijd Julius,
Epstein over het jongmenscli moest vellen.
In 1878 verlaat hij het conservatorium met twee
eerste prijzen voor klavierspel en het diploma
„ausgezeichnet" en loopt nog eenige tijd college
aan de Weener Universiteit in de Philosophie en
Eén zijner beste vrienden was de beroemde com
ponist Ant. Bruckner. In 1S80 doet hij zijn eerste
stappen op de dirigenten-loopbaan en wel als di
rigent van diverse theaters te Hall, Laibach, 01-
mülz. Het jaar 1885 gaat hij naar Praag, dan naar
Leipzig, waar hij kennis maakt met Nikisch, den
grooten dirigent.
Vervolgens verschijnt hij te Boedapest in 1SS8 als
opera-directeur en is van 1891'97 eerste dirigent
te Hamburg, aan het Stadttheater.
Weenen roept hem ter-ug tot 1907 als directeur der
Hof-opora en in dien tijd is hij verscheidene malen
gastalirigent in het buitenland, o.a. te New-York,
waar hij het beroemd philhamioniscli orkest leidt.
De jaren aan de Hof-opera te Weenen kenmerkten
zich door een intensieven arbeid van Mahler tot
verbeteren en verhoogen in cultureel opzicht van
het toenmalig opera-peil. Al zijn kennis, zijn ge-
heele persoonlijkheid verbond hij aan dit insti
tuut om het op net hoogste plan te brengen. De
mooiste uitvoeringen van Mozarts opera's kwamen
daar tot stand, evenals diverse Wagner-opera's,
o.a. „Tristan und Isolde" en Beethovens „Fidelio".
Was Mahler als „herschepper" cqh .groot kunste
naar, niet minder was hij als „schepper" van
diverse symphonische werken, welke in dien tijd
van zijn hand verschenen waren.
Het oeuvre van Mahler pnivat negen Sympho-
nieën; „Das klagende Lierlvoor orkest, gemengd'
koor, sopraan-, ah- en tenorsolo; „Dak -Lied van
der Erdc", voor orkest, tenor- en alt-stem; Veertien
Liederen (aus der Jugendzeit) voor zangstem met
pianobegeleiding; Twaalf pedpreji-uit ,„Das Ivna-
ben Wunderhörn"; de „Kindertotcnl'ieder" (vijf
liederen met orkest-begeleiding) en ten "slotte
„Sieberi Liedcr aus letzter Zejt".
Stond de wereld toentertijd tamelijk vreemd tegen
over Mahlers composities, zoo langzamerhand is
men overtuigd geworden van de groolheid van
zijn genie en wij moeten de negen syrnphonieèn
dan ook als een serie, van uitingen opvatten, wél
ke ook een zeker verband houden niet elkander.
Van de eerste tot en mét dé negenaè is het een
schilderij van het innerlijke leven van Maliler. Dan
weder juichend van blijde lcvensjubel (eerste sym-
■phonie), dan als een ontroerend gedicht van een
zaamheid (negende symphonic).
Want in zijn genialiteit heeft Mahler het zwaar
gehad hier op aarde. Zijn doel was „volmaakt
heid" en we weten hoe lastig het is met deze lijf
spreuk door de wereld te komen. Zijn Godsvertrou
wen heeft hem niet beschaamd, doch het vertrou-
Met dr. Pienaar achten wij het vanzelfsprekend,
dat de gebeurtenissen, die het Zuidafrikaanschc
volk tot een afgrond van weedom en vertwijfeling
gebracht hebben „in die eerste plaats weerklank
moes vind en tot uiting kom bij die digters van
die volk te meer nog waar hulle die oorlogs
wee uit eic aanschouing geken, die vryheidsstrijd-
self gestry het!" M. J. L.
wen is de „merisch" heeft hem diep ontgoocheld.
Met zeer hard werkeh, ondanks intrige's, hof-in
vloeden, kleingeestige tegenwerkingen, heeft hij
Weenen gemaakt tot wat het nu nog is, het cen
trum van muziek. En tot dank moest hij probeeren
om in Amerika een klein kapitaal bij elkaar zien
té brengen, teneinde zijn Jicvclingswensch in ver
vulling te zien gaan, n.l. rustig leven en compo-
neeren ergens ter wereld waar het maar zoo rus
tig mogelijk was.
Helaas ook dit werd niet zijn deel. Ziek en over
werkt kwam hij in Europa terug en bezweek in
1911 te Weenen.
Prof. Dr. Guido Ad Ier sprak terecht in 1920 tijdens
de Mahler-herdenking ter gelegenheid van Men-
gelbergs jubileum: „De armoede is de moeder van
alle kunsten".
