(Van fr en Een nieuw boek van Sigrid Undset m SbdoA vxlJmi Ontspannings Lectuur DINSDAG 21 APRIL 1936 „Elf Jaar" door Sigrid Undset, uit het Noorsch door A. Basenau. Uitg. J. M. Meulenhoff, A'dain, 1936 I Het tijdstip, waarop een mensch zijn jeugd ontdekt, zal uiteraard nog al uiteenloopen. Het hangt er in de meeste gevallen van af, hoe ons leven geleid wordt en wónneer de momenten (of jaren) van stilte komen, welke ons de bezinning brengen. Het is een bekend feit, dat vooral ouden fvan dagen vermogen terug te leven in de Sigrid Undset jaren der jeugd. Zelfs als de heugenis aan gebeurtenissen in later jaren begint te ver flauwen, is he>t, alsof het leven der eerste twaalf jaren hoe langer hoe meer uit de mist van het onderbewustzijn opdoemt en scherpe contouren krijgt. Vroeger of later (meestal later) zien wij, menschen, dat de draden van ons leven schier alle terug voeren naar het begin toen wij het leven leefden naar onze aard, toen wij nog tegen het leven aan-zagen toen wij wellicht reeds veel voelden, van hetgeen wij nu als volwassenen, begrijpen. In onze Nederlandsche literatuur bezitten we een heele reeks van auto-biografische „jeugdlevens"'. Ik noem slechts het onvolprezen paapje" van Jac. van Looy, het zuivere „Marietje" van Marie Sohmitz. Carry van Bruggen's joodsch-overdadige „Huisje aan dc sloot" (het boek met een innige sfeer van jooösch familieleven), en een voorbeeld uit de meer onder ons bekende letterkunde: „lob jes avontuurlijke jeugd." van de, mensche lijker wijze gesproken, te vroeg ontslapen G. Schrijver. Wat dit laatste boek betreft: de auteur stierf betrekkelijk kort na het publiceeren van zijn jeugdherinneringen, vijftig jaar oud. Al deze genoemde werken dragen auto biografische kenmerken, d.w.z.: De auteurs beschreven hun eigen jeugd in romanvorm. Van niet elke roman over een kinder leven kan dit gezegd worden. „Bartje" van Anne de Vries bijvoorbeeld, bevat zeker véél jeugdherinneringen, doch men vergist zich, waneer men meent dat de auteur van .Bartje" de geschiedenis van zijn eigen jeugd heeft verteld. Om nu .Bart je" nog even vast te houden (het ligt ons immers van alle „kinder levens" waarmee de literatuur is verrijkt, nog het meest versch in het geheugen), als we „Bartje" naast „Elf Jaar" leggen, dan wed ik tien tegen een, dat de gemiddelde lezer meer door de kleurige vertelling van Anne de Vries zal geboeid worden, dan door het zeer uitvoergie relaas van de bij zondere schrijfster, Sigrid Undset. Hoe komt dat? Ten eerste reeds door het verschillende uitgangspunt: Anne de Vries heeft zich niet gebonden aan de geschiedenis van zijn eigen jeugd, wat bij Sigrid Undset wel het geval is, blijkens duizend en één „korte trekjes", waarvan de schrijfster, die overi gens tóch niet bang is van „volume" blijk baar geen afstand kon doen, doah die de lezer niet zoo bar interesseeren. Maakte Anne de Vries dus een goed ge bruik van de onmisbare factor van het „ef fect" (wat hij met alle smeuïge vertellers gemeen heeft), bij Sigrid Undset ontbreekt het „effect" ten eenenmale. Bovendien heeft de Vries veel werk ge maakt van de volwassenen, welke bij Und- sct moer op de achtergrond blijven. Bij haar gaat het doelbewust om het meisje Ingvild, dat zij zelf was en om de herinneringen die zij, als volwassen vrouw, zelf moeder van kinderen, heeft aan de eerste elf jaren van haar leven. Over haar leven Sigrid Undset zal 2 Mei a.s. haar vier en .Vijftigste verjaardag vieren. Iemand, die haar in 1932 bezocht, vertel de: „Zij maakt ook als menseh een zeer bij zondere indruk. Zij is teruggetrokken en Goor en door ernstig. Zij kent slechts de ernst van het leven, evenals haar grootste romanfiguur: Kristin Lavransdochter. Mijn verzoek, om haar woning te zien, werd ge, weigerd. Het