(VOJZ Iwekm, msjjëMïhklfiwL Gesloten Grenzen Ontspannings Lectuur DINSDAG 4 FEBRUARI 1936 K. v. Eerbeek Van Eerbeek schrijft over bet type van de „gesloten" mensen. Wij kennen nu Van Eerbeek als een auteur, die met de traditie durft bre ken. Binnen do kring der chrisr telijke auteurs heeft hij zijn eigen plaats ingenomen, door zichzelf te zijn. Tot nu toe houdt hij met een zekere hardnekkigheid vast aan een stijl procédé waarmee hij echter het gros der lezers zeker niet in het gevlij komt. Reeds eerder wees ik op Van Eerbeeks Individualisme, dat zijn kracht en zijn zwakheid tegelijk is. Het loont de moeite na te gaan, in hoe verre Van Eerbeek zich herhaalt in het ver beelden, van het type van de geslo ten mensch. In zijn eerste boek, dat met de simpele titel „Verhalen" de weg tot het grote lezers publiek helaas nog niet gevonden heeft, is het de -bakker Jan Wiersma, de Koksiaan. In „Lichting '18" Anton Homan. In „De Strooschippers" (waarmee de auteur een vólksche vertelling wilde geven) Jauk Ta ling. In „Gesloten Grenzen" Derk Jan de Rap per. Zij allen gaan moeizaam hun eigen weg leven een naar binnen gekeerd le ven en dragen, bewust of onbewust, de last hunner sterk toegespitste individualiteit. Het is dit type van „gesloten menschen" dat door Van Eerbeek feilloos wordt ge peild. Zelfs de hoofdpersonen in de door hem geschreven jeugdverhalen: „De jon gensjaren van Egbert de Wilde" en de kor tere vertellingen in de jaarboeken „Hou- zeel" (De zwemwedstrijd e. a.) vertoonen dezelfde karaktertrek. Ongetwijfeld heeft Van Eerbeek, meer dan eenig ander auteur in Nederland, de gave, op een heel bizondere wijze in te dringen in het zieleleven van een bepaald type menschen. Hij doet dit (kan het anders) op een wijze waarover (zelfs!) de critici verschil len in waardeering. In zijn nieuwe boek „Gesloten Grenzen", dat ons weer in een geheel ander milieu verplaatst dan „De Strooschippers", i hoofdpersoon Derk Jan De Rapper. De jongen is na zijn ontslag terecht ge komen in het „vak" der advertentie-col porteurs. Een der eersten die hij bezoekt is zijn neef Gerard Riezebos. Deze Riezebos ls het geheele verhaal door zijn „tegenspeler". Tuaschcn hen staat Minke Dönnebrink, nu nog de verloofde van De Rapper, docb straks de vrouw van Riezebos. Neem nu het gesprek dat De Rapper !n zijn kwaliteit van advertentie-colporteur heeft met zijn neef Riezebos (blz. 4247). Dit gesprek is een wonderlijke menge- Aan de Lezers dat zijn, medewerker, de heer A. WAPE NAAR, dit voor jaar reedt 25 jaar zijn plaats in het christelijk letter kundig leven ten onsent inneemt. De heer Wape naar is eenustille in den lande". Niettemin is bij een der weinige pioniert, die de christelijk letter kundige kritiek op hooger plan bracht en al dese jaren een terrein heelt bearbeid, waarop nu vruchten gezameld worden. Zijn bezonken, prineipieele letterkundige beschouwingen hebben onmiskenbaar in vloed gehad op de tmadk-vorming van het A. Wapenaar orthodox christelijk lezerspubliek. Een vriendencomité bestaande uitMe vrouw Kuyper-Van Oordt, Rotterdam; en de heer en J. Allon, Haarlem; H. Diemer, Rot terdam; J. P. Prins, Schiedam; P. J. Ris- seeuw. Den Haag en C. Rijnsdorp, Rotterdam, stelt zich thans ten doel den jubilaris een eenvoudig huldeblijk aan te bieden namens allen die in al deze jaren, en ook nu nog, met belangstelling het werk van den heer Wapenaar volgen Het comité meent dit niet beter te kunnen doen dan door het doen uitgeven van een kleine keurbundel uit het letterkundig werk van den jubilaris. Van deze jubileumbundel zal slechts een beperkte oplage