O lis kon vetheid
EEN BROEK VAN
ZEVEN GULDEN
door DERICK GIESEN
't Is een gevaarlijke hoek op den driesprong in
Peulendam. Vroeger was die driesprong door de
inboorlingen niet zonder trotsch „Dam" genoemd,
een punt waar 's Zaterdagsavonds door de gepi-
lode en gebonkerde kerels grooto boomen werden
opgezet over baggermolens, kipkarren en griend-
hout.
Honderden kilo's tabak zijn daar verkauwd, dui
zenden bunders griend afgehakt, de geheele
wereld is daar op dien „Dam" van havens voorzien.
Er werd gevloekt in alle talen, want het is heel
geen mirakel als een Peulen/dammer, die het
schrijven van zijn naam een heel karwei vindt,
vijf of zes talen spreekt.
Een onafgebroken peletonvuur van tabakspuwsel
kwatste van 's middags vier tot 's avonds tien
uur op de straat neer.
Totdat op een avond de eerste auto de vredigo
rust kwam verstoren en de Peulendammcns deed
uiteenspringen.
De eene auto werd gevolgd door meerdere, en
zonder onderbreking spettert nu het stekend ge
jank van de claxons tegen dc huizen op.
De autoriteiten zijn genoodzaakt geworden om
door een witte streep aan te geven welke zijdo
van den weg het geoorloofd is te berijden.
Een eenzame politieagent troont op de veilige
stoep van een heerenhuis, gereed om iedere over-
treaing te noteeren.
De Peuendammers hebben hun „Dam" overge
geven aan Moloch snelverkeer.
Kees van Gils geeft met zijn lange beenen zijn
liets een aardig gangetje, hij komt uit de Kerk
straat en wil do Spoorstraat in.
„Hemmen, Kees." denkt hij, want hij moet. de
korte bocht nemen en recht voor hem staat de
agent te loeren of niemand aan den verkeerden
kant van do streep komt.
Kee* drukt zijn voet op de trappers en de tor
pedonaaf doet haar werk, keurig binnen de streep
neemt hij do bocht.
In de Spoorstraat loopt Jan in 't Veld, hij moet
do Kerkstraat In. Jan is nog van de oude garde
cn heeft de Zaterdagbijeenkomsten op den „Dam"
nog medegemaakt, wat maalt hij om witte strepen.
Op de allergevaarlijkste plaats steekt hij over;
als hij midden op den weg is ziet hij Kees aan
komen, die reeds naar links houdt om een aan
rijding te voorkomen, 't Is voor Kees een moeilijk
geval: vóór hem In 't Veld, naa.st hem de witte
streep en achter hem do agent, die streepovertre-
ders op de bon zet.
„Ha, 't zal gaan," want In 't Veld neemt een
paar groote stappen en Kees kan juist achter
hem heen zonder over de streep te gaan.
Door de een of andere omstandigheid doet In 't
Veld echter juist op het kritieke moment inplaats
van een stap naar voren een pas achteruit. Hij
stapi precies tegen het voorwiel van Kee3, de as
die nogal lang is, grijpt de broek en rits een
broek van zeven gulden is bedorven, terwijl Kees
tegen den grond kwakt.
Obstinaat, omdat hij door een Jongen van zestien
jaar is aangereden, grijpt In 't Veld Kees' stuur
en woedend bijt hij: „Dat kost je een nieuwe
broek van zeven gulden."
Kees. die is opgesprongen en niet op zijn mondje
gevallen is, zegt: „Vent, je ben besnikkerd, 't is
je eigen schuld, kijk mijn wiel is krom, die kos
ten moet jij betalen."
„Ik vraag Je of je mijn broek van zeven gulden
wil betalen."
„Man ik heb geen geld, dat moet je maar aan
mijn vader vragen."
„Zeven gulden betaal je of ik ga naar dc politic."
„Dat moet Jij weten."
„Dat zal ik net," zegt In Veld en neemt de flets
van Kees, waar hij mee op den agent aanstevent,
Öie het gevalletje met majestueuze kalmte heeft
aangezien.
