(?W froeAem
ERSTPOEZIE
Ontspannings
Lectuur
n
D
rie
Belangrijke Werken op|'
Theologisch terrein
iel aar:
2 e Ki
&lschj
DINSDAG 24 DECEMBER 1935
VIERDE BLAD PAG. 11
Geen der Christelijke feesten vindt
in de literatuur, zoowel proza als poë
zie, zoo veelvuldige weerspiegeling als
Kerstfeest.
Het is niet moeilijk de verklaring
hiervoor te vinden. Kerstfeest is het
feest der Christenheid, waarbij de men-
schelyke zijde van het heilsfeit zeer
sterk op de voorgrond treedt, althans
zeer sterk op de voorgrond gezien kan
worden. Wat is natuurlijker, gewoner
dan de geboorte van een mensch? Het
is iets, waarbij ieder een oogenblik stil
kan staan, waarbij ieder zich verdiepen
kan in de raadselen van het leven,
waarbij ieder de huiver door zich kan
voelen heenvaren, als hij ziet, hoe kin
derlijke onschuld en onbezoedeldheid
haar intrede doen in deze verdorven
wereld, het verlangen ook kan voelen
naar even zoo smettelooze reinheid en
heiligheid, als de geboren Koning in de
kribbe -vervulden.
Pasehen met zijn opstaan uit de doo-
den en Pinksteren met zijn uitstorting
Heiligen Geestes spreken het hart
van den mensch, die alleen let op de
dingen, die voor oogen zijn, zooveel
minder toe, deze gebeurtenissen staan
zoover van hem af, zijn zoo weinig
realiteit voor hem.
Kerstfeest vieren kerk en wereld,
maar elk op haar wijze. Voor den
wereldling is het een feest van genoeg
lijk, huiselijk geluk, van vredesstem-
ming, van maanlicht over dikbesneeuw-
de velden, van kerstlichtjes en hulst,
van een aardige vertelling, van kinder
lijke liederen over de herdertjes, die
hri schaapjes hadden geteld en de
stille, heilige Kerstnacht, van geschen
ken
In zoo heel veel Kerstverhalen en
Iverstpoëzie is alleen i maar het men-
schelijke naar voren gebracht en wordt
er getracht, met uiterlijke middelen een
stemming te suggereeren, gevoelens
van medelijden met het Christuskind,
dat in de wereld kwam voor zoo wreed
een levensgang en van optimisme, om
dat In de Kerstnacht toch duidelijk ge
worden is, dat zelfs in het donkerste
van het leven nog altijd verlossing mo
gelijk is en redding verwacht mag
worden.
„Boven het besneeuwde land fonkel
den de sterren, de kerkklokken klepel
den over de velden, over het dorp; en
opeens begonnen in alle kleine kapel
letjes op de bergen de klokjes te zingen
en te jubelen, omdat er eeuwen geleden
een nacht geweest was, waarin het
kleine Christuskind werd geboren en
een nieuwe, blijde boodschap had ge
bracht op de aarde."
Er is zooveel Kerstliteratuur met het
kind, maar zonder het Kind.
De ware Kerstpoëzie wordt alleen ge
boren in het hart van den dichter, die
in het Kind van Bethlehem den Verlos
ser der wereld aanbidt, God geopen
baard in het vieesch, den Vredevorst,
vree gebieden kan op aarde en in
de ziel.
Voor den dichter, die zóó het Chris
tuskind ziet, krijgen alle uiterlijke
omstandigheden dieper beteekenis en
rijker inhoud. Hjj volgt Jozef op zijn
vruchtelooze tocht door Bethl'ehems
straten,
„hij ging van deur tot deure
gaan vragen om logist".
Hjj ziet hoe er geen plaats is voor
Gods Zoon dan in de beestenstal. Jezus'
kruisgang begint bij Zijn geboorte.
