CVzm i>aeAm,e^M£seh}dHm^
De Rechten van Mensch en Burger
De Tocht van de K XVIII
MAANDAG 9 MAART 1936
Een belangrijke dissertatie van Dr W. J. Goslinga
aan de Vrije Universiteit
De ingewikkelde materie van de invloed van het Natuurrecht
op de Staats instellingen.
Het valt te begrijpen, dat tegenover een
academisch proefschrift ter verkrijging vani
den graad van doctor, in de meeste gc\allen
een afwachtende hooding wordt aangeno
men. Wanneer de schrijver reeds eerder be
langwekkende publicaties het licht deed
zien, kan het gebeuren, dat zijn dissertatie
eveneens niet onopgemerkt blijft. Ook be
staat de mogelijkheid, dat ter behandeling
een onderwerp gekozen wordt, dat van bij
zondere beteekenis is voor den tijd, waarin
diet werd uitgegeven, zoodat het daarom
reeds recht heeft op meer dan gewone aan
dacht.
Zulk een geval achten wij aanwezig bij het
proefschrift, waarmede de heer W. J. Gos
linga aan de Vrije Universiteit te Amster
dam promoveerde. Hoezeer ook in vele korte
6tudies en wetenschappelijke artikelen
bijvoorbeeld in het tijdschrift „Antirevolu
tionaire Staatkunde" gewezen was op de
beteekenis van een onderzoek naar de rech
ten van den mensch en burger, nog nim
mer was men ertoe gekomen, een oneer uit
voerige uiteenzetting te geven. Om verschil
lende redenen is dit begrijpelijk. Het is met
name zeer moeilijk na te gaan, in hoeverre
de Amerikaansche constituties van invloed
zijn geweest op de staatsinrichting van ons
land. En daarnaast is er dan nog het prac-
tisohe bezwaar, dat tweeërlei behandeling
,van deze stof mogelijk is, oil. een staatsrech
telijke en een historische, hetgeen uiteraard
beperking eisoht.
Aan een staatsrechterlijke beoordeeling
van de rechten van den mensch en burger
dient een overzicht der Nederlandsche ge
schriften en verklaringen vooraf tc gaan, en
dit laatste is het, wat Dr Goslinga heeft wil
len geven. In deze begrenzing van het on
derwerp ligt opgesloten, dat de behandeling
van het vraagstuk niet afgeloopen is, n
dat veeleer dient voortgebouwd op het fun
dament, dat door deze dissertatie is gelegd.
De groote beteekenis van liet werk van Dr
Goslinga ligt, naar wij meenen, hierin, dat
na eenig aarzelen, er althans één is, die den
sprong heeft gewaagd, en een verhelderend
overzicht heeft geboden over de kwestie, hoe
de lijn loopt van de natuurrechtsleeraars via
de „burgerschapsrechten", om met Thor-
becke te spreken, naar onzen tijd.
Verrassende ontdekkingen worden daarbij
gedaan. Zoo wordt aangetoond, dat de mee
ning onjuist is, als zou reeds dadelijk bij
ons de grootste invloed zijn uitgeoefend door
Fransche auteurs, als Montesquieu, Rous
seau en Voltaire. Eerder moet daarbij ge
dacht aan Engelsohe en Duilsche wijsgee-
ren, met name Locke, Leibnitz, Wolff, Price,
Priestly en Paine, en eerst na 17S9 komt
meer directe Fransche invloed. Gewezen
wordt hier vooral op Mirabeau, die den eer
sten Europeeschcn catalogus geeft van de
rechten van den mensoh en burger.
Aan deze uiteenzetting doet Dr Goslinga
voorafgaan een behandeling \an het verband
tusschen de declaraties en het „contrat so
cial", waarhij hij tot de conclusie komt, dat
deze declaraties 18e eeuwsche redacties van
hot maatschappelijk verdrag zijn.
Van beteekenis is voorts een onderzoek
naar de vraag, in hoeveree de Amerikaan
sche constituties van een anderen „gezags-
bron" uitgaan dan de Fransche. De eersti
zijn door Mirabeau in ons land weer bekend
geworden.