„Agent, die aap heeft mijn broek van zeven gulden
vernield."
„Ja, 't is een onverschillige Jongen, we zullen
een proces verbaal maken."
De agent haalt de handen uit zijn broekzakken,
tast langs zijn tuniek en zegt: „Ik heb geen boek
je bij me, wacht even dan zal ik hot halen."
„Smeert em in dien tijd, Kees!" roepen een paar
kornuiten.
Kees grinnikt en neemt zich plechtig voor in geen
geval to wachten tot de agent terug is.
Ook de onvermijdelijke toeschouwers lachen om
den agent zonder boekje.
De onmogelijke situatie om een Jongen te laten
wachten op een verhaal, dringt ook tot den agent
door en hij zegt: „Vooruit, ga allcnbei maar mee
naai bot gemeentehuis!"
Begeleid door een horde soortgenóoten van Kees»
62
die hem onder luid gejoel dc vreesclijkste straffen
voorspellen, gaat het drietal op weg.
Op het gemeentehuis is spoedig een stuk papier
gevonden en Kees moet de gebruikelijke vragen
beantwoorden.
Alle omstandigheden worden opgeschreven, het
proces-verbaal voorgelezen en met een zucht van
verlichting laat de agent beiden weg gaan.
Een verbaal is voor Kees toch een heel ding, hij
heeft dan ook geen zin meer om langer te fietsen;
met looden schoenen zakt hij op huis af, wel ecu
weinig ongerust wat vader zal zeggen.
Als hij binnen komt heeft hij zijn gezicht in de
onverschilligste plooi.
Zijn vader, die vermoedt, dat er iets niet in den
haak is omdat hij op zoo'n ongewoon uur thuis
komt, begroet hem met de woorden: „Ik dacht
dat je naar de wielerwedstrijden zou gaan."
Zonder inleiding zegt Kees: „Ik ben op de bon
geslingerd."
„Wat heb je nu weer uitgevoerd?"
„'k Heb iemand tegen de vlakte gereden," zegi
Kees gemaakt groot onverschillig.
„Je blijft toch altijd dezelfde kwajongen, dat rijdt
en rost maar raak zonder aan ongelukken to
denken; jij denkt maar: vader zal wel voor de
stukken opdraaien."
„Ja maar ik kon er niks aan doen."
„Hoe is het dan aangekomen?"
Kees doet het relaas van do aanrijding; hij weef
de zaak komisch voor te stellen en zoo Juist de
jammerklachten over de broek van zeven gulden
weer te geven, dat vader ondanks zlchzelven in
de lach schiet
Als Kees uitverteld is gaat hij onverschillig aan
tafe! zitten in afwachting van vaders uitbrander.
Vader van Gils, een eenvoudig man met een
scherp verstand en een goed opmerkingsvermogen,
heeft de stellige overtuiging dat Kees deze keer
onschuldig is. Hij kent de toestand op den „Dam"
en weet dat Kees niet te hard kan hebben ge
reden. Was het op een andere plaats gebeurd, dan
had hij direct aangenomen, dat Kees alle 6nel-
heidsregelen met de voeten getreden had hij
kent zijn zoon.
Hij wil echter Kees niet te veel voet geven cn
zegt: »Als je maar weet, dat Ik de brook niet
betaal, als er betaald moet worden gebeurt dat
uit je eigen spaarpot."
Kees is blij, dat hij er zóó afkomt; over de spaar
pot-operatic denkt hij niet eens, dat zal best af-
loopen, vader zal wel dolkken als 't zoover is.
Opgelucht gaat hij de deur uit. Vader van Gilst
zegt tegen zijn vrouw: „Waarom is In 't Veld
nu eens niet bij mij gekomen om te praten, in
plaats van direct naar de politie te loopen, don
had ik de broek betaald en was de kous af ge
weest"
„Maar man, Kees heeft geen schuld, waarom zou
je dan maar direct betalen."
