Otis kort vetheid HET LIED VAN DE ZEE door ED. VAN HEERDE Moeder Tjobbe woonde in een klein, armoedig huisje in het duin, dicht bij de zee. Zij woonde er al lang, al héél lang. Van buiten zag haar buisje er vervallen uit Daarom hing een groot yan buiten zag het huisje er vervallen uit. 3»uten bord met: „Onbewoonbaar verklaarde wo ning" er op, boven het kleine raam met de van ouderdom geel geworden gordijntjes. Van binnen zag alles er wèl oud, maar toch zindelijk uit „Je weet nooit wat een mins overkomt", zei oudje altijd. En daar had ze gelijk in. Aan de 'yene kant van 't kleine vertrekje stond oen oude v ahoniohouten kast. Twee ouderwetoohe vazen Jtonden er óp. Naast de kast stonden aan weers zijden enkele stoelen met biezen-zittingen. Aan do andere kant sloot een groot gordijn de kleine bed stee af waarin moeder Tjobbe de nacht door bracht. In 't midden stond de groote ronde tafel met één poot. Een klein comfoortje stond óp taJel, niét enkele kopjes op 't oude theeblad. Aan 't kleine tafeltje bij 't raam, waarop altijd enkelo bloempotten stonden, zat de oude vrouw. In een roote armstoel zat ze daar! Haar oude bijbel met de door 't vele gebruik gele en gescheurde bladen lag vóór haar op 't tafeltje. Ze zit, diep in gedachten verzonken. Zoo nu en dan zucht zei Vooral de laatste tijd is ze zoo moe. Hier bij 't raam zit ze zoo dikwijls. Dit is haar lievelingsplekje. Hier kan ze-om zoo goed hoo- ren! De zee! Ook nu hoort zo-em weer! De zeel Hoort ze 't ruischen van de zeel Elke dag, elke avond luisterde ze er naar; ook 's nachts, als ze lag in de bedstee, als ze niet kon slapenl Dan hoorde ze het ook! Het lied van de zeel Een droe vig lied was het voor haar. Soms leek het gezon gen door een groot koor van wel duizenden stem- -«en, hard, heel hard; dan weer door een heel 'nkele stem, zaoht, heel zacht. de oude vrouw dèt hoorde, ja, dan móest ze «enken aan de jaren, die voorbij gegaan wa- j Vroeger, hèèl vroeger zong de zee altijd een oli>_ Jied; een jubellied was 't toen! Maar dat - al 'joo lang voorbij. 1 is op o«n dag, tien jaar terug, stormde het huid. De hevige rukwinden deden haar huisje kreunen! De golven, die het strand oprolden, le ken wel dreigende wolven, die het land wilden opslokken in één slok! Toen was het erge gebeurdt 't Schip van Jan Tjobbe was, vlak bij de haven, idoor wind en zee gegrepen, envergaan! Jan Tjobbe was in de kokende, bruisende gol- .ven omgekomen. Nooit heeft men hem inecr ge vonden. De zee was, evenals van zoo velen, ook zijn graf. Dat was een vroeselijke slag geweest voor vrouw Tjobbe. Ze was opstandig geworden en had het uitgeroepen: „Waarom, o God, doet Ge nu zulke dingen!" 't Had lang geduurd, maar eindelijk had ze toch leeren berusten in 's Hoeren wil. Hoe dik wijls had ze in die dagen haar lievelingslied ge zongen. Het lied, dat ze altijd zong, als ze daaht aan vroeger! Houd Gij mijn handen beide, Met kracht omvat. Geef mij Uw vast geleide Op 't smalle padl En dan dat: Op d'ongcwisse baren Van d'Oceaan. In stormen en gevaren Grijp, Heer, mij aan!" Haar eenigc jongen, haar Jan, had altijd mee ge neuried, als zij dit lied zong met haar beverige Stem. Hoeveel hield ze van hom. Enkele dagen geleden was hij weer met veel an deren ter vischvangst! „Zal je voorzichtig zijn?" had ze hem nog nageroepenl Een angstige vree* had zich toen van haar meester gemaakt; een angstig voorgevoel, dat er iets gebeuren zou! Maar wat? Storm misschien? Hoor do zoe eens. Hoe vreemd zingt ze nu haar lied! Een jubellied? Een overwinningslied? Een