was mij echter niet onbekend, dat het particuliere leven van de schrijfster niet altijd gelukkig geweest was. Van haar man A. C Svarstad, heeft zij zich reeds lang la ten scheiden. Zij heeft twee zoons en een dochter Maren-Charlotte, die ongeneeslijk zielsziek is." „Nu was mij reeds in de stad verteld", al- cAis de interviewer, „dat de schrijfster ge bukt gaat onder de gedachte, dat de ziekte van haar geliefd dochtertje een straf voor haar zonden is, waarom zij dan ook daar voor boet door tal van zwakzinnige kinde ren in haar huis op te nemen en te verzor gen. Daarom mag ook niemand de kamers van de twee verdiepingen tellende dubbele villa zien." Aanvankelijk voelde zij het leven en haar omgeving slechts aan als Noorsch, wat des te opmerkelijker is, daar haar moeder een Decnsche was, en zij sind6 haar elfde jaar (na de dood van haar vader, de Noorsche archeoloog Undset) uitfluitend onder de In vloed van haar moeder stond. Later veranderde de ondergrond van haar werken en wel vanaf het oogblik, dat zij daarin van het tegenwoordige, naar het verleden overging en haar groote historische romans gnig schrijven. Van die tijd dateert haar belangstelling voor Scandinavi sche onderwerpen. Betreffende haar overgang tot de R.K. kerk zei de schrijfster: „Mijn overgang tot het Katholieke geloof was het noodzakelijke gevolg van mijn denkwijze en levensbeschouwing. Ik ben echter geen bekeerlinge, in die zin, dat ik mij eerst van een ander geloof los moest maken, voordat ik tot het Katholicisme kon komen. In mijn jeugd was ik paganistisch gezind, al was ik protestantsoh gedoopt. Mijn katholieke geloof is geen dwang, doch een behoefte van de ziel." „De volle ernst van het leven heb ik lee- ren kennen, toen ik na het afloopen van een middelbare handelsschool te Oslo, negen jaar lang op een kantoor gewerkt heb. Ik heb de strijd meegemaakt, die de tegen woordige vrouw niet de moderne vrouw, maar de vrouw van deze tijd moet voe ren om vrouw te kunnen blijven. Daarom verlang ik ook in mijn werken, dat de vrouw blijft binnen de grenzen, wel ke haar door de natuur zijn gesteld. Want aan de vrouw stelt het leven de allergroot ste eischen. De vrouw moet zich onderwer pen aan de wetten der natuur, anders gaat zij onder. Voor haar is de schoonste vreug de de moederweelde en het grootste geluk het moedergeluk." Om haar nieuwste boek „Elf Jaar" goed te begrijpen, om er wat méér aan te hebben dan waarvoor het zich presenteert, is het van belang te weten wat wij hierboven, als levensbijzonderheden weergaven. P. J. R. Di'. G. C B er kou wer, KARL BARTH. J. H. Kok, N.V., Kampen 1936. Men zou kunnen weasohen, dat dit boek eerder geschreven was geworden, om den invloed dien het dan had kunnen uitoefenen. Echter, zooals thans het boek voor ons ligt, kon het ook weer niet eerder geschre ven zijn, want nu is het bij tot op den tegenwoordigen tijd en heeft het rekening kunnen houden met verschijningen en ver schijnselen, welke in verband met staan met deze theologie, van de beide laatste jaren, ook in ons eigen land. Weliswaar wil Barth niet geacht worden exponent te zijn van een richting of school, maar tot nu toe staat hij toch in het middelpunt van de dis cussies, die zich bewegen rondom wat men dan in onzen tijd noemt de- dialectische theologie, en ook de verschillen die zich daarin voordoen, kunnen bijna niet anders dan van uit Barth belicht worden, temeer waar hij zelf in zijn grootere of kleinere ge schriften bijna altijd op die verschillen re flecteert. Het boek Van Dr. Berkouwer, ofschoon gehouden binnen het niet al te groote bestek van 300 blz., mag op een zekere volledigheid aanspraak maken, daar het niet alleen de „leer" van Karl Barth behandelt (Barth spreekt ergens zelf van „mijne leer van