ROTTERDAM EN DE REGEERING
WOENSDAG 19 FEBRUARI 1936
DERDE BLAD, PAG. 9"
Geen doorbreking der
Regeeringspolitiek
Defensiefonds met
62 27 st. aanvaard
Surinaamsche begrooting
komt in behandeling
Overzicht
Op 30 Januari jl. schrecft minister Oud
&an B. en W. van Rotterdam o.a. het vol
gende:
„Üw College houdt vorder nog steeds
beschouwingen over de vraag hoe dc
positie van het budget zou zijn, indien
aan de gemeente de volle belasting-
bijdrage uit het Werkloosheidssub-
sidiefonds zou worden toegekend en in
dien de uitgaven voor den steun aan
de kleine zelfstandigen aan het Werk-
loosheidssubsidiefonds zouden mogen
worden gedeclareerd, niettegenstaande
de Regeering haar standpunt in deze
aan de gemeente heelt kenbaar ge
maakt
Het is evenwel duidelijk, dat door al
deze voorstellen en beschouwingen
Uwerzijds de eigenlijke kern der kwes
tiede reëele verlaging van
het gemeentel ij k budget tot
.voldoenden omvang wordt
voorbijgegaan."
Ziehier „in a nutshell" de oorzaak van
Rotterdams huidige linancieele moeilijk
heden scherp en juist aangegeven.
De Maasstad is er ongetwijfeld slecht aan
toe. Zij in het bijzonder heeft een deel der
harde gen ontvangen, welke als gevolg
van wereldverhoudingen ons econo
misch ieven hebben getroffen en ontwricht.
De eenzijdige oriëntatie op transport en
doorvoer is daarop mede van sterken in
vloed geweest.
Met krachtigen steun van het Rijk is
echter Rotterdam op de been gehouden en
door grootc moeilijkheden heengeholpen.
Tot September j.l. werd ook getracht door
bezuinigingen die moeilijkheden te verlich
ten. Fel was daarbij de tegenstand van
soc.-dem. en communisten. Alles heette af
braak en bij de verkiezingen voor den Raad
in Juni 1935 maakten ze met hun houding
geweldige reclame. Indien zij maar eens
aan het roer zouden zijn, zou het met die
„afbraak" uit zijn en zou een periode van
herstel en opbouw volgen!
De roode heeren zijn aan het roer geko
men. Maar al spoedig was er de ontnuch
tering. Want nu moesten de zoo kwistig-
uitgestrooide verkiezingsbeloften worden
gehonoreerd, terwijl ze vooruit wisten daar
toe niet bij machte te zullen zijn.
Gespeculeerd was aanvankelijk op de
.^bourgeoisie", met wie ze hoopten samen
te regeeren en waaraan dan wel de schuld
kon worden gegeven, dat do reactionaire
maatregelen uit het verleden niet ongedaan
syerden gemaakt.
Deze speculatie faalde volkomen.
Rood kreeg de alleenheerschappij en sat
Toen met de handen in het haar. Want ver
antwoordelijkheid dragen voor onaange
name maatregelen is hun fort niet.
Ze wisten het wel, dat de gemeente er
financieel slecht voor stond als gevolg van
een ongezonde financieele politiek in het
verleden en dank zij allerlei radicaal
verzet onvoldoende bezuinigingen in do
laatste jaren.
Er was een leeningschuld van 329 mvl-
lioen gulden en 20 van de inkomsten der
gemeente moest worden besteed aan aflos
sing en rente.
Zeker het Rijk hielp voor zoover £lc
érisismoeilijkheden Rotterdam in de moeite
hadden gebracht, maar verlangde daar
naast een zetten van de tering naar de
nering. Dit laatste doet het zelf ook en het
gaat niet aan, dat een gemeente, die be
deeld Is met 30 van de 37 millioen, welke
het Rijk aan gemeenten aan kasvoorschot-
ten heeft beschikbaar gesteld, aan het tref
fen van beteokenende reëele bezuinigingen
tracht te ontkomen door allerlei aclminstra-
tieve manipulaties in de begrooting en door
wijdloopige speculatieve beschouwingen
van: als dit en als datmaar ten slotte
niets doet.
In dezen laatsten trant is sedert Septem
ber j.l. door B. en W. van Rotterdam het
beleid gevoerd.
Het werd ten slotte der Regeering te bar.
Geen kasvoorschotten zouden voorloopig
meer worden gegeven en de roode regen
ten liepen vast met hun beloften en hun
beleid.