„Och, dan waren we overal af geweest. Kees ia
zestien jaar, dat hij nu al vóór moet komen vind
ik verschrikkelijk."
„Hij heeft toch geen moord gedaan, als hij nooit
erger dingen doet dan iemand aanrijden en liefst
nog buiten zijn schuld, dan is het niets erg."
,,'k Moet er toch niet aan denken."
Van Gils gaat eens met een paar kennissen pra
ten, die meer levenservaring hehben.
Deze stellen hem gerust, 't zal wel loeloopen, mis
schien hoort hij er nooit weer iets van, 't zal
best een verbaal zijn dat niet doorgaat
Weken verloopcn en niets hoort van Gils van het
proces-verbaal.
Hij begint te gelooven, dat zijn wereldwijze ken
nissen gelijk krijgen en dat de zaak van do baan is.
Op een goeden of liever kwaden dag komt hij
thuis van zijn werk en wordt door zijn vrouw
verwelkomd met de mededeeling, dat ze den beef
in haar beenen heeft
„Wat is er dan gaande?"
„Wel vanmorgen is de rijksveldwachter geweest
met een dagvaarding voor Kees en wtj moeten ook
allebei voorkomen."
„Daar heb je 't gezanik al, nog nooit met den
rechter in aanraking geweest en nou door zoo'n
aap van een jongen kan Je voor do „heeren"
komen.
's Avonds klaagt van Gils zijn leed aan een buur*
man, die een kop koffie komt drinken.
„Ben je gek, kerel," zegt deze „,wat mier Je toch",
't is een uitstapje, zit je daarover in do rats, het
is maar voor den kantonrechter hoor, de zwaar
ste misdadiger die je daar ontmoet ia een
strooper."
„Ja, dat is wol waar „maar 't is toch een rechten
en daar heb ik nog nooit moe te maken gehad."
„Laat me de dagvaarding eens lezen."
Uit de dagvaarding blijkt, dat te snel rijden is
ten laste gelegd en dat de oudere mede-opgeroe
pen zijn om hun noon te verdedigen. j
„Hij koml vrij," zegt Buurman, „le snel rijïïefl
cn toch binnen de streep blijven is onmogelijk."
„Dai geloof ik ook," zegt van Gils, maar je ver
geet de broek van zeven gulden."
„Niks mee te maken, als Kees vrijgesproken
wordt. Moet In 't Veld maar een civiele vorde
ring instellen."
Eenigszins gerustgesteld gaan vader en moeder
van Gils 's avonds ter ruste, terwijl Kees zijn
ongerustheid onder onverschillige grootdoenerij
tracht to verbergen, maar inwendig knijpt ie 'm.
Do nacht voor den fatalen dag wordt er in den
huize van Gils weinig geslapen en 's morgens
voor dag en dauw loopt vader al door de kamer
te ijsbeeren, daarbij de ijselijkste zuchten slakend.
Tegen tien uur zijn ze uitgenoodigd bij de Edel
achtbare heeren.
Negen uur wordt dc reis aangevangen, moeder
blijft thuis, vader gaat mee met een weldoordacht
verdedigingsplan.
Kees, de misdadiger, houdt zich goed, uiterlijk is
hij de minst aangedane, maar hij zingt toch wel
eenige tonen lager don hij gewend is.
Tijdens de reis naar de plaats des gcrichts heeff
hij gewaarwordingen alsof hem de schrikkelijk-
sto dingen boven het hoofd hangen.
Vader ziet telkens van ter zijde zijn zoon aan en
schudt treurig meelijdend het hoofd, daarbij
mompelend: „Zestien jaar en dan al voor den
rechter". Uitvaren tegen hem kan hij niet, hij
heeft alleen maar medelijden met zijn jongen die
zoo jong reeds voor de „heeren" moot komen,
't Is al over tienen als ze voor het kantongerecht
staan, maar een zekere schroom weerhoudt ze
om de gevreesdo deuren binnen te gaan.
