era ut DE BLAUWE BENDE Door Af. A. M. Renes-Boldingh ïl>: En die avond worden er in alle jongenskamers keurig geschreven briefjes met punaises vast ge prikt De statuten van de club der Blauwen. En menige vader en menige moeder hoopt en !>idt die avond, dat de club der Blauwen een mid del mag worden om hun zoon op goede en eer» lijke paden te houden. Zulke paden, die tot God kunnen voeren. En ook zijn ze nieuwsgierig om den jongen dok- tsfr te leren kennen, diie hun weerspannig kroost tot zo'n eendracht en saamhorigheid heeft weten te brengen. 6. Er komt een Flipje in 'f spel Zeker dokter Muller voelt er voor; voor een flinke bergtocht. Heel veel zelfs voelt hij er voor, en eer de week twee dagen ouder is geworden, heeft hij al inlichtingen ingewonnen hier en daar, en stippelt hij met de jongens de weg uit, die ze gaan zullen, op een platte grond van het omrin gende bergterrein. Gretig buigen de lenige jongenslijven zich over de oude zendingskaart met zijn geheimzinnige kruis- jps en krabbeltjes en onleesbare aantekeningen. En met een blijde schittering volgen de ogen het fijne potloodpuntje, dat aanwijst. Eerst zullen ze een gedeelte autorijden tot aan een klein dorpje, waar je gidsen kunt huren. Een gids en een koelie zullen ze van daar mee nemen. De koelie moet hun jassen dragen en het grote goedgesloten blik, waarin de mondvoorraad en *t drinkwater worden meegenomen op de tocht. Er wil nog een meneer van Pea Radja mee gaan, voor de gezelligheid, en omdat het nu zo'n mooie gelegenheid is. Gezelschap voor zo'n bergtocht kun je nu eenmaal niet iedere dag krijgen. Do Martimbang zullen ze bestijgen, de goedige reus, die de wacht houdt over al de lagere bergen van Tapanoelie. De Martimbang, denk eens aan! 1S20 nieter hoog, uitgebrande vuleaan, waarvan heel boven op de platte top het kratermeer nog aanwezig moet zijn; geheimzinnige paadjes slin geren omhoog door dennen en oerwoud. Wild gedierte moet er zeker nog huizen troepen apen een tijger misschien. En vreemde groote vogels wie weet! Ademloos luisteren de jongens toe, bij het plan nen maken; hun harten kloppen hoog en juicheaid, des nachts dromen ze er van. Ze zien zich zelf al gaan. Woudlopers. Vreselijke avonturen be- leven ze reeds en vreselijker nog liggen voor hen verborgen op de top van de berg. Jan Mink, die dadelijk lid is geworden en graag loopt de volgende morgen al om half zes door het huis om een verloren veldflesch te zoeken en een paar uurtjes later overleggen de moeders met elkaar wat ze de bergbestijgers mee zullen geven aan levenemiddelen voor het geval, dat de tocht werkelijk door gaat Maar de tocht gaat niet door. Eerst is het een paar dagen erg onwerig in de natuur; de onweers wolken brengen overvloedig regen mee en die regenstromen maken van ieder bergpaadje een glib berige onbegaanbare leemmassa, die niemand voor zijn plezier betreden hoeft. Dan is liet Zondag en juist in de laatste vacantie- week krijgt dokter Muller een dringend bericht' uit Sipirok, dat zijn ziekenhuisje nu zijn voltooiing nadert en dat hij hoog nodig eens moet komen kijken om advies bij de afwerking te geven. Ook is de installatie voor de operatiezaal gearriveerd per boot uit Duitschland gekomen en het uitpakken daarvan moet hij eigenlijk ook zelf tec hand nemen. Al die instrumenten moeten immers zo secuur behanoeld worden. „Jongens, wat spijt me dat nou!" De leden van de club der blauwen zitten mot bedrukte gezichten voor zich uit te staren op de voorgalerij van het zendelingshuis. Voor hun pre sident en voor elkaar willen ze nog niet eens weten, hóe zeer het hun spijt. „Niks aan te doen!" declameert eindelijk Kas me* geforceerde vrolijkheid. Daarmee schijnt de zaak afgedaan. Blijven zeuren? Waarvoor zou dat dienen! Zo wijs zijn ze wel, om te weten, dat een dokter voor zijn wérk op de wereld is en niet voor allerlei pleziertjes. Jam* mer is 't módr basta. „Wanneer wou u