„Mahlers karakter was een zeldzame vermenging
„van openheid zonder égards en kuische terugge-
„houdenheid van zijn innerlijkste roerselen, was
„recht van lijn, recht op het doel af gericht om
„zijn kunstidealen door le zetten, verankerd in
„liefde en kracht. Maliler kon in één werk liefde
„en haat uitdrukken, de laatste slechts met toe
passing van ironie.
„Maliler was een fanaticus der waarheid in leven
„cn kunst. Met groote trekken in zijn wezen, on
buigzaam van wil, maar ook prikkelend, altijd
„vertrouwenswaardig. Een zeldzame vermenging
„van tot dienst bereid zijn en heerschers-natuur".
Nu, in 1986, staan we aan den vooravond van zijn
sterfdag-herdenking en wederom als bij zoovele
groote componisten staan we beschaamd omdat
hij eerst uit het aardsche lijden verlost moest
worden, om tot de grootheid te stijgen die hij nu
inneemt. We vragen ons weer af: „Waarom"?,
„Waarom" moest hij zoo over de wereld reizen en
trekken, waarom, moest hij zoo afgejakkerd wor
den, waarom, beleven we nu de diverse Mahler-
cyclussen, Mahler-herdcnkingen enz.? Waarom
werd hij tijdens zijn leven zoo bitter weinig er
kend? Wij kunnen er geen antwoord op geven.
Tijdens Mahlers leven heeft niemand voor hem
gepionneerd. Dit is eerst na zijn dood begonnen.
In Holland beleefden we de eerste uitvoering van
zijn derde symphonic inArnhem en wel door
het Arnhcmsch Symphonie-orkest onder leiding
van den kortelings overleden dirigent Martin S.
Heuckerotli, met medewerking van dames- en jon
genskoor en een alUsoliste, totaal 664 medewer
kenden.
Mahler zelf was „erstaunt", dat Heuckeroth het"
aandurfde en schonk als dank de partituur met
een opdracht aan den dirigent.
Later zatte Mengelberg het werk voort, ook als
vriend van Mahler, en zoo zijn al zijn werken hier,
in Holland zoo langzamerhand ingeburgerd en
hebben we deze prachtige muziek geregeld in de
programma's zien voorkomen.
Mahlop was ook eenigen tijd gastdirigent te Am
sterdam bij het Concerlgeliouw-orkest en uo te
genwoordige gastdirigent Bruno Walter, één van
de intiemste vrienden van Mahler, zet de traditie
voort.
Omstreeks IS Mei zal het eenige Mahler monument
dat er is, onthuld worden te Weenen en zal ter
gelegenheid van den 25en sterjdag een Mahler-
herdenking plaats vinden door utivoering van zijn
grootste werken onder leiding van Bruno Walter.
Mahlers graf bevindt zich op het Grinzinger
Friedhof te Weenen. De 400 kransen, waaronder
zijn graf bedolven werd, konden niet vergoeden
hetgeen hem tijdens zijn leven ontbroken had.
230
We gaan een lijstje maken
De meeste moeders zijn al klaar met de schoon»
maak.
Ais je kamertje er weer zo propertjes uitziet,
komt vanzelf de lust boven om het wat „aan te
kleden". Oude lijstjes moeten vernieuwd en daar
om gaan we deze week eens zélf een lijntje maken.
't Is erg eenvoudig. Je neemt een stuk gekleurd
dun karton en tekent daarop een vierkant, groot
16 X 16 cM. Trek de lijnen, die je op fig. I ziet.
Alle stippellijnen zijn hulplijnen, 't Is ons te doen
om de lijnen ab en cd waarlangs we sti-aks snij
den moeten.
Vooraf trekken we echter aan de achterkant dc
diagonalen en plakken precies in 't midden een
vierkant stuk gekleurd papier, groot 10 X 10 cM.
Wacht tot dit goed droog is cn keer dan het kar-
rton om. Snijd nu langs de lijnen ab en cd, buig
de vier slippen welke je ziet, uaar voren om on
plak ze vast, zoals fig. II aangeeft. Het gekleurd
papier, dat je er achter plakte, moet natuurlijk
een andere kleur hebben dan het karton.
Het lijstje hang je met een smal lintje op. Doe
er een mooie prentbriefkaart achter en plak die
over met een stuk stevig papier.
raadsels
T. Op zoek naar een hoofdstad.
Welke hoofdstad van een bekend groot land kunt'
ge malven van deze twee woorden:
L E R N IJ B
II. Welke Russische, stad?
Mijn eerste is een onaanzienlijk plantje;- mijn
tweede is nooit warm en mijn geheel is een stad
in Rusland.
