HOLLANDSCHE MEESTERS IN AMERIKA
REMBRANDT, VERMEER, FRANS HALS
KERSTRIJM
Een parallel tusschen de algemeene mentaliteit en de achtereen
volgende vereering voor deze drie schilders
Rembrandt. Zelfportret, 1659.
Vroeger leefde de beschaafde mensrh bij eeuwen,
du leeft hij bij decenniën, ut ulthans bij kwart-
Vroeger duurde bet drie of vier geslachten om
een nieuwe wereld tot stand te brengen. Nu on
dergaat ieder gesla» ht drie of vier, ja, men zou
haast prufetceren zeven of acht veranderingen.
Hoe dit zij, voor ons zelf en voor onze kinderen
kunnen we zeker spreken van grondige revolu
ties sedert de laatste dertig jaar.
Het Augustus nummer van Hurjicr's Magazine
misschien het leidend orgaan der Amerikuansche
liberalen bevat enkele artikelen, waarin gewe
ien wordt op bet verschil tusschen nu en een
kwart eeuw geleden op moreel, literair, politiek,
sociaal, wetenschappelijk en godsdienstig gebied.
Amerika heeft dit met Europa gemeen, want
alles bij elkander genomen is er toch alleen ver
schil in tempo, geen verschil in thema tusschen
de culturen dezer wcrelddeelen.
En het zou me niet verwom
ristiek der laatste drie deer
over het algemeen dezelfde
Het heeft me onlangs getro
teit der laatste tientallen jan
lel loopt met de vereering
schilders, n.l. Itembranut, V
tl, of de karakte-
de menlali-
nerika paral-
Hol landsche
en lluls.
Rembrandt werd populair in Amerika kort
na het eeuwfeest van 1906. Toen kwam
Vermeer aan de beurt. En nu slaat Huls
i het
nith.
De tijd van Rembrandt's populariteit was de tijd,
dat de Puriteinsche rnorunl nog nawerkte, de tijd
Tan energie cn dynamisch streven naar een
nieuwe toekomst. De tijd van Vermeer was do
lijd van den vulschcn voorspoed cn van de nieu
we moraal. Nu zijn wc aangeland in een periode
van primitieve soberheid en nieuwe hoop, ken
merken van den pioniersgeest, die Rudolph Va-
lentiner, directeur van het Museum in Detroit,
gesymboliseerd vindt in Frans Hals.
En Valentiner heeft het niet bij woorden gela
ten, doch in het voorjaar van 1935 een prach
tige collectie van vijftig van Hals' schilderijen
bijeen weten te brengen, die zijn diagnose meer
dain waarschijnlijk maakte.
Hals is de schilder van de pioniers eer Neder-
landsche Republiek. Zijn karakters doen ons den
ken aan de mannen en vrouwen, die de Ame-
rikaanusche koloniën gesticht hebben. Zijn ka
rakters inspireeren ons met den pioniersgeest on
zer voorvaderen. Daarom is er geen Nederlandsch
schilder, die meer Amerikaansch is als Frans
Hals, althans op heden.
De laatste „kwarteeuw" valt dus uiteen in
drie „decenniën", oe tijd van Puriteinsche
expansie, de tijd van „false prosperity",
en de tijd van het nieuwe pioniers-idealisnie.
De tijd van Puriteinsche geestesontplooiing be
gint spoedig na het eeuwfeest van Hembrandts
geboorte.
In die dagen hield men nog vast aan Emersons
spreuk, dat Amerika slechts een andere naam is
voor „opportunity". Iedereen werkte gestadig,
doch met alle kracht, om het zclf-aa.ngewezen
doel van zijn leven te bereiken.
Men noemde Amerika het land der onbegrensde
mogelijkheden, en daar was iets, doch niet alles
In die dagen was do middelklas bezig zich er
boven op te werken, of liever, zich een plaats te
verzekeren als „bourgeois" tusschen de millio
naire en de hoeren en handwerkslieden, en ze is
daarin vrijwel geslaagd. De fabrieksarbeiders or
ganiseerden zich om zich vrijer te kunnen bewo
gen en de kleine „farmers" deden hetzelfde.
Iedereen had het vaste geloof, dait men de ma-
trieele krachten van het leven overwinnen kon,
als men maar volharding en moed bezat. Doch
men scheen ook vast te houden aan de geeste
lijke waarden. Amerika ging in die dagen trouw
ter kerk, zelfs al was het unltarlsch, en nieit eens
ooch tweemaal per Zondag. De pers en de pu
blieke school hadden zich nog niet ontworsteld
aan de degelijkheid en de stabiliteit vüji N'ieuw-
Engeland, waar de Puriteinen en Pelgrknvaders
zich neergezet hadden.