gaan?" „Morgenochtend zo vroeg mogelijk. Half zö3, of zo iets. Ik moet nog even bij meneer Kappner in Siboga aan en ik wou bij de familie de Kleino in Padang Sidempcan middag-eten. En dan verder naar Sipii'ok. Om een uur of vier kan ik daar zijn." Zuchten van de overige clubleden. „En dan blijft u de hele week weg." „Tot Zaterdag zeker. Ik denk wel, dat dat nodig zal zijn." Herhaald zuchten van de club. „Dan komt er natuurlijk niks meer van. Dart wordt het onderdehand regentijdEn dan moet u natuurlijk ook al gauw voor goed naar Sipirok." „Ik mag die kerels wel wat' troosten," denkt dok- ter Muller. „Ze willen zich goed houden, maar, o, wat vinden ze het een teleurstelling." En opge wekt deelt hij mee: „Zeg, ik geloof, dat er eert grote logeerkamer aan mijn nieuwe woning kooit* REBUS EEN LENTELIED 'AI grauwt de winter nog zo zeer En vloert met ijs de stromen, Al strooit hij 6neeuw en hagel rond, Tóch moet de lente komen. En schoon de nevels nog zo diohi Zich voor het zonlicht dringen, Tooli zullen straks, bij warmte en licht, De knoppen openspringen. Blaast dan, gij stormen, loeit met kracht. Toch zullen wij niet vrezen; De lente nadert stil en zacht; Straks zal 't haar tijd wel wezen. Dan waakt heel de aard weer groenend £>A Als kon zij 't niet begrijpen. Zij lacht het lieve zonlicht toe, Dat straks de vrucht doet rijpen. Dan is er vreugd in heel het land, Dat prijkt met bloem en kleuren, Dan vlieten beek en stroom weer blij, En alle velden geuren. Daarom, hoe donker 't wezen mocht, Wij wisten: straks zal 't wijken. De grote Meidag komt, hij komt! Wij wachten: nu zal 't blijken. En werd er menig zucht en klacht Uit menig mond vernomen. De Heer heeft alles wel gemaakt; De lente is tóch gekomen! Zulk een viervoeter kan men 's avonds beter niet tegen komen. Zo'n soort van paviljoentje, met eon eigen uit» gang en een badkamertje er bij." ■Vragende blikken én een aarzelend: „Hoe zo, meneer? Wat zou dat voor ons?" „Wel, dat ik jullie eens te logeeren wil hebben. Met een beetje goede wil en een stapel matrassen zal dat best gaan, dunkt me. Of zou je er geen zin in hebben?" Zin?! Nou! Zin genoeg! „Maar, dan is uw vrouw er toch al? Die kan 't' wel heel niet goed vinden, zooveel vreemde jon-< gens in huis." Nu lacht meneer Muller. Een vyarme, prettige lach. Je krijgt zo het gevoel, of hij een beetje trots is, op hetgeen hij nu zeggen gaat. „Mijn vrouw?" zegt hij. „Mary?" O, die vindt het zeker goed. Die vindt zulke dingen precies even fijn als ik. En, weet je, ze is al een paar jaar padvinderlcidster geweest; ze houdt van tochten maken en van avonturen en ze weet een massa dingen meer dan ik." „Ooo!" '(Wordt vervolgd.)] .154 Buireulcmdscli Ovemclir 'Maarschalk Tsjang Kai Sjek DONDERDAGAVOND Met geforceerde marschen is het Duitschland van Hitier opgerukt naar den datum van zijn Rijks- flagverkiezingen, welke door den Filhrer in zijn opzienbarende rede van 7 Maart op zoo kort;n. termijn werden aangekondigd. Goebbels heeft de millioenen mot een koortsachtige bedrijvigheid weten te bezielen; alle organisatorische krachten, waarover het N.S.D.A.P.-apparaat te beschikken heeft, zijn ertoe ingezet; een groote mise en scène heeft deze actie moeten bekronen, en wellicht is thans, terwijl de lezer zich rustig met zijn Zon dagsblad bezig houdt, het gedrang rond de stem bussen in vollen gang. Het critieke moment van elke verkiezingspropa ganda is het tijdstip, waarop de massa, die naam loos en duizendkoppig was, zich weer begint te individualiseeren; elke twintigjarige man of vrouw wordt persoonlijk afgeroepen, krijgt het eigeu hiljet in handen, en daarmede een eigen parti keltje macht, al is dit nog zoo gering. Nu kan hij zich afscheiden uit den grooten, breeden. ge- suggereerden stroom, en eigen zin en inzicht vol gen. Zaak is het dus, de psychose van tevoren eoo op te voeren, dat zij over dit eene doode punt als vanzelve heenvoert, en het pleit