HERDENKING DER DOLEANTIE
De samenkomsten van vandaag
VRIJDAG 14 FEBRUARI 1936
DERDE BLAD PAG. 9
Dank-en Bedestond in de Keizersgracht-
kerk en de Funenkerk te Amsterdam
Samenkomsten in het Concertgebouw
en de Keizersgrachtkerk - Vijf sprekers
belichten in beide gebouwen de ge
beurtenissen van en rond 1886.
Te Amsterdam heeft gisteravond
en vandaag de herdenking plaats
gehad van het feit, dat 50 jaar ge
leden de Doleantie haar aanvang
nam. Met een dank- en bedestond
in de Keizersgrachtkerk is gister
avond de herdenking geopend; deze
kerk is de eerste, die na de Dolean
tie gebouwd is.
BIDSTOND IN DE
KEIZERSGRACHTKERK
De ruime kerk met haar beide gaande-
rijen was tot óp de laatste plaats bezet. De
toeloop voor do Doleantie-herdenking was
weken te voren reeds zoo groot, dat het
Comité, hetwelk de herdenking heeft geor
ganiseerd,'moest besluiten de nog grootere
Funenkerk eveneens open te stellen, waar
de belangstelling ook zeer groot was.
In de meer officieele samenkomst in do
Keizersgrachtkerk waren zeer vele predi
kanten en andere ambtsdragrs der Geref.
Kerken uit alle provinciën aanwezig, bene
vens onderscheidene hoogleeraren van de
Vrije Universiteit en de Theologische
School. Wij zagen o. m. Ds. W. Maan en
Ds. W. F. A. Winckel, twee van de enkele
emeriti, die de Doleantie meemaakten.
Voorts Dr A. Kuyper, van Rotterdam.
Staatsraad Dr A. A. L. Rutgers en Prof.
Mr. V. H. Rutgers.
Tegelijk met den voorganger, Ds K. Fern-
hout, betraden hel kerkgebouw Minister
Mr J. A. de Wilde en burgemeester Dr
W. de Vlugt, alsook de volgende leden
van het herdenkingscomité: Prof. Dr A. G.
Honig, Dr. J. C. Rullmann, Ds. J. L.
Schouten, Prof. Dr J. Ridderbos, de
heer J. H. Kok, Mr G. H. A. Grosheide
benevens Dr K. D ij k.
Toen de voorganger, Ds K. Fernhout.
emeritus predikant van de Geref. Kerk van
Amsterdam, een van de weinige nog in
leven zijnde predikanten uit den Doleantie
tijd, den kansel beklom, zong de gemeente
het op dit moment zeer toepasselijke acht
ste vers uit Psalm 92:
In hunne grijze dagen
Blijft hunne vreugd gewis
Zij zullen groen en frisch
Gewenschte vruchten dragen.
Om met verheugde monden
Te roemen 't recht huns Gods
In Hem, mijn vaste rots
Is 't onrecht nooit gevonden.
Staande zong de groote schare dit
Schriftuurlijk eerbetoon den grijzen en toch
nog krachtigen
prediker toe.
Ds. Fernhout
gaf hierna op te
zingen Psalm 95:
1 en 3, waarna
gelezen werd
Psalm 48.
Nadat de voor
ganger In dank
zegging en gebed
was voorgegaan,
werd gezongen 't
eerste en laatste
vers van Psalm.
124.
In zijn inlei
dend woord wees
Ds. Fernhout er
op dat deze ure niet bestemd is als
een bijeenkomst van jubileeren en kransen
vlechten maar als een van dankend her
denken van de vrijmaking en reformatie
van onze kerken.
Kunnen we, vroeg spreker, inderdaad
voor de Doleantie danken als voor een re
formatie? Haar confrontatie met de grond
wet voor de gestalte en voor het leven van
Christus' Kerk op aarde moet het antwoord
geven Die grondwet ligt voor ons in het
machtig visioen aan den ingang der Open
baring aan Johannes zooeven voorgele
zen, meer bepaald in de verzen 1016. Ze
toonen ons ongetwijfeld in de eerste plaats
de verhouding waarin de verheerlijkte
Christus zich stelt tot Zijn Kerk op aarde,
vertegenwoordigd door de 7 kerken van
klein-Azië. Doch wijl die verhouding nor-
meerend is voor die van Zijn Kerk tot Hem.
houden ze ons daarmee tegelijk de grond
wet voor van 't leven van Zijn Kerk.
