(?W froeAem ERSTPOEZIE Ontspannings Lectuur n D rie Belangrijke Werken op|' Theologisch terrein iel aar: 2 e Ki &lschj DINSDAG 24 DECEMBER 1935 VIERDE BLAD PAG. 11 Geen der Christelijke feesten vindt in de literatuur, zoowel proza als poë zie, zoo veelvuldige weerspiegeling als Kerstfeest. Het is niet moeilijk de verklaring hiervoor te vinden. Kerstfeest is het feest der Christenheid, waarbij de men- schelyke zijde van het heilsfeit zeer sterk op de voorgrond treedt, althans zeer sterk op de voorgrond gezien kan worden. Wat is natuurlijker, gewoner dan de geboorte van een mensch? Het is iets, waarbij ieder een oogenblik stil kan staan, waarbij ieder zich verdiepen kan in de raadselen van het leven, waarbij ieder de huiver door zich kan voelen heenvaren, als hij ziet, hoe kin derlijke onschuld en onbezoedeldheid haar intrede doen in deze verdorven wereld, het verlangen ook kan voelen naar even zoo smettelooze reinheid en heiligheid, als de geboren Koning in de kribbe -vervulden. Pasehen met zijn opstaan uit de doo- den en Pinksteren met zijn uitstorting Heiligen Geestes spreken het hart van den mensch, die alleen let op de dingen, die voor oogen zijn, zooveel minder toe, deze gebeurtenissen staan zoover van hem af, zijn zoo weinig realiteit voor hem. Kerstfeest vieren kerk en wereld, maar elk op haar wijze. Voor den wereldling is het een feest van genoeg lijk, huiselijk geluk, van vredesstem- ming, van maanlicht over dikbesneeuw- de velden, van kerstlichtjes en hulst, van een aardige vertelling, van kinder lijke liederen over de herdertjes, die hri schaapjes hadden geteld en de stille, heilige Kerstnacht, van geschen ken In zoo heel veel Kerstverhalen en Iverstpoëzie is alleen i maar het men- schelijke naar voren gebracht en wordt er getracht, met uiterlijke middelen een stemming te suggereeren, gevoelens van medelijden met het Christuskind, dat in de wereld kwam voor zoo wreed een levensgang en van optimisme, om dat In de Kerstnacht toch duidelijk ge worden is, dat zelfs in het donkerste van het leven nog altijd verlossing mo gelijk is en redding verwacht mag worden. „Boven het besneeuwde land fonkel den de sterren, de kerkklokken klepel den over de velden, over het dorp; en opeens begonnen in alle kleine kapel letjes op de bergen de klokjes te zingen en te jubelen, omdat er eeuwen geleden een nacht geweest was, waarin het kleine Christuskind werd geboren en een nieuwe, blijde boodschap had ge bracht op de aarde." Er is zooveel Kerstliteratuur met het kind, maar zonder het Kind. De ware Kerstpoëzie wordt alleen ge boren in het hart van den dichter, die in het Kind van Bethlehem den Verlos ser der wereld aanbidt, God geopen baard in het vieesch, den Vredevorst, vree gebieden kan op aarde en in de ziel. Voor den dichter, die zóó het Chris tuskind ziet, krijgen alle uiterlijke omstandigheden dieper beteekenis en rijker inhoud. Hjj volgt Jozef op zijn vruchtelooze tocht door Bethl'ehems straten, „hij ging van deur tot deure gaan vragen om logist". Hjj ziet hoe er geen plaats is voor Gods Zoon dan in de beestenstal. Jezus' kruisgang begint bij Zijn geboorte. Maar tocli, er is ook blijdschap om Zijn komst, bij Jozef en Maria, bij de herders, bij de wijzen uit het Oosten, bij de Engelen. „Ilier schuilt dat Godlijk aengezicht, Waaruit de zonne schept haer licht En alle starren glans en luister. Des hemels reien wiegen Hem In slaep met hunne zoete stem. De doecken daer dit kind in leit, Is 't purper van zijn majesteit, Waer in de harders Hem aanschouwen, Dien God de zielen komt vertrouwen, Geljjck van ouds was toegezeit." Kerstvreugde trilt door Vondels hart, trilt door