Maar tocli, er is ook blijdschap om
Zijn komst, bij Jozef en Maria, bij de
herders, bij de wijzen uit het Oosten,
bij de Engelen.
„Ilier schuilt dat Godlijk aengezicht,
Waaruit de zonne schept haer licht
En alle starren glans en luister.
Des hemels reien wiegen Hem
In slaep met hunne zoete stem.
De doecken daer dit kind in leit,
Is 't purper van zijn majesteit,
Waer in de harders Hem aanschouwen,
Dien God de zielen komt vertrouwen,
Geljjck van ouds was toegezeit."
Kerstvreugde trilt door Vondels
hart, trilt door elk hart, dat door oot
moed werd herboren.
Worden gelijk een kindeken, aan
vaarden het Wonder, dat God in het
Kerstkind de wereld met zichzelf ver
zoend heeft, geeft aan het Kerstlied de
zuivere, diepe, vrome klank van ver
wachting en aanbidding:
Nu syt wellekome, Jesu lieven
Heerl
De Majoorsche, door Ernst
Wiechert, 's-Hertogenbosch.
Teulings' Uitgevers-Mij
De schrijver noemt dit boek oen vertelling
Eerlijk gezegd hebben we even gemees
muild, toen we dit lazen. Een boek van 256
bladzijden (al is hel dan ook klein formaat)
©en vertelling! Maar toen we begonnen te
lezen en doorlazen en door moesten lezen
bleek het waar te zijn. Het was een ver
telling. Een boeiend verhaal. Een, waarvan
men telkens weer zegt, als men even ver-
poozen wil: nóg eveu, nog éven doorgaan!
Wiechert vertelt over een Duitsche ma
joorsweduwe. Of neen, daar is het boek, de
vertelling naar genoemd, doch het verhaal
is feitelijk het verhaal van de doodgewaande
Michaël Fahrenholz, die uit de oorlog en uit
daarop volgende gevangenschap na twintig
jaar terugkeert orn zijn dorp te zien en zijn
vader, die drie zonen mist te ontmoeten.
Zijn naam, welke met die van andere ge
vallenen in de oorlog, is uitgehouwen op een
gedenksteen voor de dooden opgericht, hakt
hij eerst weg in den vroegen morgen en dan
gaat hij voor de boerderij van zijn vader
wachten tot deze naar buiten komt. Deze
herkent hem wel, doch meent dat het een
geestverschijning is, zooals zijn andere zoons
ook tijdelijk wel voor het oog terugkeëren.
De Majoorsche, weduwe van een in
Frankrijk gesneuvelde Duitsche majoor, stelt
den stillen zwerver aan tot jager op haar
uitgebreid landgoed, spreekt veel rnet den
zonderling en men voelt hoe hier de macht
van con vrouw, die ondefinieerbare invloed
van een hoogstaande vrouw, beslag weet te
leggen op een ruwe, doch edele mannen ziel.
De praat van dorpelingen rekent ze niet,
haar zoon, die haar grijze haren bezorgd
heeft verjaagt ze. Deze zonderlinge zwerver,
door oorlog en gevangenschap noergeboukle
richt ze op.
De schrijver moet een natuurminner zijn.
Ongewild flonkert door het boek schoonheid
van de natuur, waarin deze menschen leven.
En dat leven zoo meesterlijk, eenvoudig ge-
teekend, is geen gewoon alledaagsch leven.
Daarvoor heeft het bewogen verleden de
geest der hoofdpersonen te veel beroerd.
Maar daarom is een juiste teekeping van
zoo'n leven zoo moeilijk. Wiechert weet het
met meesterhand te doen.
Vertellen! Luister je meeVer
halen voor kleuters door Aafje
Foklczr (Schrijfster van „Kleu
terwerkjes"), ingeleid door
Henriëtte J. Kluit, redactrice
van „De Kleine Vuurtoren",
met bandontwerp en illustraties
van Aafje Bruyn. Van Gor-
cum's Verhalenbundels nr. 9.
