Lelie rku ndiqRu b tiek s s y s s iS y; V s. i s Drie Torens, door Wilma. Uitgeversmij. Holland, Amsterdam. Wilma isWilma, vooral in deze Kerst verhalen. Zij verloochent ook hier niet haar roeping: te ge tuigen met al dc liefde van haar wakker geloof, te prediken als Evangcliste door dc kracht der verbeelding, die de glanzen van het Woord doet lichten in het bonte gebeuren van alle dag Nee, ze vertelt niet maar om te vertellen; daar om heeft zij ook niet dat gemakkelijk-annspreek- barc waardoor ..Bartje" 's avontuurlijk bestaan de duizenden pakt Het eerste Kerstverhaal begint: „Daar trok eens een groep reizigers door het oude Chartres in West-Frankrijk. Ze kwamen allen uit een kleine Hollandsche stad en hadden zich tot een gezelschap gevormd, omdat de meesten elkander min of meer kenden of met elkander verwant waren. Onder hen was één vreemde, die van do tocht had vernomen en op het laatste oogenblik verzocht had zich bij hen te mogen voegen. 'Do oudste van het gezelschap, Mijnheer van Selm, diende als gids. Want het ging natuurlijk om de Kathedraal, die hij in vroeger jaren zoo vele malen had bezocht, dat hij al de heerlijk heden van liet oude heiligdom kende." De prachtige beeldengroepen der kathedraal, do figuren van Bijbelhoiligen, worden als foto's door het reisgezelschap nog eens bekeken, er wordt door den gids van verteld en ieder mag er één uitkiezen. „Daar lag ook een venster met Christus daarin staande, groot van eenvoudigheid, blocker en stiller dan de anderen." „Precies zooals hij was," zei Mijnheer van Selm, „waarom heeft niemand Hem eigenlijk gekozen, de nederigste en grootsle Ge ziet, lezer, hier wordt de kern van 't verhaal blootgelegd. Later zegt één van 't gezelschap, als hij tot het geloof gekomen is: „Oom, in het mid den van al dc Bijbclheiligen stond Christus! Dat was het! Dat heeft Mijnheer van Selm mij doen hegrijpen. Om Hem, om Hem alleen De reizigers komen successievelijk aan de beurt; wel wat al te programmatisch; waardoor de gang en de psychologie van 't verhaal wel ge forceerd ons aandoet; hetgeen onvermijdelijk schijnt bij een tendentieuse verteltrant. Dc „vreemde" blijft don lozer vreemd, is wel wat theatraal-scntimentccl geteekend; niet, omdat hij een armzalig beestje van levensgevaar trachtte te redden, maar oindat dit ge\al zoo, nu ja, trak taat jes-acjitig verloopt 'Misschien is het heel moeilijk en heel gevaarlijk een Kerstverhaal te geven dat ook aesthetisch- psychologisch verantwoord is. liet verhaal „Drie Torens" is ook natuurlijk tendentieus-Kcrstfeestclijke lectuur. De drie torens hebben hier een oecumenische beteekenis. Wilma vertelt hier vun drie gezin nen, 't cene Roomsc-h Katholiek, 't andere kerkc- lijk-Hervoruid, het derde kerkdijk-Gereformeerd er wordt in elk gezin op eigen wijze Kerstfeest gevierd. Er is ten slotte, een heel tragisch sterf bed, in 't laatstgenoemde gezin, waar het „Eere zij God" ten lange leste een ziel weet te verove ren uit de engte der aardsheid tot de wijdte van de beenden GodsDe drie torens zingen het ééndere lied. „Zijr. Dag" het derde verhaal, het beste. Ven een Christelijk onderwijzer, die werkloos wacht en r.a veel worstelingen het opgeeft tegen den Sterke, Die hem tot dc nederige dienst van „vert- te.r" langs de huizen geroepen heeft, zooals zijn moeder, een weduwe, het graag had. Dit verhaal is heel reëel, zooals we dat elke dag rondom ons heen beleven kunnen. Ten slotte: Wilma getuigt voor een practisch Christendom; zij is daarin verwant aan een Fron- ciscus van Assisi; zij getuigt omdat zij veel lief heeft... Herinneren wc hier aan haar bundel Kerstkin deren'voor een paar jaar verschenen, waarin ook een keur van verhalen staan, boeiend en met veel talent geschreven; Dirk Boode gaf daarbij zijn pracht van expressieve houtsneden, die het royaal uitgevoerde boek tot een kostelijk bezit maken. Geestelijke Liederen, een bloemlezing samengesteld door Willem de Mérode. Uitg. „Holland", Amsterdam. Dc dichter heeft in deze bloemlezing uiteraard vele oude bekenden verzameld. Doch er zijn hier ook minder bekende liederen. Vader Cats is hier aanwezig met poëzie, die hem van een kant laat zien, welke gewoonlijk door de literatoren gene geerd wordt: de mystieke geloovige. J. Vollenhove doet hier ook mee en W. Sluiter, en de ons onbekende Daniël Bellemans, een R.