Ons koi-i vei-hacil HET DINER n e 1 O door Gré van Ast Een zonnige zomermorgen. Het is warm. „Slim warm", klaagt de tuinman als Coba koffie bij hem brengt. Dadelijk laat hij de schoffel rus ten en met een blik naar het pas opgeknapte rozenperk vrangt hij: „Hoe ziet er dat nou uit?" „Keurig hoor!" „En kom nou es kijken „Of ik niks te doen heb, welzekerCnha groet de tuinbaas en haast zich gauw weer nuar haar keuken Mevrouw wacht ga9tcn vandaag. Haar moeder komt met nog een dame. Dat is haar juffrouw van gezelschap. Twee logeerkamers moet ze in orde maken en met het twaalfuurtje heeft ze heel wat mee te doen. Ze moet zorgen voor een haringsla-tje en geroosterd brood en boterbal- leties. voorze weet 't wel weer. 't Wordt loo- pen, draven, jachten. Op haar alleen komt *t neer. Extra werk...... extra kokenvanavond een diner met vijf- zes gangen. Hors-d'oeuvre. 'Aspergesslagroomze mag wel vier han den en twee stel hersens hebben. Mocht Gerrigio, 't kindermeisje, nou maar bijspringen. Zoo'n handig ding kon heel wat uit de weg nemen, ie zou erwten kunnen doppen, aardappels krab ben, kopjes wasschenZou ze 't mevrouw vra gen. Juffrouw van Ham, de gezelschapsdame van de oude mevrouw, is dol op kinderen Ver leden jaar heeft zo veel met Bob en Baby ge wandeld. Als ze dat nu weer doet kan Gerngje haar fijn in de keuken helpen. In gedachten heeft Coba 't al prachtig voor el kaar en zoo ineens komt Gcrrigje bij haar: „Ik ga uit. Ik mag acht dngen naar huis". „Ben je nouCoba's oogen worden groot van verbazing. „Echt waar. Mevrouw heeft 't me net gezegd. Morgenochtend ga ik al. O, ik vind 't zoo fijn. Acht dngen zeg. acht dngenMevrouw kan me nou nog 't beste missen zegt ze. De kinderen eten toch aan tafel als haar moeder gelogeerd is hier en die dame. hoe heet ze ook weer...... die gaat dan met de kinderen wandelen, „'t Spijt me echt", zegt Coba, „en 'k had op jou al zoowat gerekend". „Hoe, op mij?" „Om mee te helpen met 't koken en zoo". ,Ja zeg, dat zou "k best leuk gevonden hebben". „Dat geeft me nou wat". 't Spijt Gerrigje voor Coba. Maar zij kan er toch niks aan doen. Ze heeft mevrouw er zelf niet orn gevraagd. „Nee, natuurlijk niet", dat weet Coba ook wel... Maar mevrouw had ook wel een beetje om haar mogen denken, 't Is haast geen doen alleen. Straks heeft ze weer geen tijd om te eten of te drinken. Dan is 't bellen hier om en bellen oaar om. En Cuba moet maar klaar staan. Nee, ze vindt 't niet aardig van mevrouw om Gcrrigje nu vacantie te geven. „Zal ik je vanmiddag dan wat helpen. Coha? Misschien, als je 't mevrouw vraagt, mag bet wel. Ik heb nog wat stop- en naaiwerk liggen, maar dat kan ik vanavond wel doen. ,,'k Zal wel es zien". Coba heeft de aardigheid er nu een beetje af. Ze praat er liever niet meer Middag. Coba. een hoogroode kleur, de mouwen van haar japon flink opgestroopt, is druk bezig voor 't brandende fornui9. „O, Coba, kijk es", komt Gerrigje ontdaan de keuken binnen. „M'n neusin'n neus bloedt „Ook dat nog!" Coba zucht en schreit tegelijk. De zenuwen hebben haar vandaag bij 't minste en geringste te pakken. En ze heeft een barsten de hoofdpijn door het drukkende, broeiende weer en al de zorgjes om het eten van van avond. De slagroom is haar al mislukt. Ze heeft in de koude kelder haar armen lam geklopt voor niets. Is dit ook een temperatuur voor room. IJs was beter geweest. Enfin Weg is de room in ieder geval niet Die kan ze nog gebruiken voor 't kleintje-koffie na 't diner. „Coba, wat moet 'k er nou aan doen", herhaalt Gerrigje ongeduldig. „Weet ik "t", klinkt 't kort en koel. Maar als Coba opkijkt en Gerrigje's bleek en spits gezicht ziet boven het felle rood, praat ze toch anders. „Heden-nog-toe, is 't zoo erg. Heb je d'r wel meor last van?" „Een enkele keer. 