(VOJZ Iwekm, msjjëMïhklfiwL
Gesloten Grenzen
Ontspannings
Lectuur
DINSDAG 4 FEBRUARI 1936
K. v. Eerbeek
Van Eerbeek schrijft over bet
type van de „gesloten" mensen.
Wij kennen nu Van Eerbeek als een
auteur, die met de
traditie durft bre
ken. Binnen do
kring der chrisr
telijke auteurs
heeft hij zijn eigen
plaats ingenomen,
door zichzelf te
zijn.
Tot nu toe houdt
hij met een zekere
hardnekkigheid
vast aan een stijl
procédé waarmee
hij echter het gros
der lezers zeker
niet in het gevlij
komt.
Reeds eerder wees ik op Van Eerbeeks
Individualisme, dat zijn kracht en zijn
zwakheid tegelijk is.
Het loont de moeite na te gaan, in hoe
verre Van Eerbeek zich herhaalt in het ver
beelden, van het type van de geslo
ten mensch.
In zijn eerste boek, dat met de simpele
titel „Verhalen" de weg tot het grote lezers
publiek helaas nog niet gevonden heeft, is
het de -bakker Jan Wiersma, de Koksiaan.
In „Lichting '18" Anton Homan. In „De
Strooschippers" (waarmee de auteur een
vólksche vertelling wilde geven) Jauk Ta
ling.
In „Gesloten Grenzen" Derk Jan de Rap
per. Zij allen gaan moeizaam hun eigen
weg leven een naar binnen gekeerd le
ven en dragen, bewust of onbewust, de last
hunner sterk toegespitste individualiteit.
Het is dit type van „gesloten menschen"
dat door Van Eerbeek feilloos wordt ge
peild. Zelfs de hoofdpersonen in de door
hem geschreven jeugdverhalen: „De jon
gensjaren van Egbert de Wilde" en de kor
tere vertellingen in de jaarboeken „Hou-
zeel" (De zwemwedstrijd e. a.) vertoonen
dezelfde karaktertrek.
Ongetwijfeld heeft Van Eerbeek, meer
dan eenig ander auteur in Nederland, de
gave, op een heel bizondere wijze in te
dringen in het zieleleven van een bepaald
type menschen.
Hij doet dit (kan het anders) op een
wijze waarover (zelfs!) de critici verschil
len in waardeering.
In zijn nieuwe boek „Gesloten Grenzen",
dat ons weer in een geheel ander milieu
verplaatst dan „De Strooschippers", i
hoofdpersoon Derk Jan De Rapper.
De jongen is na zijn ontslag terecht ge
komen in het „vak" der advertentie-col
porteurs.
Een der eersten die hij bezoekt is zijn
neef Gerard Riezebos. Deze Riezebos ls het
geheele verhaal door zijn „tegenspeler".
Tuaschcn hen staat Minke Dönnebrink, nu
nog de verloofde van De Rapper, docb
straks de vrouw van Riezebos.
Neem nu het gesprek dat De Rapper !n
zijn kwaliteit van advertentie-colporteur
heeft met zijn neef Riezebos (blz. 4247).
Dit gesprek is een wonderlijke menge-
Aan de Lezers
dat
zijn,
medewerker, de
heer A. WAPE
NAAR, dit voor
jaar reedt 25 jaar
zijn plaats in het
christelijk letter
kundig leven ten
onsent inneemt.
De heer Wape
naar is eenustille
in den lande".
Niettemin is bij
een der weinige
pioniert, die de
christelijk letter
kundige kritiek
op hooger plan
bracht en al dese jaren een terrein heelt
bearbeid, waarop nu vruchten gezameld
worden.
Zijn bezonken, prineipieele letterkundige
beschouwingen hebben onmiskenbaar in
vloed gehad op de tmadk-vorming van het
A. Wapenaar
orthodox christelijk lezerspubliek.
Een vriendencomité bestaande uitMe
vrouw Kuyper-Van Oordt, Rotterdam; en de
heer en J. Allon, Haarlem; H. Diemer, Rot
terdam; J. P. Prins, Schiedam; P. J. Ris-
seeuw. Den Haag en C. Rijnsdorp, Rotterdam,
stelt zich thans ten doel den jubilaris een
eenvoudig huldeblijk aan te bieden namens
allen die in al deze jaren, en ook nu nog,
met belangstelling het werk van den heer
Wapenaar volgen
Het comité meent dit niet beter te kunnen
doen dan door het doen uitgeven van een
kleine keurbundel uit het letterkundig werk
van den jubilaris.