Dankbaar werk: voorlezen aan de kleinen,
die niet gretige oogen te luisteren staan en
zoo heel veel nicer ervan genieten en ont
houden dan wij, de „grooten" vermoeden.
Aafje Fokker heeft er slag van; uit ae we
reld om ons heen en uit die van de sprook
jes heeft zij een reeks aardige vertellingen
bijeengebracht. En ter afwisseling zijn knut
selwerkjes bijgevoegd. De teekeningen zijn
luchtig en kluchtig, hebben het boekje voor
het lezen zelf door de jeugd ook pasklaar
gemaakt. Als St Nicolaas-geschenk een aan
gewezen boekje voor en na schooltijd.
Pam, door Nellv van Dijk-Has.
Kampen, J. H. Kok.
„Pam" !s een prettig en frisch geschreven
boek voor meisjes van 12 tot 16 jaar.
Het brengt onze jeugd in de sfeer van een
echt Christelijk gezin, waarin liet jonge le
ven tot volle ontplooiing kan komen, zonder
dat hierdoor allerminst bandeloosheid wordt
bevorderd.
Die Christelijke sfeer legt een teugel aan.
waardoor met volle erkenning van den
rechtmatigen drang der jeugd naar vroolijk-
hcid en ontspanning, het jonge even wordt
bewaard voor verkeerde uitwassen.
ITet mooie in dit boek is wel, dat de Chris,
tclijke opvoeding door woord en wandel in
het jeugdig gemoed aanstonds reactie ver
wekt, wanneer het bruisende leven zich niet
houdt binnen de vereischte perken.
En bijzonder fijn gfteekend is de moe
der van Pam. Bij haar is het intuïtief be
grijpen van haar kind een voornaam mid
del, om leiding to geven in de goede
richting.
Onze meisjes zullen onder het lezen genie
ten, omdat alles in dit boek zoo echt na
tuurrijk is, zoowel de uitbundige vroolijk-
heid bij Pam als het kloppend geweten.
„Pam" is een boek, dat zich graag laat
lezen en dat van grooto vormende waai de is
BE VRIEND DES HUIZES
Het Decembcrnr. is tevens Kerstnummer.
Wat een knap stuk werk uit technisch oog
punt. De kunstfoto's en reproducties in
kleuren maken deze aflevering tot een ju
weel, men komt er niet aan uitgekeken.
Dat wintergezicht bij Otterlo in zijn smet
telooze heerlijkheid, beeld van nameloote
verlatenheid, maar tevens van overweldi
gende natuur pracht, het schilderij van
Poosch: De Wijzen uit het Oosten, zóó cor
rect, zoo scherp alsof men het zóó uit de
lijst genomen en in het blad gezet heeft, de
mooie houtsneden van Melse en Gazenbeek,
de tallooze portretten van Rembrandt, Pa
ter Hyacinthe, Dickens enz., de mooie foto's
van wintersport, het vuurschip „Maas", Bel
grado, Polen. En wat een rijke verzameling
ariikelen bevat de aflevering.
Ik heb bewondering voor de speurzin en
smaak, waarmee dit Kerstnummer werd
samengesteld. Het sympathieke maand
schrift der Neerbosch' .Weesinrichting wor
de in steeds meer gezinnen een huisvriend!
STEMMEN DES TIJDS
Prof. dr. H. Wagen voort beschouwt het
goestelijk leven omstreeks de tijd van Je
zus' geboorte. Schr. geeft vooral aandacht
aan de verschillende wijsgeerige stroomin
gen, die de vóór-christelijke menschheid be
ïnvloedden.
Wouter van Riescn vervolgt De Vruch
telooze St. rijd.
L. Aalders ontrukt» aan de vergetelheid de
hulp die buitenlanders ons in liet verleden
Beschonken hebben bij de zending, de zen
ding onder Israël, de verspreiding van de
Bijbel en de oiaconessenarbeid.