Tweemaal wordt het gebouw voorbijgeloopen, de
derde keer doet vader een resolute stap naar de
deur en vóór ze het zich goed bewust zijn, zitten
ze in de wachtkamer.
Ze vinden daar een vijftiental collega-bandieten,
die de zaak minder tragisch opnemen als de van
Gilsen.
De gesprekken ontnemen vader van Gils veel
van zijn angst, de aanwezigen, toch alle nette
menschen, vinden het een gewoon verschijnsel
om hier te moeten zijn en heelemaal geen bewijs
van minderwaardigheid.
In den hoek staan een paar peurstokken met een
briefje erop: „Op heeterdaad betrapt Jan de Kor
te, Peulendam".
Dat op heeterdaad betrapt brengt van Gils weer
van streek en bezorgt hem een onprettig gevoel.
„Van Gils Pieter, van Gils Comelis en in 't Veld
Jan!" roept do deurwaarder.
Ouder do indruk volgen do opgeroepenen en wel
dra staan ze voor de strenge heeren van de wet.
De beschuldiging wordt voorgelezen.
„Is dat zoo?" vraagt de rechter aan Kees.
„Het is onjuist Edelachtbare."
„Wo zullen zien; in 't Veld vertel eens, hoe is(
het gegaan."
„Mijn heele broek van zeven gulden Is kapot,
Edelachtbare."
„Dat bedoel ik niet, wat ls er nu precies ge
beurd?"
„Hij kwam met een rouzenvaart tegen me op
rijden, Edelachtbare en toon heeft hij mijn broeit
van zeven gulden vernield."
Een zweem van een glimlach ligt op de gezich'«
ten van de heeren achter de groene tafel.
„We hebben het nu niet over die broek hoe
heeft de aanrijding plaats gehad, ben Je toch
niet op een verkeerde plaats overgestoken?"
„Ik moest daar zijn Edelachtbare en dan is het
schandaal dat zulke kwajongens zoomaar een
broek van zeven guldon kapot rijden."
De kantonrechter geeft het op om van deze ge*
tui go do ware toedracht to weten te komen.
„Cornells van Gils, vertel me eens waarom je
zoo hard gereden hebt, was er ergens brand?"
„Ik heb niet hard gereden Edelachtbare, ik heb'
hier een situatieteekoning die u de zaak zal dui
delijk makenHet is op den Dam een rechte
boek zonder' zicht, do straat is zes meter breed
en in 't midden loopt de witte streep. Uit do
Kerkstraat moest ik de korte bocht maken, dus
kon ik niet hard rijden of ik moest over de
streep gaan en dat is niet het geval geweest."
Do kantonrechter knikf toestemmend, de uiteen
zetting bevredigt hem.
Met klimmende verbazing heeft van Gils zijn
zoon hooren praten precies een advokaat,
denkt hij; waar haalt hij dc woorden vandaan?
„Maar Cornolis, hoe kwam je zoo dom om in 't
Veld aan te rijden?"
„Ik heb hem niet aangereden Edelachtbare, hij
deed een stap terug toen hij vooruit moest, daar
door raakte do uitstekende as van mijn voorwiel
zijn broek cn ik plonste op dc keien. Toen ik
weer stond, zag ik dat er een scheur in de broek
.was."
,,'t Was een brock van zeven gulden, heeren,1'
laat in 't Veld zich hooren.
„Wacht tot je wat gevraagd wordt," zegt do
rechter.
Het verhaal van de andere getuige klopt precies
mot dat van Kees.
Do heeren fluisteren even en dan neemt de
ambtenaar het woord om vergelding te eischen:
„Gezien de Bituatie, welke duidelijk maakt, dat
er niet te hard gereden kan zijn en gehoord do
getuigen, heb ik de oer vrijspraak te eischen."
Het gelaat van in 't Veld toont duidelijk zijn af
grijzen voor zooveel snood onrecht, maar vader
.van Gils kun zich niet begrijpen, dat hij zooveel
DAMRUBRIEK
Redacteur: W. HOEKSTRA, Tulpeboomstraat 6,
Den Haag. Inzendingen uitsluitend aan dit adres.