- Katholiek dichter der Contra-Reformatie, zong een bizonder mooi lied „Droomen van de Liefde Godts". Ook een paar zgri. Evangelische Gezangen van P. L. v. d. Kasteele en II. v. Alphen. De jongeren en jongsten verschijnen hier ook met geestelijke poëzie; elk met één vers. Van de Mérode zelf een drietal liederen, één uit „Het Kostbaar Bloed", („Bij het Kruis"), één uit „Langs den Heirweg", („Lied") en één uit „De Steile Tocht" (,,'t Is niet te zeggen"). Zeker een bescheiden keus van den verzamelaar. We ach ten dit een bizonder rijke bundel, die de verzen geeft naar chronologische tijdsorde en daardoor de innerlijke eenhéid demonstreert der geestelijke poëzie van alle tijden, geinspireerd door het Chris telijk belijden en beleven; als een gouden draad loopt de verbindingslijn door deze verzenreeks. Voor eenige tijd verscheen een bundel geestelijke poëzie. „Theofilus" door Roel Houwink uitgekozen Het groote onderscheid met den boven besproken bundel valt den lezer op, als hij let op de beper king die De Mérode zich stelde: uitsluitend poëzie van bolijders van den Christus; geen modern reli gieuze, pantheïstisch gerichte liederen, als bij Houwink. Typeerénd is hot slotvers bij De Mérode, een klein lie>d van de Vlaming Jac. van Nijlen, die voor zoover ik weet, geen strikt religieuze poëzie gaf: Het Wachtwoord Gij vraagt na'oen wachtwoord om Met zekerheid te landen Aan u'overaardschon ksint Van Lethe's duistren boord, Zelfs 'mot een dor gemoed En zélfs 'met loegc huilden! Geloof, geloof, geloof! Ik ken geen ander woord. Verdwijnend Volk, door Roel Houwink. Uitg.: Holland', Amsterdam. De foto's die dit boek verluchjtcn, zijn in één woord: schitterend, zeldzaam van objectkeuze eu technische geslaagdheid. Ze betrekken zich op: onze boeren, verdwijnend volk. Het is bedoeld als „documqnt hunaain"; het wil in deze tijd van rationalisatie en verzakelijking de schoone herinneringen vastleggen aan een geslacht van menschcn, die no'g dicht aan het hart der natuur leven, maar in hun levenswijze en bedrijf bedreigd Worden al meer en meer door „hot inter nationaal indu9trializeeringsproces". De boer wordt van -.'.landbouwer" fabrikant van natural!*. Aan de lezers onzer Letterkundige Rubriek Weinigen der trouwe lezers onzer Letterkundige Rubriek zal het bekend zijn, dat onze medewer ker, de heer A. WAPE- NAAR, dit voorjaar, reeds 25 jaar zijn plaats in het christelijk letter kundig leven ten onzent inneemt. De heer Wapenaar is. ten „stille in den lan deNiettemin is hij een der weinige pio niers, die de christelijk letterkundige kritiek op hooger plan bracht en al deze jaren een ter rein heeft bearbeid, A. Wapenaar waarop nu vruchten ge* zameld worden Zijn bezonken, principieele letterkundige be schouwingen hebben onmiskenbaar invloed ge- hal op de smaak-vorming van het orthod>jX christelijk lezerspubliek. Een vriendencomité bestaande uit: Mevrouw Kuy- per-Van Oordt. Rotterdam; en de heeren J. Allon, Haarlem; H. Dlemer, Rotterdam; J. P Prins, Schiedam; P. J. Risseeuw, den Haag en C. Rijns dorp, Rotterdam stelt zich thans ten doel den jubilaris een eenvoudig huldeblijk aan te bieden namens allen die in al deze jaren, en ook nu nog, met belangstelling het werk van den heer Wajienaar volgen. Het comité meent dit niet beter te kunnen doen dan door het doen uitgeven van een kleine keur bundel uit het