het Woord Gods"), maar ook het standpunt van Barth uiteenzet tegenover het Roomsch-Ka- tholicisme en het Nieuw-Protes tantieme (dat is bij Barth niet alleen het .liberale" Pro testantisme van de 19e eeuw, maar eigen lijk de geheele geschiedenis van de Theolo gie na de Reformatie), en vervolgens na gaat, welke reacties zijn optreden gewekt heeft bij mede- en tegenstanders in binnen- en buitenland. Vanzelfsprekend, dat in een boek, dat in ons land uitkwam, daarbij vooral de namen van Noordmans, Miskotte en Haitjema sterk naar voren komen. Van bijzondere belangrijkheid is ongetwijfeld het gedeelte dat tot opschrift heeft: Barth HaitjemaKuyper. Dr. Berkouwer vindt als grondmotief van Barth's theologie het thema van de vrijheid, souvereiniteit en actualiteit van God in Zijn openharing. Naar ons voorkomt, zou men ook andere grondbeginselen van de dialec tische theologie als uitgangspunt van be schouwing kunnen nemen, zooals de dias tase, of het oneindig qualitatief verschil tus- sohen God en mensch, heeft Indirect karak ter der openbaring of de verborgenheid in de openbaring, de paradox, de leer van tijd en eeuwigheid, van verzoening en recht- vaardigmaking enz. Maar in de eerste plaats zou in den grond der zaak dat alles toch weer op hetzelfde neerkomen, gelijk iemand niet geheel zonder reden heeft opgemerkt, dat Barths theologie in al haar deelen eigenlijk niet anders is dan een met schit terend vernuft uitgewerkte tautologie, en ten tweede geeft het standpunt dat dc schrij ver innam in het genoemde grondmotief, hem gelegenheid tot. een bijzonder rake im manente critiek, als hij nl. aantoont, dat Barth. door niets te willen weten van Schrift als .gegeven" openbaring, zelf met zijn eigen uitgangspunt in strijd komt. Wat de methoae in 't algemeen betreft, hadden wij echter gaarne gezien, dat de Schrijver meer expliciet had geargumen teerd uit Schrift en belijdenis; niet dat zijn betoog zakelijk niet Schriftuurlijk en in overeenstemming met de belijdenis zou zijn, maar met de tekst van beide wordt bijna niet gewerkt. Dit neemt echter niet weg, dat wij met het boek zeer ingenomen zijn. Het getüi'gt van groote belezenheid en van scherp weten schappelijk denken. Daarbij schrijft Dr Ber kouwer helder en belijnd, wat bij een zoo moeilijk onderwerp te meer te waard ee- ren is. Wij achten de verschijning van groote Eenzaamheid. Door Dr. J. H. Gun ning J.Hz., redacteur van „Pniël". Uitgave van Adm. Pniël te Leiden. Ten decle overdrukken uit Pniël, ten deele nieuwe bijdragen. Als een recensie alleen ten doel had, aan te kondigen, dan ware te volstaan met één woord: Gunning. Maar we zouden niet graag de gelegenheid laten voorbijgaan, om, nu de schaduwen den levensavond ovet den beminden schrijver zich lengen, nog eens te wijzen op de geheel eenige manier waarop hij tot de menschen van onzen tijd spreekt. Ook weer heeft hij in de volheid van zijn warme hart niemand vergeten: eenzamen immers zijn niet alleen in cel of zieken kamer; hij heeft ook een woord voor de abnormalen, de leelijken van uiterlijk, werk- loozen, teleurgestelden m het huwelijk, ouden van dagen, weduwen, Zendelingen en Evangelisten, diaconessen, vorsten, moe ders van misdadigers, blinden en dooven, slachtoffers van den oorlog. En dan laat hij boven het mineur van al dit leed het majeur van Goddelijke ontfer ming en liefde uitstralen, eindigend met ;n sterkend Halleluja. Een kostbaar boekje, waarvan de grijze prediker, evenals van zoovele andere schrifturen, de voldoening moge hebben, ten zegen te zijn. Wel treffend wordt aan dezen vrome bevestigd: „In hun ouderdom zullen zij nóg frisch en groen zijn". Dr Karl Barth beteekenis voor de theologie, en voor meer, in ons land. Wel was reeds op verschillen de punten door Nederlandsche