lied, omdat zij strak* haar krachten weer eens zal mogen botvierenT *t Voorgevoel der oude vrouw had waarheid go- sproken. De volgende morgen, toen ze uit de bed stee stapte, hoorde ze 't al! Weer loeide de wind, zooals tien jaar geleden; weer beukten de golven het duin, weer zag de lucht zwart en gutste de regen neer, él harder, él harder, in lange slierten! En Jan, haar jongen, was op zoe! De oude vrouw kleedde zich aan, terwijl ze telkens, als de wind de regen tegen de ruilen zwiopte, angstig naar buiten keek. Hoor die wind eens, hoe hij giert! Ala ze aangekleed is, steekt ze het comfoortje aan, zet de theepot erop en snijdt enkele boterhammen. Dan gaat ze weer zitten in haar armstoel bij het raam, slaat haar oude bijbel open en leest. Ze leest hardop, beverig, achter elk woord wacht ze even: „O Heere, hoor mijn gebed en laat mijn ge roep tot U komenneig Uw oor tot mij ten dage mijner benauwdheid." 't Is Psalm 103, die ze leestl Zoo vaak had ze deze psalm al gelezen. Zou God ook nü helpen, en haar Jan, haar jongen bewaren en weer bij z'n moeder brengen? „Heere, spaar Jan!" Groote tra nen biggelen langs 't rimpelgcle gelaat van 't oude vrouwtje! Langzaam staat ze op, doet de oude, in z'n hengsels scheef gezakte dour, van 't nacht slot. Ze wil de deur open doen, maar dat gaat niet. De wind staat er juist op. Zoo gauw ze maar even de klink oplicht, voelt ze hoe hij duwt, duwt met groote kracht, duwt om binnen gelaten te worden. Toch moet ze naar buiten, toch zal zij het winnen! Ze licht de deurklink op, de deur vliegt open. Botst tegen de oude vrouw op. Zo wankelt envalt. Valt op de stecuen vloer van 't kleine portaaltje! Roerloos blijft ze liggen; om haar imond een pijn lijke trek. De wind giert naar binnen, 't Is alsof hij haar uitlacht: „Tóch gewonnen, tóch de sterk ste!" De regen sleurt hij inee, ook 't portaaltje in. Alles wordt nat, druipnat! De zee zingt haar lied, haar overwinningslied! Nü onhoorbaar door 't ge loei van den wind, dón weer alles overhoersohend! Zóó vond men de oude vrouw! bewusteloos in 't portaaltje! Men bracht haar in de kleine bedstee, achter 't groote gordijn. Dokter, die geroepen was, constateerde een hevige hersenschudding. Met een veelzeggende blik in z'n oogen keek hij naar de vrouw, die daar lag stil, onbewceglijkl Steeds moest er iemand bij haar zijn, zei hij. Buur vrouw, die dicht naast vrouw Tjobbe woonde, nam die taak op zich! Plotseling was do stilte uit de bedstee verdreven. Wild sloeg het zieke vrouwtje om zich heen! „En toch zal ik het winnen niet waar, Jan?je komt tochJan vergeet jeoude moederniethoor Jan;" Weer was het een kleine poos still Angstig still Buiten was het noodweer. En Jan was op zee! „Kom je daar alm'n jongen!ik wachtalzoo lang!" De oogen sloten zich weer. Buurvrouw stond naast het bed en keek vol mede lijden naar de oude vrouw. Jan was op zee met zulk weer! Zij kende hom ook good, 't Waa een flinke kerel, die Jan. Wat zou 't jammer zijn, als h(jPlotseling schrok ze op. Een zacht gekreun kwam uit de mond van de zieke, waar een pijnlijke trek om lag! En buiten kletterde de regen en loeide de wind; die telkens de regen nij dig tegen het kleine raam wierp. Met veel andere visschers was Jan Tjobbe uitge zeild enkele dagen geleden. Alles ging goed! Tot dat!