Dr Goslinga vertelt over dezen Mirabeau
nog de bijzonderheid, dat hij. beter dan vele
patriotten, inzag, hoe verschillende rechten,
die de Fransche omwenteling ons brengen
moest, reeds waren neergelegd in de Unie
van Utrecht. Hiermee in verband staat, dat
rechten, die niet erkend waren of zelfs ver
boden, toch oogluikend toegelaten waren,
zooals in veel gevallen het recht van mee
ningsuiting, in boek en pers. De auteur wijst
er op, dat fn de Groninger Ommelanden de
godsdienstvrijheid in de practijk in de 18e
eeuw grooter was, dan in de dagen der Af
scheiding, dus in de dagen, waarin de vrij
heid op velerlei terrein reeds lang in een
serie constituties bezegeld was.
Na den invloed van buitenlandsche schrij
vers ten aanzien van de rechten van den
mensch behandelt Dr Goslinga de Neder
landsche schrijvers en geschriften over dit
onderwerp.
Eerst wordt aandacht geschonken aan de
figuur van Van der Marck, waarna een uit
voerige teekening gegeven wordt van de
persoon en het werk van den zoo vermaar
den Pieter Paulus.
In het volgende hoofdstuk, over de procla
matie van rechten van den mensch en
burger in wordt den schrijver ruime
gelegenheid geschonken, aandacht te vesti
gen op hel merkwaardige en wellicht eenigcr
mate verwarrende feit, dat in vele revolutie-
redevoeringen een godsdienstige toon te
beluisteren viel. Met Prof. Dr A. Goslinga
acht Dr W. J. Goslinga de typeering door
Groen van Prinsterer van dc mannen van
1795 als „een god verloochenend geslacht" dan
ook niet gelukkig. Was de opzet van deze
dissertatie een andere geweest, dan had de
schrijver wellicht op den dieperen zin \an
Groens woorden kunnen ingaan. Het was
echter de uitdrukkelijke bedoeling, een over
zicht te geven.
In de proclamatie van 1795 vinden we een
scherpe scheiding tusschen Kerk en Staat,
maar op voorstel van Swilden wilde men
niet komen tot een scheiding van gods
dienst en staat.
Het betreffende artikel luidde eerst: rdat
ieder Mensch het recht heeft om God zoo
danig te dienen als hij wil of niet wil, zon
eter daarin op ©enigerwijze gedwongen te
kunnen worden".
Vooral de woorden „of niet wil" zijn zeer
opmerkelijk; later zijn ze verwijderd. Merk
waardig is ook het ambtsgebed in de Na
tionale Vergadering.
Het spreekt wel vanzelf, dat in het ove
rige gedeelte van deze studie uitvoerig gp-
sproken wordt over het bekende „dikke
boek", waarin de leuze van „vrijheid, gelijk
heid en broederschap" is gewijzigd in „ge
lijkheid, vrijheid en broederschap".
We achten de dissertatie van Dr Goslinga*)
an groote beteekenis om de heldere en be
vattelijke wijze, waarop een inzicht wordt
gegeven in de ingewikkelde materie van don
invloed van het naiuurrecht óp de staats
instellingen, die, vooral wat de vrijheidsrech
ten betreft, van een dei-mate grooten invloed
op onze Grondwet geweest zijn. Het is een
verdienste van dit werk, dat liet, door zijn
eenvoudig"n opzet, zeer geschikt is voor ken
nisneming door een ieder, die in het belang
rijke tijdsgewricht van dc Fransche revolu
tie belang stelt.
Men heeft het historieverloop wel verge
leken met een schommeling tuschen de po
len van vrijheid en gezag. In de dagen de>
Fransche revolutie klonk de roep om vrij
heid; in de onze vraagt men om gezag. Moge
zich'daarbij steeds bewust zijn, dat.
evenals <ie verkeerd gefundeerde vrijheid
moest uitloopen op de tyrannie van een Na
poleon, het gezag niet de gevraagde bevre
diging schenken kan, wanneer het zijn uit
gangspunt vindt in den mensch.
We konden slechts openkele punten do
aandacht vestigen. Ongetwijfeld is echter Dr
Goslinga's boek ruime belangstelling waard.
De studie is in. beperkte hoeveelheid ver
krijgbaar bij het Dr Kuyperhuis te 's-Gra-
venhage.
Uitgegeven bij A. T. Oranje, Den Haag.
Het Dietsche Dagboek, door
Dr G. llalff Jr., Groningen,
J. B. Wolters.
Het is een gelukkige gedachte geweest
van Dr. Ka Iff ziju aandacht en speurzin te
wijden aan een, zo al niet vergeten, dan
toch in ieder geval verwaarloosd hoofdstuk
onzer vaderlandse cultuurgeschiedenis.