verschijnen, waardoor het boek voor boekenvrienden ook hierdoor speciale waarde zal krijgen De directie en redactie van ons dagblad, waarin geregeld de boekbeschouwingen van den heer Wapenaar voorkomen, staan r sympathiek tegenover dit plan en wil ook onze lezers in de gelegenheid stellen van hun waardeering voor het werk van den heer A. Wapenaar blijk te geven Wij verzoeken daarom aan allen, die sym pathiek tegenover dit plan staan, hun naam en adres op te geven aan het Comité-Wepe- naar p/a. de Redactie van ons blad, liefst zoo spoedig mogelijk. Aan de betrokkenen lullen dan nadere mededeelingen worden verstrekt. DE DIRECTIE EN REDACTIE ling van gesproken woorden en gedachten. Laconiek zegt de schrijver aan het eind van deze „dialoog": „Dit zeiden zo elkaar zoo ongeveer zonder spreken". Hier heeft Van Eerbeek radicaal gebro ken met het „natuurgetrouwe" realisme. Hij blijft zelf mee spelen, ja, verwacht stil. ijgend ook de actie van de lezer. Geluk kig maar. Hier kunnen de meeste dames-auteurs bij hem ter schole gaan. Er zijn auteurs, die de lezer élles, maar dan ook èlles voorkauwen. Het beeld is niet erg smakelijk, doch ik kan dat niet helpen. Het maakt mij altijd kregel, wan- auteur zoo benauwd is iets over te laten voor de lezer. Het tusschen de regels door schrijven (èn lezen!) is, voor wie ten- maal als vrucht van zelf-critiek, heeft af gerekend met volmaakt overbodige uitvoe righeid, een fijne, literaire sport, die de spanning vasthoudt en de sluizen der sen timentaliteit gesloten Deze schrijver ziet kans, in enkele regels ;n situatie te teekenen waarvoor de uit voerige na-tachtiger zeker tien bladzijden noodig had. Ziehier een Zaterdagmiddag: Derk Jon Rapper gaat op de fiets naar z'n meisje. Bij haar huis gekomen, stapt hij niet af, docht wringt zich al fietsende tot vóór de tuinkamer. „Het was de moeite waard, dat te doen onder het oog van zijn meisje Minke Dön nebrink en van haar moeder, die in de ;erre zaten; zoo de teugel van de week vie ren; de fiets laten uitloopen, de machine om het hekje van den tuin slingeren Hier sta ik, ik hen klaar voor je. Zonder te remmen en zonder schram ook was hij bij de tuinkamer gekomen waar de familie hem zat op te wachten. De oude heer, vrouw. Tamelijk strak dntvingen ze hern overigens. Minke ook. Naast Mevrou- Dönnebrink zat de jonge Riezebos, een neef van De Rapper. Die heele week van moei zaam werken zat dezen De Rapper als een dikke prop in de borst. Over de strakkig- lxeid van de familie reikte hij die aan haar. Aan Minke. De prinses." Daarna: „Voor de voorkamer was een er ker gebouwd; het licht van de straat en dat van de suitekamer, dat door de open deur binnenkwam, waren twee stille golven in de kamer. Erg licht was het er. Echt Zaterdagmiddag zoo. Midden boven de suitedeuren was een groote luidspreker gehangen; haar geluid stoeide door het huis. De door een troep blazers gespeelde suite van Bach zong zesendertig uren vrijaf. Een bijna over spannen glasharde blijdschap. De violen speelden daarna een fugabewust luis terde niemand, maar men tipte soms aan de melodie als aan een glasZaterdag middagzeiden ze dan bij zichzelf." Wie zóó kan schrijven, beschikt over middelen om een groote lezerskring te boeien. De lezer dezer kolommen kan ten, dat wij meer dan eens een lans hebben ben gebroken voor het boek, dat èu literair èn voor het volk toegankelijk is. Wanneer ik thans een woord van oprechte bewonde ring schrijf over het nieuwste werk van de individualist Van Eerbeek beteekent dit geen programma-verlooohening. Want iedere vogel zingt naar hij gebekt is, en