theologen, wellicht beter en grondiger dan in ©enig ander land, de critiek ingezet. Bijzonder zijn te dien opzichte te noemen de dissertaties van Prof. Schilder en die van Dr Berkou wer zelf. -Maar wat nog ontbrak, was een niet al te breed en toch min of meer Volledig #ystematisch-critisch overzicht, principieel- wetenschappelijk doorgedacht en toch door beheersching van de stof zoo uitgewerkt, dat ook degenen voor wie het lezen van disser taties te bezwaarlijk is, het zouden kunnen gebruiken. Wel gaf Prof. Haitjema ook een boek uit, dat in overzicht het geheele op treden van Karl Barth behandelde, maar ten eerste is dit werk uit den eersten tijd van de opkomst der dialectische richting, en is er sedert heel wat voorgevallen, waar mee dus toen nog niet kon gerekend worden, en ten tweede is de schrijver daarvan slechts zwak-critisch ingesteld op zijn derwerp, over 't geheel begroet liij het op treden van Barth met zeer groote ingeno menheid. Voor wie Indertijd dit boek lazen, kan het niet anders dan zeer interessant zijn. thans Dr. Berkouwer te lezen. Het werk van Dr. Berkouwer verdient oi. ten volle door vertaling ook in andere lan den voor degenen die in de geestelijke be weging onzer dagen belang stellen, toegan kelijk te worden gemaakt. De enorme in vloed van Barth brengt het gevaar mede, dat ook daar in het buitenland, wviar ver nieuwde belangstelling voor Calvijn open baar wordt, een gansch verkeerde voorstel ling van het Calvinisme ingang vindt. Het zou te wenschen zijn, dat daartegen van uit ons land een dam kon worden op geworpen. Ennaar het ons voorkomt, zou dit boek, zij het met het oog daarop eenig* zins omgewerkt, mede daartoe kunnen dier stig zijn. G. IL GELOOFSKRACHT IN LEVENS- SMART, door Da L H. v d MEIDEN Chr. Geref. Pred. te 's-Gravenhage. D. J. van Brummen Dordrecht Onder bovenstaanden titel schreef De. v.d. Meiden een bundel meditaties, speciaal voor onze zieken en ouden van dagen. Met grooten ernst wijst de schr. op d« noodzakelijkheid en den rijkdom van het za ligmakend geloof, dat alleen waren troost kan bieden in dagen, waarop krankheid of ouderdomsgebreken het leven zoo diep kun nen neerdrukken. Natuurlijk bedoelt de Schr. hiermede al lerminst dat het geloof in den bloeitijd van het leven van minder beteekenis zou zijn Alleen wil hij doen zien, hoe in krankheid en ouderdom, als het natuurlijk leven zoo bit tere teleurstelling brengt, de waardij van het geloof bijzonder heerlijk uitkomt in de open baring van kracht en levenssmart. Niet, als- Da L. H. d. Meiden. of het geloof in ziohzelve verdienstelijkheid zou bezitten. De onmogelijkheid hiervan wordt duidelijk aangetoond, als de Schr. er allen nadruk op legt, dat het geloof een gave Gods is. Maar het geloof verbindt met Christus, den eenigen en volkomen Zaligmaker, Die Zijn volk in den nacht des lijdens psalmen in het hart en op de lippen legt, psalmen van dankbaarheid en blij vooruitzicht. Gaarne bevelen we dit ernstige en troost volle boek aan. Slechts een enkele opmerking. Op pag. 116 wordt de Heilige Geest de tweede persoon genoemd In de heilige Drieëenheid. Wij ver moeden dat hier een sohrijf- of drukfout ge maakt is. Want we nemen ten volle aan, dat de Schr. met ons den Heiligen Geest erkent als den derden Persoon, Die volgens de Schrift uitgaat van den Vader en den Zoon. Ds. van der Meiden biedt ons een troost vol boek, omdat hij enkel het licht van Gods Woord laat vallen op den Christus- Consolator. Dalmeyers Modellen-Correspondent Uitgave van de administratie van Dnlmeyers Cursussen, Amsterdam Bandoeng. Wij ontvingen „Dalmeyers Modellen-Cor respondent". Waar in het moderne zaken- léven de correspondentie meer en meer ge standaardiseerd wordt, tullen velen aeze uitgave met blijdschap