„Thans staat de Nederlandsche Chris
tenheid alleen voor do zware taak der
in en uitwendige zending in eigen land
en in dc gewesten over zee. Zijn er sterke
schouders, gevouwen handen, gebogen
knieën?"
H. Ch. G. J. van der Mandere bespreekt
de vraagstukken der Baltische Staten.
„Wie een blik op de kaart werpt en de
ligging van zoowel Finland als de Baltische
landen jegens Rusland beschouwt, zal be
grijpen, dal het den Sovjet-staat niet moei
lijk viel in dc eerste jaren van den na-oorlog
toen het Westelijk Europa weinig begrip
loonde voor de nooden en rtiocilijkheden der
Baltische landen, deze vrees aanjagen".
Maar deze hebben gelukkig ingezien, dat
het aanvaarden van Ruslands vriendschap
Rusland overwegend invloed geven zou.
„Zoo is, gelijk begrijpelijk mag worden
geacht, door ailo Baltische Staten deze Rus
sische hulp van de hand gewezen en in
plaats daarvan is gekomen het tijdens de
Assemblee van 1934 geteekende Baltische
Pact, waarin de drie Staten overeenkomen
met elkander overleg te plegen in alle bui-
tcnlandsche aangelegenheden, waarbij ze ge
meenschappelijke belangen hebben en elkan
der wederzijdschen bijstand op politiek en
diplomatiek gebied toezegden."
De belangrijkste wrijvingsvlakken in dit
gebied zijn de Memelkwestie tusschen
Duitschland en Lithauen (voor Duitschland
een reden tot zoo groote ontstemming, dat
hot met Liihauen geen non-agressie-tractaat
wil sluiten) en de Poolsche corridor tusschen
Duitschland en Polen.
Het gevaar is groot dat een Memelconflict
niet op zichzelf zal blijven slaan. Teng<
volgc van het Verdrag van September 1934
bestaat er een zekere male van eenheid tus
schen de Baltische landen:
„Geen vonkje zoo klein of het kan in het
groote vat met buskruit geladen, de nood
lottige ontploffing doen ontstaan".
Van A. Wapenaar is een ontroerend ge
dicht, belijdend de hervonden rust in God:
„Dank Heer, dat Ik mocht genezen
Van een blindheid naar den geest:
Zingend mag 'k U dankbaar wezen:
't Leven is met U een feëst!"
Dr Veldkamp bespreekt goed werk van drie
F.ngelsche romancières: Margaret Baillie-
Saunders, Helen Waddóll en Martha Ostenso
Dr. Tazelaar houdt de kroniek der Neder
landsche letteren bij en Prof. Diepenhorst
gaat op pad niet de Chr. Boeren- en Tuin
ders bond.
Zeer behartigenswaardige opmerkingen
geeft' Diepenhorst betreffende oe regeerings
bemoeiingen met onze agrarische bedrijven,
zoo deze welke ons uit het hart gegrepen
is „veeleer zal de regeering steun hebben
te verleenen aan een omvorming van onzen
landbouw, die bij het gemengd bedyijl den
akkerbouw op den voorgrond plaatst".
De crisisbemoeiingen bewegen zich in de
lijn van het staatssocialsme. Het is „een
ramp, als het bedrijf zich moet voortsleepen
over den rotsachtigen bodem der ambte-1
ONTVANGEN BOEKEN
Esperanto-leerboek voor cursus,
school- en zelfstudie door A. E.
van Bussum. 's-Hertogenbosch,
L. C. G. Malmberg.
Van dit practische leerboek met bijbehoo*
rende sleutel verscheen een tweede, herziene
druk, die op tal van punten aanmerkelijk
verbeterd is. Ongetwijfeld is het nu een nog
veiliger gids bij de studie van het esperanto
geworden.