Van deze jubileumbundel zal slechts
een beperkte oplage verschijnen, waardoor
het boek voor boekenvrienden ook hierdoor
speciale waarde zal krijgen
De directie en redactie van ons dagblad,
waarin geregeld de boekbeschouwingen van
den heer Wapenaar voorkomen, staan r
sympathiek tegenover dit plan en wil
ook onze lezers in de gelegenheid stellen van
hun waardeering voor het werk van den
heer A. Wapenaar blijk te geven
Wij verzoeken daarom aan allen, die sym
pathiek tegenover dit plan staan, hun naam
en adres op te geven aan het Comité-Wepe-
naar p/a. de Redactie van ons blad, liefst
zoo spoedig mogelijk. Aan de betrokkenen
lullen dan nadere mededeelingen worden
verstrekt.
DE DIRECTIE EN REDACTIE
ling van gesproken woorden en gedachten.
Laconiek zegt de schrijver aan het eind
van deze „dialoog": „Dit zeiden zo elkaar
zoo ongeveer zonder spreken".
Hier heeft Van Eerbeek radicaal gebro
ken met het „natuurgetrouwe" realisme.
Hij blijft zelf mee spelen, ja, verwacht stil.
ijgend ook de actie van de lezer. Geluk
kig maar.
Hier kunnen de meeste dames-auteurs
bij hem ter schole gaan.
Er zijn auteurs, die de lezer élles, maar
dan ook èlles voorkauwen. Het beeld is
niet erg smakelijk, doch ik kan dat niet
helpen. Het maakt mij altijd kregel, wan-
auteur zoo benauwd is iets over te
laten voor de lezer. Het tusschen de regels
door schrijven (èn lezen!) is, voor wie ten-
maal als vrucht van zelf-critiek, heeft af
gerekend met volmaakt overbodige uitvoe
righeid, een fijne, literaire sport, die de
spanning vasthoudt en de sluizen der sen
timentaliteit gesloten
Deze schrijver ziet kans, in enkele regels
;n situatie te teekenen waarvoor de uit
voerige na-tachtiger zeker tien bladzijden
noodig had.
Ziehier een Zaterdagmiddag: Derk Jon
Rapper gaat op de fiets naar z'n meisje.
Bij haar huis gekomen, stapt hij niet af,
docht wringt zich al fietsende tot vóór de
tuinkamer.
„Het was de moeite waard, dat te doen
onder het oog van zijn meisje Minke Dön
nebrink en van haar moeder, die in de
;erre zaten; zoo de teugel van de week vie
ren; de fiets laten uitloopen, de machine
om het hekje van den tuin slingeren
Hier sta ik, ik hen klaar voor je. Zonder te
remmen en zonder schram ook was hij bij
de tuinkamer gekomen waar de familie
hem zat op te wachten. De oude heer,
vrouw. Tamelijk strak dntvingen ze hern
overigens. Minke ook. Naast Mevrou-
Dönnebrink zat de jonge Riezebos, een neef
van De Rapper. Die heele week van moei
zaam werken zat dezen De Rapper als een
dikke prop in de borst. Over de strakkig-
lxeid van de familie reikte hij die aan haar.
Aan Minke. De prinses."
Daarna: „Voor de voorkamer was een er
ker gebouwd; het licht van de straat en
dat van de suitekamer, dat door de open
deur binnenkwam, waren twee stille golven
in de kamer. Erg licht was het er. Echt
Zaterdagmiddag zoo.
Midden boven de suitedeuren was een
groote luidspreker gehangen; haar geluid
stoeide door het huis. De door een troep
blazers gespeelde suite van Bach zong
zesendertig uren vrijaf. Een bijna over
spannen glasharde blijdschap. De violen
speelden daarna een fugabewust luis
terde niemand, maar men tipte soms aan
de melodie als aan een glasZaterdag
middagzeiden ze dan bij zichzelf."
Wie zóó kan schrijven, beschikt over
middelen om een groote lezerskring te
boeien. De lezer dezer kolommen kan
ten, dat wij meer dan eens een lans hebben
ben gebroken voor het boek, dat èu literair
èn voor het volk toegankelijk is. Wanneer
ik thans een woord van oprechte bewonde
ring schrijf over het nieuwste werk van de
individualist Van Eerbeek beteekent dit
geen programma-verlooohening.