begroeten. Be halve een groot aantal modellen worden be sproken systemen en voordeelen van een mo dellen-boek, samenstelling en gebruik daar alsmede de behandeling der correspon dentie. Het Plan van den Arbeid, door Prof. Mr. P. A. Diepenhorst. Uit gave van J. H. Kok N.V. te Kam pen. In de serie ..Maatschappelijke vraagstuk ken van den dag" is als nieuw nummer ver schenen een studie van Prof. Mr. P. A. Diepenhorst, over: „het plan van den ar beid". In 80 bldz. wordt een rijk geargumen teerd overzicht gegeven over de kenmerken de bestanddeelen van het plan, waarbij het wordt behandeld als een voortzetting van het Fransche néo-socialisime en het Belgi sche plan-de Man. Al is er plaats voor waar deering ten opzichte van de gewijzigde hou- Prof. Mr P. JL Diepenhorst ding der sociaal-democratie tegenover vele andersdenkenden, toch worden tegen het plan zelf drie bezwaren met name genoemd: aangetoond wordt dat de theoretische grond slag, de koopkrachttheorie, onbetrouwbaar is; gelaakt wordt het lichtvaardig optimis me bij het wegcijferen van practische moei lijkheden; en geteekend wordt de verkeerde geest die Plan en Planbeweging doortrekt We meenen. dat dit boekske, waarin men naast eenige reeds eerder gemaakte opmer kingen ook veel nieuws kan aantreffen, in staat is, om in kort bestek een indruk te geven van het Plan van den arbeid, en dat ,het helder aantoont, waarom het socialis tisch product over het algemeen voor invoe ring ongeschikt is. GRONDWETTEN VAN NEDERLAND, verzameld door Mr. G. W. Bannier. N.V. Uitgevers-Maatschappij W. E. J. Tjeenk Willink, Zwolle. Mr. G. W. Bannier deed er een goed werk aan, de teksten der achtereenvolgende staatsregelingen en grondwetten sedert 1795 te verzamelen. Te beginnen met do Verkla ring der rechten van den mensch en burger wordt zoodoende een helder overzicht ge geven over de onderscheidene constituties, die ons land heeft gehad. Een werk als dit leent er zich uitnemend toe, om bij een onderzoek naar .een kwestie van actueel be lang, de wijze na te gaan, waarop vroeger een en ander was geregeld of ook niet ge regeld. De verzameling van Mr. Bannier onderscheidt zich hierin van die van Mr. Huhrechta, dat niet, zooals in het laatste werk, de verschillende correspondeerende artikelen uit de achtereenvolgende grond wetten achter elkaar worden vermeld, wat natuurlijk het overzicht vergemakkelijkt, maar dat de constituties in haar geheel op genomen zijn, waardoor de verzameling zich meer leent tot historisch onderzoek. Mede kunnen daaraan dienstbaar zijn geschiedkundige inleidingen, waarvan elke grondwet door Mr. Bannier is voorzien. Aan het slot zijn o.a. opgenomen, verschil lende proclamaties en besluiten, de zittin gen der Staten-Generaal en de Kamerontbin dingen sedert 1848, en met name ook de schets van Van Hogendorp en de Unie van Utrecht. Wij meenen, dat het opnemen van deze beide stukken bijzondere vermelding verdient Het geheel is van een voorwoord voorzien door Jhr. Mr. B. C. de Savomin Lobman. DE XIKe EEUW, door Dr. H. A. Enno van Gelder. Tweede, omge werkte druk. Groningen, P. Noord- hoff. Het voorbericht bij de tweede druk meldt, dat nog al belangrijke wijzigingen zijn aan gebracht Daarbij is in het algemeen naar beknoptheid gestreefd. Hoewel nog al wat geschrapt is, telt het werk toch nog 370 bladzijden. Het boek dient zich aan als „Leerboek der Algemene en Vaderlandse Geschiedenis van 17S9 tot heden voor de hoogste klassen van de Hogere Burger school met 5-jarige cursus en het gymna sium". Tot de allerlaatste tijd toe heeft de schrijver bijgewerkt DE LOTGEVALLEN VAN KOMEET, MIJN APPELSCHIMMEL, door M. JaCKEL. Uit het Duitsch vertaald door J. G. RAS. Uitgave van Drukkerij Edecea te Hoorn. In dit verhaal worden we in gedachten