in den door de leiders gewensohten zin beslist Veel krijgt de Duitsche man of vrouw niet in handen. Meer dan duizend candidaten zijn er voor den nieuwen Rijke dag gesteld; de facsimile-stem briefjes, van tevoren op ruime schaal verspreid, melden er echter slechts vijf, de Maccabeeën zou men ze kunnen noemen van het huidige bewind: Hitier, Hess, Frick, Goebbels, Goering. Toch be staat er niet de minste twijfel, of de kiezer het gegeven parool aarzelloos zal opvolgen, het appèl op zijn nationale gevoelens, die niet meer los te maken zijn van het nationaal-socialistische be wind. De Führer en Rijkskanselier kan derhalve deze vuurproef getroost tegemoet zien; er is geen sprake van, dat men hem alleen zal laten staan, kampioen als hij zich gemaakt heeft van een integraal Duitschland. De uitslag zal een overweldigende demonstratie ivan Duitsche eenheid blijken tc zijn. Men kent den inzet van dezen 29sten Maart: de hermilitarisatie van het Rijnland, waarmede het huidige bewind zegt, Duitschlands souvercine rechten ten volle te hebben hersteld, en de voor slag tot nieuwe verdragen, die voor een periode van een kwart eeuw den vrede in het westelijk deel van Europa moeten bestendigen. Eon gelijk succes als in het Duitsche binnenland he°ft de Nazi-politiek op het terrein der interna tionale verhoudingen echter niet mogen boeken. Het is gezien de huidige verwarde omstandigheden in de volkenwereld, vrij eenvoudig de Fransche en Belgische geburen voor een voldongen feit te stel len; moeilijker is het gebleken, na deze daad, die ondanks alle geparlementeer eigenmachtig blijft worden genoemd, de stemming ten gunste van bet voortvarende Berlijn in de overige Europee- sche hoofdsteden te beïnvloeden. De Volkenhonds- raad, die te Londen bijeen was, heeft eenparig als zijn oordeel uitgesproken, dat wat geschied is niet had mogen plaats hebben, en de teleurgestelde, ten deele ook wel verbitterde Locarno-mogend heden bleken het eens over een nota, waarin men ITitler voorwaar niet malsche voorwaarden stelde, om tot een liquidatie van de geconstateerde con tractbreuk te komen. Als eisch werd o.a. gesteld liet opnieuw aan vreemd toezicht overlaten van een versmalde Rijnzone, waarbinnen Italiaanscho en Britsche troepen politietoezicht zouden moeten uitoefenen tijdens de hangende besprekingen. Bo vendien zou Duitschland met de scherven van Locarno naar Den Haag moeten gaan, om van het Permanent Hof van Internationale Justitie te ver nemen, welk vonnis dit over het gebeurde op 7 Maart zou strijken. Duitschlands pleitbezorger te Londen, de ambas sadeur Von Ribbentrop, heeft op deze voorstellen een afwijzend antwoord moeten overhandigen, waarbij hij echter een basis voor nieuwe bespre kingen, als de verkiezingscampagne in zijn vader land tot het verleden zou behooren, in uitzicht mocht stellen. <5- Frankrijk is met dit uitzicht op hernieuwde be sprekingen, waarbij het slechts kan inboeten wat liet reeds won, niet het minst ingenomen. Men handhaaft daar de meening, dat men te Londen reeds zijn laatste woord gezegd heeft, en dat men voor het overige staat maakt op Engeiands belofte, dat het in de periode, waarin België en Frankrijk door het ontbreken van overeenkomsten met den Rijnbuur in militaire onzekerheid verkeeren, op den volledigen steun van het Britsche imperium zal mogen rekenen. Een leelijke streep door deze verwachting is intus* schen de te Londen naar voren gebrachte opinie, dat Engeland zich nog* niet in die mate daartoe heeft verbonden. Het verzenden van het document, waarin deze steun wordt toegezegd, zal moeten wachten tot ook Italië's houding nader zal zijn gepreciseerd, daar dit als tweede Locarno-garant itnmers eveneens aan deze Fransoh-Belgische vei ligheid het zijne zal moeten toevoegen. In volkenhondskringen zou men zich opgelucht gevoelen, zoo inmidels, tijdens dit respijt, dc Abes- sijnsche affaire tot een oplossing mocht komen; het