Zeker talloze geleerden en vorsers hebben
vóór hem incidentele pogingen aangewend
om te behouden en bekend te maken, wat
op dit terrein dreigde verloren te gaan of
\oor goed onder 't stof te reken, maar nog
nooit had iemand zich gezet tot systemati
sche beschouwing en samenvoeging van 't
vele en verscheidene, dat in de loop der
eeuwen in dagboeken was neergelegd.
De reden hiervan is duidelijk: De stof
ligt zo geweldig verspreid en langdurig
onderzoek brengt vaak zo weinig aan 't
licht, dat er veel volharding nodig is om
in deze chaos enige orde te scheppen niet
alleen, maar vooral om hier over de onont
beerlijke bouwstoffen de beschikking te
krijgen. Volkomen begrijpelijk is dan ook
de uitspraak van den auteur: „Het bijeen
brengen van de stof heeft mij zeer veel
moeite gekost". Alleen hierom reeds ver
dient Dr. Kaltf grote dank van allen, die
weten hoe belangrijk vaak de gegevens
zijn, die een dagboek kan verschaffen over
't karakter van een bepaald persoon of
over het precies verloop van een belang
rijke gebeurtenis, die zich grotendeels bin
nenskamers heeft afgespeeld, en waarover
de finesses nooit openbaar geworden zijn.
Een boek van Dr. Kalff Jr. lieitft altijd
iets pikants, dat weten we nu langzamer
hand wel. Vóór de lezing reeds bereiden we
ons tenminste op deze twee dingen voor:
vooreerst op een buitengewone belezenheid,
die verbaasd doet staan over de onbegrens
de speurdersarbcid van den schrijver, en
ten tweede op een breidelloze zucht naar
polemiek tegen alles en iedereen.
Deze beide kwaliteiten van den schrijver
hebben een licht- en een schaduwzijde. Men
kan er zeker van zijn, dat 't pad, door Kalff
betreden, voor den na hem komende zo
goed als geen nieuws meer bieden kan.
(Voor dit werk is uitzondering op die regel
natuurlijk heel goed mogelijk, wanneer uit
particuliere archieven, die niemand alle
kennen kan, onbekende geschriften opdui
ken; maar daarvoor treft dan dezen schrij
ver geen blaam.) Maar daar staat tegen
over, dat de compacte opstapeling van fei
ten vermoeiend werkt en dit te meer, daar
hoofdzaken en ondergeschikte kwesties
moeilijk te onderscheiden zijn. Dit laatste
bezwaar wordt nog groter, wanneer de vu
rige polemist zicli niet te bedwingen weet.
Dan worden we midden in een historische
uiteenzetting: vergast op een op zichzelf wel
interessante, maar de aandacht van de
hoofdzaak afleidende en daarom hinder
lijke en verwerpelijke uitval tegen een of
ander persoon, die naai- de mening van.
Kalff onjuiste dingen ten beste gaf of er
onwaardige manieren op nahoudt. Was dit
alles nog in de noten verwerkt, het zou
er mee door kunnen. Maar zonder overgang
in de tekst ingevoegd, berooft liet deze
studie hier en daar van zijn wetenschappe
lijk cachet en geeft het sommige bladzijden
een pamflettistisch karakter.
Wil men een enkel voorbeeld? Op blz. 12
heeft Kalff het over de Gids van 1862,
waarin een meningsverschil tot uiting
kwam tussen Prof. Fruin en Lode wijk
Mulder. Het luidt daar: „Mulder kwam hier
tegen (een mening van Fruin) in 't ge
weer". Maar dan plotseling schiet ook Kalff
zelf 't harnas aan en richt zijn pijlen op de
Gidsredactie van thans, aldus uitvallend:
„De Gids nam dus toen nog niet het air aan,
vonnissen te wijzen, waarvan beroep op
welke macht ook a priori voor dwaasheid
gold." Op pag. 56, handelend over 't dag
boek van Rhijnvis Feith, laat, hij zich on
verwachts gaan tegen Anton van Duinker
ken en de Roomsen, die als „neo-inqui-
siteurs" optreden. Kortom Kal ff's hand is
tegen allen! Des te treffender is daarom de
ler (niet alleen in dit boek!) waar
derende en warme toon, waarop hij spreekt
't werk van zijn vader. AI is deze dank
bare stemming zeker te begrijpen, en deze
hulde verdiend, toch vraagt de lezer zich
meermalen af: Konden anderen dan totaal
niets goeds doen?.