Voor alle vraagstukken geldt: Wit begint en wint.
Oplossingen moeten worden Ingezonden uiterlijk
10 dagen na plaatsing.
Oplossingen van de problemen van den Beker
wedstrijd.
No. 1
wit
zwart
44—40
16X47
2823
18X38
48-42
35X33
34—29
33X24
42X33
47X28
25X1 wint
45—40
18X27
32—28
23X32
36-31
27X47
38X27
47X29
34X12
25X45
49—44
21X32
127
1X12
44-40
45X34
43-38
32X43
48X6 wint
39—33
15X24
27—21
16X27
31X22
18X27
3631
27X36
47—42
36X47
38-32
47X29
32-28
23X32
34X14
45X34
43-38
32X43
48X6 wint
27-21
16X47
44—10
35X44
32—28
23X43
29-23
47X40
23X 3
20X29
45X23
18X29
26-21
17X26
3X35 wint
27-21
16X36
32—27
15X24
27—21
26X17
28—22
17X28
37—32
28X3 T
42X31
36X27
38-32
27X38
48-43
38X40
45—1 wint
49—14
26X48
44—39
48X34
32—27
22X31
41—37
31X42
33—29
24X33
38X40
35X44
50X39
42—18
39-34
48X30
25X34
23—28
34—29
28-32
47X42 wint.
25-20
14X25 gedw.
31—27
22X31
39-33
28X30
38—33
11X22
33—28
22X33
42—37
31X42
47X20
25X14
35X 2 wint
16—11
25X34
21—16
12X21
42—37
6X17
28—23
19X39
37-31
26X28
16-11
21X43
11X44
49X40
48X19
13X24
45X 3 wint
OPLOSSING
yan het Kruiswoordraadsel uit het vorige nummet
Horizontaal: Ergeren; Abö; Let; Drek;
Kade; Rosa; Eten; Alt; Aker; Ello; Aast; Loin;
Nat; Ons; Rotatie.
.Verticaal: Droes; Ben; Kelat; Ebro; Nedej
'Adriaan; Tendons; Kaart; Ketel; Kaar; Estonj
Looit; Line; Nan,
37—31
22—18
46—41
36—2i
35-2
26 wint
2822
37—31
18—13
13X 2 wint
22X 2
37-31
2—11
11X45 wint
42-37
33—28
34—29
3530
43-39
27X36
31X 2
2X16 wint
27X36
31X 2
2X24 wint
16-11
32—27
49-44
45—40
43-39
45X36
13X11
26X46
36X30
16X27
17X26 (of 28)
26 (of 28) X17
16X18
19X28
12X23
28X17
16X40
82X41
23X32
A 24X44
25X34
44X42
16X27
12X21
A 24X42
16X27
12X21
22X31
31X22
40X49
35X33
49X 7
5X30
Zwart: 6. 8, 11, 13, 14, 16. 18-20, 45.
Wit: 26, 27, 29, 32—35, 37—40, 47, 50.
Ie publicatie.
34 X 1 wint
Correcte oplossingen ontvangen van: R. van
Mazijk, J. M. de Zoete, J. C. de Knecht, Jac. Stolk,
J. P. de Deugd, W. v. d. Kley, H. van Kampen,
L. van Beverwijk, IC Werkman, B. A. Siobesma,
J. M. Brokking, G. J. Krediet, C. v. d. Ree, A. van
Dommelen, C. Baatenburg de Jong, A. D. J. Boer
stoel, J. v. Baardewijk, Abr. Breukel, Th. Buite
laar, J. Hoogendoom, J. H. de Kluyver, J. v. d.
Tol, A. R. Oosterom, C. Broekman, KI. Kleywegt
Nzn., R. C. van Dijk, D. 't Lam, C. C. Goedhart,
P. v. d. Kreekc, S. Algera, N. S. Hulst, D. Wegen,
B. C. Klijn, M. van Noordennen, L. Peters, C,
Daams, J. de Koning, J. C. de Knegt, G. v. d.