elk hart, dat door oot moed werd herboren. Worden gelijk een kindeken, aan vaarden het Wonder, dat God in het Kerstkind de wereld met zichzelf ver zoend heeft, geeft aan het Kerstlied de zuivere, diepe, vrome klank van ver wachting en aanbidding: Nu syt wellekome, Jesu lieven Heerl De Majoorsche, door Ernst Wiechert, 's-Hertogenbosch. Teulings' Uitgevers-Mij De schrijver noemt dit boek oen vertelling Eerlijk gezegd hebben we even gemees muild, toen we dit lazen. Een boek van 256 bladzijden (al is hel dan ook klein formaat) ©en vertelling! Maar toen we begonnen te lezen en doorlazen en door moesten lezen bleek het waar te zijn. Het was een ver telling. Een boeiend verhaal. Een, waarvan men telkens weer zegt, als men even ver- poozen wil: nóg eveu, nog éven doorgaan! Wiechert vertelt over een Duitsche ma joorsweduwe. Of neen, daar is het boek, de vertelling naar genoemd, doch het verhaal is feitelijk het verhaal van de doodgewaande Michaël Fahrenholz, die uit de oorlog en uit daarop volgende gevangenschap na twintig jaar terugkeert orn zijn dorp te zien en zijn vader, die drie zonen mist te ontmoeten. Zijn naam, welke met die van andere ge vallenen in de oorlog, is uitgehouwen op een gedenksteen voor de dooden opgericht, hakt hij eerst weg in den vroegen morgen en dan gaat hij voor de boerderij van zijn vader wachten tot deze naar buiten komt. Deze herkent hem wel, doch meent dat het een geestverschijning is, zooals zijn andere zoons ook tijdelijk wel voor het oog terugkeëren. De Majoorsche, weduwe van een in Frankrijk gesneuvelde Duitsche majoor, stelt den stillen zwerver aan tot jager op haar uitgebreid landgoed, spreekt veel rnet den zonderling en men voelt hoe hier de macht van con vrouw, die ondefinieerbare invloed van een hoogstaande vrouw, beslag weet te leggen op een ruwe, doch edele mannen ziel. De praat van dorpelingen rekent ze niet, haar zoon, die haar grijze haren bezorgd heeft verjaagt ze. Deze zonderlinge zwerver, door oorlog en gevangenschap noergeboukle richt ze op. De schrijver moet een natuurminner zijn. Ongewild flonkert door het boek schoonheid van de natuur, waarin deze menschen leven. En dat leven zoo meesterlijk, eenvoudig ge- teekend, is geen gewoon alledaagsch leven. Daarvoor heeft het bewogen verleden de geest der hoofdpersonen te veel beroerd. Maar daarom is een juiste teekeping van zoo'n leven zoo moeilijk. Wiechert weet het met meesterhand te doen. Vertellen! Luister je meeVer halen voor kleuters door Aafje Foklczr (Schrijfster van „Kleu terwerkjes"), ingeleid door Henriëtte J. Kluit, redactrice van „De Kleine Vuurtoren", met bandontwerp en illustraties van Aafje Bruyn. Van Gor- cum's Verhalenbundels nr. 9. Dankbaar werk: voorlezen aan de kleinen, die niet gretige oogen te luisteren staan en zoo heel veel nicer ervan genieten en ont houden dan wij, de „grooten" vermoeden. Aafje Fokker heeft er slag van; uit ae we reld om ons heen en uit die van de sprook jes heeft zij een reeks aardige vertellingen bijeengebracht. En ter afwisseling zijn knut selwerkjes bijgevoegd. De teekeningen zijn luchtig en kluchtig, hebben het boekje voor het lezen zelf door de jeugd ook pasklaar gemaakt. Als St Nicolaas-geschenk een aan gewezen boekje voor en na schooltijd. Pam, door Nellv van Dijk-Has. Kampen, J. H. Kok. „Pam" !s een prettig en frisch geschreven boek voor meisjes van 12 tot 16 jaar. Het brengt onze jeugd in de sfeer van een echt Christelijk gezin, waarin liet jonge le ven tot volle ontplooiing kan komen, zonder dat hierdoor allerminst bandeloosheid wordt bevorderd. Die Christelijke sfeer legt een teugel aan. waardoor met volle erkenning van den