wpt de literaire opvoeding der massa betreft: de resultaten der laatste jaren heb ben mij niet ontmoedigd, integendeel; doch er blijft en zal blijven een zeer groot deel van het lezend publiek, dat zich nooit of te nimmer zal kunnen opwerken tot het ge nieten van literatuur, genomen in de meer engere zin. Ten opzichte van het werk van deze schrijver en het publiek, zie ik nog deze mogelijkheid: dat Van Eerbeek nóg een stap doet in de richting van de lezer en de lezer in de richting van Van Eerbeek. Dan zullen zij elkaar, zeker meer dan tot nu toe vi-nden, wat niet anders dan tot be vrediging van beide partijen zal kunnen leiden. ..Gesloten Grenzen" geeft ons het beeld van een middenstands-milieu in christe lijke kring dat aangevreten is door de ont bindende ziektekiemen van onze tijd. Mevrouw Dönnebrink is het type van de weelde-zuchtige middenstandsvrouw, voor wie het woord „crisis" voornamelijk betee kent het moeten missen van een levens niveau, dat haar niet toe komt. De Rapper, deze gesloten jongen, die na zijn ontslag een betrekking aanvaardt in finantieele knoeizaak, welke hem, i-n samenwerking met de weeldezuchtige a.s. schoonmoeder in de gevangenis brengt, is een jongen van deze tijd. Slachtoffer van de crisis; een jongeman, die echter na veel materieele en innerlijke ellende de weg tot in nieuw leven vindt. En Minke, het meisje, is een raadselach tige jonge vrouw een rijpe vrucht tus schen twee uitgestrekte handen. Er blijft veel te denken over in dit hoek. Soms tè veel. Vooral het slot van dit verhaal is van een groote zi&espamnng, dat men nog dagen a het lezen de tragiek ondergaat P. J. RISSEEUW, Met dit derde stuk zijn de „zinnen" com pleet Bij de gegeven uitvoerigheid van be handeling, aldus het Voorbericht, is niel alleen de „zinsverbinding", maar ook de leer der „woordverbinding" en zelfs die der woordfuncties in belangrijke mate voorbe reid en ten deele beschreven. Het metho disch belang der systematiek van de „zin nen zonder werkwoord" wordt in dit deel duidelijk. De talrijke en interessanto typen van zinnen met een infinitief of partici pium zijn zooveel mogelijk belicht i-n ver band met de taalhistorie en de leer der verbale functies. In verschillende hoofd stukken is een vergelijking van do stijl der verschillende genres en auteurs naar voren gebracht. De firma J. B. Wolters te Groningen gaf het werk uit. Wangedrag van kinderen. On derzoek naar aard en oorzaken ten aanzien van 600 Rotter- damsche Kinderrechter-kinde- ren, door Mr. W. Schenk. Baarn, Hollandiadrukkery NV. 1935. Uit de praktijk der kinderrechtspraak ls dit proefschrift ontstaan. De schrijver maak te op de Rechtbank te Rotterdam kennis met het materiaal in i»b strafrechtelijke dossiers erzameld, getuigend vaak van groote zorg en moeite aan de zaak besteed. Moesten ai die waardevolle gegevens zonder meer in het archief verdwijnen? Het was te ver wachten, dat een systematische bewerking daarvan uitkomsten zou geven, de daaraan bestede moeite waard. Deze verwachting bleek zoo juist, en de bewerking van het onderwerp zoo grondig dat de promotie tot dokter in de rechtsge leerdheid, onder leiding van Professor Pom- cum laude geschiedde. In het eerste deel worden aard en om vang, in het tweede deel ae mogelijke oor zaken van het wangedrag nagegaan. Uit den aard der zaak is het tweede deel het meest omvangrijk. In verschillende hoofd stukken worden dan besproken: De gees telijke en lichamelijke gesteldheid van het kind; Onwettige geboorte; Kerkgenootschap: Het gezin; en tenslotte de Invloeden buiten het gezin. Dit werk berust niet op