„Zeg, Frits, zie je daar ook die donkere koppen aan de horizon? Die voorspellen niet veel goods! Dat wordt storm jö!" zoo sprak Jan Tjobbe tol z'n jongeren knechtl En hij had gelijk gehadl De wind stak opl De lucht word donker, werd zwart; de regen platste neer! De golfjes verander»- den in golven, al grooter, él dreigender. Jan staat zelf aan 't roer. Met alle maóht pro beert hij 't te dwingen naar zijn wil. Maar die wind, die sterke wind! Hij loeit door 't touwwerk van de mast, hij neemt de golven op, al hooger, en doet ze tegen Jans schip aanrollen. Hij stort ze over en in 't schip. Noodweer op zee. Terwijl Jan 't roer met alle macht dwingt naar zijn wU, denkt hij na, over de woorden van z'n oude moe der: „Zal je voorzichtig zijn, Jan," had ze hem ge zegd! Was hij dat dan niet altijd? Wat kon h*J nu tegen zulk weer doen; tegen zoo'n onstuimig* zee, tegen zoo'n gierende wind? Niets immers, heelemaal niets! Moeder was altijd zoo bang! Toen vader omgekomen was op zee, wilde ze eerst niet hebben dat hij naar zee ging, dat hij ook vissoher worden zou! Wist ze dan niet: hoe de zee hem trok? Wist ze dan niet, dat hij zoo veel van de zee hield! Hij moést! Al zou de zee ook zijn graf worden, hij moést! Hij zou niet anders kunnen. Hij moest naar zee, en hij was gegaan ook. „Neen, moeder, weet je hoe 't komt, dat ik naar ze* moet? Omdat ik moét hooren het lied dat die ze* telkens weer zingt. Dat lied van de zee is zoo mooi, moeder, zoo wonder mooil" had hij haar eens gezegd! Wat had ze toen geantwoord? „Ik hoor ook dat lied, Jan, maar 't is een droevig lied, een klaaglied, Jan." „Maar moeder, hoe kan u dét nou zcggenl Een droevig lied, een klaaglied? neen moeder, 't is een blij lied, een jubellied!" Plotseling schrikt Jan cp! Een reusachtige groot* golf komt recht op 't scheepje aan. Jan ziet haar komen! Nu komt de strijd, de strijd om leven of dood! Daar is hij: de golf; pakt het scheepje. Het water spat er over heen met razend geweld. De wind grijpt Jan beet en trekttrekt! en winti Jan voelt zich opgeheven worden. Nu ia hij verloren! Verloren voorAngstig klinkt het boven 't rumoer der storm uit: „In stormen en gevaren, grijp, Heer, mij aan!" 't Was moeders lied dat boven 't geloei van den wind uitklonk, 't Waa een gebed tot God in den hemel, die toch ook de Heere is van zee en wind! De zee ving Jan op. Hij voelt z'n krachten afnemen. Al verder ver wijdert zich 't geraas van den storm. Hij hoort niets meer. „Heerehelp mij!" De volgende morgen was de storm voorbij. Over blijfselen van vergane schepen spoelden aan 't strand! De zee zong haar lied, haar overwin ningslied! In 't kleine vertrekje van moeder Tjobbcs huisje Met veel andere visschers was Jan Tjobbe uitgezeild „Jan, hoor je 't ook?... 't Lied van de zeeT zit een jonge man, op een stoel, naast de bodstee. De magere rimpelhand van de oude vrouw ligt op de krachtige werkmanshand van den stoeren visschar. 't Is Jan, haar jongen! God héd hem geholpenhéd hem gered! Bewusteloos had men hem op 't 6trand govonden, stijf vastge klemd aan een stuk hout! „Dat zal ik in m'n groote angst, toen die golf aankwam, gegrepen hebben en niet meer losgelaten 1 Moeder, God heeft mij genadig bewaard! Hoort ge pi® nog. moeder, luistert ge nog?" Er kwam geen antwoordl „Moeder hoort ge me nog!" „Ja,m'n jongen't isgoed!" komt nu heel zacht een stem uit de bedstee. „God is....„ altijdgoed voor onsgeweest! Nu roept Ilij mij, Jan!Ik hoor Zijn stomen ook d* Engelendiezingenluister eens hoemooihoe heerlijk!" 't Werd stil in 't kleine kamertje. Alleen heel in de verte ruischte do zool Mot 't gezicht in z'n handen verborgen, zat Jan daar. „Moeder nu ben ik weer bij je en gaat g ij nu weg? Hoe wonderlijk zijn Uw wegen, o Hoe rel" „Jan, hoor je 't ookJan schrok opl „Wat moeder, wat „Jan't Lied van de zee..