„Het Dietsche Dagboek", de titel wijst 't
al uit, behandelt niet alleen producten van
Nederlandse bodem, maar schenkt ook aan
dacht aan 't werk van Vlamingen en Zuid-
Afrikanen, al vorderen de eersTe uiteraard
't grootste deel van de inhoud op (190 van
de 220 pag.).
„Wat de taal betreft", zo zegt de schrij
ver op blz. 4; „heb ik het bloed laten over
wegen. Van Buchell en Bronchorst schrijven
in t' Latijn, Bentinck en Falck in 't Fransch,
Van Hogendorp en De Clcrcq in wel drie of
vier talen maar zij zijn allen Nederlan
ders en hebben daarom recht op aandacht."
De Middeleeuwen laat Kalff buiten be
schouwing. 'Hij begint met de Tachtigjarige
oorlog. Verder in de historie neemt 't aantal
en de omvang der nagelaten en bewaarde
manuscripten toe. Rubricering liet de stof
weinig foc. Reis- en zeejournalen vormen
een aparte afdeling. Behalve soldaten
boeken uit 1830 en die van officieren va:
19e eeuw trekken twee belangrijke grotpen
onze aandacht: „Het piëtistisch dagboek"
„De Tachtigers". Op niet onaannemelijke
wijze betoogt Kalff, dat 't Protestants dag
boek overeenkomstig dc aard van deze
religie ruimer plaats inneemt dan 't Rooms-
Katholieke; immers de R.K. heeft in d«
biecht een geregeld werkende veiligheids
klep. die de Protestant mist. Dat de Piëtist
meer behoefte heeft aan uitstorting van zijn
gevoelens dan de Rationalist, is niet alleen
psychologisch waarschijnlijk te maken,
maar wordt ook door de voorbeelden ge
staafd.
Het best en het interessantst is Kalff daar,
waar hij, in verband met de belangrijkheid
van zijn object, zich de weelde kan vei
loven wat breder over 't dagboek en zijn
inhoud uit te weiden. Natuurlijk kon hij dit
niet bij al Te, dagboeken doen; de omvang
van zijn werk zou dan zeker vele malen
groter geworden zijn. Daardoor echter wor
dpn verschillende blz. nogal taai door -de
dorre opsomming van namen en feiten. Tal-
Een boek vol aardige trekjes
Gemeerd in de liaven van Funchai
„Klaar voor onderwater". Met Hr.
Ms K XVIII langs een omweg naar
Soerabaja, door M. S. Wytema. Uit
gegeven met instemming van het
departement van Defensie door Ar.-
dries Blitz te Amsterdam.
Een leuk en vlot geschreven boek! Zie
daar in enkele woorden ons oordeel over
het. boek dat luitenant Wytema schreef naar
aanleiding van de tocht met de KXVIII,een
tocht die door ieder rechtschapen Hollander
met de meest levendige belangstelling ge
volgd is. Eenvoudig en toch boeiend ver
haalt de schrijver de belevenissen op het
kleine wereldje dat. de onderzeeboot eigenlijk
is, en de belevenissen van dit kleine wereld
je in de groote wereld. Geen smakeloos aan
eengeregen opsomming van feiten wordt ons
hier voorgezet, maar een frisch verhaal dat
zich met plezier laat lezen en waaruit velen
zoo ongemerkt bij het lezen nog wel een en
ander kunnen leeron. En wie leert niet
graag, vooral wanneer hij er geen speciale
moeite voor behoeft te doen!
Nu eoncludeere men niet dat Wytema een
literair hoogstaand product geschapen heeft.
We zouden haast zeggen: Gelukkig niet!
Want als iemand, die daartoe de aanleg
mist, zich te buiten gaat aan literaire uit
spattingen, is het resultaat over het alge
meen bedroevend. De oudste officier van de
K XVIII deed dit dan ook niet, cn zijn boek is
er des te beter om. Kan het niet tot de 1 i -
teratuur gerekend worden, het staat er
toch zeker niet ver van af.
Tevergeefs zal men daarom ook zoeken
naar verheven en mooi gestyleerde natuur-
1
beschrijvingen. Dat ts weTk) voor den be
roepsauteur. Maar Wytema laat. ons het
mooie van de natuur op een andere manier
zien: een keurcollcctie foto's overgenomen,
uit zijn film verluchtigt het boek. Die illu
straties geven ons een beeld, veel beter dan
eenlge beschrijving dat zou kunnen doen»
Reeds eerder werd besproken het offici-
eele gedenkboek: „Alles wel, geen bijzon
ders". Meen niet, dai dit boek hetzelfde be
vat als „Klaar voor onderwater". Laatstge
noemd werk is in tegenstelling met liet eer
ste een doorloopend verhaal en heusch geen
andere bewerking van het gedenkboek. Lui
tenant Wytema heefl zich meesterlijk ge
kweten van de taak iets geheel anders te
geven.