Zonnige wegen is een serie van een
zestal leesboeken voor de hoogste drie leer
jaren der Lagere School, door T. van den
Blink en J. Eigenhuls. met teekenin
gen van H. Meyer. Van deze bij de firma
J. B. Wolters te Groningen uitgege
ven boekjes verscheen van het vijfde en
zesde deeltje een dertiende druk.
Tevens zendt de firma Wolters ons nog
de 21ste druk van het vierde stukje van
Pirn Mien, de voorlooper van „Nog
bij Moeder", door Jan I. i g t h a r t en IL
Scheepstra. Het werkje is geheel nieuw
geïllustreerd door C. Jetses.
De 21ste herziene druk van de School
atlas van N e d e r 1 .-I n d i door W. v
Gelder en CLekkerkerker werd ook
door de firma Wolters ons toegezonden.
Kalender ,fPro Rege"
Voor de vijfde maal verschijnt dit han
dige zakkalendertje. Het geeft alles wat
voor militairen in 't algemeen en voor die
van Christelijken huize in 't bijzonder van
belang kan zijn.
Zoo men weet bedoelt de Nat. Vereen.
Pro Rege in de Nederlandsche weermacht,
te strijden voor de eere van Jezus Christus,
den Koning der koningen, overtuigd, dat de
Christen ook als militair óien Koning kan
dienen (art. 3 der statuten).
Waar dit boekje een prachtig propagan
damiddel is tot het nastreven van dit doel.
KERSTMIS zooals 'l bijna nooit Is «n wè ons toch zoo flraag voorstellen.
Bibliografie, betreffende den
Bijbel, den godsdienst, het
christelijk geloof, de kerkge
schiedenis enz. 1882-1933.
Samengesteld door P. H. Mul
ler. Lochem, N.V, Uitg. Mjj-
„De Tijdstroom". i
De heer P. H. Muller, mede-redacteur
van „Opwaartscho Wegen", heeft 6intls lajig
eenige vermaardheid gekregen door zijn
speurzin.
De resultaten van zijn blo- en bibliogra
fische onderzoekingen, werden voor het groot
ste geoeelte gepubliceerd in „Opwaartsche
Wegen" en betroffen uiteraard het leven
en werk van letterkundigen.
Nu is, voor wie een bepaald onderwerp
bestudeeren wil, een goed overzicht van de
stof een voornaam ding.
Dat de heer Muller van doorzetten
weet, bewijst dit geweldige werk, dat een
overzicht geeft \an alles, wat er in boekvorm
over den Bijbel geschreven is in het tijdvak
18S2—1933.
En niet alleen over den Bijbel, doch even
eens van bijbelboeken, bijbelsche personen
en onderwerpen, over God en goosdienst, Jo
dendom, Christendom (theologie en levens-
practijk) over de kerkgeschiedenis en de
kerk en over nog een aantal onderwerpen,
welke met het opgesomde verband houden.
Tn het voorbericht geeft de samen
steller zich rekenschap van dit werk,
waarin van absolute volledigheid na
tuurlijk geen sprake kan zijn, wat
voor iemand, die eenigermate beseft
hoeveel werk (en lastig werk) er aan
deze arbeid verbonden is, duidelijk zal
zijn. „De bedoeling van dit boek is",
aldus de heer Muller, „aan allen die,
hetzij ze theologen of leeken zijn, lite
ratuur zoeken, noodig bij de studie of
het onderzoek van een der hierboven
genoemde onderwerpen, van die lite
ratuur opgave te doen in den ruimsten
zin."
„Het ligt in de bedoeling, eerlang In
een ander boek de literatuur te ver
werken, welke in een groot aantal
tijdschriften en vakbladen verspreid
ligt en dezelfde serie onderwerpen be
treft."
Dat de samensteller ons een kijkje
gunt achter de schermen, heeft zijn
nut. Het ka-n ons, leeken, wegwijs
maken, hoe een bibliograaf zijn gege
vens weet op te speuren.