eigen waarne ming van óe kinderen. De schrijver trok een conclusie uit de aanwezige gegevens, en uit inlichtingen, ingewonnen bij perso nen, die de kinderen langer hadden mee gemaakt. Dit boek verdient belangstelling in ruime- ■n kring. Met name onderwijzers zouden goed doen van dit studiewerk kennis te nemen. Het kan hen helpen tot het vormen van een juist oordeel over zoo menig kind, moeilijkheden veroorzaakt, juist ooraeel, over het kind, over het gezin en over de invloeden buiten het gezin is noodig, om het kind op de juiste wijze te helpen. langwekkende, soms hoogst gewenschte verheldering van den inhoud der ver zamelde Schriftgedeelten. De Doleantie en haar kerkrechtelij ke beginselen Door Dr. II. Kaajan N.V. Drukkerij P. den Boer, Utrecht. Als eersteling van den te verwachten boe- ken-oogst over de Doleantie is een geschrift van 64 bladzijden verschenen, waarin tot in finesses gedocu menteerd is, hoe de Doleantie haar kerkelijke geboor- toacte verdedigt. Daartoe heeft Dr. Kaajan eerst den aard van liet kerk recht bij de Ge reformeerde ker ken van vroeger eeuwen onder zocht, vervolgens dat van de orga nisatie 1816—18f~ en derdens 1 paald, welke kerk rechtelijke begin selen de Dolean tie beleed en als haar reformatorisch optre- Dr H. Kaajan „Gesloten Grenzen" door J. K. Eerbeek. U. M. „Holland" 1935. richtsnoer voor den aanvaardde. Wij kunnen uiteraard op dit geschrift, dat van 180 aanteekeningen voorzien is, slechts de aandacht vestigen, doch veroorloven ons één opmerking. Op blz. 33 deelt Dr. Kaajan mede, dat in 1887 „onmiddellijk gedacht is aan een vereeniging met de broeders, die zich noemen de Christelijke Gereformeerde Kerk". En: „terstond werd op ineensmelting aangestuurd". Met art. 28 van de Ned. Ge loofsbelijdenis vóór ons, waar geschreven staat, „dat allen schuldig zijn, zichzelf daar bij (n.l. bij de ware kerk) te voegen", herinnerden wij ons de bekende vraag, of het niet mogelijk geweest ware, in 1886 zich te voegen bij de toen reeds bestaande ware kerk, n.l. de Chr. Gereformeerde? Nu dit niet geschied is, zou o.i. Dr. Kaajan zijn beschouwdng volledig gemaakt hebben met aan te geven, waarom dit niet geschied is. kennis eischt van het historisch tijdvak, waarin het speelt. In Obhe Phillpsz zien we niet de Wedei-doopersclic beweging in het verband met onze volksaard en volksziel, met de reformatie cn Roomsche tegenstand op onze •aderla-ndsche bodem. Hét boek over „de branding der woelige seelen" heeft Stroman helaas niet gegeven, al bevat zijn werk geslaagde passages en een aantal merkwaardige historische gevens. Twee Arosterdamsche Joffers Fa miliegeschiedenis in Vondel's Kring, door Marie C. van Zeggelen met 21 platen, illustraties van Lizzy An- singh f 4.75, geb. f 5.50; Scheltema en Holkema, Amsterdam. Deze roman, opgebouwd op historische ge gevens (zie het Naschrift en de lijst van gebruikte Bronne n verplaatst ons naar het Amsterdam uit de tijd der Rcpupliek. Bij Dr B. Wielenga ZEVENTIENDE-EEUWSCHE SYNTAXIS Dr. O verdiep heeft thans het derde stuk van zijn „Zeventiende Eeuwsche Syntaxis" gereed gekregen. Deze studie verschijnt als de zevende publicatie in de serie „Gronin ger Bijdragen voor Taal en Letterkunde". Dr. B, Wielenga, Pericopen alt de Heilige Schrilt in nieuwe ver taling. Met een inleiding van Dr. F. W. Grosheide. Uitgave van J. H. Kok N.V, Kampen. Het door den titel gewekte vermoeden, dat Dr. Wielenga de vertaler der 159 hier verzamelde pericopen zou zijn, is onjuist De vertalingen rijn die van de bekende 3erie „Korte Verkla ring met nieuwe vertaling" en van Ned. Bijbelge