letterkundig werk van den jubi laris. Van deze jubileumbundel zal slechts een beperkte oplage verschijnen, waardoor het bock voor boe kenvrienden ook hierdoor specie1' waarde zal krijgen. De directie en redactie van ons dagblad, waarin geregeld de boekbeschouwingen van den heer Wapenaar voorkomen, staan zeer sympathiek leqenover dit plan en wil nu ook onze lezers in de gelegenheid stellen van hun waardeering voor het werk van den heer A. Wapenaar blijk te geven. W tj verzoeken daarom aan allen, die sympathiek tegenover dit plan staan, hun naam en adres op te. geven aan hel Comité-Wapenaar p./a. de Re dactie van ons blad, liefst zoo spoedig mogelijk Aan de betrokkenen zullen dan nadere mcdcdce- lingen worden verstrekt. DE DIRECTIE EN REDACTIE „Deze boerenkoppen zijn schoon, al zijn zij van een andere schoonheid dan die welke tegenwoordig bij wedstrijden bekroning vindt. De schoonheid, die uit hen spreekt, is niet een louter physicke schoonheid, doch een schoonheid, die ook de wijs* hcid des levens in zicli opgenomen heeft." We hebben respect voor den fotograaf, Hans Gil berg, het is een lust deze karakteristieke en ook zoo karaktervolle boerenkoppen te bestaren; Roel Houwink tracht ons „voor te lezen" wat zij ons willen zeggen, althans onbewust voor henzelf het „gecultiveerde", intellectueel-bijgewerkte menschtype kunnen te zeggen hebben. Houwink is wel een kenner van het gelaat, de physionomie; knap is zijn ontleding van de gelaats expressie. Natuurlijk ben je 't niet altoos met hem eens, behoeft ook niet; lees dan zelf maar in die vaak zoo ontzaglijk veelzeggende of ontzaglijk veel verbergende gezichten. Er zijn de (Zecuwsche) klei-boercn en de (Gelder- sche) zandboeren. Wilt gij zien, dat ook de grond waarop een mensch is geboren, beteekenis heeft voor zijn uiter- en innerlijk bestaan, bezie dan die portretten en lees wat Houwink er in zag. Hij idealiseert misschien te veel; het „zwarte" peilt hij misschien niet diep genoeg dat komt omdat een mensch zijn medemcnsch ziet in een subjéetieve beperktheid, die zich moet verwijden tot een zoo objectief-mogelijke kijk. Dat neemt niét weg, dat hier kostelijke gezichten ook kostelijk zijn belicht, èn door den fotograaf èn door den schrijver. Een bock om nog eens herlezen te worden en op de gezichten raak je niet gauw uitgekeken. De boer als religieus diep levend mensch wordt hier heel zuiver gezien: 't laatste portret is ge titeld: „Een kleinzoon van Jacob Boehme"; hier is do boer tot ambachtsman gedegradeerd. Maar dan één als de mysticus-schoenmaker, wiens gedachten te hooger vlucht namen, naarmate hij dieper over zijn handwerk gebogen zat De boer leeft hot dichtst bij dc geheimenis van het leven; al ziet hij dat niet altijd in, al is dat bij de besten ook. meer onbewust dan be wust. Op de gelaten ligt het af te lezen. Do stad, de cultuur slokt het eenvoudige land leven op in haar rumoer en verzakelijking. Houwink gaf een boek als een waarschuwend hand-opsteken: hij met zijn fotograaf, zetten het sein op onveilig; helaas: verdwijnend volk in meer dun één zin zijn onze boeren. A. WAPENAAR, 50 PUCK OP THEEVISITE Tante Ka en tante Betje Gaan te zamen op de thee Bij een nicht van moederszijde, En de dikke Puck gaat mee. Nicht Marie zit al te wachten Achter theeblad en courant. Want ze blijft graag op dc hoogte Van het nieuws in stad en land. 't Klokje wijst al kwart voor achten, Wel, wat zijn die tantes laat; Maar nu hoort zij Puck toch blaffen Aan Jiet einde van de straat. „Wat een wind," zegt tante Betje, .Foei, mijn hoed woei bijna af!" Tante Ka zegt: „Goeden avoiul En de Puck zegt: „waf, waf, waf". Als de tantes zijn gezeten. Halen ze uit een grote tas Haakwerk voor een omslagdoekje En een mooie wollen das. Puck, op 't kleedje voor de kachel. Zit te staren naar één punt.