Na een breede verklaring van 't visioen
van de kandelaren: de plaatselijke kerken,
elk met een eigen zelfstandige plaats en
met een eigen ster, in haar ambtelijke be
diening, daarom ook met eigen rechtstreek
sche verantwoordelijkheid tegenover Chris
tus (de brieven aan de 7 gemeenten) doch
in gesloten kring, geschaard om Christus
als het middelpunt van de 7 sterren in
Christus' rechterhand: de ambtsdragers
hun roeping door hun afhankelijkheid
van hun rechtstreeksche verantwoorde
lijkheid aan en hun instrumenteele betee-
kenis voor den arbeid van Christus van
de gestalte van Christus als symbolische
openbaring van Zijn profetisch gezag, Zijn
hoogepriesterlijke. bediening en Zijn konink
lijke macht in het midden Zijner kerken
las spr. uit dit visioen de grondwet voor hel
leven der Kerk: de zelfstandigheid der
plaatselijke kerken met haar amhtsdra
gprs. beidpr rechtstreeksche gebondenheid
en verantwoordelijkheid aan Christus, en
de roeping der plaatselijke kerken om, In
gebondenheid aan Christus, in kerkver
band de eenheid Zijn lichaams tot open
baring te brengen. F.n dit alles in onder
werping aan 't woord van Christus al:
baar hoogste Profeet en Leeraar, in belijde
nis voor Hem als haar eenige Hoogeprii
Ier en in gehoorzaamheid aan Hem als
haar eeuwigen Koning. Ook in 't leven uit
zijn drievoudige hemelsche bediening, om
zelve daardoor te zijn en al meer to wor
den, in godzaligheid en belijdenis der
waarheid: gouden kandelaren in het mid
den der wereld.
In het tweede gedeelte van zijn rede
toonde spr. aan, hoe de Synodale organisu-
an 1816, schier met elk artikel dezer
grondwet in flagranten strijd is, welk een
schuld haar onderworpenheid aan deze or
ganisatie, tientallen jaren lang, over onze
plaatselijke kerken bracht, en in wat
chrikkelijke deformatie Christus deze zon-
le aan haar bezocht; om in de derde plaats
n het licht te stellen dé genade en trouw
die Christus aan een deel van haar ver
heerlijkte toen Hij eerst in de dertiger en
daarna in de tachtiger jaren der vorige
eeuw ze weer verwekte tot het hernemen
an haar zelfstandigheid en het weerkee-
en tot haar levenswet. Ten slotte wekte de
grijze voorganger op tot het bewaren van
vat zoo genadiglijk geschonken was, tot
oortvaren in de aanvankelijke reformatie,
tot het in liefde zoeken van de achterge
bleven kerken en tot het steeds ernstiger
staan naar de vervulling der roeping om
gouden kandelaren te zijn rondom Christus.
Nadat hierna gemeenschappelijk was ge
zongen Ps. 126 1 en 2 ging Ds. Fernhout
nor in dankzegging en smeeking.
Met het zingen van Ps. 105 24 werd de
drukbezochte bijeenkomst gesloten.
IN DE FUNENKERK
de Funenkerk vond eveneens een
Darikuur plaats. Voorganger was hier ProL
J.'Wat er ink, hoogleeraar aan de Vrije
Diversiteit.
Allereerst wordt gezongen Ps. 124 1 en 4.
Daarna leest de voorganger achtereenvol
gens Ps. 78 1—8, Jcr. 8 21 en 22, Ps. 68
1012, Jes. 44 18, Jes. 62 13 en 67.
Hierna wordt gezongen Ps. 126 1 en 2,
aar na van God een zegen gevraagd wordt
'cr de bijeenkomst.
Het Woord van God, dat leiding geeft bij
„j voorbereiding voor het gebed en de
dankzegging, vond spr. in Jes. 63 14: „Ge
lijk het vee, dat afgaat in de valleien, heeft
hun de Geest des Heeren rust gegeven. Al-
zoo hebt gij uw volk geleid, opdat gij u
eenen heerlijken naam zoudt maken."
Thema en verdeeling waren als volgt:
Ds K. Fernhout
antie-herdenking is ook bede: ,3reng, Heer.
al Uw' gevang'nen weder".
