Ons koi-i vei-hadp 1 EEN GEHEIME TERECHT STELLING door P. van Renssen Men spreekt wel over de „duistere middeleeuwen", doch zou elke tijd niet zijn eigen duisternissen hebben gehad? Zéker de achttiende eeuw, waaruit wij hier een in meer dan één opzicht duister ■voorval willen vertellen. Hot was Sint Maartensavond, November 1776, dat een eenvoudig gekleed man zich door het gure, triestige herfstweer over den duisteren straatweg naar het stadje Landau spoedde. Een Bwokke lichtschijn tegen de lucht overtuigde hem ervan, dat hij het stadje naderde, en weldra zag hij do donkere stadsmuur voor zich oprijzen. Hoewol Landau niet ver van den Rijn, aan den Queich lag, was het nu reeds 63 jaar in handen der Franschen, en sedert de stichting der ves tingmuren, in 1688, hadden deze al menige belege ring doorstaan. l)e man trad het stadje door de Noorderpoort Linnen, ging echter de stad niet in, maar haastte zich lungs de binnenzijde der vestingmuuur, waar hot diep denker was. Als hij niet geweten had, dat het op dit oogenblik Sintmaartensavond was, dan zou het verre gezang der kinderen, die al zin gend langs de huizen hun Sint-Maartensgave trachtten op te halen, er hem wel aan herinnerd hebben. Doch de man had andere dingen aan zijn hoofd. Hij rustte niet vóór hij. soms bijna strui kelend over het slechte plaveisel, een toren ge vonden had, die in de vestingwal was ingebouwd. Met een zwaren slag liet hij de klopper op de deur vallen. Spoedig hoorde hij binnen eenig gestom mel, het luikje in de deur ging open en een ruwe stem vroeg, wat hij wenschte. Het leek wel, of de man schrok. Geen wonder: achter do deur stond ongetwijfeld Jerome Menges, de beul van Landau, en zijn luguber beroep liet nooit na, ieder die met hem in aanraking kwam, vrees aan te jagen. „Nou, hóór ik nog wat?" vroeg de beul barsch. En nu kwam de buitenman met zijn boodschap. He ze was kort genoeg. Hij werd gestuurd door twee hoeren, die hem bij de Daumiihle vanuit hun koets, die daar nog wachtte, hadden aangespro ken en gevraagd, of hij zoo spoedig mogelijk „meester" Menges bij hen wilde brengen. Ze wil den hem oogenblikkelijk spreken. Pats! het luikje ging toe, en weinig later kwam do heul van Landau, gewapend niet met het beruchte beulszwaard, maar met een flakkerende lantaarn, naar buiten. Het was een groote. forsche man met wreede trekken. Hij hield de lantaarn boog, zoodat hij den boodschapper in het gezicht kon zien, en keek dezen met eenig wantrouwen aan, terwijl hij hem vroeg, zijn boodschap nog eens te herhalen. Deze deed dit grif. daar hij ver langde. weer weg te komen, en voegde eraan toe, dat het zeker rijke heeren moesten zijn, daar ze hem voor zijn boodschap ruim betaald' hadden. Vergiste hij zich niet, dan zou er voor den beul heel wat te verdienen vallen. Nu spitste Menges zijn ooren. Dat iemand hem, do heul, zou durven beetnemen, daar was geen aprake van. De boodschap klonk goed, en geld verdienen" daar had hij wel ooren naar. voor- Hl nu sinds kort verschillende bculsprivileges, die Veel inbrachten, waren opgeheven. Hij knikte, ten teoki-n, dat hij aan het verzoek gehoor zou geven. boodschapper, blij dat hij onder de oogen van Jen heul vandaan kon komen, maakte na oen 1 .ortn groet dat hij weg kwam. De scherprechter zelf spoedde zich door de Noorderpöort naar buiten. Bij de Daumühle ontdekte hij prompt de koets, waarbij hij zich aanmeldde. Er bleken in derdaad twee hoeren in te zitten: ze waren bei den gemaskerd en zagen er welgesteld uit De beul rook geld. temeer, toen de heeren hem meedeelden, dat er een flinke som voor hem to verdienen viel indien hij met hen mee wilde gaan om een executie te voltrekken. Hoewel het een vreemde, ongetwijfeld onwettelijke zaak betrof, aarzelde hij niet. De heeren stonden niet toe, dat hij naar huis terugkeerde om zijn zwaard te ha len; dif zou te veel tijdverlies eeven. Daarom be sloot hij. ineens mee te rijden en in Neustadf zijn colleoa he» beulszwaard ter leen te vragen. Dit werd goedgekeurd. Men reed weg