Zooals dat een goed verteller betaamt weet
hij ook heel geestig uit den hoek te komen.
Een kort citaat moge dit aantoonen» In Mon
tevideo kreeg de K XVIII hoog bezoek: H.K.H.
prinses Marie Louise, een nicht van wijlen
George V kwam de moderne onderzeeboot
bezichtigen. De schrijver .vertelt dan:
„H.K.H. kwam aan boord en de Engelse
vlag werd gehesen. Omdat wij de prinses
thee wilden aanbieden en ondanks diens
capaciteiten slechts een beperkt vertrouwen
hadden in de mogelijkheid, dat onze kok een
behoorlijke kop Engelse thee gereed zou
kunnen maken, hadden wij, dank zij den
Engelsen consul-generaal de bemanning tij
delijk kunnen, uitbreiden met zijn nurse, die
deze precaire bezigheid zou verrichten. Toen
de prinses na haar rondgang door de boot
in het officiersverblijf had plaatsgenomen
en haar gevraagd werd, of wij haar met een
cup of tea genoegen konden doen antwoord
de zij tot onze grote ontsteltenis: „Geef mij
maar liever een kop met warm water".
Zoo zijn er tal van aardige trekjes te be
speuren.
Wij spraken tot nu toe enkel over het bock
en meenen het daar ook bij tc moeten laten.
Over de reis van de K XVIII hebben de bla
den indertijd uitvoerig bericht en ieder weel
welk een schitterende prestatie geleverd
werd, van welk een onschatbare waarde het
vlagvertoon en de wetenschappelijk onder
zoekingen van Prof. Vcning Meinesz. waren.
Wie het niet weet, of zich het geheugen
nog eens wil opfrisschen, kunnen wij geen
betere raad geven dan „Klaar voor onder
water" te lezen!
Op weg naar. dc Thousand tlills
rijke gedeelten worden op deze wijze meer
geschikt voor naslagwerk dan voor geregelde
lectuur. Een (overigens beknopt gehouden)
register bewijst hier uitnemende diensten.
't Prettigst lezen bladzijden over Con-
stantijn Huygens Jr., Willem cle Clercq, Mul-
tatuli, Van Keden cn Streuvels, die onder de
Nederlandse dagboekhouders de voornaam
ste plaats innemen. Het verwondert ons niet
ij stemmen or volkomen mee in, dat
Kalff Willem de Clercq's dagboek „voor-
loopig het hoogtepunt niet alleen der
pieuzc, doch ook van alle Nederlandsche
dagboeken noemt." Reeds zestig jaar geleden
gaf Allard Pierson daaruit in twee delen een
belangwekkende bloemlezing. Het zeer om
vangrijke geheel berust thans in 't
Reveil-archief. Vooral het dagboek in
de Reveil tijd is van grote betekenis. Kalff
laat dat ook duidelijk uitkomen. Het is hier
niet de plaats nader uiteen te zetten, waar
om we ons met Kal ff's beschouwingen over
de geest en de strekking van vele dier dag-
hoeken niet kunnen verenigen. Het staat
tooh a priori vast dat iemand, die van
mening is, dat „Hegel 't wereldraadsel die
per tot oplossing heeft gebracht dan eenig
ander" (blz. 216) anders móét oordelen over
de zin van vele Reveiluitingen dan wij, die
ons in beginsel zo nauw verbonden weten
met de mannen dier godsdienstige op-
Mild en waarderend is zijn oordeel over
dezen als we het vergelijken met zijn von
nis over Van Eeden. Bij 't. horen van diens
naam ruikt Kalff nog altijd bloed; hoe ern
stige bezwaren ook wij mogen hebben tegen
'eel dat Van Eeden schreef en deed en zei,
toch achten wij Kalff's oordeel nü, evenmin
als enkele jaren geleden In zijn biografii
geheel recht\ aardig. Het Van Eeden
raadsel zal nog lange tijd stof leveren voor
vele pennen.