Hij vertelt er van:
„De bekende Brinkman-Catalogus is als
basis en uitgangspunt gekozen. Alle gege
vens er uit werden, voorzoover ze noodig
waren, op kaarten geplaatst. Reeds spoedig
bleek, dat de bekende uitgeverscatalogus
verre van volledig was. Daarom werden alle
uitgeversfondscatalogi verwerkt, waarbij de
hulp van diverse firma's werd ingeroepen,
teneinde inlichtingen te verkrijgen omtrent
oude uitgaven, overgegane of uitverkochte
boeken, omtrent 't jaar van uitgave of her
druk etc. etc.
Vervolgens werden diverse stadsbibliothe
ken en particuliere boekenverzamelingen
nagegaan en vaak zoo grondig, dat elk werk
dnt belang had werd doorgebladerd. Dan
werden de catalogi van antiquarische boek
handelaars nagesnuffeld, de lijvige, driedee-
lige catalogus der Rotterdamsche Gemeente
bibliotheek nauwkeurig nagegaan en het
zelfde gedaan met de tweedcelinge catalo
gus der bibliotheek der Theologische School
P. H. Muller
te Kampen, de catalogus der Doopsgezinde
Bibliotheek etc. etc.
Vervolgens werden honderden theologische
werken onderzocht op hun lectuuropgaven
tusschen en achter de tekst en stapels prce-
kenbundels nageslagen op de erin behan
delde en geëxegetiseerde Bijbelteksten.
Tenslotte werden allerlei serie-uilgaven
(Versl. en Med. der Kon. Acad.; Levensber.
v. d. Mij. d. Ned. Lelt. e.a.) nagezien en de
jaargangen van het Nieuwsblad voor den
Boekhandel sinds 1S82 geëxcerpeerd, bij
welke laatste arbeid dc onvolledigheid van
den Brinkman bleek.
Na al deze, nng steeds voorloopige pr-
be-id werd hetgeen op kaarten gememoreerd
stond overgebracht op lijsten waarop de
lectuur, ingedeeld in het systeem dat de in
houdsopgave doet, kennen, gealfabcthiseerd
Eindelijk werd als proef op de som, aan
verschillende deskundigen een of meer hoofd
stuleken toegezonden met de vraag om aan
vulling en correctie. Bij deze proef bleek
weer eens, hoe moeilijk volledigheid bij dit
bibliografische work te bereiken is."
De heer Muller heeft iets gepresteerd waar
voor wij respect hebben.
Zijn werk zal de weg naar de Hollandsche
studeerkamer zeker vinden, waar het een
goeoe weg-wijzer zal zijn.
Hopen we, dat hot debiet van deze biblio
grafie zoo ruim moge zijn, dat de samen
steller in de gelegenheid worde gesteld, aan
zijn voornemen uitvoering te kunnen geven,
om in een vervolgdeel de tijdschriften-arti
kelen over deze onderwerpen aan de verge
telheid te kunnen „ontrukken" (ontrukken
is zeker een geweldig woord voor zulk een
stille arbeid! doch de lezer vergeve het
mij). „Aan de vergetelheid ontrukt" is een
bekende zegswijze, waarmee ik toestem, dat
ook boekrecensies (wel eens!) gepaard gaan
met een enkele rhetorische zegswijze.