— net alsde EngelenzMoeder Tjobb* zuchtte diep. Toen word 't heel stil in 't klein* huisje in het duin, dicht bij do zeeAlleen 't snikken van Jan verbrak de doodsche stilte En huiten ruischte de zee. Daar zong de zee haar laatste lied. Was het een jubellied? dat lied van de zee? „Jan, hoor je 't ook?" 376 DONDETIDAGA VOND WAT DEZE WEEK DE AANDACHT TROK DE STILLE WEEK, zoo heetten deze dagen van oude tijden at. Dan zweeg het politieke rumoer en de schouwburgen gingen dicht. Het was rle stilte, welke symbolisch om Goede Vrijdag moest hangen. Da Costa zong er reeds van: In de Vrijdagmiddagsure kwam onlangs een woord tot mij, in de Paaschdagmorgenstilte bleef het feestelijk mij bij: „Aardsche zorgen, uardsche twisten „om genot, geweld, gewin! „honderdarmlge overhcersching! onbesuisde vrijheidszin! „Vrees voor Staatsvcrwikkelingen! „steeds herboren oorlogsschrik! „wijkt bij 'f feest van deze dagen, zwijgt voor 't minst een oogenblik! „om dal woord alleen te hooren, „in zijn diepten na te gaan, „in zijn volheid aan te grijpen: „„Onze Heer is opgesiaan!"" Ach, hoezeer is het anders geworden in onze dagen. Wij kijven niet meer over geloof en Bijbelteksten in taveerne en scheerwinkel hetgeen vaak onbetamelijk was neen, wij laten de Bijbel er buiten en buiten het leven. Men praat er niet meer over; men negeert hem. En waar het zoo staal, daar is de stille der meditatie overbodig. Integendeel, de leeg heid van het leven zonder Kruis en zonder Bijbel, ze wordt in deze dagen eerlijk erkend ook door hen, die wanen boven de Bijbel te staan, maar daarom juist is andere verstrooiing noodzakelijk. Van stille vreugde kan daarbij geen sprake zijn; maar Paaschvrcugde wenscht men wel. Dus moeten de kranten van dag tot dag bijhouden hoe het met de bloeiende bongerds en blozende bollenbloesems staat en wal de mooiste tochten zijn. En nauwgezetter dan anders wordt het weerbericht gelezen en besproken, want de snijdend vinnige Noor denwind, verkild door polaire luchtstroo- men, maakt een wandeling over de vlakke velden in zomerkostuum geen genot. Laat er geen misverstand onder ons zijn. Wij verachten geenszins het natuurschoon, waarmee God zijn schepping siert en kroont. Integendeel: het vrome hart breekt in jubel uit als het bewonderend oog schouwt langs het hemelgewelf of de bloeiende schepping. En wanneer Paschcn-twce een zachte lente dag mocht zijn, dan vinden wij dit juist een zeer geschikte gelegenheid om te qenielen van de natuur. Immers, in de meeste plaat sen zijn de kerkdiensten op Zondag zóó ge steld, dat ze de dag verbrokkelen en ons in de regel de gelegenheid benemen de bloemen te zien en de vogels te hooren. Maar de massa wil gansch wat anders en dus schrijven de kranten over bollenzondag en Paschen in de Betuwe. Op zijn best wordt het dan een vertoeven in de kerk van onqekorven hout; in vele gevallen verloopt deze cultus dei natuur in qenot en vermaak van fatsoenlijk of ook laag allooi. En Da Costa klaagt en vraagt tevergeefs: zwijgt voor 't minst een oogenblik. Stil was het niet in deze week. De oorloq ging door, want Mars noch Mammon kun nen zich rust gunnen; de boosheid kwam ook niet tot rust: booswichten vermoordden den mensch of verbrandden het vee; boos doeners sloeqen hun slag bij inbraak of roofoverval. Wel is het waar, dat de kranten vooral ongelukken, rampen en gruweldingen ver halen; doch gelukkig blijft het daar niet bij. De Telex, die deze week bi] bijna tuchtig bladen in functie kwam en ratelend de nieuwsberichten distribueert, heeft ook