Baruch D'EsPINOZA HET ORGEL Nog maar nauwclijk de leeftijd van 44 jaren be reikt hebbende, overleed op Zondag 21 Febr. 1677 ten huize van de familie van der Spyck te Den Haag, en slechts in het bijzijn van een enkelen vriend, do door velen verachte en gehoonde, doch ook door velen met bijna heilige eerbied vereerde wijsgeer Spinoza, wiens geestelijke nalatenschap cn naam wellicht zullen blijven bestaan, zoolang er menschen op aarde wonen, die belang stellen in wat geleerden uit vroeger tijd tot 9tand brachten. Dat deze man, wiens levensloop verre van rustig cn kalm is geweest, al was hij zelf kalm van aard, gewoond heeft te Rijnsburg is echter een feit, waarvan menig inwoner van deze plaats niet op de hoogte is. En toch bevindt zich in het Spi- jiozahuisje te Rijnsburg zooveel bezienswaardigs, dat jaarlijks meer dan honderd vreemdelingen uit alle deelen der wereld van heinde en ver dit histo risch gebouwtje bezoeken. Zelfs vindt men in het gastenboek de naam vermeld van een familie uit ons vaderland, die bijna dezelfde naam als den grooten wijsgeer heeft. Regelrechte afstammelin gen van Spinoza zijn het echter niet, daar Baruch zijn naam beteeknnt „Gezegende" nooit ge huwd Is geweest. Wel gaat er 'n verhaal, dat hij or In ernst aan gedacht zou hebben het lieve manke dochtertje van zijn leermeester in de Duitsche taal, Claartje van den Enden, tot vrouw te vragen, maar dat een listige derde haar hart wist te winnen door middel van een kostbaar parelsnoer; een verhaal, dat wel verzonnen zal •zijn, al zijn Baruch en Claartje inderdaad nooit «•en paar geworden. Wat al beroeringen heeft deze geleerde verwekt. Niet alleen in zijn eigen Joodsrhe wereld, waaruit hij afkomstig was, maar ook in heel de weten schappelijke wereld, in de Kerk en in de Staat. Het begon al vroeg. Dezelfde beroemde rabbijnen, <lie hem Hebrccuwsch en Godgeleerdheid onder wezen, spraken op de zesde van de maand Ah, in het jaar 5416 (d.i. 27 Juli 1656) de banvloek uit over den nauwelijks 24-jarigen jongen man, wiens karakter hem bij het opgi-oeien allerlei contrasten deed zien tusschcn de innerlijke kracht ivan het hem onderwezen geloof en de uiterlijke Vormen daarvan. „Niemand inag hem mondeling spreken; niemand bij geschrifte; niemand mag hom cenige gunst verleencn of met hem onder éen dak verblijven; ieder moet op vier el afst&nds Van liern blijven; niemand mag eenig papier lezen door hein gemaakt of geschreven". De woorden zijn dus tamelijk kras, maar ook de wijze wuarop een dergelijke afsnijding uit de gemeente plaats had, werkte op het oostcrsche gemoed der aanwezigen. Tal van zwarte kaarsen werden daarbij aangestoken, welke echter onder liet lozen of beter zingen van de banvloek met 24 Nov. 1632 - 21 Febr. 1677 regelmatige tusschenpoozen één voor één ge doofd worden. Zoo zal ook de uitgebannen zon daar langzaam verdooven en eindelijk geheel vernietigd worden. Eén ijveraar voor de goede zaak ging zelfs zoover, dat hij den verbannen jongeling door een moord uit de weg wilde ruimen. Naast de groote schouw in het Spinozahuisje te Rijnsburg hangt hiervan een plaat. Spinoza kon evenwel juist bijtijds de dolkstoot in zijn jas opvangen. Met recht kon de wijsgeer dc woorden van Camp* huyzen tot de zijne maken: „Och waren alle menschen wijs, En wilden allen wel, Deez' aard' waar haar een paradijs, Nu is ze meest een hel." Een gevelsteen draagt dit gedichtje. En een heel oude, bijna onleesbare gevelsteen bevindt zich in het vertrek, waar de geleerde zijn kost trachtte te verdienen met het slijpen van glazen voor op tische instrumenten. Zijn werkbank staat er nog, met hier een daar een paar instrumenten, welke hij ook gebruikt hebben zou... In Voorburg waarheen Spinoza later verhuisde werd hij bij de autoriteiten aangeklaagd als liet standbeeld, van Spinoza te Den Haag „een atheïst of die met alle religiën 6pot, een schadelijk instrument in "den Staat". Nog later, in 1674 wordt