Ik wil de bespreking van dit belang
wekkende boek, dat de verdienste bezit dat
't prikkelt tot nadenken en tot verzet men
kan niet onverschillig blijven onder 't lezen;
immers men vraagt telkens: weet Kalff
alles alleen? niet besluiten, vóór ik nog
een enkele vraag heb gesteld omtrent enige
kwesties van taal en stijl? De talloze jaartal-
Ion heb ik niet alle gecontroleerd; uit mijn
hoofd verbeterde ik die van Beets (p. 129)
en Jan van Riebeeck (p. 207). Kalff heeft
een bepaalde voorliefde voor de genitief,
maar vindt hij inderdaad de voorbeelden op
blz. 10 en 39 welluidend? „Het handschrift
bleef bij de familie en anderhalve eeuw
later mochten zijn nazaten Willem en Onno
Zwier er als jongens op 't huis te St Anna-
parochie in lezen, gelijk jaren later des
tweeden „vaderlands gedicht" De Geuzen
nog getuigde." En ook deze: „om-egelmatig-
theid dezes laatste." Ik wil zo graag
inruilen voor een paar „taalverarmende'
omschrijvingen. En ten slotte: is de zin: „hij
is het eens, dat(p. 19) en 't woord
„maatgevend" (p. 156) zuiver Nederlands?
Ik twijfel er aan. En wat is een „dichter-
ling" en „bangeligheid"? Maar wij weten
het: le style, c'est l'homme. Beiden dagen
uit tot worstelen!
Dr. J. KARSEMEIJER.
Het Amortisatie syndicaat, door Dr
II. de Riemens. Uitgave H. J. Paris.
Amsterdam.
Over de vraag in hoeverre het „er is ge
schied" waarde heeft voor het leven wordt
vooral in onzen tijd zeer onderscheiden ge
dacht. Maar, welke meening men hier ook
aanhangt, niet zal men kunnen ontkennen,
dat bestu'deering van het verleden rijke les
sen biedt voor het heden. Hieraan moestei
we onwillekeurig denken hij het lezen vai
de zeer belangrijke en diepgaande studie
van Dr Riemens over het amortisatie-syndi
caat, in welk woord men een samenvatting
zien kan van de opvattingen van onzen ver
lichten despoot Willem I omtrent het beheer
van 's Rijks financiën. Het systeem van het
„alles voor, niets door het volk" is i
schcn gebleken niet slechts een monopolie
van het, verlichte despotisme te zijn. Juist
in onze dagen worden aangaande het gelde
lijk beheer meeningen gepropageerd én ir
practijk gebracht., die niet ongelijk zijn aan
Willems beschouwingen.
Daarom heeft het werk van Dr Riemens
naast zijn wetenschappelijke beteekenis ook
uitermate praclische waarde. Het boek geeft
blijk van grooten speurzin en niet te onder
schatten belezenheid van den schrijver
Gaarne bevelen we het dan ook aan bij be
langstelenden in staatsrecht, geschiedenis en
economie, en voorts bij ieder, dien het wel
zijn van ons volk, ook wat de financiën aan
gaat, ter harte gaat, opdat Nederland zich
niet tweemaal aan dezen steen stoote.
Paris zorgde voor een overzichtelijken druk
De Zedelijke Taak van de Politie,
door Jac. van Waning. Uitgave N.
Samson N.V., Alphen a. d. Rij
De heer Van Waning geeft in dit werk
een beknopte verzameling van de opstellen,
door hem voor' „De Politiegids" geschreven
De korte artikelen zijn niet gedateerd, maar
dit is geen bezwaar, want de politieman
„van alle tijden" zal niet zonder winst voor
leven en werk de gedachten van den schrij
ver zich eigen inaken. Wat men van
het meest mist en dus ook liet meest noo-
dig heeft, is de levensverdieping. Aan het
bevorderen hiervan kan de ervaring van den
heer Van Waning zeer zoker dienstbaar ge
steld. Zónder te vervallen in datgene wat
meerderen onder „preeken" plegen te ver
staan, weet hij wijze lessen te «reven. We
wensohen het keurig uitgegeven werkje in
veler handen, niet alleen in die van „man
nen van het vak",
NEUE SCHACHSTERNE, door
D r. S. G. Taftakower. Uit
gave Wiener Schachzeitung, Schaf*
fergasse 13a, Wien IV, Prijs R.M. 2.