Want iedere vogel zingt naar hij gebekt
is, en wpt de literaire opvoeding der massa
betreft: de resultaten der laatste jaren heb
ben mij niet ontmoedigd, integendeel; doch
er blijft en zal blijven een zeer groot deel
van het lezend publiek, dat zich nooit of te
nimmer zal kunnen opwerken tot het ge
nieten van literatuur, genomen in de meer
engere zin.
Ten opzichte van het werk van deze
schrijver en het publiek, zie ik nog deze
mogelijkheid: dat Van Eerbeek nóg een
stap doet in de richting van de lezer en de
lezer in de richting van Van Eerbeek.
Dan zullen zij elkaar, zeker meer dan tot
nu toe vi-nden, wat niet anders dan tot be
vrediging van beide partijen zal kunnen
leiden.
..Gesloten Grenzen" geeft ons het beeld
van een middenstands-milieu in christe
lijke kring dat aangevreten is door de ont
bindende ziektekiemen van onze tijd.
Mevrouw Dönnebrink is het type van de
weelde-zuchtige middenstandsvrouw, voor
wie het woord „crisis" voornamelijk betee
kent het moeten missen van een levens
niveau, dat haar niet toe komt.
De Rapper, deze gesloten jongen, die na
zijn ontslag een betrekking aanvaardt in
finantieele knoeizaak, welke hem, i-n
samenwerking met de weeldezuchtige a.s.
schoonmoeder in de gevangenis brengt, is
een jongen van deze tijd. Slachtoffer van
de crisis; een jongeman, die echter na veel
materieele en innerlijke ellende de weg tot
in nieuw leven vindt.
En Minke, het meisje, is een raadselach
tige jonge vrouw een rijpe vrucht tus
schen twee uitgestrekte handen.
Er blijft veel te denken over in dit hoek.
Soms tè veel.
Vooral het slot van dit verhaal is van een
groote zi&espamnng, dat men nog dagen
a het lezen de tragiek ondergaat
P. J. RISSEEUW,
Met dit derde stuk zijn de „zinnen" com
pleet Bij de gegeven uitvoerigheid van be
handeling, aldus het Voorbericht, is niel
alleen de „zinsverbinding", maar ook de
leer der „woordverbinding" en zelfs die der
woordfuncties in belangrijke mate voorbe
reid en ten deele beschreven. Het metho
disch belang der systematiek van de „zin
nen zonder werkwoord" wordt in dit deel
duidelijk. De talrijke en interessanto typen
van zinnen met een infinitief of partici
pium zijn zooveel mogelijk belicht i-n ver
band met de taalhistorie en de leer der
verbale functies. In verschillende hoofd
stukken is een vergelijking van do stijl der
verschillende genres en auteurs naar voren
gebracht.
De firma J. B. Wolters te Groningen gaf
het werk uit.
Wangedrag van kinderen. On
derzoek naar aard en oorzaken
ten aanzien van 600 Rotter-
damsche Kinderrechter-kinde-
ren, door Mr. W. Schenk.
Baarn, Hollandiadrukkery NV.
1935.
Uit de praktijk der kinderrechtspraak ls
dit proefschrift ontstaan. De schrijver maak
te op de Rechtbank te Rotterdam kennis met
het materiaal in i»b strafrechtelijke dossiers
erzameld, getuigend vaak van groote zorg
en moeite aan de zaak besteed. Moesten ai
die waardevolle gegevens zonder meer in
het archief verdwijnen? Het was te ver
wachten, dat een systematische bewerking
daarvan uitkomsten zou geven, de daaraan
bestede moeite waard.
Deze verwachting bleek zoo juist, en de
bewerking van het onderwerp zoo grondig
dat de promotie tot dokter in de rechtsge
leerdheid, onder leiding van Professor Pom-
cum laude geschiedde.
In het eerste deel worden aard en om
vang, in het tweede deel ae mogelijke oor
zaken van het wangedrag nagegaan. Uit
den aard der zaak is het tweede deel het
meest omvangrijk. In verschillende hoofd
stukken worden dan besproken: De gees
telijke en lichamelijke gesteldheid van het
kind; Onwettige geboorte; Kerkgenootschap:
Het gezin; en tenslotte de Invloeden buiten
het gezin.
Dit werk berust niet op eigen waarne
ming van óe kinderen. De schrijver trok
een conclusie uit de aanwezige gegevens,
en uit inlichtingen, ingewonnen bij perso
nen, die de kinderen langer hadden mee
gemaakt.