Vijftig jaar geleden op den Zondag na de
afzetting van de ambtsdragers sprak Kuy
per in zijn aangrijpende preek in „Frascati"
op 11 Juli 1SS6: „en nu, God zal oordeelen".
En God heeft in de historie, rends een histo
rie van een halve eeuw, Zijn oordeel gego
ven. De Verbondsgod heeft Zijn kudde goede
weide geschonken. Hij heeft Zijn volk doen
wassen in dit land. De Koning der Kerk
heeft door Zijn Geest rijke juichensstof ge-
Nadat gezongen is Ps. 6S 5 wijst spreker
er tenslotte op, dat dit alles geschied is
opdat God Zich een luisterrijke naam zou
maken. In deze ure van herdenking vragen
wij ons in verootmoediging af, of ook de
kinderen der Doleantie dit voldoende hel)-
hebben verstaan. Is God de eerste in ons
persoonlijk leven? Is Hij de eerste bij de
kudde, die terugvond den staf van den goe
den Herder?
De Verbondsgod leidt Zijn volk. Ook hier
En ook wij moeten erkennen In deze da
gen van herdenking, dat wij niets hebben
om te roemen in onszelf. Alle menschelijke
heerlijkheid en alle verheerlijking van men-
schen zij verre van ons. Wij willen ons
buigen in aanbidding en gebed. Wij willen
naderen voor den troon van den Almachtige
die Zijn trouw over Zijn kudde heeft uitgp-
breid, en om wiens verdere genadige leiding
wij ootmoedig willen smeeken. Eerst ge
meenschappelijk in ons gezang, en daarna
gemeenschappelijk in verootmoediging,
smeeken, dankgebed en lofverheffing.
De schare zingt dan Ps. 80 9 en 11, waar
na spreker voorgaat iu schuldbelijdenis,
dankzegging, gebed.
De vergadering wordt gesloten met het
zingen van het lied, dat een bede en ge
lofte is, Ps. 122 3.
Na afloop vond een begroetingsbijeen
komst plaats.
Rede Ds. T. Ferwerda
In de Keizersgrachtkerk trad des mor
gens als eerste spreker op Ds. T. Fer
werda te Amsterdam, met een rede over:
„De Doleantie en het Kerkrecht".
Spr. begint met op te merken, dat in ver
band met zijn onderwerp in geding is de
vraag of de doleantie kerkrechtelijk verant
woord is geweest,
ja_of neen?
dan staat
bij de beantwoor
ding van deze
vraag dit op den
voorgrond, dat de
doleantie in haar
verzet tegen de
synodale bestuurs
inrichting geen
steun gezocht
heoft in een
eigen gecreëerd
kerkrecht, maar
teruggegrepen
heeft naar het
stelsel van kerk-
dat
De Doleantie in haar historische
en huidige beteekenis. Belicht
van verschillende kanten door vijf
sprekers. Ook spraken eenige
broeders, die zelf bij de Doleantie
betrokken waren.
Hedenmorgen te 10 uur is in de groote
zaal van het Concertgebouw en in de
Keizersgrachtkerk de herdenking aan
gevangen. De opkomst was van dien
aard, dat beide gebouwen noodig wa
ren om de belangstellenden te bevatten.
In het Concertgebouw waar Prof. Dr H.
II. Kuyper de leiding had, trad als eerste
spreker op Dr K. D ij k van 's-Gravenhage,
ziens onderwerp was: „Om het verbond
Gods".
Rede Dr. K. Dijk
Prof. Dr J. Waterink
De God des Verbonds heeft
zijn volk geleid
1. Naar de rust geleid; 2. door Zijn Geest
geleid; 3. tot Zijn eer geleid.
Spreker bracht de onderscheiden punten
telkens in verband met de voorgelezen
Schriftgedeelten.
Het vee, dat afdaalt in de vallei, komt van
zandige hoogten, van bergkammen met
scherpe punten,
van plaatsen
waar het verderf
loert, waar het
dolen gemakke
lijk is en waf
lerlei gevaren
dreigen. Zoo zag
Jesaja Israels his
torie, als God
Zijn volk leidde
naar Kanaau. Zoo
is in de historie
het altijd geweest
als God Zijn
Kerk terugleid
naar de plaats,
waar Hij haar
wedden wil. Zoo
heeft de Verbonds
god Zijn trouw getoond ook in de Doleantie.