Eindelijk is dan nu ook het tweede deel
verschenen in de reeks beminnelijke boek
werkjes, waarin Dr Tartakower een aantal
'bekende „Schachindividualitaten" bespreekt
Kwamen in het eerste deel de groote bonzen
en meesters van reeds lang gevest igde repu-
werkjes, waarin Dr Tartakower een aantal
jonge, opkomende talenten onder de loup'
genomen. Onder deze jongeren treft men er
weliswaar hier en daar een aan, die den
middelbaren leeftijd reeds heeft bereikt, doch
in het. algemeen mag men de kwalificatie
„jonge" toch juist achten. Van de behandel
de 30 schakers noemen wij o.a. Botwinuik.
Canal, Eliskases, Flor, Kashdan, Landau,
Li li enthal, Pirc, Stahlberg, Stolz en Sultan
Klian.
Voor hen, die Dr. Tartakowers stijl ken-
ne" en, dat zullen er na de match Euwe-
Aljechin in ons land niet weinigen zijn
zal het geen verwondering wekken, dat ook
dit frissche, pretentielooze boekje weer
schreven is met dien raken, puntigen "én
humorvollen stijl, waarvan Dr. Tartakower
het onuitputtelijk talent schijnt te bezitten.
Vooral de wijze, waarop het ieder der 30 be
sproken schaakmeesters van een epitheton
ornans heeft weten to voorzien is een fraai
staaltje yan zijn inven'ief vermogen,
Van ieder der 30 schaakmeesters geeft de
nteur een kleine karakteristiek en bespreekt
hij een der voor diens speelwijze typische
pa rtijen.
Het geheel is, evenals liet eerste deel, eeri
lot. werkje geworden, hetwelk wij den
schaakliefhebber kunnen aanbevelen
De Literaire Gids, Februari '36
Aandacht wordt gevestigd op A i r s t o r-
i i n g van Dr Van Loon, waarin deze zijn
Amerikaansche radiovoordrachten heeft ge
bundeld. Verder bevat het nr artt. over Thur-
ber, Ringelnatz, Duwc, Jacob, Lockett, Ha-
velock Ellis, Maeterlinck, de emigranten. Tot
slot persuitspraken over de benoeming van
Anthonie Donker.
De Hollandsche Revue, Februari 1936.
Dit nummer geeft weer een pracht, eollee-
tie artikelen uit allerlei bladen en tijdschrif
ten over de dingen van de dag: vredesbewe
ging, geheime diplomatie, pacifisme, de
Poolse he corridor, het nationaal-socialisme,
Mussolini, werkloosheid, de K.L.M., enz.
Verder beschouwingen over Maurits Sijs,
Kogan. het Russisch tooncel, Greta Garbo,
De Vriend des Huizes, Maart 1936
In dit nr trekken vooral twee bijdragen da
aandacht. Ten eerste het hoofdstuk van Dp
J. C van der Does over Emilia van Oranje-
Nassau. Schrijver teekent hier leven en
persoon van een weinig bekende figuur uit
het Oranjehuis, dochter van Prins Willem en
Anna van Saksen, dus de zuster van Prins
Maurits. In zooverre werd deze Oranjeprin-
ontrouw aan die tradities van haar ge
slacht, dat zij hart en hand schonk aan een
Katholiek, don Emanuel van Portugal, bo
vendien een verdreven en berooid konings
zoon. Maurits heeft zich fel tegen dit hu
welijk verzet en toen Emilia toch doorzette^
had dit een volslagen brouille met haar,
broer ten gevolge. Men zou eenigszins de in
druk kunnen krijgen uit het verhaal van Dr
v. d. Does, dat Maurits van hardvochtigheid
niet geheel vrij tc pleiten is, ofschoon hij
zich voor zijn dood met Emilia verzoend
heeft. Wij moeten echter ook deze houding
van den Prins zien in de lijst van de tijd.
Maurits kón een huwelijk met een Katholiek
niet anders zien dan als afval van de ware}
religie, een Oranje volstrekt onwaardig. Ka
tholieken en Protestanten stonden in 1593
nog scherp tegenover elkaar. Overigens pleit
het voor Emilia's standvastigheid, dat zij
immer aan het geloof liaars vaders trouw
gebleven is.
Het tweede art., dat aandacht trekt, is
dat van P* H. Muller over Willem da
M ér ode. n. a. v. het feit, dat De Mérode
voor 25 jaar zijn eerste gediohten publi
ceerde.