Ze voelen dat het thans gaat spannen, al
heeft de roode pers met een keurcollectie
van kronkelredeneeringen haar geestver
wante stadsbestuurders als een soort hel
den trachten voor te stellen. Hier was „een
eenzijdige en verwrongen, dus onjuiste en
voor hun doel pasklaar gemaakte voorstel
ling" van zaken gegeven, welke echter door
dc ten slotte gepubliceerde correspondentie
tusschen Regeering en gemeente volkomen
vernietigd is. Tevens strijkt deze publica
tie een scherp vonnis over hen, die hun
politiek spelletje dachten te kunnen uitspe
len ten koste van het noodlijdende Rotter
dam.
Bij dezen stand van zaken meende de
heer Schalier te moeten interpelleeren over
het beleid der Regeering ten opzichte dezer
gemeente. Niet verstandig o. i., maar an
derzijds kunnen we ook weer begrijpen,
dat de Regeering ten slotte geen bezwaar
had om zich voor een debat beschikbaar te
stellen. Want zij staat in deze zaak uiter
mate sterk.
De interpellant bleef verder onder dc
maat; formeel cn zakelijk gooide hij er met
de muts naar.
De ministers de Wilde en Oud hebben
ieder het hunne gezegd. Nieuws was er
feitelijk niet bij. Onweerlegbaar toonden zij
aan, dat het in meerderheid roode College
van B. en W. onwillig is om mede te wer
ken aan een reëele saneering van het Rot-
terdamsche budget.
De heer Donker sprak later van „on
macht"; de typeering der Regeering lijkt
ons echter juister gekozen, dan het veront
schuldigende „onmacht", nu bij den heer
de Zeeuw c.s. politiek kennelijk een rol
speelt.
We gelooven, dat het niet noodig is breed
op de gevoerde discussie in te gaan. Dui
delijk werd, dat het de Regeering ernst is
met Rotterdam. Er zal aan de grollen van
den heer de Zeeuw, die een mindenvaardig
politiek spelletje denkt te kunnen spelen,
een eind moeten komen. Deze stadsbestuur
der is eigenlijk een blamage voor zijn par
tij. Waarom heeft Amsterdam geen moeite?
En denkt men, dat zooiets den heer Drees
zou overkomen? De heer de Zeeuw werkt
de stad, welke hij mede „beheert", steeds
dieper in den put en zeker zal hij er nim
mer in slagen de Regeering in de positie
te dringen, dat hij aan zijn roode kiezers
kan zeggen: ook wij moeten bezuinigen,
maar gedwongen, de Regeering is de schuld
dat wij onze onzinnige verkiezingsbeloften
niet kunneti nakomen. Eer het zoover is,
zal de' heer de Zeeuw moeten bukken of
van het tooneel verdwijnen. We zouden ons
zelfs kunnen denken, dat de Regeering
dezen wethouder van Financiën, die op
even onbehoorlijke als onverstandige wijze
Maandagavond zich zelf en de zijnen heeft
trachten schoon te wasschen, niet langer
wenschte te ontvangen. Hij heeft zich niet
ontzien de dingen op den kop te zetten bij
een voorstelling van zaken, die der waar
heid heel wat geweld aandeed. De roode
pers was daarin reeds voorgegaan.
De dag van gisteren is voor hem een
dies ater te noemen. Zijn prestige mag ver
nietigd heeten na een beleid in een hoogst
ernstige zaak, waardoor de positie van
Rotterdam tot het uiterste verzwakt is, ge
lijk de heer Schouten duidelijk "uitsprak.
Dat dit werd begrepen ook door de soc.-
dem., daarvan gaven de rustige redevoerin
gen van de heeren Donker cn Drees blijk.
Bij hen geen bravour, geen zelfverheffende
ironie, maar een allervriendelijkst vragen
om „arm Rotterdam" toch te willen helpgn.
De soc.-dem., die verleden week zoo graag
praten wilden over de tot dien tijd bekend
gegeven niet volledige corresponden
tie met de Regeering, waren nu onder een
hoedje te vangen. Het debat heette nu
praematuur en zelfs Jan ter Laan hield zijn
schoon geluid in toom.
De Regeering verklaarde zich wederom
tot hulp bereid, mits B. en W. toonen, dat
het ook hun ware ernst is om aan verdere
saneering van bet Rotterdamsche budget
mede te werken.
Het woord is thans aan B. en W. van
Rotterdam. De roode poseurs, die hun vol
gelingen zoo gruwelijk hebben misleid, zul
len door den zuren appel moeten heenbijten
tenzij ze zich liever met een oneervol pas
poort laten wegjagen.
Gelijk te Verwachten was, is het Defen
siefonds met groote meerderheid door de
Kamer aanvaard. 62 tegen 27 stemmen is
een behoorlijk resultaat van het debat.
dag geïnstalleerd.