rechtmatigen drang der jeugd naar vroolijk- hcid en ontspanning, het jonge even wordt bewaard voor verkeerde uitwassen. ITet mooie in dit boek is wel, dat de Chris, tclijke opvoeding door woord en wandel in het jeugdig gemoed aanstonds reactie ver wekt, wanneer het bruisende leven zich niet houdt binnen de vereischte perken. En bijzonder fijn gfteekend is de moe der van Pam. Bij haar is het intuïtief be grijpen van haar kind een voornaam mid del, om leiding to geven in de goede richting. Onze meisjes zullen onder het lezen genie ten, omdat alles in dit boek zoo echt na tuurrijk is, zoowel de uitbundige vroolijk- heid bij Pam als het kloppend geweten. „Pam" is een boek, dat zich graag laat lezen en dat van grooto vormende waai de is BE VRIEND DES HUIZES Het Decembcrnr. is tevens Kerstnummer. Wat een knap stuk werk uit technisch oog punt. De kunstfoto's en reproducties in kleuren maken deze aflevering tot een ju weel, men komt er niet aan uitgekeken. Dat wintergezicht bij Otterlo in zijn smet telooze heerlijkheid, beeld van nameloote verlatenheid, maar tevens van overweldi gende natuur pracht, het schilderij van Poosch: De Wijzen uit het Oosten, zóó cor rect, zoo scherp alsof men het zóó uit de lijst genomen en in het blad gezet heeft, de mooie houtsneden van Melse en Gazenbeek, de tallooze portretten van Rembrandt, Pa ter Hyacinthe, Dickens enz., de mooie foto's van wintersport, het vuurschip „Maas", Bel grado, Polen. En wat een rijke verzameling ariikelen bevat de aflevering. Ik heb bewondering voor de speurzin en smaak, waarmee dit Kerstnummer werd samengesteld. Het sympathieke maand schrift der Neerbosch' .Weesinrichting wor de in steeds meer gezinnen een huisvriend! STEMMEN DES TIJDS Prof. dr. H. Wagen voort beschouwt het goestelijk leven omstreeks de tijd van Je zus' geboorte. Schr. geeft vooral aandacht aan de verschillende wijsgeerige stroomin gen, die de vóór-christelijke menschheid be ïnvloedden. Wouter van Riescn vervolgt De Vruch telooze St. rijd. L. Aalders ontrukt» aan de vergetelheid de hulp die buitenlanders ons in liet verleden Beschonken hebben bij de zending, de zen ding onder Israël, de verspreiding van de Bijbel en de oiaconessenarbeid. „Thans staat de Nederlandsche Chris tenheid alleen voor do zware taak der in en uitwendige zending in eigen land en in dc gewesten over zee. Zijn er sterke schouders, gevouwen handen, gebogen knieën?" H. Ch. G. J. van der Mandere bespreekt de vraagstukken der Baltische Staten. „Wie een blik op de kaart werpt en de ligging van zoowel Finland als de Baltische landen jegens Rusland beschouwt, zal be grijpen, dal het den Sovjet-staat niet moei lijk viel in dc eerste jaren van den na-oorlog toen het Westelijk Europa weinig begrip loonde voor de nooden en rtiocilijkheden der Baltische landen, deze vrees aanjagen". Maar deze hebben gelukkig ingezien, dat het aanvaarden van Ruslands vriendschap Rusland overwegend invloed geven zou. „Zoo is, gelijk begrijpelijk mag worden geacht, door ailo Baltische Staten deze Rus sische hulp van de hand gewezen en in plaats daarvan is gekomen het tijdens de Assemblee van 1934 geteekende Baltische Pact, waarin de drie Staten overeenkomen met elkander overleg te plegen in alle bui- tcnlandsche aangelegenheden, waarbij ze ge meenschappelijke belangen hebben en elkan der wederzijdschen bijstand op politiek en diplomatiek gebied toezegden." De belangrijkste wrijvingsvlakken in dit gebied zijn de Memelkwestie tusschen Duitschland en Lithauen (voor Duitschland een reden tot zoo groote ontstemming, dat hot met Liihauen geen non-agressie-tractaat wil sluiten) en de Poolsche corridor tusschen