verplaatst in Zuid-Afrika tijdens den groo ten wereldoorlog. Ofschoon ver verwijderd van Europa, sloe gen de vlammen van den Europeeschen oorlogsbrand ook naar Zuid-Afrika over. En het ergste was zeker wel, dat het Afrikaan- sche volk, in 1900 zoo hecht vereenigd in den hangen strijd tegen Engeland, thans bitter verscheurd werd door onderlinge ver deeldheid. Een Duitsch Zendeling, hoewel krijgsge vangene, kreeg niettemin verlof zijn arbeid als Zendeling in het Noord-Westen van Transvaal voort te zetten. Op zekeren dag ontving de zendeling on verwacht bezoek van een boer, die hem vroeg om onderdak en tevens een muilezel in bruikleen begeerde. Als onderpand kon de Zendeling op vrij grooten afstand een paard laten halen. Het dier was erg vermagerd en zag er deerniswekkend uit. Door flinke voeding en degelijke verzorging kwam het spoedig bij en bewees den Zendeling uitstekende dien sten bij zijn arbeid des vredes als prediker des Evangelies. De lotgevallen van Komeet, het op bijzon dere manier verkregen paard, zullen onze jongens ongemeen interesseeren. En de Schr. weet daaraan op onderhoudende wijze te verbinden de geschiedenis van zijn zen- dingsarbeid, vol moeilijkheden en gevaren. Het verhaal eindigt inet den dood van 't trouwe dier, dat als oorlogsoffer moet val len en zelfs nog na zijn dood zijn meester dienst bewijst, want een brullende leeuw heeft door het verslinden van het dierenlijk zich schijnbaar tevreden gesteld, terwijl an ders de ruiter zeker een prooi geworden was van dien koning des wouds. Het. is een spannend veThaal, dat inzon derheid door onze jeugd gaarne gelezen zal worden. Met dit boek handhaaft „Edecea" haar roem van lectuur te geven, die goed en goedkoop is. practijken moet men niet trachten te vergoe lijken. En dat zij „in Spanje voor eeuwen de Katholieke levenshouding heeft bewaard" is het niet merkwaardig dat van alle Wester- sche landen, juist in Spanje en Frankrijk, waar het Katholicisme zich met behulp van Inquisitie en vervolgingen van de Protes- tantsche concurrentie heeft ontdaan, het eerst de revolutionnaire gedachten tot ont plooiing zijn gekomen? Denk aan ae Fran sche revolutie! Welk land heeft Sovjet Rus land de hand der innige broederschap ge reikt? En waar worden ook op dit oogen- blik weer katholieke kerken in brand gesto ken en de priesters mishandeld? Niet in de landen, waar het Protestantis me aan de Inquisitie een halt heeft toego- roopen: Nederland, Engeland, Duitschland, Zwitserland, maar daar, waar de Inquisitie .de Katholieke levenshouding voor eeuwen heeft bewaard". Wij zijn bereid aan te nemen, dat Philips III en Spanje beter waren dan wij vanuit Nederlandsch-Protestantsch standpunt hem immer hebben gezien, maar men moet geen zwart wit noemen. Wie teveel bewijzen wil, bewijst niets! Den Gulden Wlnckel Maart 1936 Onze Taaltuin Jan Grauls zet xjjn behandeling der oude zegswijzen van Pieter firüegel voort Dit maal is de uitdrukking „hij cüst het rincx- ken vander dueron" aan de beurt Prof. Over diep schrijft over zinsvormen en woord vormen; Bezoen over het notitieboekje Lijst van Twentsch© woorden dat Gallee voor zijn Geldersch-Overijsselsch Woordenboek benut moet hebben. Prof. van Mierlo wijst op het gevaar van verwarring bij de voornaamwoordelijke aan- duiding, indien men het onderscheid in woordgeslacht laat varen. Prof. Overdiep op de dramatische bewogenheid van het slot van Hooft's: H endrik de Grote. Boekenschouw Pater van Heugten boeit als immer zijn lezers met een van geest sprankelend hoofd artikel. Het analyseert het moderne levens gevoel, door niemand zoo sterk beïnvloed als door Nietzsche. „Met het prijsgeven der Christelijke le venswaarden moest de Europeesche cultuur wel tot in haar basis geschokt worden." Het moderne