Burg, W. van Ofwegen, A. van Ofwegen, W. van
den Heuvel, J. H. Hilders, M. de Klerk, C. Har
reman, C. A. Provily, C. W. Kieboom, O. Hoek
stra, II. A. W. Doescr, H. A. W. Doeser, P. Jan
sen, B. de Jong, S. Schoneveld, J. Lems, KI. 't
Hart, J. C. van Rijn, S. Peters, S. Schoneveld, M.
Schoneveld, N. Voogt. A. Lekkerkerker, C.-Torn,
A. Mostert, H. Schouten, L. Barcnds, II. Schou
ten, S. J. Bonihof, A. Hollestelle, F. Janson, W.
Kruikemeier, D. Linke, F. J. Peters, B. Siebesma,
W. Hoogenboom, L. J. v. d. Polder, G. v. d. Mcu-
Icn, A. Heemskerk, C. van Zuilen, N. den Her
tog, D. den Hertog, G. Schoof, W. Kruikemeier,
J. Kromhout, M. C. Deurloo en Anton Deurloo.
Verder kwamen er een 10-tal niet onderteekendo
en onleesbare inzendingen. Inzenders die minder
dan 6 vraagstukken oplosten zijn in bovenstaan
de reeks niet opgenomen. Alle inzendingen van
12 juiste oplossingen, ook de niet geteekende of
onleesbare, hebben echter medegedongen naar
den beker.
Het resultaat was dat de heer
A. D. J. BOERSTOEL,
FUCHSIASTRAAT 47
DEN HAAG
vóór deze periode houder van den wissclbckcr iSi
Onze gclukwensclien!
CORRESPONDENTIE
Abr. Breukel. Ja het is heel jammer dat Je de
beker niet hebt gewonnen. Doch moed houden,
beste vriend. Het damspel geeft je zeker een
heele ontspanning? Het beste met je en gauw
beter worden!
J. B. M. J. E. Zending ontvangen waarvoor veel
dank.
T. W. Zal u per brief antwoorden.
UIT ONZEN LEZERSKRING
Vraagstuk no. 785
Auteur: A. VAN DOMMELEN, Rotterdam j
Dc fraaie oplossing is:
Wit:
Z w- a r t:
1 26-21
22X42
2 35—30
24X44
3 32—28
23X43
4 47X40
16X27
5 2924
20X38
6 39-33
38X29
7 34X 3
45X34
8 3X 2! en wint..
Dit als voorbeeld: lioè een probleem moet worden
opgelost.
Vraagstuk no. 786
Auteur: A. D. J. BOERSTOEL, Den Haag
46
47
48
49
50
Zwart: 9, 10, 11, 15, 18, 19, 21, 23, 27, 36.
Wit: 25, 30, 34, 37—40, 45, 46, 49.
Ie publicatie.
Vraagstuk no. 787
Auteur: J. H. MARTIN, Rotterdam.
2'
Zwart: 4, 8, 9, 11, 13, 17, 19, 21, 29.
Wit: 15, 20, 26, 28, 30, 32, 38, 40, 43.
Vraagstuk nr. 788
Auteur: G. v. d. MEULEN, Den Haag,
46 47 48 49
Zwart: 11—14, 18, 19, 40.
Wit: '28, 29, 33, 34, 37, 45, 50.
Voor beginners.
Twee meeningen.
De Turksche Tijl Uilenspiegel Nassr Eddin zcida
tot zijn vrouw:
„Geef mij kaas. Het versterkt de maag en vei*
groot de eetlust."
„Het spijt rao", antwoordde de vrouw, „maar cr
is geen kaas in huis."
„Des te boter", zeido Nassr Eddin, „kaas vet*
zwakt de maag en bederft de eetlust."
„Wat zeg je? Zoo net zei je het tegendeel!"
Nassr Eddin glimlachte cn antwoordde: „Wan
neer de kaas in huis is, geldt de eerste meening.
Wanneer er geen is, de tweode."
57,