het vonnis uitgesproken „over de godslasterlijke en zielenbedervendc boe ken vol ongefundeerde en danger en se stellingen en gruwelen tot nadeel van de ware religie." Eigen aardig is dat de uitspraak van dit vonnis op de zelfde plaats geschiedde, waar in 1927 in bei bij zijn van hooge en lage autoriteiten dc 250ste ver jaring van Spinoza's sterfdag werd herdacht... Toen Spinoza overleden was, kwam midden In de drukte van de op handen zijnde begrafenis, het bericht van den apotheker, dat het lichaam van den gestorvene „gearresteerd" was, d.w.z. het mocht niet begraven worden vóór de rekening, be dragende 14.60 aan geneesmiddelen Spinoza leed aan tering vereffend was. Op Donderdag tiet Spinoza- huisje te Rijns* burg. Spinoza-huis te Den Haag 25 Febr. 1077 had de begrafenis plaats. Op die dag ■werd het lijk in de Nieuwe Kerk op het Spui in Den Haag begraven. Vele aanzienlijke personen volgden de baar van den eenzamen overledene. Enkele dagen later werd de inboedel vastgesteld. Maar het beste uit dc erfenis was verdwenen. Dat was hot zich nu in Rijnsburg bevindende lesse naartje, waarin heliecca, de min of meer hé-duch tige zuster van Spinoza, groote schatten ver moedde. Haar pogingen, in liet werk gesteld -mi te vernemen waar dit kistje beland was, leden ech ter schipbreuk. De Amsterdamsche boekverkooper Jan Riouwortez. l.ao het van Van der Spyck ont vangen en vond er in het handschrift van een later uitgegeven boek. De rest van de wijsgccren-invontaris bracht 390 gulden op Uw belangstelling waard) Hoe de haring naar Nederland kwam Oost-Pruisen heeft aan Nederland heel wat te dan ken. Het is alom bekend, dat, ten tijde van ae Duit sche Ridderorde, Nedorlandschc kolonisten zich vestigden ten Oosten van de Weichsel en daar o.a. de nog heden sterk aan Nederland herinnerende stad Preussisch Holland oprichten. Hun lied „Naar Oostland willen wij rijden" is het Kruis tocht lied van het gansche Duitsche Oosten ge weest. Nederlanders hebben voorts in de 16de en de 17de eeuw dc windmolens in Oost-Pruisen in gevoerd. Ook schonken zij aan do streek hun ver maarde likeur-recepten. Op 6 Juli 1598 heeft Am- brosius Vermöllcn (Vermeulen?) den nog heden in de gansche wereld vermaarde „Danziger Lachs" in oen handel gebracht. Weten de Nederlanders echter, dat zij hun groote successen op het gebied van de haringvangst eigenlijk aan de Oost-Pruisen to danken hebben? In een in 1732 verschenen werk over Oost-Pruisen staat namelijk het volgende te lezen: „Ongeveer 400 jaar geledon werd er aan de oevers van do Oostzee nog veel haring gevangen. De visschers uit Oost-Pruisen waren echter overmoedig en op ze keren dag ranselden zij een haring af. Daarop trokken de haringen naar de Noordzee en van ait oogenblik af hebben de Nederlanders er van ge profiteerd Op deze wijze heeft Oost-Pruisen zich onbewust gerevancheerd voor het vele goede, dat de Neder landers dit land hebben geschonken. Tegen de bladluizen Reeds talrijk zijn de proeven, welke genomen werden tegen de bladluizenplaag. Vele van deze middelen zijn tljdroovend en nadeelig voor de planten cn heesters, 'n Kweeker in Duitschland kwam op hot idee om hot euvel te bestrijden door het planton van sterkriekende gewassen tusschen de ander. Hcij nam een proef met het planten dezer afwcrcnr.e middelen tusschcn tuinbooncn. Dille en karwei hielden ullc bladluizen ver, wor telen niet geheel en al, doch wel grootcndeels, terwijl het krioelde van bladluizen in de vakken waartusschcn hij niets gezwaaid had. De grootste roos der wereld De grootste roos dor werckl is te vinden te Tou lon in Frankrijk en wel in den tuin der marine. Doze roos, Lady Banks gelieolcn, behoort tot de Banksiarozcn cn bcklcodt een muur van 25 M. lengte en 6 M. hoogte. De omtrek van den stam is bij den wortel bijna 1 M. In April «en Mei bloeit de roos uu geelt dan pl.m. 50.000 bloemen* 90 *t Is werkelijk verbijsterend, hoe weinig de men schen die