't Komt van de warmte". „Mevrouw zou er wel wat voor weten", zegt Coha. „Maar mevrouw rust. En mijnheer is niet thuis. Vervelend is dat nou Ze staart nadenkend voor zich heen„Nou weet ik toch wat. Do oude mevrouw is er. Die slaapt 's middags niet. Die laat maar eventjes In een makkelijke stoel Laar oogen verschieten. De oude mevrouw Die weet vóst wel raad. Die haar man was dok ter". „Ja-maar, Coba", werpt Gerrigje legen. „Zou Je 't wel doen „Zanik nou niet Wil je daar dan zoo blijvou staan?" „O nee, ik Coba is al weg. En in een ommezientje komt ze terug met Juffrouw van Ham. Sc folderachtig gelegen oud kasteel te IJverdon in Zwitserland. Bewaar Uw Zondagsblad zorgvuldig Laat Uw jaargang inbinden, 't Wordt 'n rijk geïllustreerd boekwerk van meer dan 600 bladzijden „Dat is geen aangename kennismaking zoo, vind je wel?" „Nee", knikt Gerrigje met een lichte hoofdbewe ging en toch ook weer met iets van dankbaar heid om deze zorg voor haar. Juffrouw van Ham laat Gerrigje het vocht op snuiven, dat ze gauw voor het meisje heoft klaargemaakt Ook zorgt ze voor watten, ingeval die noodig modhten zijn. Ze wascht Gerrigjes ge zicht en handen wat af en neemt haar dan mee de tuin in, naar het ritje onder de kastanjeboom, waar de oude mevrouw ook een plaatsje heeft gezocht. „Hier is de patiënte", zegt juffrouw van Ham. „Hoe gaat het nu met je?" „Goed, mevrouw". „Wees nog maar voorzichtig anders. Vooral 1 eerste uur je heel rustig houden. Je mag die stoel wel nemen". Gcrrigje doet het. Dan, na een poosje, komt mevrouw. „Een zieke, hoor ik?" „O, nee, 'k hen al beter, mevrouw". Meteen staat Gerrigje op. „Voor de kinderen hoef je niet le zorgen, Gcr rigje, dat zal ik wel doen. Hou je maar kalm en blijf voorloopig heneden. Je mag die stoel wel meenemen. Op 't plaatsje achter, onder 't zon nescherm, is 't ook heerlijk zitten. Coba brengt Gerrigje een kopje thee en gaat er zelf heel eventjes bij zitten om uit te blazen. Ze is moe en warm en vervelend. Toch is ze een en al belangstelling voor Gerrigje. „Voel je je nog naar", vraagt ze. „Nee hoor! Ik zou best wat kunnen doen. Zal ik 't naaiwerk beneden halen. Coba?" „Help dan liever mij wat. Ik heb wel zittend werk voor je. Wil je?" „Goed. Graag. Gerrigje is dadelijk bereid. Ze slroopt haar mouwen op, net als Coba, en krijgt van haar een bont streepjeaschort. „Gorrigje weet van aanpakken", verheugt Coba zich als ze even latei 't meisje toch in de keuken bezig ziet. En zc heeft inwendig pret, dat ze nu toch hulp heeft, én dat mevrouw haar die heoft bezorgd zonder er zelf van te weten. Mevrouw vraagt pas weer naar Gerrigje als Coba binnen dekt en mevrouw tafelzilver bijlegt voor do gasten. „Jij mag bij mij in do keuken eten, Gerrigje", zegt Coba als ze van binnen terugkomt Gerrigje vindt 't fijn. Ze heeft met dat al een plezierige middag. l)e schotel waaraan zij mee heeft mogen helpen om die te garnecrcn met sla-blaadjes en schijfjes tomaat en eieren, is in één woord prachtig geworden. Haast jammer om die direct binnen te brengen, denkt ze, en kijktkijkt nog es „Genoeg bewonderdMeteen haalt Coha de schotel voor haar weg en geeft op: „Nu 'do eieren doppen voor d« aspergesnolemuskaat raspen in dat kristallen bakjeen dan ben ik er al wel weer. O, jawil je dat pannetje mot boter alvast opzij van 't fornuis zetten? Dan kan die smelten onder de hand. En de soep terrineO, die heb ik al klaar gezet zie ik „En peterselie moet er nog gehakt worden", komt Coba al pralende terug. „Maar dat zal ik zelf wel doen. Jij kunt wel wat gelijke takjes uitzoeken die 'k noodig heb voor tussclien de kalfsoesters, straks bij 't opdienen". Hè, Gcrrigje begint haast te watertanden. „Wanneer gaan wij eten, Coba?" „O, tie slagroom, dut die niet goed geworden is, heeft mevrouw daar wat van gezegd?" wil Ger rigje nog weten. „Natuurlijk." „Wat, zeg?" Coha steekt haar voet achterwaarts Gerrigje too. „Ilier staat 't op. Lees maarEn nou je sna ter houden". Een oogenhlik staat Coha, met een moeizaam handboweeg langs haar slapen, als