Duitschland en Polen. Het gevaar is groot dat een Memelconflict niet op zichzelf zal blijven slaan. Teng< volgc van het Verdrag van September 1934 bestaat er een zekere male van eenheid tus schen de Baltische landen: „Geen vonkje zoo klein of het kan in het groote vat met buskruit geladen, de nood lottige ontploffing doen ontstaan". Van A. Wapenaar is een ontroerend ge dicht, belijdend de hervonden rust in God: „Dank Heer, dat Ik mocht genezen Van een blindheid naar den geest: Zingend mag 'k U dankbaar wezen: 't Leven is met U een feëst!" Dr Veldkamp bespreekt goed werk van drie F.ngelsche romancières: Margaret Baillie- Saunders, Helen Waddóll en Martha Ostenso Dr. Tazelaar houdt de kroniek der Neder landsche letteren bij en Prof. Diepenhorst gaat op pad niet de Chr. Boeren- en Tuin ders bond. Zeer behartigenswaardige opmerkingen geeft' Diepenhorst betreffende oe regeerings bemoeiingen met onze agrarische bedrijven, zoo deze welke ons uit het hart gegrepen is „veeleer zal de regeering steun hebben te verleenen aan een omvorming van onzen landbouw, die bij het gemengd bedyijl den akkerbouw op den voorgrond plaatst". De crisisbemoeiingen bewegen zich in de lijn van het staatssocialsme. Het is „een ramp, als het bedrijf zich moet voortsleepen over den rotsachtigen bodem der ambte-1 ONTVANGEN BOEKEN Esperanto-leerboek voor cursus, school- en zelfstudie door A. E. van Bussum. 's-Hertogenbosch, L. C. G. Malmberg. Van dit practische leerboek met bijbehoo* rende sleutel verscheen een tweede, herziene druk, die op tal van punten aanmerkelijk verbeterd is. Ongetwijfeld is het nu een nog veiliger gids bij de studie van het esperanto geworden. Zonnige wegen is een serie van een zestal leesboeken voor de hoogste drie leer jaren der Lagere School, door T. van den Blink en J. Eigenhuls. met teekenin gen van H. Meyer. Van deze bij de firma J. B. Wolters te Groningen uitgege ven boekjes verscheen van het vijfde en zesde deeltje een dertiende druk. Tevens zendt de firma Wolters ons nog de 21ste druk van het vierde stukje van Pirn Mien, de voorlooper van „Nog bij Moeder", door Jan I. i g t h a r t en IL Scheepstra. Het werkje is geheel nieuw geïllustreerd door C. Jetses. De 21ste herziene druk van de School atlas van N e d e r 1 .-I n d i door W. v Gelder en CLekkerkerker werd ook door de firma Wolters ons toegezonden. Kalender ,fPro Rege" Voor de vijfde maal verschijnt dit han dige zakkalendertje. Het geeft alles wat voor militairen in 't algemeen en voor die van Christelijken huize in 't bijzonder van belang kan zijn. Zoo men weet bedoelt de Nat. Vereen. Pro Rege in de Nederlandsche weermacht, te strijden voor de eere van Jezus Christus, den Koning der koningen, overtuigd, dat de Christen ook als militair óien Koning kan dienen (art. 3 der statuten). Waar dit boekje een prachtig propagan damiddel is tot het nastreven van dit doel. KERSTMIS zooals 'l bijna nooit Is «n wè ons toch zoo flraag voorstellen. Bibliografie, betreffende den Bijbel, den godsdienst, het christelijk geloof, de kerkge schiedenis enz. 1882-1933. Samengesteld door P. H. Mul ler. Lochem, N.V, Uitg. Mjj- „De Tijdstroom". i De heer P. H. Muller, mede-redacteur van „Opwaartscho Wegen", heeft 6intls lajig eenige vermaardheid gekregen door zijn speurzin. De resultaten van zijn blo- en bibliogra fische onderzoekingen, werden voor het groot ste geoeelte gepubliceerd in „Opwaartsche Wegen" en betroffen uiteraard het leven en werk van letterkundigen. Nu is, voor wie een bepaald onderwerp bestudeeren wil, een goed overzicht van de stof een voornaam ding. Dat de heer Muller van doorzetten weet, bewijst dit geweldige werk, dat