In die dagen geloofde de Amerikaan In
contemplatie, in mysterie, in levensdlepte.
Het leven was een groot wonder, noch men
kon er een machtig stuk van vermeesteren,
als men het geduld en het vertrouwen en
het religieus besef van een Rembrandt had.
Het leven bad een innerlijke waarde, die ver
uitging boven allen schijn. Het was de laatste
uren der koloniale periode niet haar geloof in
eenvoud, in goedheid en waarheid, in fatsoen en
zedelijke schoonheid, in zelfbedwang, in eeuwige
waarhooen, de erfenis van het eens gevierde, doch
straks veel gesmade Puritanisme.
Toen kwam de tijd van den valschen voor
spoed, na den oorlog, die alles onderst boven
keerde. Wij verloren onzen zin voor pro
portie. Wij dreven de ouderwetsche moraal
op zij en riepen om een nieuwe consciëntie.
Alles moest anders worden. Niels mocht blij
ven, zoonis het eeuwen lang geweest was.
Verscheidene nieuwe weekbladen werden opge
richt om het vrije denken ie bevorueren. De
maandbladen wierpen openlijk hun conservatieve
redacteurs over boord en lieten jonge krachten,
versch van school, ptublieeeren wat radikaal klonk.
Men slond verbaasd over don overmoed der jeugd,
doch spoedig viel het oudere geslacht de nieuwe
leioers bij. Wij moesten ons zelf zijn. Wij moesten
democratie en massa productie aan de rest van
de wereld brengen, om den mensch politiek en
economisch vrij te maken. En voor geen experi
ment moest men terugdeinzen, want experimen-
tatie was de succesvolle methode van het labo
ratorium, en de mensch was feitelijk niet anders
dan een reusachtig proefkonijn. De heele wereld
Rembrandt. De heilige
familie bij het geopende
venster
moest op Amorikonnsche manier aan het toepas
een van de inductieve methode.
Toen begopnen we geweldige wolkenkrabbers
uit den bonem te stampen, waarbij de toren van
Babel in het niet verdween.
Iedere metropolis moest haar eigen „skyline"
bobben en, Inderdaad, New-York en Chicago zijn
er in geslaagd het stadsbeeld een nieuw aan
zicht te geven.
Wij mokerden onze oude gebouwen neer en bouw
den er op los, huizen, scholen, kerken, postkan
toren, stadhuizen, banken, universiteiten, liet was
een lust om de hamers op het ijzer te hooren
vallen.
We schiepen ons een nieuw wegennet en deden
alsof we het goud van de hoornen konden
schudden.
We kleedden ons als koningen en koninginnen
en besteedden fabelachtige prijzen voor juweelen
en bontmantels.
We vulden de heirvvegen met kostbare auto's en
de huizen met radio's en alcrlci gemakken.
We stichtten museums en civic auditoriums",
waar we concerten gaven aan duizenden.
We vestigden academies voor becldencte kunsten
en technische wetenschappen en conservatoriums
voor muziek.
Wc installeerden pijporgels in openluchttheaters,
begrafenisinrichtingen, middelbare scholen en col
leges, museums en warenhuizen, restaurants cn
hotels, schouwburgen en private residenties.
We trachtten over de aarde te vliegen met een
•nelheid van honderd mijlen, en door het lucht
ruim met de snelheid van den bliksem. Het was
de tij a van kleur en rylhmo, van gedonder cn ge
raas, van leven en licht, van gang en gebaar.
Toon kwam de F.ngelsche voorliefde voor
het Hóllandsche genre den oceaan overste
ken en werd Vermeer een grootcr artis: gc-
hectcn dun Rembrandt.
Johannes Vermeer. Meisje aan het venster
430
J.V ADVENTSTIJD
WAT DEZE WEEK
DE AANDACHT TROK
HET WOORD VOORBIJ
is ook bij God bekend. Hij houdt het ons
telkens voor in de wenteling van getij en
jaarkring. Nü slaan wij aan de vooravond
ran Kerstmis, straks is het Oude-jaarsdag en
dan is 1935 weer voorbij.
Een sombere les. welke God ons elk jaar te
leeren geeft en die wij maar nooit ten volle
leeren, al herdenken we ook elke week uat
we in de voorbije zeven dagen ervoeren,
Hoe krachtig spreekt in onze dagen het nar
tinnaal gevoel. Dat hield stand eeuwen door.