Met de Surinaamsche begroeting ïs een
begin gemaakt. Vandaag wordt de behan
deling er van voortgezet.
Verslag
Nadat de vergadering was geopend had da
installatie van mr G. van Baren
Interpellatie en motie
Besloten werd de interpellatle-DE VISSER en
de motle-BOON betreffende een bijzondere
regeling voor de salarissen van ambtenaren en
onderwijzers, die bui'ten gezinsverband in com
muniteit leven, aan de agenda toe te voegen.
Defensiefonds
Mr. JOEKES (v.d.) legde namens vier zijner
fractie gen ooten de verklaring af, dat zU hun
stem aan de belde wetsontwerpen zullen ont
houden. De belde anderen zullen tegen de In
stelling van het fonds str*
De instelling van het Defenslefonds werd
goedgekeurd met 60 tegen 29 stem
men. Tegen soc.-dem.. vrilz.-de«n., 4 com
munisten en de heeren Sneevliet en v. Hou-
Onder de voorstemmers was de heer
Duys.
De begrooting voor het fonds werd goed
gekeurd met 62 tegen 27 stemmen. Te
gen soc.-dem.. comm., de vrtjz.-dem.. Ke
telaar, Kooiman. Ebela en mevr. Bakker-
Nort en de heeren Sneevliet en v. Houten.
Ook hier was de heer Duys bü de voor
standers, benevens de vrjjz.-dem. Joekes en
Schil thuds.
het beleid der Regeering
ten aanzien van Rotterdam
Hi! betoogde dat de Regcerlng op Rotterdam
financieele dwangmaatregelen toepast en rte
moeilijkheden voor Ro'ttterdam verzwaart, zon
der dat haa.r verschil in houding tegenover het
vorige en het tegenwoordige college van B. cn
W. kan worden gemotiveerd.
De oorzaken van den tostand van Rotterdam
zh'n niet gelegen in bet beheer der gemeente;
dc regfTnn"
fel të veroordeelen wjjze aan de hulp voor Rot
terdam.
In Rotterdam ls de laatste Jaren niet slechts
bezuinigd, maar afgebroken Goed bekeken is
er In Rotterdam maar een teko't van 2 millioen
als m'n ae crisistekorten terzijde laat.
n» r-ovaariiike politiek der regeerlng i_
kciicci >.«1^1, .lerzlen. Rotterdam moet hulp
hebben, opdat het behoorlijk kan worden be-
geheei
'lebben, opuac «iet. ucuwim». ----
dtuurd. Noodig is een eenheidsfront der arbei
ders om front te maken tegen de Regeering. De
leiders der S.D.A.P. moeten eindelijk hun
antwoordelijkheld beseffen.
Tenslotte werden de volgende vragen gesteia:
Is de Regeering van meening dat de regeling
en het bestuur van de huishouding der ge
meente Rotterdam grovelijk worden verwaar
loosd in den zin van art 144, 4e lid der Grond
wet?
Indien dit niet de meening der regeerlng ls.
wil zij de Kamer dan mededeelen, war -u
door het onthouden van kasgeld aan be
woordige gemeentebestuur, de fii
moeililkheden van Rotterdam aanzienlijk helpt
verzwaren?
Wat ia de aanleiding, dat de regecrii
het tegenwoordige gemeentebestuur van Rot
terdam weigert kasgeld te-verstrekken, terwill
zü dit tegenoveij: het vorige gemeentebestuur
nimmer deed. hodwél op momenten do kasgeld-
schuld van Rotterdam, onder het vorig, college
aanzienlijk hoogep was. dan thans het geval, Is?
Is de Regeering niet van meening,dat de
moeilijkheden der gemeente Rotterdam, voor
een aanzienlijk deel ook het gevolg zijn van
de economische politiek der landsregeerlng en
haar financieele politiek ten aanzien van de
:enten in het alger
ten onrechte, de
nen doen ontstaan, dat Rotterdam niet m
oredletwaardig is en acht de regeering dit r
haar verantwoordelijkheïd in orereenslemmli
DE REGEERING ANTWOORDT
Het is geen kwestie van toezicht op de ere-
neentc. maar het abnormale geval doet z'cl"
'oor. dat een gemeente al een paar jaar lang
net Rükshulp moet worden gefinancierd.