Vreemde machten heerschten over het Sion
Gods. Een synodaal juk dat onschriftuurlijk,
een reglementenheerschappij die onver
draaglijk, en een tuchteloosheid die godde
loos was, deed Gods kudde dolen op dorre
hoogvlakten. Maar het is de Verbondsgod
geweest, die Zijn volk teruggebracht heeft
O. Jeruzalem, Ik heb wachters op uw mu
ren besteld. Het volk werd teruggeleid en
als het vee, dat den goeden weidegrond in
de vallei weer zoekt, kwam de kerk weer
tot de rust onder het koningschap van haar
Hoofd Christus. Daar is het zuivere voedsel.
Ik zal water gieten op den dorstige, stroo
men op het droge, Ik zal mijn Geest op uw
zaad gieten en mijn zegen op uw nakome
lingen.
Tot deze rust is de Kerk in de Doleantie-
dagen geleid door den Geest Gods. God ge
bruikte menschen. Zoo had Hij ook men-
schen gebruikt om Israël te voeren tot de
rust. Een Mozes, een Jozua, zij zijn instru
menten in Gods hand, maar het is Gods
Geest die door hen werkt. De Geest van den
Verbondsgod heeft den terugkeer tot het Ko
ningschap van Christus in de dagen van
de Doleantie deswege een proces doen zijn,
een proces waarin werd geleden en gestre
den, maar waarin het tenslotte Gods Geest
was, die leiding gaf, zoo dat het einde was
de rust in de vallei. Het vee, dat afdaalt, is
niet lijdelijk. Het kent het hunkeren naar
het zoete voedsel. Gods Geest werkte in de
historie der Doleantie het plan van den
Verbondsgod uit. Spreker schetst dit uitvoe
rig in verband met hetgeen nu vijftig jaar
geleden voorviel.
En als Gods Geest werkt, dan werkt die
in zondige menschen. Wij belijden, dat er
ook gezondigd is in de dagen van strijd.
Maar dat er een breuke kwam in het Sion
Gods, een breuke waarover men dikwijls
zegt zoozeer te weenen. ligt voor de verant
woordelijkheid van hen, die mensrhelijke
reglementen meer hebben willen gehoorza
men dan het Woord van God. Spreker wijst
erop, hoe hunsondanks sommige belijders
van Christus in de dagen van de Doleantie
schildknapen geweest zijn van het kerkver-
woestend Modernisme. Het heimwee in Gods
kerk naar de eenheid met allen, die door
genade getrouw willen zijn in den band des
Verbonds, mag evenwel niet sterven. Dole-
Dr K. Dijk
zoo ving Dr Dijk zijn toespraak
aan, temidden van de groote gedeeldheid
onder de belijders der GereL waarheid, wel
plaats voor een
herdenking van
de Doleantie? En
moet de dank-
psalm niet wij
ken voor een
klaaglied over de
breuk in 1886 ge
slagen? Tot deze
vragen dringt
ons ook de cri-
tiek o.a. van con-
fessioneele zijde
Doleantie
geoefend, en in
die critiek zijn
de beschul
digingen door
prof. Haitjema te
gen de Doleantie
ingebracht Een van deze aanklachten Is,
dat in de beweging van 18S6 niet de erken
ning van Gods Verbond heeft overheerscht
en door de verbreking van den kerkelijken
band het Verband is miskend. Daarte
gen wil spr. de Reformatie van 1886 verde
digen. Hij doet in verband met de twee
punten die vooral tot de Doleantie geleid
hebben, n.l. de aanneming tot lidmaten er
de proponentsformule, waarover hij ver
zocht is te spreken, en hij gaat eerst na
wat onder Gods Verbond te verstaan is.
Dit Verbond bepaalt onze kerkbeschou
wing, maar eischt tevens de Verbondsge-
hoorzaamheid van de Kerk om het erf des
Heeren heilig te houden. Van die Verbonds-
beschotiwing is de Doleantie in haar kerk-
gedachte uitgegaan, wat spr. met citaten
aantoont; \oor deze Verbondsgehooi
heid heeft zij geijverd, daar èn in het punt
van de aanneming van lidmaten èn de pro
ponentsformule (welke beide punten
historisch worden toegelicht) bet Ver
bond Gods ontheiligd werd (vergelijk Zon
dag 30 en 31 van den Catechismus)
Kerken, die tot reformatie kwamen, hebben
deze ontheiliging niet lijdelijk kunnen
rtoogen, maar moesten tot daden komen,
om het Verbond Gods.