een overzicht geeft \an alles, wat er in boekvorm over den Bijbel geschreven is in het tijdvak 18S2—1933. En niet alleen over den Bijbel, doch even eens van bijbelboeken, bijbelsche personen en onderwerpen, over God en goosdienst, Jo dendom, Christendom (theologie en levens- practijk) over de kerkgeschiedenis en de kerk en over nog een aantal onderwerpen, welke met het opgesomde verband houden. Tn het voorbericht geeft de samen steller zich rekenschap van dit werk, waarin van absolute volledigheid na tuurlijk geen sprake kan zijn, wat voor iemand, die eenigermate beseft hoeveel werk (en lastig werk) er aan deze arbeid verbonden is, duidelijk zal zijn. „De bedoeling van dit boek is", aldus de heer Muller, „aan allen die, hetzij ze theologen of leeken zijn, lite ratuur zoeken, noodig bij de studie of het onderzoek van een der hierboven genoemde onderwerpen, van die lite ratuur opgave te doen in den ruimsten zin." „Het ligt in de bedoeling, eerlang In een ander boek de literatuur te ver werken, welke in een groot aantal tijdschriften en vakbladen verspreid ligt en dezelfde serie onderwerpen be treft." Dat de samensteller ons een kijkje gunt achter de schermen, heeft zijn nut. Het ka-n ons, leeken, wegwijs maken, hoe een bibliograaf zijn gege vens weet op te speuren. Hij vertelt er van: „De bekende Brinkman-Catalogus is als basis en uitgangspunt gekozen. Alle gege vens er uit werden, voorzoover ze noodig waren, op kaarten geplaatst. Reeds spoedig bleek, dat de bekende uitgeverscatalogus verre van volledig was. Daarom werden alle uitgeversfondscatalogi verwerkt, waarbij de hulp van diverse firma's werd ingeroepen, teneinde inlichtingen te verkrijgen omtrent oude uitgaven, overgegane of uitverkochte boeken, omtrent 't jaar van uitgave of her druk etc. etc. Vervolgens werden diverse stadsbibliothe ken en particuliere boekenverzamelingen nagegaan en vaak zoo grondig, dat elk werk dnt belang had werd doorgebladerd. Dan werden de catalogi van antiquarische boek handelaars nagesnuffeld, de lijvige, driedee- lige catalogus der Rotterdamsche Gemeente bibliotheek nauwkeurig nagegaan en het zelfde gedaan met de tweedcelinge catalo gus der bibliotheek der Theologische School P. H. Muller te Kampen, de catalogus der Doopsgezinde Bibliotheek etc. etc. Vervolgens werden honderden theologische werken onderzocht op hun lectuuropgaven tusschen en achter de tekst en stapels prce- kenbundels nageslagen op de erin behan delde en geëxegetiseerde Bijbelteksten. Tenslotte werden allerlei serie-uilgaven (Versl. en Med. der Kon. Acad.; Levensber. v. d. Mij. d. Ned. Lelt. e.a.) nagezien en de jaargangen van het Nieuwsblad voor den Boekhandel sinds 1S82 geëxcerpeerd, bij welke laatste arbeid dc onvolledigheid van den Brinkman bleek. Na al deze, nng steeds voorloopige pr- be-id werd hetgeen op kaarten gememoreerd stond overgebracht op lijsten waarop de lectuur, ingedeeld in het systeem dat de in houdsopgave doet, kennen, gealfabcthiseerd Eindelijk werd als proef op de som, aan verschillende deskundigen een of meer hoofd stuleken toegezonden met de vraag om aan vulling en correctie. Bij deze proef bleek weer eens, hoe moeilijk volledigheid bij dit bibliografische work te bereiken is." De heer Muller heeft iets gepresteerd waar voor wij respect hebben. Zijn werk zal de weg naar de Hollandsche studeerkamer zeker vinden, waar het een goeoe weg-wijzer zal zijn. Hopen we, dat hot debiet van deze biblio grafie zoo ruim moge zijn, dat de samen steller in de gelegenheid worde gesteld, aan zijn voornemen uitvoering te kunnen geven, om in een vervolgdeel de tijdschriften-arti kelen over deze onderwerpen aan