geregeld in de kerken het orgel hooron bespelen ,van den bouw en inrichting van dit in strument afweten. Daarom lijkt het mij niet ondienstig de lezers van ons blad eens een populaire beschrijving te geven zonder in te veel détails af te dalen, van het instrument der instrumenten. Het lijkt, van buiten beschouwd, alles zoo een voudig en toch is er geen ingewikkelder instru ment dan juist het orgel. Wij begeven ons eens eerst naar het innerlijk van het instrument, en betreden de z.g. pijpenkamer. De pijpen-kamer bevindt zich, bij het kerkorgel, meestal verborgen achter het front, dat gevormd ■wordt door fraai uitgevoerde pijpen, omlijst door oen met lofwerk versierde eiken betimmering. Treden we binnen, dan staan we verwonderd over het ontzaglijk aantal pijpen, dat we hier zien. Orgelpijpen bestaan meestal uit hout of uit het z.g. orgel-metaal, een mengsel van tin en lood. Van hout zijn meestal de veirkante pijpen ver vaardigd, de metaalpijpcn zijn rond. Hout gebruikt men voor stemmen die een donker gekleurd en eenigszins weeken klank vereischen; terwijl metaal voor helle en heldere stemmen in aanmerking komt. We zien de pijpen keurig op gesteld daar staan en wel bij nadere beschouwing bemerken we. dat naar hun grootte, dc kleinste meestal aan het einde staan en dc langste in 't midden. Daarbij plaatst men de pijpen die een halven toon met elkaar verschillen niet naast elkaar; vandaar drft aan één zijde beginnend met b.v. C we daarnaast vinden D, E, Fis, Gis, Ais enz.; de andere zijde begint met Cis, Dis, F, G, A enz. De stemmen verdeelt men in: Labiaal (fluit) stemmeh en tongwerken, d.w.z. de Labiaalpijpen bronpen ongeveer op deze wijze een toon voort als de fluit. Op de teekening hiernaast zien we een houten labiaal-pijp. A is de pijp- sn-rh**voe' we,ke rust i" de z.g. windlade. B is de kern, een blok schuin af gezaagd hout, welke den wind dwingt, tusschen dc opening die er overgebleven is. Het gat tusschen D en E is grooter of kleiner naar mate het klank-karakter het noodig acht. De toon-hoogte wordt bepaald door de lengte der pijp. De tongwerken, de naam zegt 't al, bezitten in de voet der pijp een z.g. tong, een blaadje koper, aan 't ééne einde bevestigd op de snavel, hot andere einde los-liggcnd. Ook be staan er nog dc doorslaande tongen, d.w.z. de tong is dan smaller dan de snavel en kan zich bewegen onder en boven do opening in de snavel. Verder zien we pijpen, welke van boven boven dicht zij", de z.g. ge dekte pijpen; deze klinken een oc taaf lager dan de open pijpen van dezelfde lengte. Als we nu bedenken dat voor iedere toets op het klavier 1 pijp noodig is, en we tellen op één klavier meestal bi toetsen (Cf3), dan behoeven we niet verwonderd te staan over het aantal pijpen. Zoo heeft liet orgel in de groote kerk te Haar lem maar eventjes 5060 pijpen. Verder hebben we al diverse modellen van pijpen ontdekt zooals ronde cn vierkante, cy- lindnsche die spits naar onderen toe-loopen, doch ook cylindrische die spits naar *K»ven toe-loopcn. De vorm is veelal ontstaan door het toón-karakter wat de stem moet weer geven. We vinden op een orgel imitaties van haast alle orkest-instrumenten die we met den naam van blaasinstrumenten aan duiden zooals, dc fluit, clarinet, hobo, fagot, ja zelfs de hoorn, trompet, tuiha enz. Dit is alles ©cn kwestio van de ja renlange routine en experimenten van de orgelbouwers. Zooals ik reeds zei de, staan do pijpen op de z.g. windlade en, om nu niet te ingewikkeld te den, moet u bedenken, dat in deze laden zich ver dichte lucht bevindt, die door den organist toe gelaten kun worden tot dc pijpon, indien hij daartoe een register opent en een toets neerdrukt. De wind wordt op de moderne orgels aangevoerd De Koning der Instrumenten door middel van een electro-motor. Bij de oudere orgels vindt men nog de z.g. orgel trappers, die de windbalgen regelmatig naar be neden drukken. De wind beweegt zich, of liever