in gedachten. lleb ik nu mots vergelen Voor Gcrrigje schept ze even later lekkere hap jes op. „En jij dan, Coba?" „Ik niet. Ik heb geen zin" „Hè Coba, als je 't nou es probeert? Toe „O nee", weert ze af. „Neem dit dan, Coba", compote is er ter ver vanging van de slagroom „ik vind 't zoo sneu voor jou, dat je nu niets ince-cct van wat j« zelf hebt klaar gemaakt". „Och, waarom. Vanavond als 'k klaar ben als alles aun kant ik en 'k krijg dan trek De trek blijft weg bij Coba. Zo eet die avond niet. Ze neemt twee asperities in, even voor het naar bod gaan. DONDERDAGAVOND WAT DEZE WEEK DE AANDACHT TROK ALS VUUR EN WATER met elkaar vechten, vernielen zc elkander: maar wanneer ze ieder op eigen terrein den mensch en zijn bezittingen aanvallen dan zijn het vrcesclijke vijanden. Hartver scheurend is het drama, dat ztcft einde vorige week in Amsterdam afspeelde, in geen dertig jaar was de hoofdstad dooi zoo'n ramp getroffen. De iammer was zoo groot, dat vele lezers het verhaal van wanhoop, ontzetting rn dood maar overgeslagen liehlen. Andeten vroegen: ivas wat meer soberheid in de be richtgeving niet gewenschl? Wij kunnen ons een en ander zeer goed indenken. De vrpag is maar: wie geeft luei de juiste begrenzing aan? Zou men kunnen volstaan met de mededeeling: ..Rij een nood lottige brand in Amsterdam zijn acht men sch-.n om het leven gekomen"? Natuurlijk niet. De vragen naar het waar en hoe moe ten beantwoord worden. Menschelijke be langstelling, welke méér is dan nieuwsgie righeid. wil de omstandigheden kennen. De berichtgeving heeft daarmee rekening le houden. Er is echter meer. We zijn in de laatste jaren zoo op de voortreffelijkheid van de brandweer in de grootc sleden gaan ver trouwen, dat men dergelijke catastrophale gebeurtenissen niet meer mogelijk achtte. Toch blijkt eiken keer het tegendeel. Wat volgt daaruit? Dat nagegaan moet wor den hoe het met de voorzorgsmaatregelen staat, welke de bewoners zelf kunnen nemen De beeldspraak, „men zat als rallen in de val" was ruw en rauw, al te cru misschien, maar niet onjuist. Sommige gebouwencom plexen zijn zoo ingewikkeld en afgesloten, dat een ramp niet te voorkomen is, wanneer een felle brand plotseling alles in vlam zet. Wat geschied is. kan helaas, niet meer on gedaan worden gemaakt, maar het stemt lot nadenken en overwegen wat in soort gelijke gevallen voor de toekomst mogelijk 's. 'En dan ook dit: een omvallende petroleum kachel was de aanleidendc oorzaak. Is ieder voor zich zelf overtuigd, dat hij in huis altijd die voorzichtigheid betracht, welke geboden is tegenover zichzelf en tegenover anderen? Ook daórom is berichtgeving noo dig en nuttig. Van vuur- naar waterrampen is bij vorst en vriezend weei maar één stap. En ook daal speelt onvoorzichtigheid vaak een groote rol. IJsongelukken zijn aan de orde vadr de dag. zoodra de winter even om de Noord Oosl- hoek kijkt. De jeuqd. die dit leest, zegt onmiddellijk, deze vermaning wordt natuurlijk gegeven door iemand, die vergeten is hoe hij in zijn jonge jaren roekeloos speelde met zijn leven en dat nu pas inziet. De veronderstelling behoeft niet onjuist te zijn. Maar dit maakt de waarschuwing nW waardeloos. Want aanmanen tol voorzich tigheid is iets anders dan een verwijt; „eigen schuld"? Eigen schuld, zeggen velen, als een steun trekker veroordeeld wordt, omdat hij drie gulden aan een karweitje verdiende en 'lit verzweeg. Dat was foul wie zal hel innen ontkennen; maar zouden wc ook zon sbeng over ons zelf oordeelen. als wij in zijn vlnats stonden en mei acht minderjarige kinderen van een steunbedrag van f li.moesten leven; van welk bedraa 7.