goede dingen te verhalen. Laten we slechts noe men de tijding, dat onze knappe ingenieurs er in geslaagd zijn een pracht-bestelling in Mexico te veroveren; dat een onderzoek naar de voeding, helaas misschien ook on dervoeding van schoolkinderen wordt inge steld en dat in ons land waarschijnlijk het meest is bereikt op het gebied der vogelbe scherming. En laat ons vooral niet vergeten dat de collecte voor Jong Holland, dat naar werk snakt, alle verwachting heeft overtroffen. Gelukkig: 't was geen stille week; er was actie en activiteit voor de jongeren, door de jongeren. Daar school Paaschdrang in; God geve er Paaschxegen op! ZIELKUNDIGE EN OPVOEDKUNDIGE BRIEVEN DE MACHT DER SUGGESTIE IN 4) GEZONDE EN ZIEKE DAGEN In de paar voorafgaande brieven is gebleken, dat de macht van de suggestie van persoon tot per- soon afhangt van twee kwesties. a. van de suggestieve kracht der persoonlijkheid van hem, van wien de suggestie uitgaat; b. van de vatbaarheid voor suggestie van den- gene, die ze ondergaat. Verder bleek, dat kinderen en ziekenzeer vat baar zijn voor suggestieve invloeden, 't zij deze onopzettelijk of opzettelijk worden uitgeoefend. Di Haverkate schrijft zelfs: „Elke gedachte van den lijder van ongeveer dezen inhoud: door t geen mijn dokter mij voorschrijft, word ik beter, berust op suggestie." (Chr. Ene. V, blz. 328). Ontbreekt dus het vertrouwen in den dokter, of de overtuiging in de krachtdadigheid van de middelen, dan is de kans op genezing veel minder dan in geval van volkomen vertrouwen en over gave. 't Is dus zeer begrijpelijk, dat er sinds eeuwen bestaat wat men noemt: psycho-therapie (zielkun dige geneeswijze). Doze kan op indirecte wijze te werk gaan (d.i. niet rechtstreeks, maar langs een omweg) of wel op directe (rechtstreeksche) wijze. Handelt ze indirect, dan bedient ze zich van han digheidjes, van middeltjes, die op zichzelf geen bepaalde geneeskracht bezitten, maar waaraan wel bijzondere kracht wordt toegeschreven. De kwakzalver, die met veel ophef een „radium- houdend glas" aanprijst en peperduur verkoopt, of die een wonderbaarlijk „electri6ch apparaat" aan beveelt tegen velerlei kwalen, maakt dus gebruik van indirecte psycho-therapie; en dat door het ge bruik van 't water uit zoo'n glas gedronken en door de voorgeschreven toepassing van het appa raat inderdaad bij den patiënt verlichting, zij 't ook tijdelijk, kan optreden, zal ieder inzien, die de macht der suggestie beseft. Maar ook menig dokter neemt bij nerveuze pa tiënten met ingebeelde, of werkelijke, kwalen sorns z'n toevlucht tot die indirecte psycho-therapie Ook hier laat ik liever Di Haverkate aan het woord: „Dit doet een geneesheer, wanneer hij een patiënt een drankje geeft, dat zeer slecht smaakt, maar geen eigenlijke geneeskracht bezit; de pa tiënt gelooft aan de werkzaamheid van de medi cijnen, die hij krijgt, cn dat geloof werkt mee tot zijn herstel. Maar niet alleen zoo'n drankje of broodpillen, ook b.v. een behandeling met elcctri- citeit kan zuiver psychisch werken, dus op het lichaam invloed uitoefenen door middel van de ziel cn zoo tot genezing voeren" (La.p. IV, blz. 644) (cursiveering van mij, v. D.)). Hier dringt vanzelf weer de gedachte bij u op, dat zoo'n dokter 't dan met de waarheid toch ook niet al te nauw neemt. Laten we niet overhaast oordeelen: als iemand door studie en praktijk weet, dat onder bepaalde omstandigheden bij een ner veuze patiënte de „broodpillen" waarop zij ver trouwt, hun uitwerking niet missen, waarom zou den dan die beroemde broodpillen