III. Een dorp in Utrecht.
Welk dorp in de provincie Utrecht kunt ge maken
van deze vijf letters:
RONDO
IV. Even goed nadenken.
Mijn eerst'e is een getal; mijn tweede is een andere
naam voor rand of zijde; mijn geheel is nooit rond.
V. Knoppenvraagstuk.
De vier bovenstaande raadsels zijn erg gemakke
lijk (want we moeten ook denken aan de kleine
luoer of zus, die graag meedoet).
Als toegift nog iets voor de oudere joDgens en
meisjes.
'dan wel, om zijn gedachten over Flipje verder uit
te spinnen.
„Aardig kereltje," is de soon van zijn denken.
„Aardig kereltje, om te zien. Die gelige kleur en
die zwarte ogen passen goed bij elkaar. Maar lastig
om te hébben, volgens hetgeen je zo hoort. Maar
wij weten niet, wat er achter zo'n kind zit. We
kunnen vermoeden, meer niet Weten doet God
alleen. Wonderlijk, dat hij nü in onze kring te
recht is gekomen. Daar heeft God Zijn bedoeling
imee. Misschien, dat wij wat licht 'n zijn leventje
moeten brengeniets van het Eeuwige Licht,
dat alle duisternissen overwint"
Flipje ziet opeens op van zijn werk. Voelt hij de
gedachten van den ander op zich aankomen?
Meneer knikt hem vrolijk toe. „Ze Filippus, som
men al af?"
„Neen, meneer, nog hiet. Die ene ken ik niet. Dat
is zo'n idiote van een weg met voetgangers en
een auto. Net of dat iemand wat schelen kan,
wanneer die elkaar passeren. Als 't zo ver is,
zien ze het vanzelf wel."
„Ja, dat denk ik ook. Maar je moet hem nu toch
maken, vind je niet? Al was 't alleen maar voor
je cijfer, morgen. Kom, we rekenen hem even
samen, dan zie je 't zo."
En een ogenblik later, blij verrast: „Ha! ik heb
hem al. Nou aJIeen nog maar de laatste."
„Hij kan toch nog wel meevallen," denkt Theo's
vader. „Als hij onder goede leiding komt. En 't is
al een goed ding, dat hij lid van de club is ge
worden. Want die jonge meneer Muller is precies
voor hem geschikt. Wat brengt God de mensen
looh op een merkwaardige manier bij elkaar."
Zo is nu dus Flipje van Swaenesteyn lid geworden
van de club der blauwen en vergeleken bij de
hoeveelheid woorden, die er tevoren over dat on
derwerp gewisseld zijn, is het nog al kalm en
eenvoudig in zijn werk gegaan. De tent en de
trommel, de slaapzak en de handleiding hebben
er stellig het hunne toe bij gedragen, om Flipje
tot een zeer gewild persoontje te maken.
*t Vervolg echter van de geschiedenis is niet zo
eeer eenvoudig, want het valt niet te ontkennen,
dat er eigenlijk twéé Flipjes tot de club zijn toe
getreden. De ene Flip is best om te hebben. Die
doet gezellig mee aan plannen makendie kan
vrolijk lachendie praat gewone jongenstaal,
al is die wel eens doorspekt met minder gewenste
uitdrukkingen.
De andere Flip echter is als een vreemdeling te
midden van de blauwe bende. Wantrouwend
grofzegt van alles op zijn zeurige manier;
wat heb je daar aan, en vult de weinige onte
vreden woorden, die hij belieft uit te spreken
aan met uitdrukkingen als: beroerd, lam, stik,
enz. enz. Erger nog met werkelijke vloeken, die
ihet oor beledigen en het harte pijn doen. Alsof hij
reeds honaerd levens achter zich heeft liggen, zo
oud staat het gezichtje van dezen anderen Flip
en alsof hij in die honderd levens niet anders
heeft ontmoet dan haat en nijd en wantrouwen
en vergif, zo naargeestig is zijn denken en zijn
En 't, lastigste is, dat je nooit van te voren weet,
wélke van de twee Flipjes je meeneemt op een
bergwandeling of naar een clubvergadering. En,
wanneer je al de goeie Flip mééneemt, dan nog
kan 't onderweg heel goed gebeuren, dat door de
©en of andere onberekenbare invloed de goeie
Flip verdwijnt en de akelige er voor in dé plaats
schuift. En dan zit je verder met de gebakken
peren, want dan deugt er niets en niemand meer,
en krijg je de hele weg over niets anders te horen
dan schimpen en mopperen. En blij mag je wezen,
als het afloopt zonder vloeken, waarover je jo
altijd weer kwaad maakt, tot vechtlust toe.
(Wordt vervolgd)
Hierboven ziet ge een vierkant, waarin 12 knop*
pen zijn getekend. Hoe kunt ge nu dit vierkant
zó in vier stukken verdelen, dat de &tukken alle
vier even groot zijn en er in elk stuk evenveel
knoppen staan.
Oplossing raadsels van de vorige week:
I. De pen.
II. Kozak.
III. Electriciteit.
te leggen. Nu pompte hij uit de holle kogel dc
lucht weg, voor zover hem dat gelukte. De druk
van de dampkring perste de beide halve bollen
zo sterk tegen elkaar, dat zij niet konden worden
losgetrokken, zolang het „luchtledig" gehandhaafd
bleef. Liet echter von Guerieke lucht tussen d5
halve bollen toestromen, dan kon men de beide
helften gemakkelijk van elkaar halen.
Deze proef werd door von Guerieke op verzoek
van keizer Ferdinand III, die zich voor een Rijks
dagzitting te Regensburg bevond, uitgevoerd. Er
waren niet minder dan zestien paarden noa.g,
acht ter weerszijden, om de halve bollen van
elkaar te rukken. Deze proef is bekend gebleven
en heeft op tijdgenoot en nageslacht een groten
indruk gemaakt.
Zaterdag werd te Maagdenburg deze proef nog
weer eens herhaald. En een massa mensen waren
gekomen om de beroemde Maagdenburger halve
hollen te zien.
Op onze foto ziet men de bollen liggen.
Voor ae aardigheid waren de mannen, die de
proeven uitvoerden, gekleed in costuums uit de
tijd van Otto von Guerieke.
'k Ivan me zo echt voorstellen, dat
heel wat jongens en meisjes als ze
't plaatje hiernaast bekeken hebben,
verwonderd zullen vragen:" wat
moet dat nou voorstellen?
Malar de grooteren, die op de Mulo
of H.B.S. gaan, zullen van de
„Maagdenburger halve bollen" wel
eens meer gehooixj hebben. Iets wil
ik er hier van vertellen.
Deze foto werd verleden week Za
terdag genomen. Toen werd in de
Duitse stad Maagdenburg herdacht,
dat Otto von Guerieke 250 jaar ge
leden gestorven is.
Reels als knaap blonk Otto onder
zijn vriendjes uit. Hij kon uitste
kend leren cn deed op school altijd
z'n best. Men besloot dan ook hem
verder te laten leren, en toen hij 21
jaar oud was werd hij student aan
de Universiteit te Leiden.
Daar studeerde hij in de natuur
kunde, de vestingbouwkunde en de
moderne talen. Toen hij met zijn
studie klaar was, schreef hij een
geleerd boek, dat bij Johannes
Jansz. van Waesberghe te Amster
dam werd uitgegeven.
Zo heeft ook ons kleine land een
groot aandeel gehad in de roem,
die Guerieke later als wetenschap
pelijk man verwierf.
Otto van Guerieke was wat. men
wel eens noemt: „van alle markten
thuis". Hij was sterre'kundigc,
ingenieur, officier bij de genie, bier
brouwer en herenboer. En zijn ge
boortestad Maagdenburg heeft bij
eerst als raadslid en later als bur
gemeester grote diensten bewezen.
Maar in de geschiedenis staat bij 't
meest als natuurkundige bekend.
De leerlingen van Mulo en H.B.S.
weten tegenwoordig al heel aardig
te vertellen wat onder „luchtledige ruimte" moet
verstaan worden. Maar in Guerieke's tijd wist men
dit niet
In dit opzicht heeft de vroegere Leidsc student
zijn medemensen een heel stuk verder op de goede
weg geholpen. Hij ontdekte (of verbeterde) do
luchtpomp en bereikte met zijn nog zeer gebrek
kige hulpmiddelen reeds tamelijk lage lucht-
Do schrandere Otto spoorde de oorzaken op van
de wisselende barometerstanden; ook wist hij
reeds een storm te voorspellen. Altijd was hij
bezig met proeven te nemen. En toen bij in een
buis een waterkolom ongeveer tien meter hoog
wist op te zuigen door er de lucht boven weg to
balen toen stonden de eenvoudige burgers van
Maagdenburg heel ontsteld te kijken.
En later kwam toen die wonderlijke geschiedenis
met de „Maagdenburger halve bollen".
Von Guerieke liet twee grote koperen, holle halve
bollen maken, waarvan de randen precies op
elkaar pasten. Hij plaatste ze op elkaar en zorgde
dat het contact tussen de randen volkomen slui
tend was, door er een ring van leer, gedrenkt
in een oplossing van was met terpentijn, tussen
239