en in N'eiistadt stnnte Ie beul uit om kort daarop met het zwaard terug Ie komen. Onnieuw zette het voertuig zich ïn bewe-'jng. en nu deelden de heeren Menges mee dat hem het geld slechts zou worden uitbe taald a's hij de belofte aflegde, de geheele onder neming gpheim te houden en er in toestemde, ido tocht geblinddoekt voort te zetten. Menges, die wel hegreep dat geheimhouding hier alles was, beloofde en liet zich blinddoeken. Van het gesprek, «lat de heeren te zamen voerden, verstond hij niets, danr zij zich van het ï-ntijn bedienden. Gaandeweg raakte Menges door het schommelen van den reiswagen in slaap; hij werd echter wak ker toen de koets stilhield om van paarden te wisselen, maar sliep toen spoedig weer in. Eerst toen de wagen ten tweeden male stilhield ont waakte hij opnieuw. Nu mocht hij, echter nog steeds geblinddoekt, de wagen een oogenblik ver laten, ontving ook eendg eten en drinken, maar steeds bleven naar hij bemerkte, de heeren bij hem als om hem te bewaken. Onder zijn blinddoek door meende hij nu daglicht te zien schemeren. Weldra stapten ze weer in en pleisterden op de zelfde wijze nog verschillende malen éér zij blijk baar hun bestemming bereikten. Hier werd Men ges eenige trappen opgeleid en op een bank neer gezet. De stilte, die de nu komende uren van daadloos wachten vervulde, werd slechts onder broken door do eentonige stap van Menges' be waker. Eindelijk, eindelijk kwam iemand binnen, die in het Latijn eenige woorden met den bewaker wis selde en hem ten slotte zijn blinddoek afdeed. In 't eerst was Menges verblind door het licht, dat in do kamer scheen en het duurde even, voor zijn zoo lang aan het duister gewende oogen de dingen om hem heen onderscheiden konden. Toen echter kon hij, hoe gehard hij overigens was, nauwelijks een beweging van afgrijzen bedwingen: hij bevond zich in een particuliere gerechtskamer. Vóór hem was een hoop zand, en daarop bevond zich een houten beulsblok. Geen venster was te zien, aan alle zijden was de wand met zwart laken bekleed, en het licht, dat in zijn oogen pijn gedaan had, was afkomstig van enkele koperen kandelaars, waarin flakkerende' kaarsen brandden. Een oogenblik flitste de afgrijselijke gedachte door hem heen, dat men zich op hem wreken wilde en dat hij hier zijn eigen dood te verbeiden zat. Doch nog vóór dit schrikbeeld zich in een beweging van instinctief verweer kon openbaren knarste e-n deur. Een zwart gordijn week opzij en tegelijk wist de beul, wien de terechtstelling gold: een man trad de kamer in, de hals diep ontbloot en verder slechts in oen fijn batisten hemd gekleed. De onderkant van het gelaat was bedekt met een dook van zwart krip. Achter den man traden twee lange, in pijen gehulde monniken binnen. Ze hadden de kappen diep over hun oogen getrok ken, zoodnt hun eezichten, evenals dat van den veroordeelde, onherkenbaar waren. De man, die het eerst was binnengekomen, ont stelde zichtbaar bij het zien van het geïmprovi seerde schavot. Een oogenblik was daar de ver bijstering voor den dood, die de beul reeds in zoovele oogen gezien had. Doch dadelijk daarop herstelde de ter dood veroordeelde zich, ging moe dig op het blok toe en keek de gemaskerde man nen, die Menges begeleid hadden, een oogenblik strak aan. Toen knielde hij neer met zijn hoofd op liet hout, blijkbaar bereid, over enkele seconden te sterven. Dit alles .en ook het volgende, geschiedde in do diepste stilte. Er klonk geen woord. Slechts do monniken prevelden hun gebed. Een der gemas- kerden gaf een toeken. De beul hief het zwaard, hot suisde door de luchtEen harde slag en oen val dc veroordeelde was niet meer. Het zand kleurde zich rood van het wegvloeiende bloed. Dit was het korte resultaat van de lange voorbe reiding. De beul had zijn opdracht volvoerd. Men bracht hem. opnieuw geblinddoekt, naar een ander vertrek, waar hij zijn oogen mocht ontbloolen. Op de tafel stond eten en drinken, in de hoek een bed, waarop Menges zich, na verzadigd te zijn, ter ruste begaf. Na geruimen