Dit boek verdient belangstelling in ruime-
■n kring. Met name onderwijzers zouden
goed doen van dit studiewerk kennis te
nemen. Het kan hen helpen tot het vormen
van een juist oordeel over zoo menig kind,
moeilijkheden veroorzaakt,
juist ooraeel, over het kind, over het gezin
en over de invloeden buiten het gezin is
noodig, om het kind op de juiste wijze te
helpen.
langwekkende, soms hoogst gewenschte
verheldering van den inhoud der ver
zamelde Schriftgedeelten.
De Doleantie en haar kerkrechtelij
ke beginselen Door Dr. II. Kaajan
N.V. Drukkerij P. den Boer, Utrecht.
Als eersteling van den te verwachten boe-
ken-oogst over de Doleantie is een geschrift
van 64 bladzijden verschenen, waarin tot in
finesses gedocu
menteerd is, hoe
de Doleantie haar
kerkelijke geboor-
toacte verdedigt.
Daartoe heeft Dr.
Kaajan eerst den
aard van liet kerk
recht bij de Ge
reformeerde ker
ken van vroeger
eeuwen onder
zocht, vervolgens
dat van de orga
nisatie 1816—18f~
en derdens 1
paald, welke kerk
rechtelijke begin
selen de Dolean
tie beleed en als
haar reformatorisch optre-
Dr H. Kaajan
„Gesloten Grenzen" door J. K.
Eerbeek. U. M. „Holland" 1935.
richtsnoer voor
den aanvaardde.
Wij kunnen uiteraard op dit geschrift, dat
van 180 aanteekeningen voorzien is, slechts
de aandacht vestigen, doch veroorloven ons
één opmerking. Op blz. 33 deelt Dr. Kaajan
mede, dat in 1887 „onmiddellijk gedacht is
aan een vereeniging met de broeders, die
zich noemen de Christelijke Gereformeerde
Kerk". En: „terstond werd op ineensmelting
aangestuurd". Met art. 28 van de Ned. Ge
loofsbelijdenis vóór ons, waar geschreven
staat, „dat allen schuldig zijn, zichzelf daar
bij (n.l. bij de ware kerk) te voegen",
herinnerden wij ons de bekende vraag, of het
niet mogelijk geweest ware, in 1886 zich te
voegen bij de toen reeds bestaande ware
kerk, n.l. de Chr. Gereformeerde? Nu dit
niet geschied is, zou o.i. Dr. Kaajan zijn
beschouwdng volledig gemaakt hebben met
aan te geven, waarom dit niet geschied is.
kennis eischt van het historisch tijdvak,
waarin het speelt.
In Obhe Phillpsz zien we niet de
Wedei-doopersclic beweging in het verband
met onze volksaard en volksziel, met de
reformatie cn Roomsche tegenstand op onze
•aderla-ndsche bodem.
Hét boek over „de branding der woelige
seelen" heeft Stroman helaas niet gegeven,
al bevat zijn werk geslaagde passages en
een aantal merkwaardige historische
gevens.
Twee Arosterdamsche Joffers Fa
miliegeschiedenis in Vondel's Kring,
door Marie C. van Zeggelen met
21 platen, illustraties van Lizzy An-
singh f 4.75, geb. f 5.50; Scheltema
en Holkema, Amsterdam.
Deze roman, opgebouwd op historische ge
gevens (zie het Naschrift en de lijst van
gebruikte Bronne n verplaatst ons naar
het Amsterdam uit de tijd der Rcpupliek. Bij
Dr B. Wielenga
ZEVENTIENDE-EEUWSCHE
SYNTAXIS
Dr. O verdiep heeft thans het derde stuk
van zijn „Zeventiende Eeuwsche Syntaxis"
gereed gekregen. Deze studie verschijnt als
de zevende publicatie in de serie „Gronin
ger Bijdragen voor Taal en Letterkunde".
Dr. B, Wielenga, Pericopen alt
de Heilige Schrilt in nieuwe ver
taling. Met een inleiding van Dr. F.
W. Grosheide. Uitgave van J. H.
Kok N.V, Kampen.
Het door den titel gewekte vermoeden,
dat Dr. Wielenga de vertaler der 159 hier
verzamelde pericopen zou zijn, is onjuist
De vertalingen rijn
die van de bekende
3erie „Korte Verkla
ring met nieuwe
vertaling" en van
Ned. Bijbelge
nootschap. Dr. Wie
lenga heeft ze uit
gekozen pn waar
noodig, voorzien
van korte, verdui
delijkende aantee
keningen.