niet evengoed een geneesmiddel door hem mogen worden ge noemd als welk ander middel ook? De directe psycho-therapie gaat van een geheel andere opvatting uit: ze tracht rechtstreeks op het zieleleven van de patiënten in te werken, met versmading van allerlei uiterlijke middelen. Ze gaat uit van de gedachte, dat er meer gelet dient te worden op den zieke dan op diens ziekte. Ze traoht ordening te brengen in z'n geestesleven; 7X> wil de ziel der patiënten richten op de beter schap; ze wil alle onrust, verwarring en verbijste ring in het zieleleven verdrijven en zoodoende alle zielekrachlen samenstuwen in goede richting tot heil van lichaam en ziel beide. Dat deze psycho-therapie (letterlijk: zielsgenees- wijze) allereerst gebruik maakt van de gewone suggestieve methode, waarover in de laatste brie-' ven reeds uitvoerig geschreven is, spreekt vanzelf: dit is de eenvoudigste methode, en soms geeft ze verrassend resultaat. Dit geldt In bijzondere mate bij de behandeling van hystherische patiënten. Bij hen vinden we nl. een buitengewoon verhoogde vatbaarheid voor suggestie. Hystherische verschijnselen, als verlam mingen, kramptocstanden, overdreven fantasie, hallucinaties, enz., hebben natuurlijk een dieper liggende oorzaak; die oorzaak is echter niet van lichamelijken, maar maar van psychischen aard; en dat is de reden, dat zij, die aan hystherische vorschijnselen lijden, 't allereerst in aanmerking komen voor de toepassing van psychische genees methoden. Behalve van do gewone suggestieve methode bedient de zenuwarts zich ook wel van de over- redingsmethode van Dubois. Bij deze methode vermijdt men opzettelijk alle geheimzinnigheid en geeft den patiënt een dui delijk inzicht in wat hem scheelt. Niets wordt verzwegen, zoodat de patiënt oorzaken en gevolgen van z'n toestand begrijpt. Daarna wordt hem met voorbeelden en foto's duidelijk gemaakt, dat andere en ernstiger patiënten dan hijzelf aan de zelfde verschijnselen leden envolkomen ge nezen werden. Vervolgens wordt de geneesmetho de, die daarbij dienst deed, zoo duidelijk mogelijk uiteengezet. Aldus in 't vertrouwen genomen, komt de patiënt tot rust, begint te gelooven in z'n her stel en zal zeer trouw de verstrekte raadgevingen opvolgen: dieet houden, z'n levenswijze verando- ren, de voorgeschreven middelen innemen, enz. Hierbij werkt de psycho-therapie dus met de ge wone therapie broederlijk samen. Een andere geneesmethode, die tot het wijde veld van do psycho-therapie behoort is het z.g. mesme risme of het persoonlijk magnetisme. Aan deze kwestie zullen we later nog wel eens een afzon derlijke brief wijden. Hier wordt het mesmerisme alleen genoemd, omdat ook daarbij de suggestie de hoofdrol speelt. Dit laatste is trouwens ook stellig het geval met enkele godsdienstige bewegingen, die speciaal den naam hebben dat onder de aanhangers of volge lingen wondergcnczingen voorkomen, zooals bij de z.g. Christian Science, waarover we later ook wel uitvoeriger hopen te schrijven. Ook de Roomsche Kerk heeft altijd haar gewijde bronnen en plaatsen gehad, bekend wegens de wondergenezingen. 