Dit was niet de „schaar zetten" in
Gods Verbond, maar breken met een
onschriftuurlijke organisatie, welke or
ganisatie niet met het Verbond mag
vereenzelvigd worden: de verbonds-
kring moest verbondsgehoorzaamheid
betoonen; en dat er toen een breuk
werd geslagen lag niet aan degenen,
die gehoorzaamden, maar aan hen, die
deze eisch weerstonden.
En daarom willen wij, aldus spr., over wat
in de Doleantie tot stand kwam niet kla
gen, maar God danken, dat Hij Zijn Kerk
deze uitleiding gaf. Zijn weldaden verplich
ten ons tot voortzetting van den strijd en
tot getrouwheid. Spr. wijst vooral op de
gevaren, die dreigen aan den kant der on
kerkelijkheid en der kerkelijke synthese en
van de geesteloosheid, welke reeds nu Ir
het kerkelijk leven verslappend en destruc
tief werken. God roept ons tot dezen strijd
om des Verbonds wille, en alleen in dien
strijd kunnen wij danken voor de nieuwe
vrijheid in de Doleantie geschonken. En in
dien dank mengt zich de bede om kerke
lijke eenheid met al de belijders der gere
formeerde waarheid, om met elkander te
zingen „van geslachten tot geslachten. Uw
trouw, Uw roem. Uw onverwlnbre krachten.
Hierna was het woord aan den tweeden
spreker in de morgenbijeenkomst. Prof. Dr.
G. M. den Hartogh, hoogleeraar aan de
Theol. School te Kampen, om te spreken
over: ,»De Doleantie en het Ambt van
Ouderling en Diaken",
Prof. Dr den Hartogh
Ds T. Ferwerda
Rede Prof. Den Hartogh
Tweede spreker van de samenkomst fa
het Concertgebouw was Prof. G. M. den
togh, van Kampen, over:
De Doleantie en het ambt van
ouderling en diaken.
Prof. den Hartogh wees er allereerst op
dat waar Groen van Prinsterer klaagde
over den geest-
erdoovenden Sy-
nodalen toestand
in de Herv. Kerk,
in de van droeve
dienstbaarheid
bevrijde kerken,
waarin Christus
werd geëerd in
den rijkdom en
uitgestrekt
heid van Zijn
waarlijk wondere
ambten, Hij als
Profeet, Priester
en Koning van
Zijn Kerk, mid
dellijk in Zijn
gemeente werken
wilde. Dit wordt
temeer duidelijk wanneer de vigeerende
reglementen en practijken in de „Synodale"
organisatie met de uitspraken en daden der
vrijgemaakte Kerken worden vergeleken.
Met bewijzen uit de reglementen toonde
spr. aan dat in de Herv. Kerk men voor
wat de vereischten voor het ambt betreft,
geen tegenstrever mocht zijn van de kerke
lijke verordeningen en ook dat het huis
bezoek door ouderlingen vrijwel geheel in.
onbru.k was geraakt. De ouderlingen wa
ren als figuranten getuige van de belijdenis
van het meest besliste ongeloof, terwijl de
toelating tot het H. Avondmaal gewettigd
1 van personen die zelfs de verzoening
door het bloed van Christus loochenden. -
De tuchtmiddelen werden vooral bestemd i "J"* aangetoond, hoe kerkrechtelijke vorm
oor rustverstoorders, als hoedanig men en geestelijke inhoud niet los van elkaar
ook beschouwde degenen die den Koning staan, en niet te scheiden zijn, omdat de
regeen-ng
sinds 1618/19 in
de kerk had gevigeerd en dat gebouwd !s
op de zuivere schriftuurlijke grondgedachte
van het koninklijk recht van Jezus Chris
tus op, over en in Zijn Kerk.
Deze overweging is van belang met het
oog op de beantwoording van een tweede
vraag, die nauw samenhangt met de eerste,
of n.i. de tijd rijp was voor een con
flict. Wordt deze vraag alleen bezien in
het licht van eigen geestelijke behoeften en
belangen, dan zal het antwoord altijd blij
ven verschillen naar gelang van ieders
subjectief inzicht en gevoelen en komt men
nooit tot een bevredigende beslissing. Daar
toe komt men eerst wanneer men haar
plaatst in het licht van het objectief ge
gevene.