— aan ..vaste lasten" afgaat Zeker, het is eigen schuld, als men wegens diefstal van een brood in de gevangenis komt; maar. als er honger in 't spel is. zou u dan gaarne rechter willen wezen' Denken vrij dan niet onmiddellijk aan de bede van den vromen Israëliet: bewaar mij voor ar moede. opdat ik niet stele èn de Naam mijns Gods aantaste? Velen vragen zich tegenwoordig vaak af. of diefstal niet onevenredig zwaar gestraft wordt vergeleken mej üëlirlen tegen het lev-n. En terwijl kleine diefstallen menig maal streng beboet worden, komen oplicht en van duizenden guldensdie honderden spaarders dupeerden er met een lichte straf al of worden knoeiers met margarine en omkoopers van ambtenaren of formcele gron den vrij gesproken. Dit alles bevredigt bet rechtsgevoel van het volk niet en de publieke opinie oordeelt vaak rechtvaardig. Zij zegt met volle over tuiging: eigen schuld! als een pleegmoeder de kinderen, welke zij voor geld verzorgen zou, mishandelt en deswege zwaar gestraft wordt; doch zij wil genade voor recht, als de nood tot misdrijf dreef. Mag daar heelemaal geen rekening mee ge houden worden op. en telkens moest Matelone er een ander plaatje op leggen. Zoo vloog het bezoekutti om. en verrast keek het baasje op toen hij hoorde dat hij het muziekje behouden mocht. Dankbaar keek het kind Maie- lone aan, en stak haar zijn magere handje toe. Die avond rijpte in Matelone het plan het kind tot zich te nemen. Waarom zou zij, de eenzame, die andere verla tene. dat kind niet de hand reiken en hem een tehuis geven? Veel slapen deed zij die nacht niet maar des to moer had zij om wijsheid en leiding bij het nemen van haar besluit. De vagende morgen sprak zij er aan het ontbijt met Sijtje over. en deze, de oude rimpelige hand op de bijbel leggend waarin ze zoo juist soezen hadden zei: ..Ja ja. freule, dat boek heeft toch altijd maar gelijk, dear. siaat het immers in: En de eenzame '.et Hij in een huisgezin Glimlachend keek Matelone haar aan; die Sijtja toch, wat wist ze altijd een antwoord, enwat was ze er dadelijk mee ingenomen. Het werd voor haar. de al wat oudere vrouw, toch een heole drukte, dag aan tlag een jongen van die leeftijd om haar heen. Doch toen Matelone haar daarop opmerkzaam maakte, zei ze lachend: lk had op mijn leeftijd immers al grootmoeder kun nen zijn met een stuk of twaalf kleinkinderen fk vind hef heerlijk als 's zomers de kinders komen, en als er een voor enea komt. vind ik het nog prettiger. En," voegde ze er bij, „het is onze plicht." Dus stapte Matelone die middag weer naar hot huis van den heer Vronensteyn. Wordt vervolgd) ZIELKUNDIGE EN OPVOEDKUNDIGE BRIEVEN GEZ CHTSBEDROG Als U de hiervolgende lijnen a en b met elkaar vergelijkt, zult U moeten toegeven, dat in de linker figuur de rechtopstaande lijn laneer schijnt dan de liggende en dat in de rechter- figuur de lijn a langer lijkt dan de lijn b, die schuin oploopt. "37" Toch zijn zo volkomen even lang. Waaroin schat men a dan toch langer dan b? Daarvoor zijn twee verklaringen mogelijk: De eene is, dat ons oog zóó gewend is van links naar rechts te zien. bij 't lezen en om ons heen kijken, en zóó weinig gewoon is, de beweging op-neer. neer-op te maken, dat voor lijn h de in spanning bij 't overzien veel lichter valt dan Pij 't kijken langs a. Die mindere inspanning wekt het besef, dat men gauwer aan 't eind is en dat dus de lijn korter is. Een andere verklaring is, dat de lijn a, vooral in do rechterfiguur een wijkende lijn is. Wijkende lijnen zien we altijd verkort; dat merken we al dadelijk, als we een liniaal eerst dwars voor ons houden en dan 't eene eind steeds verder van ons af laten zwaaien, tot we niet meer dwars er tegen, maar er langs kijken. Wanr nu lijn n wijkend schijnt en toch in wer kelijkheid even lang is als b, krijgen we het be sef, dat die wijkende (en dus verkort geziene) lijn a wel langer moet wezen dan b. Nu een ander geval. Bekijk eens goed met de krant recht voor U de twee lijnen a en b van de hieronder staande linker-toekening, en let dan op de twee schuin staande lijntjes c en d. X K X X z '7 7 Het is haast niet te gelooven, dat de lijntjes e en d in werkelijkheid