de verge telheid te kunnen „ontrukken" (ontrukken is zeker een geweldig woord voor zulk een stille arbeid! doch de lezer vergeve het mij). „Aan de vergetelheid ontrukt" is een bekende zegswijze, waarmee ik toestem, dat ook boekrecensies (wel eens!) gepaard gaan met een enkele rhetorische zegswijze. P. J. RISSEEUW die Theologie wel naet als een grief is aan to •ekenen, daar het zeer wel te verklaren is uit de gelegenheid van dien tijd voor kerk theologie, welke tot de vooropstelling van andere vraagstukken drong. Voorzoover men hier echter van een tekort zou kunnen spre ken, is de twintigste eeuw wel op weg dit in te halen. Dr. Bavinck in zijn dogmatiek bracht ook de behandeling van dit leerstuk weer op het wetenschappelijk peil van den nicuweren tijd. Dr. Kuyper wijdde zijn laat ste groote studie in De Heraut aan de Vol einding, en waar onder Gereformeerden de exegese veelal voor het laatste Bijbelboek was blijven staan, vulde Dr. Greyaanus deze leemte £an, door- niet minder dan driemaal een verklaring daarvan uit te geven, eerst als leesboek voor de gemeente, daarna als een wetenschappelijk commentaar, en ein delijk als een nieuwe vertaling met Korte Verklaring, terwijl Dr. De Moor een preeken bundel over Openbaring uitgaf onder den titel: Dc hemel geopend, en de schrijver van het boven dit artikel geuoemdé boek een uit gave het licht deed zien over „De Openba ring van Johannes en het Sociale léven". Niemand meene echter, dat het schrijven van het boek, dat wij bij dezen aankondigen, met het oog op deze rijke litteratuur over de leer der laatste dingen een overbodig werk moet worden geacht. Wie het boek gelezen heeft, zal dit althans niet zeggen. Niet de gchecle eschatologie wordt hier behandeld, met name gaat oe schrijver niet in op wat velen misschien inzonderheid hier verwacht hadden te zullen vinden: den toestand der menschen na hun dood tol aan de wederkomst van Christus. Het doel, dat de schrijver zich voorstelde, was, „den hemel te bespreken, zooals hij Wat is de hemeldoor Dr. K. Schilder. Kampen, J. H. Kok. 1935. Meun kan niet zeggen, dat hij den nieuwen opbloei van oe Geref. Theologie in ons land in de 19e eeuw bijzondere aandacht is be steed aan de eschatologie, eerder zou men kunnen oordeelen, dat zij bij andere dogmata ten achter bleef wat betreft nieuwe weten schappelijke bewerking daarvan, wat aan Dr K. Schilder zich in het scheppingsleven met heel den kosmos mee historisch heeft ontwikkeld, en nog verder zal ontwikkelen; den hemel, zoo als hijzelf, in zijn onverbrekelijke eenheid mot heel de schepping mede, óók zich zelf straks tot rust zal zien gebracht wanneer God na den jongsten dag de „som" van de geschiedenis voor eeuwig vastlegt in het voltooiae scheppingsgeheel", blz. 73. Maar de auteur doet dit op zulk een wijze, dat door wat hij hierover zegt heel het eschato logische vraagstuk in scherpe belichting komt te staan. Dit boek staat op de hoogte van onzen tijd zóóals met geen van de hiervoor genoemde dogmatische werken uiteraard het geval kan zijn. Principieel wordt nl. de positie af- geteekend tegenover het gevaar dat heel de Christelijke eschatologie bedreigt van oen kant der nieuwste Duitsche theologie. Scherp wordt aangetoond het verschil in de voor-onderstellingen, dat niet te overbrug gen is. Met name het geschiedenis-begrip wordt grondig behandeld, wat den schrijver leidt tot de evolutie- en schok-gedachte als constitutieve factoren In de geschiedenis als weg tot de voleinding, de evolutie als een ontplooiing, waarin de mensch zelf een werk zaam aandeel hoeft te nemen, en de schok als de afbreking van den historischen ont wikkelingsgang, verg. wat