- Naar de koekjestrommel, weet je, Als je 't soms niet raden kunt. En hij denkt: ging die maar open, Warme thee die laat me koud; Maar 't is hard, om niets te krijgen, Van iets waar je dol van houdt. Maar gelukkig, nicht Marie zegt: „Beste tantes, kijkt eens aan. Neemt nu elk twee weespermoppen, Op één been kunt u niet gaan. En mijn zoete Puckebeestje Krijgt nu ook een lekkere mop." „Mooi," denkt Puck, „voor zo iets heerlijks Zit ik wel tien tellen op." Zo gezegd, zo gedaan. Theo schiot weg als een haas. Zijn benen klapperen bijna tegen zijn ach terhoofd. Zijn blauwe bloese flikkert tussen do grauwe stammen, wordt kleiner, en kleiner, ver dwijnt om een hoek van de grote houten woning. Vol spanning wacht de rest. Ze speuren rond, als oude Indianen, die een overval vrezen en onder wijl koesteren ze hun vuurtje, fokken het voor zichtig wat op, tot het mooie gezonde vlammetjes worden, en genieten allen, zonder het te weten, onuitsprekelijk van dit vacnntioverblijf. Daar verschijnt Theo weer ten tonele, hijgend van de snelle klim. {Wordt vervolgd RAADSELS De nieuwe Koning van Engeland In de afgelopen week hebben jullie natuurlijk allemaal in de krant gelezen over do begrafenis van den overleden Engelsen Koning George V. Een geweldige mensenmassa is naar Londen ge gaan om dit droevige schouwspel bij te wonen. Het zal vast wel een schitterend gezicht geweest zijn. denk jullie ook niet? Sommigen van jullio hebben misschien wel dc begrafenis van Prins Hendrik of van Koningin Emma gezien. Ik zelf heb dat in ieder geval meegemaakt, en ik vergeet bet heel m'n leven niet meer. Wat ©en indruk wekkend schouwspel was dat! Al die schitterend geklede mannen in hun ouderwetse uniformen, vol met goud, met van die ouderwetse pruiken op, en al die bloemen en kransen die in de stoet meegevoerd werden. Droevig klonk het tromge roffel van de omfloerste trommels en het eento nige langzame stappen van de soldaten. Werke lijk, het was heel mooi, maar toch ontroerend. Zo is het nu ook Dinsdag in Londen geweest, misschien nog wel grootser en indrukwekkender, toen de oude koning George naar zijn laatste rust plaats gebracht werd. Want de Engelsen hielden erg veel van hun vorst Nu is hij gestorven en het is dan altijd de gewoonte, dat er direct een nieuwe koning komt, hoewel dat eigenlijk wel erg pijnlijk is. Maar het is nu eenmaal zoals altijd gezegd wordt met een Franse uitdrukking: „Lc roi est mort, vive lc roi". (Dc koning is dood, leve de koning. Met de laatste wordt dan natuur lijk de nieuwe koning bedoeld.) Eduard VIII. de vroegere prins van Wales, is nu zijn vader opgevolgd. Ook hij is zeer gezien hij het Engelse volk. Maar hij is toch héél anders dan zijn vader. George V was een beetje ouder wets. Dat heb je als je goed gekeken hebt, altijd ook wel kunnen zien aan de plaatjes die van hem in de krant stonden. Bijna altijd had hij een zogenaamde garibaldi-hoed op, Je weet wel, zo'n kaasbolletje, en van moderne verkeersmiddelen zoals vliegtuigen, wilde hij niets weten. In zijn doen en laten was ook altijd heel goed te mer ken, dat hij wat „conservatief" was, zoals dat dan genoemd wordt. De nieuwe koning is in alle opzichten een mo dem mens. Vooral in zijn kleding was dat altijd heel goed te merken. Wanneer de Prins van Wales een nieuw costuurn aan had, kon je er vast van op aan, dat zeer binnenkort in allo Engelse modemagazijnen net zo'n costuurn te krijgen was. Eduard VIII heeft in zijn leven bijna de hele wereld afgereisd. Zo ging hij bijvoorbeeld voor zijn plezier een paar maanden in Zuid-Afrika jagen op groot wild. Misschien herinneren do ouds(en van onze lezertjes zich nog wel, dat Ko ning George in 1928 ernstig ziek geweest is en dat de prins van Wales toen met een oorlogs- schij) zo gauw mogelijk uit Afrika is teruggeko men. Nu, toen was hij bok op zo'n jachtpartij. Koning Eduard is ook een man, die alles