't Meest gezocht is in onze dagen Lourdes. We moeten in verband daarmee nooit vergeten, dat de religie niet in de eerste plaats lichamelijke genezing, maar de juiste ver houding van den mensch tot God behoort te be oogen. Het pleit dan ook vóór de religieuze beweging die van Mütlingen uitgaat dat ze de genezing van het lichaam als volkomen bijkomstig beschouwt; en 't is onjuist gezien, als velen de genoemde plaats bezoeken met het doel genezing te vinden of genezingen bij te wonen. En 't gaf me, enkele jaren geleden, geen verhef fende gedachten, toen ik na 't bezoek aan een Roomsche Kerk in Noord-Brabant, bij 't verlaten van het gebouw aan de binnenzijde van de deur een blad papier ontdekte, waarop met blauw potlood geschreven was: „Brood, water zout en medailles worden door eon bijzondere zegening gewijd togen stuipen, vallende ziekteenz.; medailles te verkrijgen bij den koster." Een methode van psycho-therapie, die enkele ja ren geleden druk l»esproken werd en ook nu nog door velen in practijk gebracht wondt is de auto suggestie (zei (suggestie) van Emile Coué. Die methode staat niet buiten verband met andere stroomingen. In Amerika brak nl. een strooming door, die de suggestie en auto-suggestie bewust toepast in de heele levenshouding van den mensch. 't Is een drijven in de richting van het levensoptimismc, oen beroep op de zielekrachten in onszelf, een poging om deze te ordenen en te richten op de gezondheid van geest en lichaam en op een krach tig streven in economisch cn sociaal opzicht; 't is het humanistisch strijden voor de zelfontplooiing van den mensch voor deze wereld. Namen als Pcntico Mul ford, W. Trine en Haim- blin werden als die van vertrouwde gidsen ge waardeerd. De titels van hun boeken spraken duidelijke taal: „De triomf van de daad"; „In harmonie met het Oneindige"; „De hoogere ziele krachten"; „De kracht der gedachte", enz. In denzelfden geest ontstonden cursussen voor zelfontwikkeling, als in Engeland de Pelman-cur- sus en in ons lnnd de Dalmavcr-cursussen, welke suggestief worden aangekondigd, die op sugges tieve wijze de menschen trachten aan te vuren cn, ter versterking van die suggestie,met hoo- gon prijs betaald moeten worden. In de ruime lijst van dit groote tafereel ziet men nu ook do auto-suggestieve methode van Charles Baudouln en vooral van Emile Coué, welke in hoofdzaak bedoeld is als geneesmethode; maar die toch ook de geheelo zelfopvoeding en opmontcring van den mensch beoogt. Inderdaad werden onder de leiding van Coué in Nancy door suggestie en auto-suggestie een zeer groot aantal mensohen genezen, en ook aan dezo geneesmethode hopen we een afzonderlijke brief te wijden, gelijk ook aan de laatste methode, die we in dit overzicht noemen, nl. die der hypnose, d.L de suggestie in een soort slaaptoestand. Na dit overzicht van de methoden der psycho-the rapie, (voor zoover deze tenminste een ruim ge bruik maken van de suggestie) moeten we be sluiten met twee opmerkingen, die het tegen ca vóór van de suggestieve methoden betreffen: Vooroenst, laat ons nuchter zijn cn uit eigen oogen zien, ook ten bate van anderen. Het gevaar is zoo enorm groot, dat men den wetenschappelijken weg den rug toekeert om quasi-wetenschappelijke pa den te volgen, waarop de genezing wenkt en wenkttot het te laat is. Hier past Salomo'* waarschuwing: „Do onnoozele gelooft allo woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang" (Spr. 14:15). Maar anderzijds mooton we steeds een open oog hebben voor de vaak onvermoede mogelijkheden, die een suggestief-optimistische geesteshouding op 't lichaam van zieken heeft „Alle dagen dos bedrukten zijn kwaad; maar een vroolijk hart ifl oen gedurige maaltijd." (Spr, 15 15). „Een blij hart zal een medicijn goed maken; maar oen verslagen geest zal het gebeente verdrogen."* (Spr. 17 22). Op de auto-suggestie hopen we de volgend* week nader in to gaan. Dordrecht P. VAN DUYVENDIJK. 173 l

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 19