één lijn zijn, en toch kunt U dat dadelijk merken door er eens even langs te kijken, of er een recht strookje papier langs te houden. En lijkt het op de daarnaast staande rechter figuur niet, of de vier lijnen a, b, c en d van el kaar wijken? En in werkelijkheid loopen zo toch precies evenwijdig. Ook hiervoor Is w* 1 e+m verklaring te vinden: Wij zijn omgeven door honderden i echte hoeken. Wilt U ze tellen aan de krant, die U nu leest, dan komt U al in de tientallen, ja iu de duizendtallen, als U er bij rekent, dat alle rppels in dp krant rechte hoeken maken tnpt de opstaande lijnen, en U komt in de tienduizend tallen, als l> et alle rechte hoeken aan de afzon derlijke lettertjes bij zoudt kunnen tellen Nu zien een rechte hoek echter alleen maar recht, als hij vlak vóór ons is, als we er boven op kijken. Dat merken we bij een een voudige afbeelding van een tafelblad, dat vier rechte hoeken heeft: van die vier zien we er twee als scherpe hoeken en twee als stom pe; a en c zien we al» scherp, terwijl we weten, dat ze grooter zijn; en b en d zien we stomp, terwijl wij weten, dat zo kleiner zijn. Daar deze feiten zich ontelbare malen herhalen in onze huiselijke omgeving, worden wp gewoon om alle scherpe hoeken grooter te schatten en alle stompe hoeken kleiner. Daardoor maken we dus in deze lijn a b, doordat we de scherpe hoek lungs het bo\ engedeelte grooter maken dan hij is, onwillekeurig, dat het uiteinde b zich iets naar links verplaatst. Evenzoo maken we do scherjie hoek langs het bcnedensio gedeelte iels grooter en „drukken" daardoor dus het einde bij a iets naar rechts: met het gevolg dat -la lijn a b \oor ons een heel klein wei- mgje scheet begint te staan door de schuine lijn die er door heen getrok ken is. Hoezeer de omstandigheden invloed hebben op ons schatten van lijneu blijKi ook aardig uit de beide hiervolgende ge vallen: Lijn a b lijkt veel korter dan lijn c-d, en toch zijn ze precies even groot. i lijkt het verdeelde stuk van lijn e-f iets grooter dan het niet verdeelde stuk, misschien omdat het oog, er langs ziende, op cenige tegen standen stuit, waardoor de inspanning iets groo ter wordt en het stuk iets langer lijkt. Hiervan maakt men in de reclame een handig gebruik. Pakjes koffie, stukken zeep, en derge lijke, worden meestal in een lichtgekleurde verpakking verkocht, die van lijnen en streep- verdeelingen voorzien is, waardoor het artikel iets grooter .ijkt den liet is. Kleine mensihen, die zich in een licht geruit pak kleedon. lijken daardoor iets forscher, terwijl ile zwaarlijvigheid in een donkere klec<J ij miu- der opvalt dan in lichte klceding. Leg maar eens een vierkant zwart papiertje op een witten ondergrond en niet ver vandaar een w i t papieren vierkantje, dat precies even groot is, op een ondergrond van zwart papier, dan zal het witte vierkantje door ieder grooter geschat worden dan het zwarte. Een andere merkwaardigheid bij 't schatten van grootten hebben we in de over dr ij ving van de tegenstellingen. Een zeer groote en zeer kleine man bij elkaar maken ook mede daarom zoo'n komischen indruk, omdat we den grooten grooter schatten en den kleinen kleiner, vanwege do genoemde overdrijving. Zie er de volgende cirkeltjes maar even op aan. Het binnenste cirkeltje in den grooten kring lijkt kleiner dan hot binnenste cirkeltje links, omdat door de overdrijving van de tegenstelling klein- groot het kleinste nóg kleiner schij-nt. Er is nog velerlei ander gezichtsbedrog, vooral bij het zien van kleuren en bewegingen! Deze voorbeelden zijn alleen maar gegeven om duidelijk te maken, dat we bij 't gewaar worden en waarnomen van de dingen om ons heen aller lei kleine vergissingen maken, diemet toevallig zijn. Over veel grooter en belangrijker vergissingen de volgende week, naar we hopen. Dordrecht P. VAN DUYVENDIJK 77,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 17