zelf wil doen als het enigszins kan. Zo kan hij heel goed autorijden, enheel goed vliegen zelfs! Hij heelt dan ook een eigen vliegmachine. Ook houdt hij er een aantal renpaarden op na, zoals alle voorname Engelse edellieden. Maar als hij in de gelegenheid is, dresseert hij ze ook zelf en be rijdt ze zelf. Hij vindt er nu eenmaal niets aam om een ander zijn paarden te laten africhten en berijden en dan de eer van de overwinning te krijgen, terwijl hij eigenlijk niets gedaan zou hebben dan dc paarden kopen. Eduard VIII is een sportsman van de eerste rang. Tal van takken van sport werden door hem be oefend, maar van het meeste hield hij van goif- spelen. Op het plaatje hierboven zien jullie hem dan ook uitrusten op het golfveld. Je zou zo niet zeggen dat dat nu een kroonprins was, wel? Zo heel gowoon met een plus four eu een slip-ovorlje aan! In zijn handen houdt hij een golf-stick, zien jullie wel? Hij ging vaak ook dikwijls kijken bij wedstrijden en dan liet hij zich heel vaak voor stellen aan de spelers. Zo kon hij zich heel gewoon onder het publiek bewegen, alsof hij net als allo anderen was, in plaats van een toekomstig vorst o\er een groot wereldrijk. Nu is dat allemaal uit. Een koning van Engeland heeft over het algemeen wel wat anders te doen dan de hele dag golf te spelen of te gaan paard rijden. Maar Eduard VIII houdt veel van zijn volk, zoals ook zijn volk van hem houdt. Daarom zal hij ongetwijfeld zijn uiterste best doen om zo goed mogelijk te regeren. DE GYMNASTIEK-LES 1. Ben ik in m'n Zondagse pak en bekijk je mo van voren naar achter of van achter naar voren, dan blijf ik gelijk Ben ik in mijn daagse pak en zot je me op m'n kop, dan word ik een stuk klei ner. Heb ik een heel oud pakje aan cn keer je me om dan word ik weer groter. 2. Afbreken gaat gauw genoog, maar opbouwen! Toch beweer ik, dat je een huis eerder opbouwt dan je het afbreekt. Ais je goed nadenkt ben jo het wel met me eens. 3. Een jongen vertelde me, dat hij een halve varkenskop met twee ogen gezien had. Eerst ge loofde ik. hem niet, maar hij hield halsstarrig vol dat het echt waar was. Hoe kon dat dan? 4. Mijn geheel bestaat uit 11 letters en is de naam van een ambachtsman. Een 9, 10, 11, 1 is een lekkere roode vrucht. De 7, 8, 8, 1 is een rivier die gedeeltelijk ook door ons land stroomt. Een 4, 4, 11 19 een deel van je gezicht en een 1, 2, 3, 5, 5, 6 is een deel van jo been. Verder is een 9, 5, 11, 9 een gebouw'. Wat is het geheel? 5. Mijn eerste is een viervoetig dier, mijn twede is een lekkernij; het geheel is een vogel. 6. Wat eet men met smaak, ook al heeft 'een ander het al in z'n mond gehad? 7. Wat is kleiner dan 'n mensch en toch hoge.r? ;v, S - r V Henk Op-dc-ruit wou zo graag nóg een plaatje van hom en zijn vriendjes. Hier is er dan een. Nu zijn ze op de gymnastiekles. Wat doen ze hun best, zeg! Zie je, wat een aardige kereltjes je met zo'n enkel lijntje maken kan? Zie zo, nu nog de ogen, de neus cn dc mond. Klaar? Vooruit dan maar jongens: „één twee, hup twee!" Fijn hoor! Zo'n gymnastiek les! Oplossing raadsels van de vorige week 1 Ach, waren alle mensen wijs En deden daarbij wel, Deez' aarde was een partftTijs, Nu is zij vaak een hel. 2 Ijsbaan. 3 Bedsteden 4 Dagblad. GRAPJES DE RUGGEGRAAT Een onderwijzer droeg zijn leerlingen op een op stel te maken over het onderwerp „De rugge- graat". Het opstel van een der jongens begon aldus: „Do ruggegraat is een stang, welke dwars door mijn lichaam loopt. Op het cene einde zit mijn pet en op het andere einde zit ik zei' DE EZEL Een andere onderwijzer liet z«ju leerlingon een opstel over „De Ezel" maken. Een van de leer lingen leverdo het volgende in: „De ezel is'een viervoetig dier, tevens een scheldnaam, cn zijn óoreil vindt men in de boeken." 59

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1936 | | pagina 10