tijd werd hij door de aemaskerden uit zijn slaap gewekt en op de zelfde wijze als woaron hij gekomen was terug gevoerd tot de Daumühle, waar hij het vastge stelde loon ontving en ontslagen werd. Op den weg naar zijn huis kwam hij geen enkelen stadgenoot tegen, en weldra kreeg hij het veilige gevoel, dat zijn geheime tocht door niemand was opgemerkt. De weken verstreken, maanden gingen om en de beul leefde zijn leven van eiken dag. Hij dacht nauwelijks meer aan het voorval, of het moest zijn, als hij zich 's avonds, af en toe, verlustigde in hot gerinkel en de aanblik vnn hot vole geld, dat hij zoo gemakkelijk verdiend had. F.n dan grimlachte hij. Zooals zoovele brute en sluwe menschep, was Menges echter tevens dom. Hij kon niet nalaten, een enkele maal op zijn vermeende handigheid in hot opknnppon van ..karweitjes" te pochen, en zoo had hij het aan zichzelf te danken, dat er ten slotte lots van zijn nachtelijke tocht uitlekte en do Magistraat tor oorc kwam. Maart 1777, dus nog geen half jaar na dc dnn.l, ontboden de burgemeesters hem op het stadhuis. Menges was echter opnieuw afwezig en kon dus niet komen. Den 7don April werd hem opnieuw het bevel gegeven, vóór te komen. Ditmaal was hij thuis en verscheen hij. liet verhoor, waaraan hij onderworpen werd, was De Groote- of Catherinakerk te Brielle niet malsch. Wegens zijn laatste afwezigheid ver ontschuldigde hij zich met de bewering, bij een ziek paard geroepen te zijn, buiten de stad, cn daar hij inderdaad ook als veearts optrad, klonk, deze bewering heel aannemelijk. Anders echter stond liet met zijn voorlaatste afwezigheid. Zijn uitvluchten in dit opzicht bevredigden niet, cn toen de al meer argwanend wordende magistraat hem aan enkele strikvragen onderwierp, stuitte men op ullerlei tegenstrijdigheden. Ten slotte voelde Menges zich het vuur zóó na aan de sche nen gelegd, dat hij alle draaierijen opgaf en be loofde, de volledige waarheid to zeggen. Nu ver telde hij het gohcele verhaal, dat wij hiervóór meedeelden, met de toevoeging, dat hij zijn last gevers niet kende, noch de plaats, waar zij hem heengevoerd hadden. Het verwijt, dat hij zijn ambt schromelijk misbruikt had, eékende hij als rechtvaardig, waarom hij de heeren om vergiffe nis smeekle. Zijn bekentenis werd op schrift gesteld cn door hem onderteekend. Zijn straf was meer dan lank moedig: hij werd, met een ernstige vermaning, veroordeeld tot een hechtenis van veertien dagen. Met deze zeer lichte straf nam de aanwezig© raadsheer des Konings, Philbert, echter geen ge noegen. Hij wendde zich tot den minister van Justitie, wion hij de ernst van het misdrijf onder oogen bracht Volgens Philbert moest de beul van zijn ambt vervallen worden verklaard, veroordeeld worden tot een straf van drie maanden op water en brood. Als reden voerde hij aan, dnt Menges' daad een beleediging der Fransche justitie was, daar de beulsmacht zich onder geen beding ver tier mocht uitstrekken dan tot de uitoefening der door het gerecht bevolen executies. De minister van justitie, die niet gaarne van dom beganon weg afweek, keurde echter de lichte straf van de stadsmagistraat .goed. Menges werd na zijn arrest in zijn ambt hensteld, waartoe mensclien met een nauw geweten trouwens vrij wel ongeschikt waren. Wie intusschen de zoo geheimzinnig terecht gestelde was? Hiernaar heeft men slechts kunnen gissen. Meer dan een halve eeuw later, in 1835, berichtte de „Revue rétrosjiective" een brief over het myste- rieuse voorval ontvangen te hebben, waaruit viel op te maken, dat Frankfort het doel van de tocht zou zijn geweest. In het paleis van de vorsten van Thurn und Taxis, aldaar, zou een der leden van dit oeroude geslacht ter dood zijn gebracht wegens handelingen, die niet overeenkwamen met de eer dezer vorstenfamilie. Het doodvonnis zou uitge sproken zijn door een familieraad, die de overheid niet in de zaak betrekken wilde en dus op eigen gelegenheid de gerechtigheid uitoefende. Zelfs ai ware dit bericht juist wat onmogelijk gecontroleerd kan