De eerste vraag van den Interpellant Ts
sarora praematuur. We zijn aan het stadi-
m van „grove verwaarloozlng van bestuur
huishouden der gemeente" gelukkig nog
Rotterdam te nog geen Beerts. Daaruit blijkt
dat do Regeering de - positie van art 144 dei
Grondwet niet aanwezig adht ZO hoopt dm
dit ook nooit zal gebeuren en er een oplossing
zal worden gevonden door
leder pak HONIG's VERMICELLI honig's 'bouillonblokjeGRATIS
BÜ de kasgeld voorschotten ia 's Rijks kas be
trokken en in verband daarmede ls het de Re-
gceilug niet onverschillig hoe bestuurd wordt
nis een gemeente niet meer op de vrije markt
leenen kan en het Rijk te hulp moet komen.
Aannemelijk moet daarbü worden gemaakt dat
terugbetaling mogelijk ls van het geleende door
saneering van het budget
Dat Rotterdam daarmee ernsftig bozig
zou zün Is niet de indruk, die werd ver
kregen uit het beleid van en het overleg
met het tegenwoordige college. Alle besef
van den ernst van den toestand werd ge
mist
Aanvankelijk meende men. zelfs tot een
salariskorting niet behoeven over te gaan. Ten
slotte werd zü toegezegd, maar toen de maat
regelen om de begrooth
Ingrüpende versoberingen werden
teleurstelling,
i niet aange-
besuini gingen
De versoberlngseischen wilde de Regee
ring niet zelf aangeven; de gemeente kon
die mogelükheden het best zelf beoordee-
len. De raad van Rotterdam moet zelf de
stad besturen, kan hü dat niet meer, dan
moet een andere autoriteit optreden.
Het I* onwaar, dat de gemeente door de
regeering fat een dwangpositie 1» gebracht.
Het onmogelijke wordt niet geëischt.
De gemeente beeft de hooge schulden en lee
ningen met te langen 60 jaar looptüd. Het
Rijk wil naar vermogen helpen.
Rotterdam wordt al bijzonder geholpen
noodlüden-
terwijl net
slechts" 18~ pet van de bevolking telt
gesteunde g<
gaan is slechts mogelijk als het ge-
lestuur het als zün primaire taak ziet
financieelen toestand van Rotterdam
MINISTER OUD SPREEKT
Sinds 1931 is het' verstrekken van kas
gelden aan gemeenten aan de orde. Er le
thans voor dit doel 37 millioen uitgegeven,
waarvan Rotterdam, dat met zün leeningen
moeite kreeg, 30 millioen ontving.
kon leenen. Tegen wil en dank js toen de
Regeering als bankier opgetreden, maar onder
voorwaarden, die bedoelen, de oredietwaardig-
heid der gemeente te herstellen.
De tekorten op den gewonen dienst te Rot
terdam groeiden van jaar op Jaar; er was ten
slotte een achterstand van 30 millioen.
De voorwaarden voor de verstrekking van
kasgeld werden door Rotterdam niet ver
vuld, zoodat tenslotte geen kasgeld meer
kon worden gegeven. Dat is niet de schuld
van ds Regeering. maar van Rotterdam,
deld wordt dan het vorige. Misschien treedt
echter wel het tegenwoordig college anders op
dan het vroegere.
Feitelük staat Rotterdam voor büna 4o milt
In het krüt bü de Regeering. 2 millioen meer
dan bet ooit geweest is. Aan dit college zijn
voor de saneering geen andere voorwaarden
gesteld dan aan het vorige.
Er ls echter thans een volstrekt gemis
aan geneigdheid bü het college om aan
saneering mee te werken.
De ltasgeldverstrekking ls onder het nieu
we college doorgegaan. In October is 4 millioen
gevraagd. Twee zün er onmlddellük gegeven,
maar medegedeeld is, dat zulks niet door kon
gaan zonder verdere maatregelqen van dc zij
de van het gemeentebestuur. Op 4 November
Is geconfereerd om eens te hooren wat het col
lege van plan was 'te doen voor wegwerking
der tekorten.
K. en W. van Rotterdam namen toen een
geheel passieve bonding aan. Zii praatten
•leebts, wisten bet niet cn meenden, dat
dc Regeerlng het maar moest doen.
Toch ls een paar dagen later, ondanks het
teleurstellende resultaat der conferentie nog
weer 2 millioen aan kasgeld gegeven.
De begrooting voor 1936 had een tekort van
f 17.100.U00 waarvan f 5.865.000 voor tekoiten
van vorige Jaren. Voor de oude tekorten be
hoefde Rotterdam niet alleen te zorgen, als er
maar een sluitende begrooting zou komen.
Een extra werkloosheidsbüdrage bracht het
tekort op f 7.235.000.
Van Rotterdam is echter aanvankelijk gi
enkele reëele bezuiniging Ingekomen en
ter slechts 3% ton. Daar was geen genoegen
den durf hebben vcrantwoordelükbeld te
aanvaarden.