nootschap. Dr. Wie lenga heeft ze uit gekozen pn waar noodig, voorzien van korte, verdui delijkende aantee keningen. Zoo ligt dan voor breeder kring ter kennismaking, wat Geref. theologen heb ben vertaald uit de grondtalen in de taa! van onzen tijd, wat zeggen wil op een af stand van drie eeuwen van de Statenver taling, welke dusver in kerk en gezin ge lezen wordt Wat zullen we ervan zeggen. Zonder twij fel is voor deze vertaling voldaan aan de meerder of minder gevoelde begeerte, dat de Heilige Schrift beter verstaan worde dan de Statenvertaling geven kon. Bij het naast elkaar leggen van de vertalingen van 1637 en 1935 is dat hier en daar dankbaar te er kennen. Maar bij die vergelijking heeft ons ook iets anders getroffen en niet aange naam getroffen. Dat is: de verzwakking, soms de verdwijning van de sfeer, die onze Statenvertaling geslachten lang geweven heeft rond den Bijbellezer. Dat is: het gemis van het niet gemakkelijk te definieeren, misschien met het woord „mystieke stemming" aan te gevene, dat den inhoud vermeerdert met, veelal verinnigt tot een geestelijk verstaan en genieten. Dit mag niet onder schat worden. De vaak genoemde en on misbare leiding des Geestes bij het lezen van Gods Woord, vraagt, voorzoover men schen dat kunnen bevorderen, ook gebaan de wegen. En in deze nieuwe vertalingen zien we af en toe die wegen versperd. Wij zouden bijv. kunnen wijzen op Psalm 23 en 84, en missen in dezen bundel voor het doel der vergelijking zeer bekende hoofdstukken als Jesaja 53, Lukas 2, 1 Cor. 13 e. d. Anderzijds, dit bezwaar mag ook niet over schat worden. Het is zeer wel denk baar dat het thans levende en meer nog het volgende geslacht zich dermate zal wennen aan de nieuwe zegswijze, dat al lengs de aangegeven bedenking verzwak ken zou. Maar dat er voor de kinderen van onzen tijd iets wordt weggenomen, óók behoort tot de voorwaarden van een gezegende Schriftlezing, kunnen we niet ontkennen. Overigens, ieder voor zich toetse de nieu we vertaling aan de oude. In dezen bundel pericopen heeft hij daarvoor een uitnemen de maatstaf. En geenszins onderschatte hij de winst ervan, n.l. een menigmaal be- Ontvangen Boeken Hoofdzaken alt de organisatie en de Techniek van de handel, ten dienste van het handelsonderwijs, door W. Speerstra, leeraar Openb. Handels school te Amsterdam. Tweede druk. Uitgever J. B. Wolters, Groningen Batavia. Dat oen tweede druk van dit kloeke werk noodig bleek Ls er een bewijs van dat de eerste. Vandaar dat ook de clearing van Ne- kan het ook anders! Schier alles wat de or ganisatie en de techniek van den handel be treft, wordt in dit werk behandeld, op bij uitstek kundige en bevattelijke wijze. Natuurlijk is er naar gestreefd deze uit gave nog meer „bij" te doen zijn dan de eenste. Vandaar dat ook de clearing van Ne derland met enkele landen zeer beknopt aangegeven. Verder is dp behandeling v het binnenlandsche betalingsverkeer in over eenstemming gebracht met de nieuwe be palingen omtrent het chequeverkeer en 1 wisselrecht. Dit leerboek stelt zich geheel op de practijk. Het is voorzien van tal van modellen eveneens saamgesteld naar de nieuwste gegevens. Leeraren en leerlingen zullen ongetwijfeld met ambitie van dit leer hoek gebruik maken. KRUIS EN KROON. Leeshoek over de Kerkgeschiedenis voor de scholen met den Bijbel, door G. van dor Meu- len en Dr. H. J. Henders. H. J. Spruyt's Uitgevers-Mij. N.V. te Am sterdam. Geen wonder, dat van dit mooie werk In lim drie jarr-n tijds drie drukken noodig waren. Op voortreffelijke wijze wordt hier erteld. De stof is zeer uitgebreid, maar de keuze der