Het schrompelde weieens wat ineen, het
werd meermalen verloochend en zelfs be
spot: maar men kon het niet dooden. Het
is zoo sterk, dat de mythe er zich meester
van maakte en op de bloed- en bodem-theo
rie werd een nieuwe levensbeschouwing ge
bouwd. De nationaliteit is ecuwig en onver
woestbaar. Laat ons dit beeld aanbidden;
schreeuwt menigeen uit.
Men vergeet daarbij één ding: dat bloed en
bodem, ras en geslachtschepselen zijn
en daarom nooit met den eeuwigen Schep
per op één lijn gesteld kunnen worden. Ze
zijn niet voor de eeuwigheid geschapen:
God sprak er het oordcel van zijn „voorbij"
over uit.
Alleen maar: bij God is geen willekeur en
reetls daarom is het niet enkel tragiek als
het Kerstfeest zich telken jare herhaalt en
er ons even zoo raak aan herinnert; nog
zeven dagen en het jaareinde is daar.
Voortaan, zoo sprak God. in de ochtend der
schepping, zullen dag en nacht, zomer en
winter, zaaiing en oogst niet ophouden en
daarmee troostte hij den bevenden mensch,
die met angst de ark verliet. En in de
regelmaat der voortglijdende dagen en jaren
speurt, wie ooqen heeft, een symptoom van
de Goddelijke oneindigheid.
Er is geen strijd tusschen nacht en dag, licht
en donkerte: het is de harmonie van Gods
tcheppingsaccoorden op eeuwigheldsrnaat
gespeeld in hemelsch rythme. Want de aar
de hangt niet eenzaam aan een niet: ovr
haar heen welft zich de hemel, sprekende
van ongekende majesteit en nooit te meten
goedheid. Alles, het wijde veld en de voort-
wentelende jaarstonden, predikt er van.
De mensch moest die prediking verslaan,
maar hij doet het niet. Want hij wil de
Goddelijke regelmaat, de heilige cadans des
levens niet. Hij houdt van regelloosheid en
valt daarom in het eene of andere uiterste.
Dan telkens komt Kerstmis weer. en zijn
prediking, dat óm de kribbe een nieuw, blij-
vend Koninkrijk gesticht zal worden. Maar
de twijfelaar zegt: hoe kan dal zijn, als h. t
Koningskind straks ter kruisvaart geleid en
lijn levensjaar afgesloten wordt? Voorbij
gaat het alles met de regelmaat van het
lonnestelsel of de ordeloosheid van de val
lende ster.
Zou dat het Goddelijk Voor hij kunnen
zijn, hoogstens getemperd door de weldaaid,
dat na Kerstmis het aardsche licht weer
rijst, de dag zich uitbreidt en langzaam
maar zeker een niéuw jaar met nieuwe zon
neschijn en verschè zegeningen komt?
Maar bewijst dat dan niet reeds, dat God
boven en achter al deze dingen staat: dat
Hij de oneindigheid in zijn hand heeft en
dat Hij nu reeds eeuwigheids glanzen legt
over Zijn schepping?
God heeft het woord voor hij en wanneer
vrouw en man in het Paradijs een voorzich
tig verdrag met de hel sluiten om God hun
Schip'jer naar de Kroon te steken, dan
treedt God richtend en zegenend tusschen
beide. Dan wordt het in het Paradijs een
reddend gericht van triumfeerende liefde
over rechtvaardige straf. Want voorbij
zal gaan de bekoring en heerschappij des
boozen; in de smart der vernedering zal de
vrouw in haar zaad heerschen over de
slang, die verleidde.
En mediteerend over wat elke week op deze.
plaats gememoreerd en geregistreerd werd,
lien wij achter het Kerstfeest en Oude/aar
Maria en Simeon slaan en hun lofzangen
vloeien samen in dit lied:
Zoo laat Gij. Heer, Uw knecht,
Kaar 't woord, hem toegezegd,
Thans henengaan in vrede
Ku Gij de zaligheid.
Voor ons hebt toebereid
En toont in 't lichtend heden.
'n koorknaap, die Christus' geboorte aankondigde.
Dan kwamen de vijf herders binnen en boven in
de kerk zong een jongenskoor: Gloria in excelsis
Deo.
Later, in de He eeuw werd het Kerstgebeuren nog
aanschouwelijker voorgesteld. De kribbe werd
vu vangen door een dikwijls kostbare, kunstig be
werkte wieg, waarin het door een pop voorgestelde
Kerstkindje gewiegd werd. Onder het wiegen wer
den liederen gezongen. O.a. het volgende:
Joseph ghinck van Nazareth nae Bethlcöm
Eu Maria sijn vriendinneken ginck met hem.