Paul us leert van de verandering in een pu*t des tijds. Het laatste hoofdstuk leopt dan ten slotte uit op den vervulden Sabbathsvrede, diep ©n rijk. Het boek vereischt rustige en aandachtige lezing en nadenken, waarbij men zich zei ven nog wel eens de vraag zal stellen, of men een schrijver recht heeft begrepen, want licht is de lectuur niet, daarvoor gaat de- schrijver te diep. Daarom zal nien ook wel eens moeite hebben zijn oordeel te bepalen. Boeiend is de lectuur voor den belangstel lenden Schriftgeloovige ongetwijfeld en ge schikt, om op veel punten „verdieping en belijning" te bewerken. G D. De plaats der Kerk. Vijf voor drachten, gehouden in de Mar tinikerk te Groningen. Gro ningen, J. B. Wolters. Van harte kunnen we instemmen met ..et voorwoord in deze voordrachtenreeks, als de Commissie voor Inwendige Zending der N ed. Herv. Gemeente te Groningen ze et. ciat het verblijdend mag heeten, dat da vraag naar de l>eteckenis der Kerk weer ac tueel wordt. Het zoeken naar antwoord op 1 'e vraag kan niet anders dan tot zegeu in van de kerk zelve, als ook van de le- '.nsknngen, waar de kerk haar invloed doet gelden. In deze voordrachlenreek* wordt achter eenvolgens gehandeld over „Kerk en Gezin" door Dr. J. C. Roose, „Kerk en School"! door Prof. Dr. Joh. de Groot, „Kerk en Maat schappij", door Dr. J. Lammens van Bue- ren „Kerk en Staat" door Prof. Dr. Th. L. Haitjema en „Kerk en Koninkrijk Gods'! door Prof. Dr. W. J. Aa'ders. Met steeds klimmende waardeering heb ben we deze voordrachten gelezen. Helder en duidelijk wordt aangetoond de rijke beteekenis van de Kerk voor dc ver schillende levenskringen, waar niet minder de zware verantwoordelijkheid, welke hier- kerk rUSt 01> anibtsdra8ers en leden der Toch moeten wii enkele opmerkingen ma ken. Prof. Dr. Joh. de Groot zegt o.m., dat dc onderwijzer, tot welke kerk hij ook be- hoore, de kinderen niet in aanraking moet brengen met de leerstellingen van e©ti bepaalde kerk. maar met den levenden Christus. Hier wordt o.i. een tegenstelling gemaakt, welke niet juist is. Ken echt leerstellig boek als onze Heidelbergsche Catechis mus levert overvloedig bewijs, hoe dege lijk leerstellig onderwijs den levenden Christus naderbij brengt bij onze jeugl. Trouwens, wie kan als Chr. onderwijzer bij de behandeling der Vaderl. Geschiedenis nalaten, om de Reformatie in de lGe eeuw en de vergadering der Dordtsche Svno-.te in 1618 en 1619 in het juiste licht te stellen, de aandacht te vestigen op de groote Ge loofswaarheden, welke in die tijdperken n gedrang kwamen. Bijzonder mooi vonden we de voordracht over „Kerk en Koninkrijk Gods" Kerk en Koninkrijk Gols, zegt Prof Aal ders zeer terecht, verhouden zich tot elkaar as middel en doel. Wie het doel begeert, moet ook de middelen willen, welke God heeft ingesteld tot bereiking van bet doel Wie verlangend uitziet naar de komst van het Koninkrijk Gods, kan daarom de Kerk niet geringschatten. Een andere vraag is echter, of de gebruik te beelden van ziekenhuis en paleic volko men passen op Kerk en Koninkrijk/We on- derschefden strijdende en triumf.erenJe Keik. Ook deze laatste mag niet vereen'Pt- vigd worden met Koninkrijk Gods F.n var de tnumfeerende kerk kan moei ijk gezegd worden, dat ze een ziekenhuis 's wam ge nezing wordt verkregen om alzoo toebereid te worden voor het Koninkrijk. Evenwel, deze opmerkingen verhinderen ons niet, om deze voordrachten warm aan te bevelen. We kunnen eruit leeren, dat als de kerk waarlijk in hef centrum yan ons Ie. ven staat, alle andere levenskringen daar door beïnvloed zullen worden ten goede.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 11