Zoo ligt dan voor
breeder kring ter
kennismaking, wat Geref. theologen heb
ben vertaald uit de grondtalen in de taa!
van onzen tijd, wat zeggen wil op een af
stand van drie eeuwen van de Statenver
taling, welke dusver in kerk en gezin ge
lezen wordt
Wat zullen we ervan zeggen. Zonder twij
fel is voor deze vertaling voldaan aan de
meerder of minder gevoelde begeerte, dat
de Heilige Schrift beter verstaan worde dan
de Statenvertaling geven kon. Bij het naast
elkaar leggen van de vertalingen van 1637
en 1935 is dat hier en daar dankbaar te er
kennen. Maar bij die vergelijking heeft ons
ook iets anders getroffen en niet aange
naam getroffen. Dat is: de verzwakking,
soms de verdwijning van de sfeer, die onze
Statenvertaling geslachten lang geweven heeft
rond den Bijbellezer. Dat is: het gemis van
het niet gemakkelijk te definieeren, misschien
met het woord „mystieke stemming" aan
te gevene, dat den inhoud vermeerdert
met, veelal verinnigt tot een geestelijk
verstaan en genieten. Dit mag niet onder
schat worden. De vaak genoemde en on
misbare leiding des Geestes bij het lezen
van Gods Woord, vraagt, voorzoover men
schen dat kunnen bevorderen, ook gebaan
de wegen. En in deze nieuwe vertalingen
zien we af en toe die wegen versperd. Wij
zouden bijv. kunnen wijzen op Psalm 23 en
84, en missen in dezen bundel voor het doel
der vergelijking zeer bekende hoofdstukken
als Jesaja 53, Lukas 2, 1 Cor. 13 e. d.
Anderzijds, dit bezwaar mag ook niet
over schat worden. Het is zeer wel denk
baar dat het thans levende en meer nog
het volgende geslacht zich dermate zal
wennen aan de nieuwe zegswijze, dat al
lengs de aangegeven bedenking verzwak
ken zou. Maar dat er voor de kinderen van
onzen tijd iets wordt weggenomen,
óók behoort tot de voorwaarden van een
gezegende Schriftlezing, kunnen we niet
ontkennen.
Overigens, ieder voor zich toetse de nieu
we vertaling aan de oude. In dezen bundel
pericopen heeft hij daarvoor een uitnemen
de maatstaf. En geenszins onderschatte hij
de winst ervan, n.l. een menigmaal be-
Ontvangen Boeken
Hoofdzaken alt de organisatie en de
Techniek van de handel, ten dienste
van het handelsonderwijs, door W.
Speerstra, leeraar Openb. Handels
school te Amsterdam. Tweede druk.
Uitgever J. B. Wolters, Groningen
Batavia.
Dat oen tweede druk van dit kloeke werk
noodig bleek Ls er een bewijs van dat de
eerste. Vandaar dat ook de clearing van Ne-
kan het ook anders! Schier alles wat de or
ganisatie en de techniek van den handel be
treft, wordt in dit werk behandeld, op bij
uitstek kundige en bevattelijke wijze.
Natuurlijk is er naar gestreefd deze uit
gave nog meer „bij" te doen zijn dan de
eenste. Vandaar dat ook de clearing van Ne
derland met enkele landen zeer beknopt
aangegeven. Verder is dp behandeling v
het binnenlandsche betalingsverkeer in over
eenstemming gebracht met de nieuwe be
palingen omtrent het chequeverkeer en 1
wisselrecht. Dit leerboek stelt zich geheel
op de practijk. Het is voorzien van tal van
modellen eveneens saamgesteld naar de
nieuwste gegevens. Leeraren en leerlingen
zullen ongetwijfeld met ambitie van dit leer
hoek gebruik maken.
KRUIS EN KROON. Leeshoek over
de Kerkgeschiedenis voor de scholen
met den Bijbel, door G. van dor Meu-
len en Dr. H. J. Henders. H. J.
Spruyt's Uitgevers-Mij. N.V. te Am
sterdam.
Geen wonder, dat van dit mooie werk In
lim drie jarr-n tijds drie drukken noodig
waren. Op voortreffelijke wijze wordt hier
erteld. De stof is zeer uitgebreid, maar de
keuze der onderwerpen is gelukkig te
noemen.