Nu wiegen wij, nu wiegen wij
dat allerliefste kindeken
dat daer in dat kribbeken bij die beestkens leyt;
bet leit daar bij den os, en bij het eselken.
In vele kerken, abdijen en musea zijn de Kerst*
Wiegjcs nog te vinden. Sommige waren onbeweeg-
door D. v. d. Stoep
Rondgang met de wassail-bowL
baar, andere konden door een koord heen en weer
geschommeld worden; het wiegje zelf hing dan
aan een paar houten of ijzeren pennen. Er waren
er ook bij met een rond onderstuk, zooals ook
hobbelpaarden dat hebben. Er zijn kostbare kunst
werkjes bij, versierd met goud, zilver en ivoor.
Ook hing men er dikwijls zilveren belletjes aan,
zooals dat vroeger graag gedaan werd. (Schoenen,
kleeren en zelfs drinkbekers prijkten er eveneens
mee). Ook het Kerstkindje zelf was heel dikwijls
(niet in overeenstemming met het werkelijke)
weelderig uitgedost en op de dekentjes was bor
duurwerk aangebracht en er werden zelfs paarlen
op bevestigd. Een enkele maal was het Kerst
kindje van massief zilver.
Aan het Kerstfeest zijn ook veel sago.n en legen
den te danken. Misschien heeft men wel eens go-
boorci, dat de kruisbekken geprobeerd hebben de
nagels uit Christus' handen en voeten te trekken.
En ook hoe het roodborstje aan zijn roode borst
komt. Anders moet men de mooie „Christus
legenden" van Selma Lagerlöf maar eens lezen.
Langzamerhand zijn ook de Kerstboomen geko
men; de verlichte pas na 1605. De verspreiding van
de Kerstboom door Europa is vooral aan Napo
leon te danken.
bakkers hakken krentebrood,
I)e tijd is druk, het brood is duur,
I)e steun is klein, de nood is groot
Van koicnloeslag branat het vuur,
I)e klokken bonzen in den nacht,
Kerkvensters schijnen op de sneeuw,
De kind'xen wiegen 't Kindje zacht;
Een werkeiooze geefi een schreeuw.
Het licht op straat is rood verzacht
door overvloed van rood papier.
Achter de leege kassa wacht
een kommervolle winkelier. t
De Zondagsscholen vieren Lest
De meester leest het oud verhaal.
De ganzenbout is fijn geweest.
Een zondaar bidt voor d'eersle maal.
Een kerstboom heft zijn lichtjes op
boven de bitter en het bier.
Een kerstman met een rooie kop
leidt dans en schel plezier.
Op Kerstmis gaan we naar de kerk,
ciat doen we op den Zondag ook.
We rooken altijd 't zelfde merk,
Dat rooken we op Kerstmis ooit.
We zingen onder 't roode licht.
Het heimwee vreet ons harte aan.
We hebben alles al verricht,
en hebben toch nog niets gedaan.
We zien op 't kleine Kindje neer,
We zien naar onzen Kruisheer op.
En angstig weten we het weer;
de Abessijnen krijgen klop.
F.n angstig klagen we het weer,
dat wij verschooid en schuldig zijn.
We krabben aan het oude zeer
en zuchten om de oude pijn.
Nu zijn de herders op het veld,
re zien den open hemel aan;
de boodschap heeft hen vreemd ontsteld
Toen zijn zij naar de stal gegaan.
Toen hebben zij de klink gelicht
Maria keek hen zalig aan
Ze zagen Jezus' rein gezicht
Toen zijn ze zalig weggegaan.
Wij zijn de herders op het veld,
we steunen jichtig op ons hout,
we zijn van zonden vergezeld
en arm en vuil en moe en oud.
Maria keek ons zalig aan
we hadden zacht de klink gelicht
We baden onzen Heiland aan,
de handen voor ons bang gez cht.
Toen voelden we de pijn niet meer
en wisten weer geheeld te zijn,
we tastten naar het oude zeer
en zagen onze handen rein.
In onze leden zwol de kracht
We zijn weer zalig weggegaan.
Achter de staldeur stond de nacht,
We liepen moedig er op aan.
Elk jaar opnieuw hoort men in den adventstijd in de omgeving van Bockelo (O.) het bekende geluid
van den „midwinterhoorn". De landbouwer Slayhekke, dit ouderwetsche instrument „bespelende":
439