onderwerpen is gelukkig te noemen. ■rk werd in drie doelen uitgegeven. Het eerste handelt over de oude kerkgeschie- tot Savonarola; het tweede van Lu ther tot onzen tijd; het derde geeft uitslui tend Zendingsgeschiedenis. Het boek werd op mooi papier gedrukt en van goede illustraties voorzien. Ook Jeugdvcrcenigingen, die kerkgeschie denis behandelen, zal dit wehk goede diens ten kunnen bewijzen. LANGS NIEUWE WEGEN. Leer boek voor de Christelijke school, sa mengesteld door G. van der Meuleit I en A. Valom. Deel III, H. J. Spruyts Uitg. Mij., Amsterdam. Een keurig gesorteerde bloemlezing meT aardige fragmenten uit mooie verhalen en goede schetsen van de samenstellers zelf. Geen „door-ren-boek je" en geen stijve stuk ken. Maar losse, vlotte stijl. Men leze b.v. „De stompe toren van Ransdorp". Ds. C. Tazelaar schreef een waardeerendc inleiding. SCHAAKKALENDER In de uitgeverij van Hans Hedewigs NacK- folger, Pert hest.rasze 10, Leipzig C I, is de hakende schaakkatalogus weer verschenen. Men kan deze op aanvrage kosteloos bij c{e uitgeefster verkrijgen. DEUTSCHE SCHACHBL3TTER Het populaire en uitnemend geredigeerd® schaaktijdschrift Deutsche Schachhlattor, dat 2 maal per rnaand verschijnt en jaar lijks omstreeks 400 bladzijden telt, is met in gang van 1 Januari belangrijk in prijs af geslagen. Vooor het buitenland kost een jaarabonnement thans R.M. 5.porto inbe grepen. Het tijdschrift wordt uitgegeven door Hans Hedewigs Nachfolger te Leipzig. Leerboek der Economie van Mr. P. A. Diepenhorst. Waar het verschenen h. Tn onze vorige Letterkundige pagina ga ven wij een uitvoerige bespreking van het werk van Mr P. A. Diepenhorst, getiteld „Leerboek der Economie". Verzuimd werd den uitgever te noemen. Dit is Ruys Uit gevers Maatschappij te Zutfen. Marie C. van Zeggelen vernieuwing toont schr., hoe vertrouwd zij is geraakt het de zeden en gewoonten der toenmalige bevolking. Wij lezen van Amsterdammers uit ver schillende milieu's, van de besognes en de belangen van deftige rijke kooplieden, van Vondel in de gemoedelijkheid van zijn huise lijke sfeer, opgaande in zijn dichtkunst van verliefdheden^ vrijen en trouwen in Vondel's kring. En zozeer ons enerzijds treft de uitgebrei de kennis van Schr. van oud-Amsterdam en het maatschappelijk leven destijds, zo ander zijds haar psychologisch juiste tekening van verschillende figuren Slechts één opmerking vergeve ons de ge leerde auteur: bij een volgende druk breide zij de lijst van enige woorden die „Verkla ring" behoeven, wat uit! Komen daarvoor niet in aanmerking; felpen, armosijnen, Turksche greynen, boekende flensjes) aard akers; waardijn; schaepen; stermsel; vest jesvolk; stremelis (eten); legeture (opsla gen)?. D. J. A. W. B. Stroman. Obbe Philips*., Oud ste der Doopers. Rozenheek en Ve nemans, Hilversum 1935. Den heer Stroman ontbreekt het alsnog aan een eigen stijl. Zijn boek leest moeilijk omdat het vol is van gemaniereerde zegs wijzen en mislukte beeldspraak. „In de harten der beide mannen vleit i c h een vreugdevolle vrede". „Onder de burgers siddert een verraderlijk wan trouwen". „Omdat in Obbe's diepste we- t w ij f e 1 wankelt". „Uit lichtres- en wat duisternis groeien de grauwe wanden van een kerker". „De gestadige val van het water wascht zijn gedachten weg". Stroman worstelt met de taal om er wat moois van te maken. Aan dat streven offert hij ook de vlotte gang van het verhaal op. Het resultaat is natuurlijk negatief. Obbe Philipsz behandelt overigens een boeiend gegeven: de episode van de Hervorming in de Nederlanden, waarin de Wederdoopers sterk op de voorgrond