■rk werd in drie doelen uitgegeven.
Het eerste handelt over de oude kerkgeschie-
tot Savonarola; het tweede van Lu
ther tot onzen tijd; het derde geeft uitslui
tend Zendingsgeschiedenis.
Het boek werd op mooi papier gedrukt en
van goede illustraties voorzien.
Ook Jeugdvcrcenigingen, die kerkgeschie
denis behandelen, zal dit wehk goede diens
ten kunnen bewijzen.
LANGS NIEUWE WEGEN. Leer
boek voor de Christelijke school, sa
mengesteld door G. van der Meuleit I
en A. Valom. Deel III, H. J. Spruyts
Uitg. Mij., Amsterdam.
Een keurig gesorteerde bloemlezing meT
aardige fragmenten uit mooie verhalen en
goede schetsen van de samenstellers zelf.
Geen „door-ren-boek je" en geen stijve stuk
ken. Maar losse, vlotte stijl. Men leze b.v.
„De stompe toren van Ransdorp".
Ds. C. Tazelaar schreef een waardeerendc
inleiding.
SCHAAKKALENDER
In de uitgeverij van Hans Hedewigs NacK-
folger, Pert hest.rasze 10, Leipzig C I, is de
hakende schaakkatalogus weer verschenen.
Men kan deze op aanvrage kosteloos bij c{e
uitgeefster verkrijgen.
DEUTSCHE SCHACHBL3TTER
Het populaire en uitnemend geredigeerd®
schaaktijdschrift Deutsche Schachhlattor,
dat 2 maal per rnaand verschijnt en jaar
lijks omstreeks 400 bladzijden telt, is met in
gang van 1 Januari belangrijk in prijs af
geslagen. Vooor het buitenland kost een
jaarabonnement thans R.M. 5.porto inbe
grepen. Het tijdschrift wordt uitgegeven
door Hans Hedewigs Nachfolger te Leipzig.
Leerboek der Economie van Mr. P. A.
Diepenhorst.
Waar het verschenen h.
Tn onze vorige Letterkundige pagina ga
ven wij een uitvoerige bespreking van het
werk van Mr P. A. Diepenhorst, getiteld
„Leerboek der Economie". Verzuimd werd
den uitgever te noemen. Dit is Ruys Uit
gevers Maatschappij te Zutfen.
Marie C. van Zeggelen
vernieuwing toont schr., hoe vertrouwd zij
is geraakt het de zeden en gewoonten der
toenmalige bevolking.
Wij lezen van Amsterdammers uit ver
schillende milieu's, van de besognes en de
belangen van deftige rijke kooplieden, van
Vondel in de gemoedelijkheid van zijn huise
lijke sfeer, opgaande in zijn dichtkunst van
verliefdheden^ vrijen en trouwen in Vondel's
kring.
En zozeer ons enerzijds treft de uitgebrei
de kennis van Schr. van oud-Amsterdam en
het maatschappelijk leven destijds, zo ander
zijds haar psychologisch juiste tekening van
verschillende figuren
Slechts één opmerking vergeve ons de ge
leerde auteur: bij een volgende druk breide
zij de lijst van enige woorden die „Verkla
ring" behoeven, wat uit! Komen daarvoor
niet in aanmerking; felpen, armosijnen,
Turksche greynen, boekende flensjes) aard
akers; waardijn; schaepen; stermsel; vest
jesvolk; stremelis (eten); legeture (opsla
gen)?. D. J. A. W.
B. Stroman. Obbe Philips*., Oud
ste der Doopers. Rozenheek en Ve
nemans, Hilversum 1935.
Den heer Stroman ontbreekt het alsnog
aan een eigen stijl. Zijn boek leest moeilijk
omdat het vol is van gemaniereerde zegs
wijzen en mislukte beeldspraak.
„In de harten der beide mannen vleit
i c h een vreugdevolle vrede". „Onder de
burgers siddert een verraderlijk wan
trouwen". „Omdat in Obbe's diepste we-
t w ij f e 1 wankelt". „Uit lichtres-
en wat duisternis groeien de
grauwe wanden van een kerker".
„De gestadige val van het water wascht
zijn gedachten weg".
Stroman worstelt met de taal om er wat
moois van te maken. Aan dat streven offert
hij ook de vlotte gang van het verhaal op.
Het resultaat is natuurlijk negatief.