worden dan nog tast men omtrent den aard van het door het onthoofde familielid gepleegde misdrijf volkomen in het duister. De geschiedenis zal du6 wel in meer dan één op zicht duister blijven. De uitvinder van de Dorschmachine In ons Zondagsblad van 2 Nov. namen wij een artikeltje op over de dorschmachine. Aan het slot deelden wij mede, dat de naam van den uitvinder ons niet hekend is. In antwoord daarop schrijft ons de heer G. J. van Ojen Jr. te Den Haag: Ik heb ine gewond tot den landbouwkundige van dc Arbeidsinspectie en heb cr zelf nog eenige werken over nageslagen. Hieromtrent kan ik u nu het volgende mede- deelen: In 1785 bouwde Adreas Meikle in Tyr- ringliam (Schotland), de eerste dorschma chine met een van slaglijsten voorzienen trommel. Dc dorschrnachines, waarhij dc trommel van pen nen is voorzien, dateeren uit lateren tijd: 1831, toen Samuel Turner, in Aurelines, staat New- York, deze liet patenteeren. 372 DONDERDAGAVOND WAT DEZE WEEK DE AANDACHT TROK EEN STEEN DER ERGERNIS, welke in 1905 „ter eere" van de verkiezing van Duymacr van Twist te Steenwijk door dc winkelruit van den petlenfabrikant Jan Brouwer in de Oosterstraat gekogeld werd, was Zaterdag ter receptie in de Witte Brug aanwezig. Het bestuur van de A U. Kiesver- eeviging heeft hem van een passende in scriptie laten voorzien en hij komt alleen bij feestelijke gelegenheden voor de dag. En zoo wordt een steen des aanstoots gelijk we meermalen in hel Oude Testament lezen een stille getuige van zegen; in politieke taal zouden we zeggen-. een prachtige brok propaganda. Nu. daarvan kunnen we in onze dagen wel wat gebruiken. Want menigmaal mee- nen we in wijsheid te moeten vragen naar dc oude dagen, welke gewis beter waren dan deze. Wanneer ergens een jongeren groep zich Mobiel verklaart en de straat op gaat om Nederland tot tv aak z aam- hei d op te wekken, dan wordt zulks in een vergadering van partijleiders hoog ge loofd en geprezen. Daar is nu volstrekt geen bezwaar tegen, maar het teekent onze werkeloosheid, dat zoo'v club aan honderd andere ten voor beeld moet worden gesteld; het diende zoo te zijn, dat allen loopen, al kan slechts één dc prijs verwerven. Natuurlijk dacht minister Colijn daaraan niet, toen hij in dc Tweede Kamer zijn hart ekr eet liet hooren tegen het doo- dende evenredige kiesrecht, waardoor een parlementaire regcering in ons land onmo gelijk werd. De minister had het slechts over het kleine partijgrut, dat in de Kamei dooreen woelt en ktioel; samen vormen ze gemakkelijk een meerderheid, welke tegen kan roepen: maar ze weten niet Ie zeggen waar ze voor zijn. En nog altijd blijft het waar: de critiek is gemakkelijk, de kunst is Maar ja, nu zitten we er mee. En de regee ring ook. Het zijn viaarlijk geen prelliqe verhoudingen, waaronder het kabinet-Colijn het bewind voert. Een meerderheid van tegendeel en kan het wel ten val brengen, want elke fractie en elk groepje heeft zoo zijn eigen grieven; maar het moet blijven, want er is geen working majority", zoo als Dr Kuyper placht te zeggen: geen meer derheid. die een plan voor rcgecringsarbeid onderschrijft. Dat met het plan van de arbeid der S.D.A.P. in politicis niets te beginnen is, bleek in de Tweede Kamer voldoende. Vergissen we ons niet, dan zijn er twee partijen voor: ie S.D.A.P. zelf en de C.D.U.; een school haaien en een loodsmannetje of een pluimpje aan een lecuwenstaart, dat meekwispe.lt als de manen schtidden. En nu behoeft men niet te zeggen: twee is te weinig, want de derde, brengt de praat aan, overmits deze twee „praats" genoeg hebben maar het is zoo veel, dat ze hoogstens als plannenmakers geccrd worden. Men kent zulk volk ook in 't daqelijksch leven. Ze hebben nog iets, waar de lommerd wat geld op geeft, of ze leenen bij familie; men doet inkoopen cn vraagt vrienden te gast, en de buren constateer en een schijn van welvaart, welke even verbaast, doch spoedig verzwindt... Zou het zoo ook gaan met devaluatie, waar over twee ministers nogmaals de staf ge broken hebben? