Lelie t-ku ndiqe Ru 1j tie k Een nieuw boek van Ds Hogenbirk Deze tweeéén, door D. Hogenbirk Jan. Kampen, J. H. Kok N.V. Een nieuw boek van Ds Hogenbirk, den schrijver tan „Neveldijk". Dok als de naam van den auteur niet op 't titelblad vermeld stond, zouden we omtrent 't vaderschap vau dit geestelijk kindeke geen oogenblik in 't onzekere verkeeren. Men proeft Hogen birk op elke blad- En ook nu weer is bet verhaal boeiend, ganseh zeer. Koos Daalwijk had kou gevat en long ontsteking gekregen. Hij stierf, binnen een goeie week gezond en begraven. Hij liet zijn vrouw Evertje met éón kind achter: Keetje, die eerst als meisje, daarna als vrouw een groote rol Ds D. Hogenbirk Jzru in dit boek vervult. Bas Hoek die eerst naar 't getuigenis zijns vaders „met de Vereeniging vrijt" was naar Keetje gaan kijken, zooals hij nog nooit naar een meisje had gekeken. Hij had 't eenvoudig niet kunnen laten; er was een drang in hem gekomen, die hij niet kon wederstaan. Maar Bas was „verbondsmatig" opgevoed en Keetje was maar een „Doopersch wurm". Hoek had dan ook tegen deze verbintenis gewel dige bezwaren en zijn wederhelft verklaardeï „Moeder zal ik blijven, zoo lang ik nog asem in m'11 keel hep om 't te zeggenwaar moet het anders heen.....', as 't zoo doorgaat zal je nog beleven, dat je je jongens met een meid an d'r arm tegenkomt op 't dorp, zonder dat je van iets weet dat nooit, versta je." Nochtans kregen Bas en Keetje elkaar, gelijk 't in dergelijke gevallen doorgaans pleegt te gaan. Deze twee waren alzoo één geworden. Eerst ging alles goed; het jonge paar leefde ge lukkig in 't aardige huisje naast de kapitale hof stede van Jaap Grootcndorst, bij wie Bas boeren knecht was. Maar toen op het dorp een afdeeling van Patri monium werd opgericht en Bas tot voorzitter gekozen, werd de vrede wreed verstoord. ,,'t Mot uit zijn met dat gedoe van de sozejalcn en anders..." zei Grootcndorst in een booze bui, waarop Bas antwoordde; „En jij mot niet donken, dat ik om jou verlegen zit." Toen was het kwaad ten volle besloten: de jonge Iloek kreeg zijn ontslag en de vriendelijke woning naast de hofstede werd geruild voor een donker huisje in 't smerige Achterom. Keetje wordt ziek, erg ziek. Het waren „niks as zenewen," dachten ze eerst allemaal, maar dominee Blinksnm: „Laat er nu maar komen wat er wil, eigen gedachten over. Keetje was een aangevochten ziel. Ze was door baar moeder opgevoed bij de werken van Wulfert Floor, die z'n eigen in een van de voorredens ,,'t joggic met de gerstebrooden" noemde. En zoo vroeg Keetje zich steeds weer af had ze wol goed gedaan door Floor, de leidsman harer jeugd, de laatste jaren minder te achten? Had ze niet op een zandgrond gebouwd, toen ze meende hart en oog te hebben ontvangen om Gods Verbond en woorden als haar schatten gade te slaan? En toch komt alles nog heerlijk terecht. Keetje, weer hersteld, kan haar moeders huisje betrekken. En als ze weer voor 't eerst ter kerk kan gaan, mediteert ze onder de preek van Ds Blinksma: „Laat er nu maar komen wta er wil, ik zal nic| wankelen of bezwijken, de Heero zal me vasthouden, ook als ik Ilem niet kan vasthou den. Zijn goedertierenheid kan niet van mij wijken." Bas Hoek en Keetje Daalwijk waren één gewor den in do Schriftuurlijke beleving van 't genade- verbond. En Ds Hogenbirk eindigt zijn merkwaardig boek met deze typeeren de woorden: „Wat waren die twee nu één, al waren ze niet gelijk. Gelijk? och, dat zouen ze wel nooit worden. Dat hoefde ook niet." In 't raak leekenen van karakters is deze schrijver moeilijk te overtreffen. Ook In dit boek laat hij zijn lezers soms lachen, en schreien. Wat een menschelijke dwaasheid, wat een gewich- tig-doenerij, die soms heel 't dorp op stelten zet. Maar hoe schittert ook in dit boek weer Gods liefde, die het werk Zijner handen niet varen laat. Soms vraagt ge u af of de schrijver de spot drijft met menschen, die eigenlijk diep te beklagen zijn. Maar dan opeens proeft ge weer, dat ook hier oprechte, zoekende en ontdekkende liefde de pen bestuurde. Conflicten tusschen man en vrouw als hier be- eohrevcn komen ook buiten Smalland voor. Dit boek wijst en geeft reddend medicijn. .Wij wenschen 't in veler handen. J. Sn. Voor de vertelling der Bijbelsche Geschiedenis Verbondsgescliiedenis. Schetsen vooc de vertelling van de Bijbelsche Ge schiedenis, door S. G. de Graaf, Die naar des Wooixls te Amsterdam. Kampen, J .H .Kok N.V. Dit belangrijke werk waarvan wij do eerste aflevering ontvingen zal bevatten pl.m. 200 schetsen (120 O.T. en 80 N.T.) en compleet zijn in twee dcelen: I. Het Oude Testament pl.m. 40 vel; II. Het Nieuwe Testament pl.m. 30 vel druks. In liet woord vooraf vertelt de schrijver hoe dit boek is ontstaan. Het is langzaam gegroeid. „Indertijd volgde ik als student den Zondags- sohoolcursus van Ds J. C. Sikkel te Amsterdam, lederen Zondag behandelde hij voor ons de ge schiedenis, die wij den volgenden Zondag te ver tellen hadden. Daarbij gaf hij ons aanwijzingen! voor ons vertellen, die ons immer bijbleven. Sinds jaren leid ik nu zelf dien cursus. Bovendien: schreef ik enkele jaren in „Witte Velden" schetsen voor de vertelling op de evangelisatie-jongens- en meisjesclubs. Uiteraard werden in deze schetsen dezelfde geschiedenissen behandeld als op den Zondagsschoolcursus." In evangelisatie-kringen was 't reed6 lang bekend, dat Ds de Graaf ten opzichte van de vertelling vau de Bijbelsche Geschiedenis een zeer persoonlijke meening had. En deze eerste schetsen bewijzen dat al aanstonds. Het doel van de vertelling is aldus de schrijver „te bewegen tot het geloof." Daarom moei ze telkens in hoofdzaak één gedachte brengen, tel kens één hoofdgedachte hebben. En de verteller moet zich klaar bewust zijn van de ééne bood schap, die hij te brengen heeft. Aan den inhoud van de vertelling stelt de schrij ver drie eischen: 1. de openbaring Gods; 2. de openharing Gods in den Middelaar; 3. de openba ring Gods in Zijn verbond van Zijn volk. De schrijver zet verder uiteen hoe God in iedere geschiedenis als de eerst-handelende, als de ver lossende optreedt. De kinderen moeten dan ook' God steeds als den Eerste zien. En voorts: indien men van het verbond en van den Christus als het Hoofd van het verbond vertelt, behoeft men de Kerk er niet bij te sleepen, maar vertelt men van zelf van de Kerk. Ds de Graaf geeft in dit werk de richtlijnen voor de Bijbelsche geschiedenis. Dat wil zeggen: do auteur geeft niet in hoofdzaak historische en archeologische toelichtingen (hoewel ook uit dit oogpunt zeer waardevolle gegevens en opmerkin gen door hem worden geboden), maar hij legt den nadruk op de Godsopenbaring in de Gewijde Geschiedenis, een zijde, die zeker de meest belang rijke is, doch tot nu toe bij de studie en vooral bij het vertellen der Heilige Geschiedenis ernstig werd verwaarloosd. Hierin ligt de groote beteeke- nis van Ds de Graaf's werk: dat hij dit onontgon nen terrein bewerkt. De eerste aflevering gaf ons den indruk, dat dit een werk van buitengewone beteekenis wordt. Predikanten, onderwijzers, zondagsschoolonderwij- zens, leiders en leden van Mannen-, Jongelings- en Mcisjesvereenigingen, en allen, die de Bijbelsche Geschiedenis willen verstaan en ze moeten door geven, zullen dit werk van Ds de Graaf ongetwij feld met vrucht bestudeeren en gebruiken. Uiteraard moeten we thans met deze aankon diging volstaan. Als 't werk compleet is hopen wij 't uitvoeriger te bespreken. J. Sn. j Vertellende de loffelijkheden des HeereiU Schetsen voor Bijbelsch onderwijs, door R. van Mazijk. Rotterdam, Mazijk's Uilgeversbureau. Deze schetsen hebben wij reeds meermalen bij onze lezers warm aanbevolen. En nu het werk compleet, van inhoudsopgave en register voorzien, keurig gebonden vóór ons lig-t, kunnen wij niet anders doen dan onze aanbeveling nog eens met na druk herhalen Dit werk neemt onder allo hand boeken voor do beoefening der Bijbelsche Ge schiedenis een eigen plaats in; het maakt de stu die van de Schrift endio handibce- ken niet overbo dig, maar bedoelt iets heel anders te zijn dan de vele ,Jbronnen", die den verteller der Bijbelsche Ge schiedenis ten dienste staan. H Is een opmerkelijk verschijnsel, dat vele dege lijke Christenen, die in hun Bijbel goed thuis zijn en ook heusoh wel weten wat do „bronnen" over een bepaald onderwerp te lezen geven, absoluut de gave missen deze geschiedenis zóó te vertellen, dat ze naar vorm en inhoud kinderen boeit. En toch is dit een eerste vereischte voor wie aan jongere of oudere kinderen de Bijbelsche Geschie denis vertellen zal. Alle bouwstoffen, voor een goede vertelling noo- dig, hebben dezulken in hun bezit, maarze missen het vermogen dc stof zóó te rangschikken, de steenen zóó te plaatsen, dat 't geheel aan rede lijke eischen voldoet. Vroeger hoorde men wel eens als verontschuldi ging: och, 't is maar voor kinderen, en om 't hcelemaal goed te praten zei men er soms nog bij: God kan ook dat gebrekkige werk wel met Zijn zegen bekronen. Dat laatste klinkt heel vroom, maar is dat aller minst. Wie bijv. in het heerlijk werk der Evange lisatie God dienen wil en aan kinderen het Evan gelie brengen, heeft daarvoor alle krachten in te spannen. Ook technisch moet zijn verhaal zoo goed mogelijk zijn. Eerst als wij van onzen kant 't beste gegeven hebben waarover we beschikken, mag ca kan Gods zegen worden ingewacht Wie daarmede nu ernst maakt, kan bij 't vertellen van het werk van den heer van Mazijk groote steun ontvangen. De hoofdverdienste van deze schetsen is wel, dat 2» den verteller aan 't werk zetten. Dc schetsen toch bestaan uit korte zinnetjes, allerminst ge- geschikt om ze zóó voor de klas te gebruiken. Maar na ernstige voorbereiding geven ze den ver teller voldoende houvast, zijn 't voor hem steun punten, die hem van stap tot stap verder leiden. Deze schets-methode was trouwens reeds bij velen in gebruik. Een vertelling voorlezen gaat nu een maal niet, maar een korte zin zal den verteller, aanstonds weer doen herinneren langs welke lijn hij zich te bewogen beeft. En juist omdat in deze schetsen geen vertelling geboden wordt geschikt om na te vertellen, kan de verteller volkomen zichzelf blijven. Tien ver tellers, die allen deze schetsen gebruiken, zullen alle tien weer zeer verschillend vertellen. Het ge vaar voor copieer-work bestaat hier niet. Persoonlijk gebruiken we deze schetsen met zeer, veel genoegen. Ze vestigen vaak de aandaent op onderdeden, die anders wellicht de aandacht zou den ontgaan; ze zetten het verhaal altijd in het juiste Schriftverband; ze wemelen van trekjes, die, uitgewerkt, het verhaal kleur en leven geven. We achten dit werk waarlijk een aanwinst. J. Sn. Uw belangstelling waard) 'Record Asperge-oogst in de B ergst rasse In het gebied van de Bergstrasso is men reeds begonnen met de asperge-oogst. Te Zwingenberg staan 60.000 manden voor het verzenden der as perges gereed, maar men vermoed, dat dit niet vol- docnoe zal zijn. Men verwacht namelijk een bui tengewoon rijken oogst. yiaggeplanten Een bergbestijger uit Bazel, die vergeefs ge poogd had den Gespaltener Horn te beklimmen, slaagde het volgend jaar beter en plantte een zijden vlag, met zijn naam er op, boven op dert top van den weg. Te Mürren aan een openbare tafel aanzittend beroemde hij zich op dit feit, hetgeen een mede aanzittend Engelschman zich' zóó aantrok, dat hij met een somber gelaat luister de en na de tafel alleen en knorrig zijns weegs ging. Den volgenden dag vertrok de Zwitser uit Mürren cn toen hij te Bazel thuis kwam, vond hij daar een pakje, waarin zich zijn vlag bevond. De Engelsohman had de moeite genomen het ter gende dundoek van den top van den berg weg te nomen en dit zegeteeken neer te halen. Voor zoo iets moet men een Engelschman zijn, eerzucht en; ondernemingszucht hebbent. Vertellende DE IOFFEUJKHEDEN DES HEEREN Schetsen «oor Bijbel* li Onderwijs 218 zwaaiend in do nabijheid der jongens. „Zo Flipje, heb je wat kameraadjes bij je?"'t Klinkt een beetje gedwongen; zo, alsof ze na de scherpe woorden niet zo gauw de draai naar iets vrien delijks kan krijgen, en de clubleden, die haastig zijn opgesprongen en met nieuwsgierige beleefd heid Flipje's moeder betrachten, genieten ook geen verdere aandacht. (Wordt vervolgd). WIE RIJDT MEE? Prettig spelletje voor jongens en meisjes Onderstaande tekening stelt het emplacement van een Chineese Spoorweg Mij voor. Nu moet je acht kartonnen schijfjes uitknippen en ze nummeren van 1 t/m. 8; die zullen locomo tieven voorstellen. Op de cirkels A, B, C en D zet je de schijfjes of locomotieven 5, 6, 7 en 8 in die volgorde en op de cirkels K, L, M en N de locomotieven 1, 2, 3 en 4. Probeer nu de machines over de rails te rijden van de ene cirkel naar de andere, tot 1, 2, 3 en 4 van plaats gewisseld hebben met 5, 6, 7 en 8, d.w.z.: de nummers van links naar rechts gelezen in dezelfde volgorde staan, als je ze eerst geplaatst hebt, maar dc bovenste rij gewisseld met do onderste. De locomotieven mogen alleen stoppen op cirkels en natuurlijk kunnen er geen twee tegelijkertijd op dezelfde cirkel staan. Iedere afstand telt voor één verplaatsing, bijv.: de eerste verplaatsing van no. 2 kan zijn naar E, F, G, H, I of J. Probeer nu om ze in achttien zetten te laten wisselen. RAADSELS I. Wie ben ik? 'k Ben een wapen in de strijd, En 'k dien ook in vredestijd. 'k Ben nietig en klein, En toch kan 'k oorzaak zijn Van twist, van oorlog cn dood, 'k Verschaf duizenden brood. 'k Breng ach en 'k breng wee, En ook liefde en vreê. Wie mij hanteert merke wel, Dat hij mij niet gebruike voor spel II. Wat zou dat zijn? Neem een afgekorte jongensnaam en een voor werp waar men iets in kan doen en maak daar van de naam van iemand die in de oorlog ge- III. Zoek mij eens op Mijn geheel bestaat uit dertien letters, cn is iets* dat tegenwoordig veel gebruikt wordt. Een 6, 1, 3 is een dier. In een 4, 11, 2, sluit men iemand op. 5, 3, 7, 10 is een achtervoegsel. 8. 12 en 13 is de laatste lettergreep van ecu brandstof. i Oplossing raadsels van de vorige week; I. re gen wa ter Oude Chinees Het Evangelie in China Er zijn heel wat jongens en mcisi«., die veel voor de Zending gevoelen. En dat vin<f uk prachtig, 'k Zie wel eens in een of ander Zendingsblad wat de bekende „busjes" van verschillende Chr. scho len opbrengen en dat zijn soms hele bedragen. Die busjes laten de macht van 't kleine zien. We denken soms wel: wat betekent dat dubbeltje of stuivertje of die paar centen die ik gere geld in 't Zendings busje mag doen? Maar als daaraan de lielo klas en de helo school meedoet,wordt 't al een aardig be drag. En dan allo scholen over het hele land! Al die duizenden jongens en meisjes! Wie zal zeggen hoeveel gul dens elk jaar op deze wijze worden bij elkander ge bracht? Ik moest hieraan denken, toen ik de zer dagen een brief ontving van den bekenden Hollandsen Zende ling James P. Leynse, die al vele jaren in China werkt. In deze brief vertelt hij van een grote samenkomst, die op een dorpsplein werd gehouden. En dan schrijft hij verder: „Na afloop werden mij allerlei vragen gedaan. „Kan een man met een hart zwart als de nacht een Christen worden?" vroeg een man, die gees ten bezweert. „Mag een vrouw lid van" de kerk worden?" vroeg een moeder met een kind op haar arm. „Is de weg van Christus' leer te vinden door een man, die niet lezen kan?" vroeg een van do dorpsoudsten. „Leer ons dc bijbel lezen en zeg ons hoe wij op Zondag bijeen kunnen komen om den levenden God te vereren. Vertel ons ook hoe wij onze kin deren voor besmettelijke ziekten kunnen beveili gen". „Leer ons bidden", zei een moeder, „en zend ons een diacones, die niet bang is om onze vervuilde huizen binnen te gaan om ons, vrouwen, die niet lezen kunnen, alles te vertellen. Wij zullen haar onze afgoden en wierook geven en onze sigaretten met verdovingsmiddelen. Onze tempel staat leeg en kan in een dagschool voor jongeren en avondschool voor ouderen veranderd worden. Do priesters zijn weg en wij willen niet meer gelo ven in afgoden van klei en wat verf. Wijs ons do weg, ons dorp is bereid te volgen!" In dezelfde brief vertelt Zendeling Leynse nog een treffende geschiedenis, die jullie ook wel graag zullen lozen. „Een paar weken geleden werd in een van onze evangelisatie-gebouwen mijn aandacht getrokken door een lange slanke jongeman, die avond aan avond hopeloos verloren in een hoek van de zaal zat. Zijn goed gevormd gezicJit was mager en geel ,van morphinc-misbruik; zijn handen trilden, zijn schouders zakten en zijn hals scheen met moeite zijn hoofd te dragen. Op een avond volgde hij ons naar een zijkamer en beleed hij ons zijn hbpeloze toestand. Jong van een dorp naar de stad gekomen, brachten slechte vrienden hem in het verderf. Sterke drank, spe- 'Straatpredilcing te Peking De Wijzen uit het Oosten bezoeken het KindchQ Jezus. (Naar een Chineese voorstelling len om geld, werkeloosheid en opium-gebruik wa ren de (reden die hem naar de put van 't ver derf deden neerdalen. Om gold te verkrijgen werd hij een valse speler en vervalste hij geld door het opvullen van opengesneden zilveren dollars met lood. Bij de overrompeling van een opiumkit nam de politie hein gevangen en werd in de gevange nis op zijn voorarm een kruis ingebrand, ten teken dat hij bij een volgende veroordeling ter, dood gebracht zou worden. Luisterende naar onze Evangelie-verkondiging' werd het kruis der verzoening hem duidelijk en mocht hij don Heere Jezus als zijn Heiland lerer' kennen. De banden van opium-gebruik werden verbroken, de boeien der zonden vielen van hein af en hot kruis van Christus werd op zijn hart gegraveerd. Zijn jong lichaam herleefde en met ons streed hij de strijd tegen de macht van het opium en kwam hij als overwinnaar uit het strijdperk. Ilij smeekte ons, dat wij zijn dorp zou den bezoeken en hij hield niet op, totdat wij be loofden dat te doen. Zoo juist ben ik nu teruggekeerd van een dag van evangelisatiewerk op het dorp Heuvel der. Hoop, even buiten Peking, waar de ouders van den jongeman wonen. Een groep vrijwillise hel pers en twee Evangelisten vergezelden mij. Wat een genot om do geestdrift van onze Chineese kerkleden te zien. Onvermoeid verkondigden zij uren lang het Evangelie op straat en binnen plaatsen, in huizen en bij waterputten, overal waar maar een groep van toehoorders bijeen kwam. In menig huis werden wij uitgenodigd bin nen te komen cn verzamelden zich van tien tot vijftig geburen op en rondom het stenen familie- bed om ons te horen. Wij zongen liederen, leer den de mensen meezingen, vertelden uit Gods Woord, deelden tractate» uit, verkochten Bijbels en legden dc grote Bijbelse platen uit, die wij altijd meenomen. Bankjes cn ruggeloze stoelen werden van de ene samenkomst naar de andere nagedragen. Gulhartig werd mij telkens aange boden om voor de nacht een familie-bed te delen en een oude grootvader, hoofd van een gezin van een en dertig „monden" offerde mij zijn familie huiskamer voor een week tot het houden vart evangelisatie-samenkomsten". *t Is wel eens goed in onze Kinderkrant iets van' het Chineese Zendingsterrein te vertellen. Vooreerst leren wij daardoor beter verst Stan onze eigen rijkdom: van jongsaf mochten wij reeds van: den Heere Jezus horen. Maar ook moet dit stuk je ons aansporen om zoveel mogelijk voor do Zending te doen. Want er is heel veel geld nodig, vooral in deze lijd, die ook voor de Zending zo moeilijk is. De drie mooie Chineese plaatjes, die wij hier, afdrukken, kregen we van mcj. Leynse, een zus ter vau den Zendeling, die hem bij zijn mooie werk helpt en tijdelijk in ons land is teruggekeerd* GRAPJES Slim bedacht Kees: Vader, ik heb een fietslantaarn gevonden! Vader: Wat wil je daarmee doen? Kees: Rijden, als u er mij een fiets bij koopt; toe vader, doet u het? Slimme Janus Hein, leen me Je zakmes eens, zei Janus. Wat wou je er dan mee doen? Janus: Dit kwartje opensnijden. Ilcin: Wat zeg je 'Janus: Wel, de meester zei vanmorgen: in elk kwartje zitten vijf stuivers, dat wou ik wel eens zien. Hij wist het Meester: Dirk, noem jij eens drie dingen, die stijf-* sel bevatten. J Dirk: Twee manchetten en een boord, meester, De gebroken kop „En dat je juist een kop van dat Japanse servies gebroken hebt! Daar is geen stuk meer van ta krijgen „Jawel mevrouw, ik heb alle stukken bij elkaaB geveegd'. De tekenaar Hein: Zeg Janus, wat teken je daar Janus: Een hond. Hein: Maar waar is z'n staart dan? Janus: O, dio zit nog in cle inktpot. 2211

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 12