traden on welke afgesloten wordt met de val van Munster. Stroman geeft uit deze strijd der Weder doopers verschillende tafereelen: de aan slag in Amsterdam is het treffendst be schreven. En tegen de achtergrond der ket- tersche woelingen in het geheele land wordt de figuur geteekend van Philipsz, die op- en neergang der beweging meemaakt en wiens oogen ten slotte voor de dwalin gen opengaan. Geslaagd is dit boek niet; het bevat kwa liteiten, die er op wijzen, dat de auteur wel iets kan. Maar hij zal moeten begin nen met zichzelf te worden, een vaste, eigen stem te krijgen; niet effect zien te verkrijgen met avcrechtsche middelen. De psychologie van de enkele personen moet zich verdiepen, de oudste der Doopers blijft ons ten slotte toch vreemd, zijn groote ziele- worstelingen zijn onvoldoende weergegeven. En dan bedente de schrijver vooral ook, dat een historiscn onderwerp breede, diep*. DE NIEUWE TAALGIDS M. R Dijkman vraagt: „Waar is de school van de Vries?". Schr. betoogt, dat Van Ginncken en Wille den meester hebben verloochend. K. Heeroma wijst op het driekoningen-motief in Vondel's J o- seph in Dothan. E. Kruisinga vestigt de aandacht op het schrikbarend koeter waals, dat de radio soms te hooren „geeft" en beveelt radiosprekers „natuur en waar heid" aan. Prof. de Vooys geeft een overzicht van de veelzijdige werkzaamheid der jongere gene ratie van taal- en letterkundigen in Zuid- Nederland. Blancquaert verricht uitnemend werk voor de dialectstudie, Baur's uitste kende Gezellestudies doen van dezen hoog leeraar nog veel verwachten, de Keijser is 'ooral folklorist De studie der Middelne- derlandsche letterkunde, vroeger aan de Gentsche Universiteit geleid door den ver maarden geleerde Willem de Vreese, vindt thans toegewijde beoefenaars in de Kon. Vlaamsche Academie: Leonard Willems en J. von Mierlo. Aan de Leuvensche Universiteit zetelen Grootaers, de dialectoloog en Van de Wijer, die zich op toponymie toelegt; te Luik Man sion en Verdeijen. Te Antwerpen arbeiden Van Mierlo Stracke Reypens onvermoeid, om beken de en onbekende schatten uit de Middel- nederlandsche letteren bijv. Ruusbroec's werk meer algemeen bekend te maken. Prof. de Vooys geeft ten slotte een vluch tige opsomming van de voornaamste letter kundige studies, die in Zuid-Nederland verschenen. Verwey beoordeelt Broni's Vondels Geloof. Hij bewondert het boek, maar wijst ook op tal van onjuiste beweringen en scheeve voorstelling. Sym pathiek doet het aan, dat Verwey de be- teekenis van het Calvinisme, zoowel zijn historische kracht als zijn dogmatische logica tegenover Brom verdedigt De naieve geloovige die Brom is heeft den historicus in hem onberekenbare schade gedaan, deelt Verwey. Tot slot boekbespreking, aankondigingen en tijdschriftcnscliouw. DEN GULDEN WINCKEL Januari 1936 opent met een Interview met A. den Doolaard, die verhaalt van zijn draai van liberalisme naar socialisme. Den Doolaard zal een roman schrijven over Jacques Balmat, den eersten beklim mer van den Mont Blanc en een heftig anti fascistisch boekje. Halbo Kool oordeelt niet gunstijr over Vestdijk's Else Böhler, evenmin als Hoekstra over Wagener's 3000 meter in dood water. In de poëziekroniek prijst J. C. Bloem de bundel Cop las van Hendrik de Vries, noemt De engel met de zonnewijzer van Truus Gerhardt niet geslaagd en acht al leen van Werumeus Burnings negen bal laden de Ballade van de merel meesterlijk vers. Gert Schreiner schrijft n.a.v. diens dood over Kasper Hauser, den Duitschen emi grant in Zweden; J. Denijs behandelt Fran- sche en Boishuizcn Amerikaansche litera tuur. De