Rottcrdnm is niet crcdlctwaardlg, mnar
niet als gevolg vnn het optreden der Re
gcerlng, maar wel door clgcn passiviteit.
De Regeering weigert Rotterdam recht-
treeks te besturen. Saneering slaagt niet, ten-
a en W. er met hart en ziel achterstaan.
De tegenwoordige bestuurders willen zich door
Den Haag de dingen laten afdwingen.
De beer SCHOUTEN: Vroeger noemde men
Lt sabotage.
B(j medewerking van B. en "W.. aldus besloot
MINISTER OUD. zal de Regeoring niet onrede-
lök zijn. Ontbreekt echter die medewerking dan
de minister zün plicht verzaken, indien hij
t bleef gaan met het verstrekken van kas
geld, tot schade van het eigen rükscredlet.
REPLIEKEN
De heer SCHALKER (comm.) repliceerde en
kwam tot de conclusie, dat de arbeidersklasse
an het bestaan dezer Regeering een eind moet
De heer DONKER (sd.) was niet erg te
«preken over de interpellatie. Zoolang nog
overeenstemming mogelijk ls, kan lngrüpen
van derden schadelük zün.
Inhouden van kasgeld begonnen;
de salarisverlaging er moeot komen.
I niet Juist.
Financieele drooglegging
oord bü onwil en hier is on
macht. Nu ls onrust gewekt en de risico ont
staat dat de Regeering alles moet betalen.
Is 't voorts redelijk, dat de Regeering 2 mil-
sen aan zg. nlct-reëele bezuinigingen heeft
gewezen? Ook zü zelf heeft toch lasten naar
toekomst verschoven?
Rotterdam Is steeds zuinig beheerd. Het heeft
ndat bil haa.r lot nationale belangen betrokken
zün, aanspraak op hüzondere steun. Een derde
van de Rotterdamsche schuld zit in het haven
bedrijf.
De heer SCHOUTEN (a.r.) was het met de
«trekking van de redevoeringen der ministers
geheel eens. Hij hoopte, .dat het Rotterdam-
he gemeentebestu
ring Rot
Een uitvoerige discussie kan thans scha
len, omda't de positie van de Regeering
uitermate sterk en die van Rotterdam uiter-
in. Gei
Regeering 2 millioen en de i
den later. Rotterdam bleef echter nalatig
voldoende reëele bezulnigini
Alles bijeen w
salariskorting.
Toch heeft de Regeering de zaak niet op
de spits gedreven. Op 31 Dec. J.L was de
termün voor het kasgeld afgeloopen; er
verviel dus f 30 millioen. Daarop had kun
nen worden Ingehouden 2% millioen van 't
voorschot op de uitkeerlng uit het Gemeen
tefonds. Het is niet gebeurd.
Gezorgd ls ook, dat de werlcloozen hun uit
keerlng kregen. En nu durfde gisteravond de
heer De Zeernw in Rotterdam zeggen, dat de
Regeering een accountant had gezonden om te
zien of het geld wel aan de werkloozon werd
uitgekeerd. Deze ambtenaar had juist on<"
zocht of de gemeente bet geld noodig had.
Voor zoo'n onderzoek als de heer De Zeeuw
zei, is geen accountant noodig. (Gelach).
De heer SCHOUTEN (ar.): De heer De Zeeuw
had in deze positie heelemaal niet moeten op
treden.
De MINISTER betoogde vervolgens, dat de
moelltikheden van Rotterdam geen gevolg zlin
vnn de economische politiek der Regeering. In
1933 heeft Rotterdam practlsch geen cent van
zlin crisisuitgaven zelf behoeven te dekken,
het kreeg die als rentelooze büdrage, sf telos
sen tn tien Jaar. In 1935 kreeg het feitelük
99 pet der crisisuitgaven van het Rük terug
en voor 1936 betaalt het Rijk meer dan 50 pet
van de werkloosheids- en armenzorguitgai
van Rotterdam.
züde
rekei
Het moet
Voor deze uitgaven s
drage".
heeft de Regeering haar wenschen
bezuiniging niet geformuleerd? Dat ge
schiedt voor alle noodlijdende gemeenten.
Is er in Rotterdam nog voor millioenen te
besparen? Moet bv. het bewaarschoolonderwtis
er verdwijnen? Als men meent, dat de grens
bereikt ls, Is het toch logisch, dat men de
ig: wat is er nog te bezuinigen? stelt aan
I. die meent, dat er nog millioenen te be
waart
Daat de Regeering medewerker aan het r.oe
en vnn een vasten grondslag voor de flnai
cn van Rotterdam, als het gemeenbebestui
bereid is aan een redelü'ke oplossing van d
iilükheden mee te werken.