Obbe Philipsz behandelt overigens
een boeiend gegeven: de episode van de
Hervorming in de Nederlanden, waarin de
Wederdoopers sterk op de voorgrond traden
on welke afgesloten wordt met de val van
Munster.
Stroman geeft uit deze strijd der Weder
doopers verschillende tafereelen: de aan
slag in Amsterdam is het treffendst be
schreven. En tegen de achtergrond der ket-
tersche woelingen in het geheele land
wordt de figuur geteekend van Philipsz,
die op- en neergang der beweging meemaakt
en wiens oogen ten slotte voor de dwalin
gen opengaan.
Geslaagd is dit boek niet; het bevat kwa
liteiten, die er op wijzen, dat de auteur
wel iets kan. Maar hij zal moeten begin
nen met zichzelf te worden, een vaste,
eigen stem te krijgen; niet effect zien te
verkrijgen met avcrechtsche middelen. De
psychologie van de enkele personen moet
zich verdiepen, de oudste der Doopers blijft
ons ten slotte toch vreemd, zijn groote ziele-
worstelingen zijn onvoldoende weergegeven.
En dan bedente de schrijver vooral ook,
dat een historiscn onderwerp breede, diep*.
DE NIEUWE TAALGIDS
M. R Dijkman vraagt: „Waar is de
school van de Vries?". Schr. betoogt,
dat Van Ginncken en Wille den meester
hebben verloochend. K. Heeroma wijst op
het driekoningen-motief in Vondel's J o-
seph in Dothan. E. Kruisinga vestigt
de aandacht op het schrikbarend koeter
waals, dat de radio soms te hooren „geeft"
en beveelt radiosprekers „natuur en waar
heid" aan.
Prof. de Vooys geeft een overzicht van de
veelzijdige werkzaamheid der jongere gene
ratie van taal- en letterkundigen in Zuid-
Nederland. Blancquaert verricht uitnemend
werk voor de dialectstudie, Baur's uitste
kende Gezellestudies doen van dezen hoog
leeraar nog veel verwachten, de Keijser is
'ooral folklorist De studie der Middelne-
derlandsche letterkunde, vroeger aan de
Gentsche Universiteit geleid door den ver
maarden geleerde Willem de Vreese, vindt
thans toegewijde beoefenaars in de Kon.
Vlaamsche Academie: Leonard Willems en
J. von Mierlo.
Aan de Leuvensche Universiteit zetelen
Grootaers, de dialectoloog en Van de Wijer,
die zich op toponymie toelegt; te Luik Man
sion en Verdeijen.
Te Antwerpen arbeiden Van Mierlo
Stracke Reypens onvermoeid, om beken
de en onbekende schatten uit de Middel-
nederlandsche letteren bijv. Ruusbroec's
werk meer algemeen bekend te maken.
Prof. de Vooys geeft ten slotte een vluch
tige opsomming van de voornaamste letter
kundige studies, die in Zuid-Nederland
verschenen. Verwey beoordeelt Broni's
Vondels Geloof. Hij bewondert het
boek, maar wijst ook op tal van onjuiste
beweringen en scheeve voorstelling. Sym
pathiek doet het aan, dat Verwey de be-
teekenis van het Calvinisme, zoowel zijn
historische kracht als zijn dogmatische
logica tegenover Brom verdedigt De naieve
geloovige die Brom is heeft den historicus
in hem onberekenbare schade gedaan,
deelt Verwey.
Tot slot boekbespreking, aankondigingen
en tijdschriftcnscliouw.
DEN GULDEN WINCKEL
Januari 1936
opent met een Interview met A. den
Doolaard, die verhaalt van zijn draai van
liberalisme naar socialisme.
Den Doolaard zal een roman schrijven
over Jacques Balmat, den eersten beklim
mer van den Mont Blanc en een heftig anti
fascistisch boekje.
Halbo Kool oordeelt niet gunstijr over
Vestdijk's Else Böhler, evenmin als
Hoekstra over Wagener's 3000 meter in
dood water.
In de poëziekroniek prijst J. C. Bloem de
bundel Cop las van Hendrik de Vries,
noemt De engel met de zonnewijzer
van Truus Gerhardt niet geslaagd en acht al
leen van Werumeus Burnings negen bal
laden de Ballade van de merel
meesterlijk vers.
Gert Schreiner schrijft n.a.v. diens dood
over Kasper Hauser, den Duitschen emi
grant in Zweden; J. Denijs behandelt Fran-
sche en Boishuizcn Amerikaansche litera
tuur. De rest der aflevering geeft kortere
boekbesprekingen.