En dan staat dit toch wel naar het
Woord van God objectief vast, dat lo.
Jezus Christus Koning is van Zijn Kerk,
niet alleen in haar onzichtbaar wezen,
maar ook in haar geïnstitueerden vorm,
dat 2o. alle verkorting van dit recht
zonde is voor God en dat 3o. voor een
Christen wien een bepaalde zaak zonde
is geworden, het belijden en laten
daarvan geen zaak van uitstel kon zijn,
maar eisch van het oogenblik.
Voor gehoorzame onderwerping aan den
wil Gods is het nooit te vroeg en niet zoo
zeer omdat zij ervan doordrongen waren,
dat het zóó niet langer kon, maar veel
meer nog omdat zij in hun consciëntie
overtuigd waren, dat het zoo niet langer
mocht, zijn de voormannen der doleantie
in verzet gekomen tegen het stelsel dei-
synodale hiërarchie. Zóó beschouwd, is er
zelfs aanleiding voor de vraag, of de klok
der doleantie niet eerder achter dan vóór
is geweest.
Verloren sympathie t.
Toch heeft juist dit kerkrechtelijk karak
ter van het conflict aan de doleantie de
sympathie gekost van -velen, die ach gees
telijk aan haar venvant voelden.
Men meende daarin een vleeschelijk vra
gen te zien, dat aan de geestelijke waarde
van het conflict ernstig afbreuk heeft ge
daan. Daartegenover hebben intusschen
mannen als Kuyper en Rutgers herhaalde
der Kerk en Zijn Woord meer wilden gehoor
zamen dan de wettige hiërachie en haar
bevelen. In tegenstelling met de Herv. Kerk
waar de regel gold op twee predikanten
een ouderling of oud-ouderling, werd in de
kerken der Doleantie nauwkeurig acht ge
geven op de schriftuurlijke vereischten
voor het ambt Het huisbezoek kwam weer
in cere en bij de toelating tot liet H. Avond
maal werd de belijdenis van hetgeen werd
geloofd op den voorgrond gesteld. De
ouderlingen werden in de herstelde tucht
oefening weer naast de dienaren des
Woords geplaatst en hielden inderdaad
toezicht op de leer en den wandel van die
Dienaren. Ook werd het aloude presbyte-
riaal beginsel der aloude Geref. Kerk ver
nieuwd zooals Groen en Heldring begeer
den.
Wat het Diaconaat betreft, getuigt Dr.
Adriani dat de Diaconie was geworden een
versteend zielloos bedeelingsinstituut, waar
van geen geestelijke kracht kon uitgaan.
Op de vraag: waar ligt de wortel van het
kwaad? antwoordde Prof. J. H. Gunning-
..Hierin, dat onze kerk als kerk den Naam
des Heeren niet belijdt". Spr. toonde ver
volgens aan. aan de hand van het door het
Synodaal Convent aanvaard rapport en
van liet boek: „Olie en Wijn in de won
den", dat in de Doleantie ook het Diaken
ambt weer tot heerlijke opleving kwam. De
hoofdgedachten van den dienst der barm
hartigheid werden juist gevat, met heilige
bezieling doorgegeven en aanvaard en door
het geloof in de liefde werkende, in prac-
tijk gebracht Zoo was het ouderlingen
schap en het diakenschap niet langer
meer een soort bestuurspost van een ver
eeniging en daarin veelzins een caricatuur
van de instelling van Christus. Hartelijke
verootmoediging over de groote schuld, die
men mede had aan de ontaarding der
ambten bewaarde voor een miskenning
voor wat door verschillende ambtsdragers
in toegewijden arbeid in de Herv. Kerk
werd verricht en voor wat in de z.g.n. In
wendige Zending met overgegevenheid tot
stand kwam. Spr. wees tenslotte op het le
ven van veel gebed gepaard met rijk ge
loofsvertrouwen in de jaren der Doleantie,
op den wederkeerigen invloed ten goede
van de kerken van de Scheiding en van
de Doleantie, op hun beteekenis als geza
menlijke Geref. Kerken mede voor de posi
tie en prestatie van ouderlingen en dia
kenen in de Herv. Kerk, om te besluiten met
een opwekking tot de 5000 ouderlingen en
diakenen die in de Geref. Kerken dienen
om door do herdenking van de Doleantie
te kennen verlevendiging van ambtsbesef
dat is besef van voorrecht en roeping in
Christus, zulks met een verwijzing, naar
het woord dat uitging van den kerkeraad
van Voorthuizen, toen hij opriep tot het
houden van een dank-, vasten- en bededag
aan den vooravond van het Synodaal Con
vent der Doleerende, maar naar het woord
van Kuyper, niet lamenteerende Kerken.