Rotterdam dler.de zelf de begrooting met
17 millioen tekort in en vroeg nog 10 millioen
kasge:d. Wat is dan de taak van hot gemeente
bestuur? Dil had ziqh geen oogenMilc o:en-
schap gegeven van do toestand cn bad gr-en
enkel plan voor verbetering.
Zelf,' aan de salarisverlaging was niet gedacht
Voorzichtigheid weid nu voqt het Rijk ge-
B. en W.. kwamen ten slotte met verschulvi
m. Daar, hebben we echter niets aan. M
irsch ui vingen kan men zelfs de begrooting
.n Rotterdam wel laten sluiten.
Dit college ls niet andens behandeld
dan het vorige. Het beroept zich op groote
bezuinigingen, maar die zijn van het
vorige college, dat daarbij sterk bestre
den is door de soc.-dem. Het tegen
woordige college heeft nog niets voor
gesteld Tocut het evenveel bezulnigings-
üver als zün voorgangers, dan is de
Regeering ten allen tijde bereid tot
medewerking.
MINISTER OUD herhaalde, dat de Regeerin#
een bezuiniglngsobjecten kan aanwijzen. Het
_emcentebestuur moest worden Ingescherpt,
dat het zelf de gemeente behoorde te besturen
en redelijke bezuinigingen behoorde op te
De Regeering wilde in NovembeT pei
len hoe het ooilege er tegenover stond;
natuurlijk behoefde de volle bezuiniging
er niet ineens te zijn. Het ging om den
geest, om de richting. Maar hier was de
meest volstrekte onwil, volslagen passi
viteit.
Voor Rotterdam is al veel meer gedaan dai^
>or andere gemeenten. Van het werkloosheids-
subsidiefonds gaat 1/3 naar Rotterdam. Voor.
de andere crisisuitgaven wordt deze gemeente
ok extra begunstigd.
Het moet eens uit zijn met de bewe
ring, dat de Regeering Rotterdam altijd
maar in den steek beeft gelaten.
Bü de beschikbare middelen die uit anderen
eurs moeten komen is Rotterdam büzondci)
bevoorrecht. Als er niet meer is In 's Rijks kas.
ui de 2 millioen, waarover de heer Drees
>rak, onmogelijk worden gegeven. Zoo etaat^
j zaak.
De lcaageldleening doet in den regel 5 mi
het tweede halfjaar 1935 alleen was het 6
uj wege den exceptloneelen toestand.
De Rotterdamsche „onmacht" kan sa
menhangen met politiedce verhoudlnger
en met de houding tegenover het vorig
college, dat in de oogen der soc.-dem.
niets goed kon doen en dat. naar bet in
de roode pers heette, in Juni een at-
straffing had ontvangen.
Gemeentebesturen, die meenen de regee
ringspolitiek te moeten breken, schep
pen anarchie. Dat is een onmogelijke
toestand. Wie dat wil moet in de goede
banen worden teruggebracht, desnoods
door harde middelen.
Rotterdam is alleen te helpen, als het op- f
reedt op een wüze, die in overeenstemming
met de verantwoordeiükheld der Regeering.
Surinamische begrooting
dat duurder is ingericht dan dat üi Ned. Indië,
is te weinig bezuinigd.
Van de kolonisatieplannen voor Suriname
strekken van plantgoed.
Het onderzoek naar de minerale rükdommen
van den bodesn behoort krachtig te worde a
voortgezet.
Ds zaken blijven te lang in het stadium van
proefnemingen en overwegingen. Voor ophef
fing v&n de welvaart geschiedt te weinig. Van
kolonisatieplannen is niets te verwachten.
Benoeming van Jnheemschen hfchoort te ge
schieden, waar deze mogelijk is.
Tegen de propaganda voor de N.S.B.-denk-
beelden wordt niet voldoende opgetreden.
De heer FEBER (R.K.) wenschte eveneena
bodemonderzoek en herhaalde voorts verschil
lende reeds uitgesproken wenschen en gehou
den beschouwingen.
Te S uur weid do vergadering verdaagd to6
heden 1 uur.
BRAMMETJE FLAPOOR EN Z'N VRINDEN
door G. T. ROTMAN
115. Maar o söhrik! Opeans brulden twee
stemmen vlak bij den hoofdman: „Handen
hoog", en toen de arme man overeind
sprong, keek hij in twee blinkende geweer-
loopen, die door de tentdoeken heen naar
binnen staken. Met zoo'n kracht stak hij alle
bei zijn armen in de hoogte, dat hij zijn
evenwicht verloor en van het bed op den
grond tuimelde. Het volgend oogenblik storm
den Mr. Habberton en een der Arabieren de
tent binnen.