rest der aflevering geeft kortere boekbesprekingen. Den Gulden Winckel, zoo zegt de uitgever A. J. G. Strengholt te Amsterdam, is een volmaakt onafhankelijk letterkundig tijdschrift gebleven. We hopen van harte, dat de nieuwe redacteur, Han G. Hoekstra zijn blad, dat er in technisch opzicht heel wat op vooruitgegaan is, vrij zal houden van de uiterst linksche invloeden, waardoor Den G. W. in de laatste jaren voor de reehtsch- georiënteerde lezers vrijwel onaanvaardbaar was geworden. DE VLAAMSCHE GIDS Januari 1936 Dit nr. is vooral belangrijk door een uit voerige studie van Willy van Cauwenberg over Het cynisme in de li ede n- agsche Vlaamsche letter kunde. ,Het werkelijke leven trouw weergeven met zijn hoogten en laagten, ontdaan van alle opsmuk artikelen, Van kJalergoud.cn-ver siering, die slechts dienen moeten om de armzalige armoede van de realiteit te be dekken en dit zonder de minste ontroe ring dit kenschetst den cynicker. Hij blijft onbewogen, koud, ongevoelig, terwijl de nuchtere naaktheid van zijn taal slechts gebroken wordt door een grimlach, een kook bijtend ironische opmerking of een sarcas tisch spotten met degenen, die zich nog illu sies maken". Het literair cynisme staat diametraal te genover de romantiek, die de dingen van de weekelijke kant beziet, die nog in ver voering kan geraken en ook wel met een oneindig smartgevoel kan vervuld worden. De oorlog heeft het gevoel in de menschen cn in vele dichters gedood: „De slagvelden zegt van Cauwenberg zijn een kerkhof van illusies geweest". Na 1918 doet het cynisme zijn intrede in de Vlaamsche letterkunde. Sch. bespreekt in dit deel harer studie Willem Elsschot, ook bekend onder zijn echte naam: Alfons de Ridder. Het bekendste, meest cvnische boek van Elsschot is Lijmen (1924), dat een kijk geeft op het moderne zakonlev__„ Het is een geschiedenis, zooals die heel de wereld door, honderden keeren, in 't groot en in 't klein voorkomt: de geschiedenis van een gewetenloos bedrieger, die voor niets staat Ook Elsschot's verzen tooncn ons den dich ter, die het leven door heeft, zich niet meer door de schijn laat beet nemen, den man „met een bitter-wrange smaak in de mond". DE VRIEND DES HUIZES Janaari 1936 Ds Kluin. wijdt warme woorden aan arbeid van mej. C. Bronsveld, die onder het pseudoniem C. van Ophcmert 25 jaar aan De Vriend heeft meegewerkt. Dr. Toyohiko Kagavva verhaalt, wat hij aan Christus te danken heeft. A. R. J. Ba zuin stelt jonge menschen de vraag: Waar is je hart? P. H. Muller houdt de kroniek van het boek bij. R. A. B. Oosterhuis verhaalt van d« Ilernnhutters en hun 200-jarig verblijf in Nederland. Dr. J. C van der Does begint de publica tie van zijn boek Princessen uit het Huis van Oranje. Als eerste behan delt de bekwame schrijver, die ook levendig weet to vertellen en niet ilechts historisch fundeert de mooie figuur van Maria van Oran- je-Nassau, de oudste dochter van Prins Wil lem, aan wie Mevrouw van Zeggelen een prachtige roman heeft gewijd. Van der Does doet het ons ge voelen, hoeveel heel het Huis van Oranje geleden heeft om onze vrij heid, ook deze dochter van Anna van Bu ren, die haar jonkheid ziet vergaan zonder de liefde van haar rijke hart te kunnen schenken aan den man harer keuze en ten gevolge van de politieke troebelen eerst cqj 40-jarige leeftijd tot haar huwelijk komt met Hohenlohe, van wien Va-n Reydt nu niet zulk een schitterend getuigenis gent! Met groote belangstelling zien wij de vol gende hoofdstukken van Princessen in De Vriend tegemoet. Dr J. C. v. d. Doei

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 10