levensgevoel manifesteert zich ook steeds driestor in de kunst, over welke van Heugten dit oordeel velt: „De goddelijke liefde heeft aan het ruimste quan tum der literaire werken van deze eeuw niet 'f geringste aandeel: de markantste en voor uitstrevendste dozer werken zijn onbanmhar- tig en genadeloos als Lucifer zelf. Zij zijn verwant met den geest der Demonen van Dostojefski". Prof. Rail leidt bij het Nederlandsche pu bliek in Theodor Haecker, de beste woord kunstenaar die het Katholieke Duitschland onzer dagen bezit en Ellen Russe licht ons in omtrent do jongste Italiaansche litera tuur. Het artikel De Spaansche Mystiek is ons niet sympathiek. In de rubriek Kin derboeken wordt fel vonnis gestreken over Hoogewerf's Met Piet Hein naar de West, omdat deze schrijver „zijn stiel misbruikt om jeugdige fantasieën met his torische laster te vergiftigen." We laten de verdediging van Hoogerwerffs' boek, dat overigens een goed geschreven en psycholo gisch zeer aanvaardbaar jongensboek is, dat door jonge lezers verslonden wordt, gaarne aan den auteur over. Of er óp Piet Hem's Vloot Spaansche spionnen als Slome Steven zijn geweest, kan blijken uit de officieele bescheiden, wij achten het niet alleen moge lijk, maar zéér waarschijnlijk. Spionnage was ook in die tijd zeker van weerszijden der oorlogvoerenden een der meest geliefkoosde onbloedige wapenen, om den vijand afbreuk te doen. Dat de Jezuieten niet op de hand der Staten waren, wie neemt hen dat kwa lijk? En dat een Katholieke Brabander als Steven een kettersohen jongen op een een zaam eiland neerslaat, is ook al niet onbe grijpelijk. En toch verstaan we de bezwaren van Roomsche zijde tegen dergelijke boeken. Maar nu moet men weer niet in een ander uiterste vervallen! En daaraan ontkomt pa ter van Gestel niet, als hij in navolging van dr. Brouwer een lofzang aanheft op Philips II en het Katholieke Spanje van diens tijd. Neen, de Inquisitie behoefde niet „door onkunoe en onwelwillendheid" geïncrimi neerd te worden, de Inquisitie was en is en blijft een schandelijk onmenschelijke en mensch on tee rende instelling. Laten de Ka tholieken dit maar eerlijk erkennen. Ver volging van andersdenkenden met gruwelij ke folteringen, verbeurdverklaring van goe deren enz. is een schandstuk, onverschillig of het door Romeinsche keizers, Roomsche Pausen of Russische communisten geschieot of het in de 3e, de 16e of de 20e eeuw plaats vindt. Inquisitie met ül haar afschuwelijke Rein Blijstra liet zich interviewen. Even als Albert Helman woont Blijstra in Spanje, waar hij als journalist werkt. Hij beklaagt zich over het Hollandsche publiek om de weinige aandacht, welke het geeft aan zijn schrijvers: „Ons volk lijdt aan een ontstellend gees telijk analphabetisme en om door dien weerstand heen te bijten moet. men hier een heel groot man zijn". Noen, dan Spanje! „Een sigarettenverkoopster Op de Ram- bla herkent de waarde van een bankbiljet slechts aan het plaatje, een krantenverkoop ster kent de verschillende bladen niet uit elkaar, maar welk een eerbied betoonen de ze menschen jegens wetenschap en kunst!" Vooral de religieuse kunst, zouden wij er bij willen voegen. Kijk maar eens naar do foto's die dezer dagen ons weer bereikten en die kerken toonen welke door de kunst gevoelige. Spaansche analphabeten grondig erden geruïneerd. Neen. meneer Blijstra, Uw vergelijkingen gaan wel een beetje mank. Dat een groot deel van ons volk weinig van literatuur moet hebben is aan andere factoren te wijten dan aan „ontstellend geestelijk an alphabetisme". Overigens zou het interes sant zijn, als de uitgevers eens de kaarten, op tafel wilden leggen. Dan zou statistisch zuiver blijken, hoeveel boeken er jaarlijksch worden verkocht en welke plaats de litera tuur in die