Den Gulden Winckel, zoo zegt de
uitgever A. J. G. Strengholt te Amsterdam,
is een volmaakt onafhankelijk letterkundig
tijdschrift gebleven. We hopen van harte,
dat de nieuwe redacteur, Han G. Hoekstra
zijn blad, dat er in technisch opzicht heel
wat op vooruitgegaan is, vrij zal houden van
de uiterst linksche invloeden, waardoor Den
G. W. in de laatste jaren voor de reehtsch-
georiënteerde lezers vrijwel onaanvaardbaar
was geworden.
DE VLAAMSCHE GIDS
Januari 1936
Dit nr. is vooral belangrijk door een uit
voerige studie van Willy van Cauwenberg
over Het cynisme in de li ede n-
agsche Vlaamsche letter
kunde.
,Het werkelijke leven trouw weergeven
met zijn hoogten en laagten, ontdaan van
alle opsmuk artikelen, Van kJalergoud.cn-ver
siering, die slechts dienen moeten om de
armzalige armoede van de realiteit te be
dekken en dit zonder de minste ontroe
ring dit kenschetst den cynicker. Hij blijft
onbewogen, koud, ongevoelig, terwijl de
nuchtere naaktheid van zijn taal slechts
gebroken wordt door een grimlach, een kook
bijtend ironische opmerking of een sarcas
tisch spotten met degenen, die zich nog illu
sies maken".
Het literair cynisme staat diametraal te
genover de romantiek, die de dingen van
de weekelijke kant beziet, die nog in ver
voering kan geraken en ook wel met een
oneindig smartgevoel kan vervuld worden.
De oorlog heeft het gevoel in de menschen
cn in vele dichters gedood: „De slagvelden
zegt van Cauwenberg zijn een kerkhof
van illusies geweest".
Na 1918 doet het cynisme zijn intrede in
de Vlaamsche letterkunde. Sch. bespreekt
in dit deel harer studie Willem Elsschot,
ook bekend onder zijn echte naam: Alfons
de Ridder. Het bekendste, meest cvnische
boek van Elsschot is Lijmen (1924), dat
een kijk geeft op het moderne zakonlev__„
Het is een geschiedenis, zooals die heel de
wereld door, honderden keeren, in 't groot
en in 't klein voorkomt: de geschiedenis van
een gewetenloos bedrieger, die voor niets
staat
Ook Elsschot's verzen tooncn ons den dich
ter, die het leven door heeft, zich niet meer
door de schijn laat beet nemen, den man
„met een bitter-wrange smaak in de mond".
DE VRIEND DES HUIZES
Janaari 1936
Ds Kluin. wijdt warme woorden aan
arbeid van mej. C. Bronsveld, die onder het
pseudoniem C. van Ophcmert 25 jaar aan
De Vriend heeft meegewerkt.
Dr. Toyohiko Kagavva verhaalt, wat hij
aan Christus te danken heeft. A. R. J. Ba
zuin stelt jonge menschen de vraag: Waar
is je hart? P. H. Muller houdt de kroniek
van het boek bij.
R. A. B. Oosterhuis verhaalt van d«
Ilernnhutters en hun 200-jarig verblijf in
Nederland.
Dr. J. C van der Does begint de publica
tie van zijn boek Princessen uit het
Huis van Oranje. Als eerste behan
delt de bekwame
schrijver, die ook
levendig weet to
vertellen en niet
ilechts historisch
fundeert de
mooie figuur van
Maria van Oran-
je-Nassau, de
oudste dochter
van Prins Wil
lem, aan wie
Mevrouw van
Zeggelen een
prachtige roman
heeft gewijd.
Van der Does
doet het ons ge
voelen, hoeveel
heel het Huis
van Oranje geleden heeft om onze vrij
heid, ook deze dochter van Anna van Bu
ren, die haar jonkheid ziet vergaan zonder
de liefde van haar rijke hart te kunnen
schenken aan den man harer keuze en ten
gevolge van de politieke troebelen eerst cqj
40-jarige leeftijd tot haar huwelijk komt
met Hohenlohe, van wien Va-n Reydt nu
niet zulk een schitterend getuigenis gent!
Met groote belangstelling zien wij de vol
gende hoofdstukken van Princessen
in De Vriend tegemoet.
Dr J. C. v. d. Doei