gezegd stroomt, dan via krop-ventiej en krop in het hoofdkanaal en dan in de zijkanalen naar de windkast en dan, afhankelijk van den wil van den organist, in de windladen. De lengte van de pijp bepaalt de toon-hoogte. Nu rekent men nog steeds volgens oer-oude ge woonte mot de maat „voet". U zult wellicht eens gehoofd hebben van een 8-voets register of een 16-voets register. Om u eenig idéé te geven van de lengte der ver schillende pijpen in onze meter-maat is een 16 voets pijp ongeveer 5 Meter lang; een 32-voet is 10 meter lang, 8 voet is 5/2 m., 4 voet is 5/4 m. en 2 voet is 5/8 m. enz. Wat is nu een 8 voets (8') pijp? Een 8' pijp geeft de toon weer op zijn natuurlijke hoogte; zooals de noot dus i" de muziek gedrukt Staat. Een 16' pijp laat deze toon een octaaf lager klinken en 'een 32' pijp laat deze toon twee octa ven lager klinken. Een 4' pijp klinkt één octaaf en een 2' pijp twee octaven hooger. We kunnen gerust zeggen dat in een groot orgel pijpen van 32' (10 m.) tot 2 cm. voorkomen, met alle tusschenmaten. In kleinere orgels heeft men natuurlijk deze zeer groote pijpen, meestal omdat men ruimte te kort kwam, gedekt. Zooals ik hierboven reeds zeide klinkt een gedekte pijp 1 octaaf lager lager dan een ongedekte van dezelfde lengte. De wijdte van de pijpen, de mensuur, is natuurlijk in evenredigheid met de lengte der pijp, maar wordt ook bovendien nog beïnvloed door het klankkarakter (timbre) wat men wenscht. Ook hiervoor hebben de orgelbouwers bepaalde bereke ningen, waar wij maar niet te diep op zullen ingaan. Ik heb u nu in het kort even de pijpenkamer be schreven. Dit is voor den leek werkelijk de moeite waard om het te weten. Doch over het andere voorname deel nl. de speeltafel, hoop ik later nog wel eens te schrijven. Nog even wil ik opmerken, dat de pijpenkamer afgesloten wordt door de z.g. jalouzieën. De wanden, aan de voor- en ook wel aan de zijkanten, kunnen door middel van een zg. pedaal trede, door den organist geopend worden. Dit is noodig om een crescendo of decrescendo te maken. Zooals u wel zult begrijpen, heeft de organist niet de macht om een aangeslagen toon te laten cres- cendecren - Eén van de hulpmiddelen is dit jalouzie-systeem. Het eenvoudigste kunt u het vergelijken met de oude jalouzieën, die men nog wel aantreft voor de ramen om de zon buiten te sluiten. We trekken dan zoo leuk aan een touwtje en ja hoor, overal klappen de jalouziën open, voor ©en gedeelte, en we kunnen toch naar buiten kijken. Zoo is 't ook met deze wanden. Bij 't ope nen, klappen de gedeelten waaruit zoo'n wand bestaat, naar buiten en krijgen we meer klank uit de pijpenkamer. Bij de kerkorgels is het Het Lazaruspoortje te Gouda, dateerende uit het jaar 1609 Boven het poortje een tweetal voorstel lingen uit de bekende gelijkenis van Lazarus en de rijke man. meestal onzichtbaar, daar het „front" er dikwijls vóór gebouwd is. De moderne concertorgels heb ben geen „front" van pijpen enz. Men is daar veel eenvoudiger bij te werk gegaan, het „front" is vervallen, en we zien de jalouzieën open en dicht gaan. B. Kleurwisseling bij dieren De directeur van de „Biologische Vorsuchson- stalt" te Weenen, heeft mot zijn assistenten bo- langrijke onderzoekingen gedaan van do kleuren- wisseling bij dieren door uitwendige omstandig heden. Volgens hem berust dio verandering in kleur op een verandering in do scheikundige reactie der weefsels. Wanneer ook óo reactie der kiemcellen is gewijzigd, zal ook het volgend ge slacht die veranderdo kleuren vertoonen. Men heeft proeven genomen met vlinderpoppen in verschillende omgeving. Een verlichte zwarte on derlaag was oorzaak van donkerder poppen dan volledige duisternis, hetgeen wordt toegeschre ven aan de weerkaatsing van ultraviolette stram ien door het zwart. Atelier opstelling van een groot orgel. Afgestaan door de firma Theo Strunk te Rotterdam.jj 911

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 16