heele vraagstuk, dat onderling zoo vervloch ten is, kreeg dan een aanmerkelijk eenvoudiger aspect. De commissie van dertien is dan ook reeds tot dit doel bijeen geweest, en heeft zoowel Wolde Mariain den Abessijnschen zaakgelastigde, als Grandi, Mussolini's vertrouwensman, gehoord. Het resul taat bleek echter alsnog nihil; een basis voor een vergelijk is nog steeds niet voorhanden, zoodat zoowel de commissie van dertien als de volken- hondsraad, die met uitzondering van Italië uit gedelegeerden .van precies dezelfde lan den bestaat, voor onbepaalden tijd zijn verdaagd. De huidige fase der wereldgeschiedenis blijkt derhalve weinig geschikt om door samenspreking tot verbetering der verhoudingen te geraken. Wat de Londensche vlootconferentie betreft, deze heeft haar eind gevonden in een Britsch-Amerl- kaansch-Fransch accoord. Dat zou althans iets zijn, zoo de resultaten niet zoo heel sober waren. Men heeft slechts onderling toegestemd in beper king van de tonnage en van het kaliber der ka nonnen. Waar het eigenlijk op aan kwam, beperking van. het aantal te bouwen schepen, dat heeft men niet bereikt. 1 In Noord-China woedt ook een oorlog voort, eert strijd die voor de meesten onzer zóó veraf is, op terreinen die men nauwelijks weet „thuis te bren gen", dat hij goeddeels aan de algemeene belang stelling ontsnapt. De Noord-Chineesche provincie Sjansi is voor een deel in handen van een Chi- neesoh-comiiiunisüsche legermacht, die gaande weg veld wint, en de regeeringstroepen, wier aan tal niet toereikend is en waarvan bewapening en organisatie veel te wenschen overlaten, wijken steeds meer terug. Het behoeft geen verwondering te baren, dat het geding, althans voorloopig, ia het voordeel der rooden wordt beslist. Want ook liier maskeeren zij hun actie voor Moskou en we reldrevolutie met schoone idealen. Zij zouden het zwaard voeren om den Japanschen invloed te kee- ren, die als een uitvloeiende olievlek het noorden van het hemelsche rijk doordringt. Geen wonder, dat dit aldus voorgestelde streven in vele Ofii- ncesche kringen sympathie moet verwekken! Inmiddels is maarschalk Tsjang Kai Sjek naar het noorden vertrokken, om niet de voornaamste kopstukken die aldaar zijn regiem steunen over den afweer te beraadslagen. De maarschalk is een energiek, met westersche Idealen bezield leider, die bovendien blijk geeft van staatsmanswijsheid, daar zijn streven zoowel op verzoening met Japan is gericht als op consolidatie van den Chineeschen Naarmate deze aan innerlijke kracht wint, aldus Tsjang Kai Sjek's opinie, zal hij zich beter tegen te vèrgaanden Japanschen invloed kunnen ver weren. Zoo Nanking slechts daartoe de tijd ge lalen wordt <3- Moeilijk is het, zich een begrip te vormen van de ellende, die middelerwijl in de oostelijke staten van Noord Amerika geleden wordt, tengevolge van de massale overstroomingen, die daar hebben huis gehouden. Uitgestrekte gebieden, waarvan men als bewoner van een klein landje als het onze nauwelijks een denkbeeld heeft, zijn door het wa tergeweld verwoest. Omstreeks 430.000 menschea zijn zonder onderdak geraakt; voor een waarde van 507 millioen dollar werd aan moeizaam ver worven bezit verwoest; een kleine tweehonderd dooden zij er te betreuren. Daarbij ontbreken ook andere soorten van ellende niet: moeiten met de voedselvoorziening; vrees voor het uitbreken van epidemiën, als gevolg van dc hygiënische noodtoe standen; het in toorn houden van duistere ele menten, die in de algemeene verwarring door plundering hun slag trachten te slaan. Zoo er een klein lichtstraaltje bij dit alles is, dan is het wel dit: ongeveer een half millioen werk- loozen heeft werk gevonden bij het herstel dec 6chade! Verkiezingsstrijd. Zoowel in Duitschland flinks) als in Frankrijk (rechts) is de campagne voor dc a.s.v erliiezin- gen met volle kracht ingezet El «FBI 147i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 15