P. J. RISSEEUW
die Theologie wel naet als een grief is aan to
•ekenen, daar het zeer wel te verklaren is
uit de gelegenheid van dien tijd voor kerk
theologie, welke tot de vooropstelling van
andere vraagstukken drong. Voorzoover men
hier echter van een tekort zou kunnen spre
ken, is de twintigste eeuw wel op weg dit in
te halen. Dr. Bavinck in zijn dogmatiek
bracht ook de behandeling van dit leerstuk
weer op het wetenschappelijk peil van den
nicuweren tijd. Dr. Kuyper wijdde zijn laat
ste groote studie in De Heraut aan de Vol
einding, en waar onder Gereformeerden de
exegese veelal voor het laatste Bijbelboek
was blijven staan, vulde Dr. Greyaanus deze
leemte £an, door- niet minder dan driemaal
een verklaring daarvan uit te geven, eerst
als leesboek voor de gemeente, daarna als
een wetenschappelijk commentaar, en ein
delijk als een nieuwe vertaling met Korte
Verklaring, terwijl Dr. De Moor een preeken
bundel over Openbaring uitgaf onder den
titel: Dc hemel geopend, en de schrijver van
het boven dit artikel geuoemdé boek een uit
gave het licht deed zien over „De Openba
ring van Johannes en het Sociale léven".
Niemand meene echter, dat het schrijven
van het boek, dat wij bij dezen aankondigen,
met het oog op deze rijke litteratuur over
de leer der laatste dingen een overbodig
werk moet worden geacht. Wie het boek
gelezen heeft, zal dit althans niet zeggen.
Niet de gchecle eschatologie wordt hier
behandeld, met name gaat oe schrijver niet
in op wat velen misschien inzonderheid
hier verwacht hadden te zullen vinden: den
toestand der menschen na hun dood tol
aan de wederkomst van Christus.
Het doel, dat de schrijver zich voorstelde,
was, „den hemel te bespreken, zooals hij
Wat is de hemeldoor Dr. K.
Schilder. Kampen, J. H. Kok.
1935.
Meun kan niet zeggen, dat hij den nieuwen
opbloei van oe Geref. Theologie in ons land
in de 19e eeuw bijzondere aandacht is be
steed aan de eschatologie, eerder zou men
kunnen oordeelen, dat zij bij andere dogmata
ten achter bleef wat betreft nieuwe weten
schappelijke bewerking daarvan, wat aan
Dr K. Schilder
zich in het scheppingsleven met heel den
kosmos mee historisch heeft ontwikkeld, en
nog verder zal ontwikkelen; den hemel, zoo
als hijzelf, in zijn onverbrekelijke eenheid
mot heel de schepping mede, óók zich zelf
straks tot rust zal zien gebracht wanneer
God na den jongsten dag de „som" van de
geschiedenis voor eeuwig vastlegt in het
voltooiae scheppingsgeheel", blz. 73. Maar
de auteur doet dit op zulk een wijze, dat
door wat hij hierover zegt heel het eschato
logische vraagstuk in scherpe belichting
komt te staan.
Dit boek staat op de hoogte van onzen tijd
zóóals met geen van de hiervoor genoemde
dogmatische werken uiteraard het geval
kan zijn. Principieel wordt nl. de positie af-
geteekend tegenover het gevaar dat heel de
Christelijke eschatologie bedreigt van oen
kant der nieuwste Duitsche theologie.
Scherp wordt aangetoond het verschil in
de voor-onderstellingen, dat niet te overbrug
gen is. Met name het geschiedenis-begrip
wordt grondig behandeld, wat den schrijver
leidt tot de evolutie- en schok-gedachte als
constitutieve factoren In de geschiedenis als
weg tot de voleinding, de evolutie als een
ontplooiing, waarin de mensch zelf een werk
zaam aandeel hoeft te nemen, en de schok
als de afbreking van den historischen ont
wikkelingsgang, verg. wat Paul us leert van
de verandering in een pu*t des tijds.
Het laatste hoofdstuk leopt dan ten slotte
uit op den vervulden Sabbathsvrede, diep
©n rijk.
Het boek vereischt rustige en aandachtige
lezing en nadenken, waarbij men zich zei
ven nog wel eens de vraag zal stellen, of men
een schrijver recht heeft begrepen, want
licht is de lectuur niet, daarvoor gaat de-
schrijver te diep. Daarom zal nien ook wel
eens moeite hebben zijn oordeel te bepalen.