„Willem de Mérode stamt uit. een geslacht
van ontwikkelde, vrome Christenen, waarvan
verschillende leden literaire en godsdien
stige geschriften hebben gepubliceerd Zijn
geestelijke afkomst heeft op het werk van
den dichter zijn stempel gedrukt, terwijl de
werklust die zijn vader bezielde, blijkbaar
ook op den dichter is overgegaan, gezien
de vele cn veelsoortige poëtische publicaties,
die hij deed verschijnen".
„De strijd, die zoo menig jong mensoh in!
eigen, gemoed beleeft cn doorlijdt, vindt ver
woording in zijn poëzie; het verlangen, dat
het zuivere, vrome hart doortrilt, roept van
welhaast iedere bladzijde als een echo van
hét verlangen, dat in zooveler hart leeft cu
de stille vrede en geloofszekerheid, de blijde
jubel ook om de ver-kregen genade, waarvan,
de ouderen weten mee tc spreken, hervinden
die lezers in dc latere bundels van hu»
dichter".
Ontvangen Boeken
De firma Bosch en Keuning t© Baarfli
zond ons een viertal nummers van de Li
bellen-serie: „Gerbrand Adriaenz Bredere*
door Dra M. G. Schenk; Dirck Camphuy-
aen" door Dr K. Heeroma; „Levensgeloof
en Geloofsleven" door Ds A. A. Wild
schut; „Jezus Christus en de moderns
wereld" door Prof. Dr W. J. Aalders.
Van dezelfde uitgever ie: „Het jaar onzes
Hoeren 1936" deel II: Paasenbrief.
Bij de N.V. Uitgevers-Mij „De Tijdstroom''
te Lochcm verscheen „De eerste vier eeuwen
van het Christendom" van Carl Koch,
vertaald door J. Hen zei.
Het „Rotapfel-Verlag" te Erlenbach-Zti-
rich zendt ons een tweetal werken van
Frieda Hauswirth: „Meine Indische
Ehe" en „Hanuman, cine Erzahlung von
den heiligen Affen Tndiens".
Bij de N.V. Dagblad en Drukkerij „Ba
Standaard" te Amsterdam verscheen„In da
Soete Suikerbol" door W. G. van d
Hulst, met plaatjes van W. G. van da
Hu 1 s t Jr.
Van „Hoofdzaken van bijbelkennis" door
Dr A. T r o e 1 s t r a verscheen de vijfde druk
van deel II: Het Nieuwe Testament. Uitg.
H. A. van Bottenburg N.V. te Amsterdam.
J. B. Wolters Uitgevers-Mij te Groningen
deed een aantal herdrukken het licht zien,
en wel: T. v. d. Blink, „Op zonnige wo
gen", deel II, 11e druk; Josef Cohen en
Wytze Keuning, „Ons mooi en nijver
Nederland", deel I, 8ë druk; Jan L i g'-
li a r t en H. S c h e e p s t r a, „De wereld in",
deel II, 25e druk, en deel V-I, 23e druk, ver
zorgd door J. Eigenhuis; M. B. II o o g fi
ve e n. Jan Ligthart en H. Scheep-
tra. Derde Leesboekje bij Hoogeveeus Lees
methode met nieuwe illustraties van C. Jet-
ses, nieuwe uitgave, 2e dr.
Behalve laatstgenoemd werkje allen in d©
nieuwe spelling.
Een goed Kinderboek
Carla Hammer: Pepino. Orell
Fuessli Verlag, Zuerich-Leipzig.
Dit in het Duitsch geschreven kinderboek
verhaalt van een Zwitsersch-Italiaansch
jongetje, dat m Florence door een arme
tante, die strijkster is, wordt opgevoed.
Pepino wordt loopjongen, bij een antiquair,
en beleeft in diens winkel merkwaardige
dingen, daar verschillende van de uitge
stalde oudheden hem hun geschiedenis ver
halen. Vooral in dit gedeelte van het boek
heeft de sprookjessfeer de overhand, en is
de vertelster goed op haar dreef. Pepino
komt ten slotte in contact met een Zwit-
sersche dame, die besluit hem naar haar
vaderland mee tc nemen, om daar voor
zijn opvoeding zorg te dragen.
De vertelling van Pepino's lotgevallen is
over het algemeen goed geslaagd; het is
een gezellig boekje geworden, dat door de
schrijfster zelf werd geïllustreerd.
Het teekenen blijkt intusschcn niet haar
sterkste punt. al is er soms in de primi
tieve krabbels, waarmee zij dit doet, toch
jvel iets genoeglijks op te merken.