116. ïntusschen hadden de éheik en Mr.
Plumstake met hun Arabieren een inval ge
daan in de andere tenten, en terwijl zij daar
de roovers in bedwang hielden, dwongen
Mr. Habberton en de Arabier den roover-
hoofdman met de loopen van hun geweren,
de plaats aan te wijzen, waar het geld begra
ven was, en het weer netjes op te graven.
Hij graafde als een hondje, cn hoe leelijk hij
ook keek. het hielp hem geen zier.
(Wordt Vrijdag vervolgd).
Feuilleton
*,DE LIEFDE IS DE MEESTE"
NAAR HET ENGELSOH
'<52
„Neen, dat ïs Hij nïei Bit Is öte Heer, 3ie ons vërtelde, 'dat de
gevangene hier was. Ik denk dat u hem wel kent. Hij scheen u
allen te kenneiL Hij wist ook de schuilplaats achter het
schilderij
„Ik geloof niet, dat Ik een verklikker ken", zei Carey. De
gedaante op de bank kwam juist weer tot bewustzijn. „Hij
kaai hier niet blijven, bewaarder. Ik verleen geen huisvesting
aan verklikkers. Als u hem vannacht een onderdak wilt geven,
dan zult u hem daarginds naar de gevangenis moeten ver
boeren."
„Het zou een moord zijn, om hem eien yerblijf te weigeren"
protesteerde de man.
„Wie heeft hem geschoten, u of ik?En wlfl Heeft hem hïer
gebracht, u of ik?"
„Moord? Wie sprak er van moord?" .vroeg de gewonde met
aswakke stem. „Ja, het was moord."
„Neen, het was geen moord" zei de bewaarder. „U wist dat
.Wij een ontvluchten gevangene nazaten; u wist, dat wij verplicht
waren te schieten, als hij weer trachtte te ontsnappen; en toen
kwam u daa«r in den tuin' waar hij voorbij moest gaan. Dus was
het uw eigen schuld, dat u getroffen webd."
„Waar is hij getroffen? Kunnen wij niet een dokter voor hem
laten komen?" vroeg May.
„Zijn rug is gebroken", zei Carey.
I „Hoe kunt u dat zeggen7 U is toch geen 'dokter?" meende "de
ffewaarder.
L 4,1k heb eens gen man gezien'* 'die in zijn ruggëgraat getroffen
werd; dus ken ik dat."
De man op de bank keek op naar Carey met een blik, waarin
nu voor goed het vuur gedoofd was en antwoordde kalm:
„Ja, ik geloof ook, dat ik d*en rug gebroken heb. Ik moet Het
opgeven. Binnen een paar uur zal ik er niet meer zijnJ Als u
Gwendolen even hier haalt, dan zult u de heele waarheid
hooren. Wat deert het mij nu nóg, of Miles Mostyn in de gevan
genis zit, of dat hij zijn vrijheid heeft? Ik heb bewerkt, dat de
bewaarders hier terugkwamen. Ik heb Gwendolen gewaarschuwd
dat ik wel zou zorgen, hoe hij niet ontsnapte. Ik heb steeds
het huis in het oog gehouden, zoodra u hier gekomen is; want
ik wist, met welke bedoeling dit was: om Miles te redden. Het
kan mij nu niet schelen, of hij gered is of niet, maar ik moet
Gwendolen zien, eer ik sterf."
„Ze wil u niet zien."
„Toch zou ze dit wel willen, als zé wist, Öat ik haar dert
naam kon zeggen van den waren moordenaar van Thomas
Hlppsley. Als u haar maar zegt, dat ik bewijzen kan, dat Miles
Mostyn niet schuldig is, dan zal ze wel komen."
„U deed beter, hier te blijven en de bekentenis mee aaö le
Hooren", zei Carey tot den bewaarder.
De andere man was naar den dokter gestuurd.
Binnen een paar minuten kwam Carey terug met Gwendolen.
Hij had haar niet gezegd, wie de gewonde was, maar na een
vluchtigen blik op de machtelooze gedaante op de bank, riep zij-*
„Roy Jardine!O, nu begrijp ik het! Je moet mij dan wel
gehaat hebben, om mij dit groote leed aan te doen. Waarom
verlang je mij te zien? Ik, van mijn kant, voel hier in 't minst
geen verlangen naar."