Boeiend is de lectuur voor den belangstel
lenden Schriftgeloovige ongetwijfeld en ge
schikt, om op veel punten „verdieping en
belijning" te bewerken.
G D.
De plaats der Kerk. Vijf voor
drachten, gehouden in de Mar
tinikerk te Groningen. Gro
ningen, J. B. Wolters.
Van harte kunnen we instemmen met
..et voorwoord in deze voordrachtenreeks,
als de Commissie voor Inwendige Zending
der N ed. Herv. Gemeente te Groningen ze et.
ciat het verblijdend mag heeten, dat da
vraag naar de l>eteckenis der Kerk weer ac
tueel wordt. Het zoeken naar antwoord op
1 'e vraag kan niet anders dan tot zegeu
in van de kerk zelve, als ook van de le-
'.nsknngen, waar de kerk haar invloed
doet gelden.
In deze voordrachlenreek* wordt achter
eenvolgens gehandeld over „Kerk en Gezin"
door Dr. J. C. Roose, „Kerk en School"!
door Prof. Dr. Joh. de Groot, „Kerk en Maat
schappij", door Dr. J. Lammens van Bue-
ren „Kerk en Staat" door Prof. Dr. Th. L.
Haitjema en „Kerk en Koninkrijk Gods'!
door Prof. Dr. W. J. Aa'ders.
Met steeds klimmende waardeering heb
ben we deze voordrachten gelezen.
Helder en duidelijk wordt aangetoond de
rijke beteekenis van de Kerk voor dc ver
schillende levenskringen, waar niet minder
de zware verantwoordelijkheid, welke hier-
kerk rUSt 01> anibtsdra8ers en leden der
Toch moeten wii enkele opmerkingen ma
ken. Prof. Dr. Joh. de Groot zegt o.m., dat
dc onderwijzer, tot welke kerk hij ook be-
hoore, de kinderen niet in aanraking
moet brengen met de leerstellingen van e©ti
bepaalde kerk. maar met den levenden
Christus.
Hier wordt o.i. een tegenstelling gemaakt,
welke niet juist is. Ken echt leerstellig
boek als onze Heidelbergsche Catechis
mus levert overvloedig bewijs, hoe dege
lijk leerstellig onderwijs den levenden
Christus naderbij brengt bij onze jeugl.
Trouwens, wie kan als Chr. onderwijzer bij
de behandeling der Vaderl. Geschiedenis
nalaten, om de Reformatie in de lGe eeuw
en de vergadering der Dordtsche Svno-.te
in 1618 en 1619 in het juiste licht te stellen,
de aandacht te vestigen op de groote Ge
loofswaarheden, welke in die tijdperken n
gedrang kwamen.
Bijzonder mooi vonden we de voordracht
over „Kerk en Koninkrijk Gods"
Kerk en Koninkrijk Gols, zegt Prof Aal
ders zeer terecht, verhouden zich tot elkaar
as middel en doel. Wie het doel begeert,
moet ook de middelen willen, welke God
heeft ingesteld tot bereiking van bet doel
Wie verlangend uitziet naar de komst van
het Koninkrijk Gods, kan daarom de Kerk
niet geringschatten.
Een andere vraag is echter, of de gebruik
te beelden van ziekenhuis en paleic volko
men passen op Kerk en Koninkrijk/We on-
derschefden strijdende en triumf.erenJe
Keik. Ook deze laatste mag niet vereen'Pt-
vigd worden met Koninkrijk Gods F.n var
de tnumfeerende kerk kan moei ijk gezegd
worden, dat ze een ziekenhuis 's wam ge
nezing wordt verkregen om alzoo toebereid
te worden voor het Koninkrijk.
Evenwel, deze opmerkingen verhinderen
ons niet, om deze voordrachten warm aan
te bevelen. We kunnen eruit leeren, dat als
de kerk waarlijk in hef centrum yan ons Ie.
ven staat, alle andere levenskringen daar
door beïnvloed zullen worden ten goede.