verkoop inneemt. Wij zijn er zeker van, dat het resultaat van een derge lijk onderzoek het odium, dat Blijstra en velen met hem op ons volk legt, minder verdiend zou blijken te zijn dan het er do schijn van heeft Gerth Schreiner komt er tegen op, dat men onze artisten aanduidt als de Holland sche Velasquez, de Hollandsche Hauptmann e.d. Leo Wijnberg heeft Professor N. A. Don kersloot geïnterviewd. „Het meest aldus de nieuwe hoogge leerde die nu acht jaar in Zuoz, in het Engadin, heeft geleefd en gewerkt lokt mij de onbelemmerde studiemogelijkheid, waartoe het nieuwe ambt mij in staat stelt en die ik met beide handen zal aanpakken, want er liggen nog héél wat studieplannen op vervulling te wachten. En dan het contact met een jongere generatie, die ik nu eens nadrukkelijk op bepaalde woorden en ideeën uit de Nederlandsche literatuur zal kunnen wij zen 1" Raptschinsky besluit zijn studie over Go- goy en zijn „Revisor", een knappe teekening van figuur en werk van dezen Russischen moralist, voorlooper van TolstoL J. G Bloem prijst Donker's Gestalten van Tachtig. Huber Noordt stelt den Zwitserschen wijsgeer Endres aan ons voor. Dewijs handelt over Beum's Souvenirs sur 1' a f f a ir e, n.l. de veroordeeling van Dreijfus. Voorts eenige uitvoerige boekbe- oordeelingen. Ontvangen Boeken Jos. Brusse-van Hulzen. H*t stee- nen Hutje. Uitg. W. L. en J. Brusse's Uitge versmaatschappij N.V., Rotterdam. S c h i N a i An. De roovers van het I Jang Schan Moer. Uit het Duitsch vertaald door A. Demaeckere. Uitg. Wereldbibliotheek N.V., Amsterdam-Sloterdijk. Frederik van Eeden. Ellen, een lied van de smart. Achtste druk. Uitg. W. Ver- sluys N.V., Amsterdam. Ds,J. J. Buskes Jr. Het evangelie in de Wereld van Heden. Uitg. H. J. Paris, Am sterdam. „Het Chrstendom bedreigd door ras senwaan en jodenhaat", met een inlei ding van Antoon van Duinkerken. Tweede druk. Uitg. N.V. Uitgevers Mij. Fidelitas- Amsterdam. Dr. J. H. Gunning J. H.zn. Onder open Heuvel. Bloemlezing uit zijn geschriften, bijeengebracht door N. G Croïn-Lamain. Tweede, herziene en vermeerderde druk. Uitg. La Rivière en Voorhoeve, Zwolle J. Chr. R o m ij n. Stemvorming en metho disch spreken. Uitg. J. H. Kok N.V. to Kam pen. Van de firma J. B. Woltcrs te Groningen ontvingen wij een aantal leer- en leesboek jes. Dr. C. Br o u w e r en Dr. G. R a s schre ven een .Nieuwe Duitse spraakkunst" in drie deeltjes met bijbehoorende oefeningen. Van W. en J. Uittenbogaard kwam van de pers „Wort und Satz, eine Sammlung Wörter und idiomatische Notizen für den Schulgebrauch en van W. Uittenbo gaard en A. J. Drewes Jr. ..Petit Re- cueil de mots et de notes idiomatiques a l'usage des écoles". G P. Dijksterhuisen J. Zuidweg verzorgden .Deutsche Gedichte für die oberen Klassen". Voorts ontvingen wij van dezelfde firma „Leesboek voor de eerste klas van gymna sium enz." door W. Krameren „Aardrijks kundige leer. en werkschriften voor de la- gpre school" door P. B a k k u m, P. A. D i e 1 s en H E g g i n k, deel III Ned. Oost en West-Indie". De firma W. Versluys N.V. te Amsterdam zond ons herdrukken van het „Rekenboek voor de lagere school" door P. J. Bouman, en J. G v. Z e 1 m en wel het derde, vierde, vijfde, achtste, tiende, elfde en twaalfda deel. Voorts een „Leesboek voor de Christe lijke MU.L.O. in Indië" door J. J. Le C1 e r c q en G. J. R. P. O o s t e n g a, eerste deel. P. J. Bouman en J. G van Zelm. Rekenboek voor de Lagere school, eerste cleel, negen en twintigste druk en elfde deel, twee en derstigste druk. Uitg W. Versluys N.V., Amsterdam. Dr. J. Schüngel: Natuurkunde voor ILB.S. en Gymnasium, herzien door Ir W. Jonker gouw. Eerste deel. vijfde druk. Uitg. N.V. Robijns en Cie, Wageningen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 8