„Na vanavond zal je mij nooit meer zien", antwoordde hij
ademloos. „En weldra zal niemand mij meer zien! Ik ben doode-
lijk gewond. Ga hier nu bij mij zitten; dan zal ik j'e vertellen
wie je oom Thomas Hippsley gedood heeft."
Carey schoof een stoel naderbij en in ademlooze stilte luister-je
het drietal, toen Roy Jardine zijn geschiedenis verWde met steeds
zwakkere stem en terwijl hij dikwijls even moest ophouden.
„Ik heb het recht, je te vertellen, wie het gedaan heeft, Gwen
dolen, omdat ik het zelve was. Je herinnert je nog wel, dat
ik je verteld heb van een man, die de ondergang van mijn
vader heeft bewerkt? Die man was je oom, Thomas Hippsley.
Eer ik wist, wie hij was, heb ik gezworen, mijn vader te wrrekcn.
Toen ik er achter was gekomen, hoe hij heette, ben ik opzettelijk
naar Londen gegaan, om hem te straffen, .voor hetgeen h'j mijn
yader had aangedaan.
Het ging alles makkelijker, dan ik verwacht had, want bet
kostte mij ook niets geen moeite, om uit te vinden, waar Thomas
Hippsley woonde. Op dien bewusten middag ben ik naar zijn
woning gegaan, al heel vroeg, want ik was eerst van plan, enkel
eens een kijkje te nemen van het huis. Ik vond er echter de
deur openstaan, waaróm, dat weet ik niet,en ik ging er
binnen. Er scheen niemand te wezen. Ik wilde niet gezien
worden, dus luisterde ik bovenaan de trap en daar ik geen
geluid veraam, ging ik naar beneden en verborg mij in de kast,
vlak naast de deur van den kelder. Ik wachtte daar een lieelen
tijd, hoorde mienschen in huis komen en gaan, hoorde de dienst
meisjes praten en begreep, dat de knecht weg was en dat da
beide anderen zouden gaan.
Zoodra ik meende, dat ze weg waren, ging ik naar boven en
vond daa«r mijn vijand alleen in de eetkamer. Het was ^en
mistige, donkere dag. Nu, toe heb ik hem gedood. Ik gaf hem
een slag op het voorhoofd, hij viel op de vuurplaat als een blok
en heeft zich niet meer verroerd. Ik droeg het lijk naar beneden
in den kelder en verborg het, waar het later gevonden werd
„Je zoudt Miles dus voor je misdaad hebben laten boeten?"
vroeg Gwendolen nauw hoorbaar.
„Ik was van plan geweest, hem uit de gevangenis te
helpen ontsnappen. Dat ik dit niet heb gedaian, is geheel jouw
schuld, Gwennie. Jij was niet bereid toi een opoffering voor
hem."
„U was dc schuldige", zei Carey, 'die zich op 'de*
gehouden had, maar nu te voorschijn kwam. „Dit is al, wat ons
voor het oogenblik interesseert. Hier is de bekentenis; die wilt u
zeker wel onderteekenen.**
Hie moet onderteekend worden in tegenwoordigheid van een
overheidspersoon", xei de bewaarder norsch. „Anders is ze niet
geldig."
„Ik geloof .niet, dat dit noodzakelijk ls", sprak CaZev, den
man aankijkend m«< doordringenden blik. .Haat hem eerét zijn
handteekening zetten onder het stuk, dan zullen u en ik volgen
als getuigen. In de gegeven omstandigheden zal dit voldoende
zijn."
„U meent, dat ik niet lang genoeg meer leven zal, dat u den
tijd heeft, om er een overheidspersoon bij te halen?'1 zei de
gewonde heesch.
Carey reikte hem de bekentenis en zei: „Lees dit eerst nog
eens over en teeken het dan."
Carey bracht een stevig boek, bij wijze van onderlegger, en
gaf Jardine zijn vulpenhouder, waarmee deze met moeite,
voor het laatst zijn handteekening zette.
De getuigen teekenden nu ook.
„Ik ga met u mee terug naar de gevangenis" zei Carey tegen
den man. „Persoonlijk zal ik den directeur deze bekentenis
overhandigen."
„Ik kan de nazoeking niet opgeven, sir."
„Ik geloof, dat u allereerst behoort terug te gaan en er rap
port van dient'uit te brengen, dat u dezen man gedood heeft. U
had den gevangene even goed kunnen treffen."
De dames hadden het vertrek verlaten, terwijl Jardine tijn
bekentenis onderteekende. Zoo was dus niemand meer binnen
dan Hugh Carey en de bewaarders. De gewonde leunde achter-
kussen' hii meer belang scheen ta
'Slot volgt)'.