Prof Dr Grosheide
eerste uitdrukking geeft aan den laatsten
En bovendien hebben zij in hun geschriften
wel zeer duidelijk laten uitkomen, hoe het
synodaal systeem van kerkregeeiing een
fatalen invloed hebben moest en gehad
heeft op het geestelijk leven der Kerk zelve.
De vraag, of de Doleantie gees te-
1 ij k verantwoord is, mag dan ook op
objectieve gronden bevestigend beant
woord worden, omdat zij zich met een
beroep op Schrift en belijdenis kerk
rechtelijk kon rechtvaardigen. De
diepte van het conflict wordt eerst ge
peild, wanneer het wordt gezien als een
conflict tusschen Kerk en wereld o m
de Kerk.
Al had indertijd de Scheiding een meer
spontaan karakter gedragen, en aanvanke
lijk althans, niet zoo bewust de kerkrech
telijke zijde van het conflict op den voor
grond geplaatst, dat beide kerkelijke bewe
gingen geleid en gedreven zijn geworden
door eenzelfde geestelijk beginsel, dat blijkt
wel uit de vereeniging van de beide kerken
groepen zoo spoedig reeds na '86.
Geen nieuwe kerkvorm
Dat voorts de Doleantie niei een nieuwen
kerkvorm heeft gebracht, of willen bren
gen, maar teruggegrepen heeft naar den
vorm. dien Christus zelf en zijn apostelen
voor de kerk hebhen verordineerd, geeft
haar het volste recht om de beschuldiging
van seperatisme als niet ter zake doende
naast zich neer te leggen.
Intusschen ook het leven onder een
Schriftuurlijk zuiveren kerkvorm kon
(de geschiedenis heeft dat bewezen) op
zichzelf een kerk niet voor geestelijke
inzinking bewaren, en daarom blijft het
voortdurend en dringend noodig, te
bidden en te waken, dat, aldus spr.,
onze kerken de van God hun terugge
schonken vrijheid, niet verzondigen
door hun eigen schuld.
Ten slotte door het principieel aan de
orde stellen van het kerkelijk vraagstuk,
waartoe zij aanleiding gaf, gaat de botee
kenis van de Doleantie ver uit huiten onze
vaderlandsche grenzen. Allerlei kwesties,
door haar indertijd te berde gebracht, krij
gen, bij de problemen waarvoor ook in de
landen om ons heen de Kerk tegenwoordig
geplaatst wordt, weer verhoogde actuali
teit
Want de doleantie heeft zich geplaatst
op den bodem van het kerkrecht, d. I.
het kerkrecht der Schrift en dat standpunt
verre van sectarisch te wezen is in
den volsten zin van het woord: universeel,
katholiek, oecumenisch.
Zij heeft, onder den drang van een ge
pijnigde consciëntie, het conflict aange
durfd. waarhij het in den Naam van Jezus
Christus, ging: om een plaats "0nr
Zijn Kerk onder de zon.
Rede Prof. Dr. F. W. Grosheide
„De beteekenis van de Doleantie voor
het heden".
Spr. wees er op, dat de geschiedenis niet
normatief is. Maar in de Kerkgeschiedenis
zien we, hoe het Woord Gods in de historie
werkt Daarom kan, mits getoetst aan het
Woord Gods, ook
wat er in de da
gen der Dolean
tie gebeurde, de
Kerk in later da
gen tot verma
ning en vertroos
ting zijn.
fn de eerste
plaats betoogde
spr., dat de Dole
antie is het be
wijs van de
trouw Gods over
Zijn volk en te
vens een oproe
ping om voort
durend schuld en
zonde te belijden.
In de tweede
plaats ging spr. na, dat in de dagen der
Doleantie getracht is alles te doen naar het
Gereformeerde Kerkrecht, en dat dit ons
doet zien van hoeveel waarde een Kerk
recht is, waarmede een Kerk zich naar het
Woord des Heeren kan ontwikkelen en hoe
te waken is tegen het ontstaan van een
reglementenbundel, die zich licht dringt op
de plaats, waar alleen het Woord Gods mag
staan.
En in de derde plaats bracht spr.
naar voren, hoe de Doleantie wel dege
lijk heel de Kerk en heel het volk op
het oog heeft gehad en hoe dit doel
nooit uit het oog mag worden verloren.
Het wordt het best nagejaagd, aldus spr.f
wanneer de Gereformeerde Kerken zich in
leer en leven getrouw als Gereformeerde
Kerken openbaren.
Rede Prol. Mr. A. Anema
Als eerste spreker In de middagvergade
ring in het Concertgebouw was het woord
aan Prof. Mr. A. Anema. die sprak oven
De Doleantie en de Staat
Na een korte Inleiding, voornamelijk om
te betoogen, dat de verhouding van de
doleantie-beweging tot den Staat op het
programma dezer herdenkings-samenkomst
metterdaad een
plaats verdient,
verklaart spreker
eerst te zullen
nagaan de betee
kenis van de
doleantie-bewe
ging voor de
rechtsbeginselen,
die de verhou
ding van Kerk en
Staat in Neder
land beheerschen
en daarna de
geestelijke betee
kenis, die zij voor
het leven van den
Staat zelf heeft
Alvorens tot dat
onderzoek over te
gaan, geeft spr. eerst een korte uiteenzet
ting van de bestaande verhouding tusschen
Kerk en Staat in ons land. Wij hebben niet
een verhouding die beantwoordt aan de
leuze van scheiding van kerk en staat of
neutraliteit van den staat op kerkelijk ge
bied in den zin, waarin men die leuze vaak
heeft opgevat. Sjir. geeft een overzicht van
onze positieve rechtsbepalingen op dit stuk
en komt dan tot de conclusie, dat scheiding
van Staat en Kerk alleen bestaat in dezen
zin, dat de Staat geen heerschende of be
voorrechte Kerk erkent, en dat neutraliteit
alleen bestaat voor zoover tusschen de be
staande Kerken geen onderscheid wordt
gemaakt van Staatswege.
Wat nu betreft de rechtsbeginselen In
zake de verhouding van Kerk en Staat
heeft de doleantie-beweging aan drie van
die beginselen nieuwe kracht verleend.
Vooreerst is het beginsel versterkt,
dat de Staat zich niet heeft te mengen
in het inwendige leven der Kerken. In
de tweede plaats heeft de Staat niet
door de macht van zijn zwaard af
goderij en valsche godsdienst tegen te
gaan en het rijk van den Antichrist te
gronde te werpen. In de derde plaats
heeft de Staat niet op te treden als
financieel voedsterheer der Kerk.
Elk dier drie punten wordt door den spr.
uit de geschiedenis der vorige eeuw en uit
de bestaande verhoudingen nader toege
licht
Spr. komt daarna aan de .geestelijke be
teekenis der doleantie beweging voor het
leven van den Staat Hij onderscheidt
daarbij een zijdelingsche en een rechtstreek
sche beteekenis. De zijdelingsche beteeke
nis ziet spr hierin, dat van de doleantie-
beweging is uitgegaan een verzet tegen
hiërarchisch absolutisme eenerzijds en on
gebreideld individualisme anderzijds, dat
van groote waarde is voor den Stnat, die
eveneens, al is het dan ook op zijn eigen
wijze, diezelfde beide klippen heeft te ver
mijden.
De rechtstreeksche beteekenis bestaat
hierin, dat de doleantie beweging den
Staat een stel goed opgevoede en ge
vormde burgers heeft .geleverd, die met
kloek stantsbesef en fieren burgerzin
den Staat kunnen steunen, wanneer
het op zijn gebied gaat spannen en
spoken.
Beide punten wenscht spr. aannemelijk
te maken door feiten, aan het verleden en
aan het heden ontleend.
Met enkele warm gevoelde woorden over
de kern der doleantie-beweging besluit spr.
zijn betoog.
Prof, Mr A. Anerna
Aanteekening voor de lezers
Bij het lezen der verslagen over de
Doleantie-herdenking houde men er
rekening mede, dat alle sprekers van
vandaag tweemaal dezelfde rede
hebben uitgesproken, bij toerbeurt
elkander afwisselend in het. Concert*
gebouw en de Keizersgrachtkerk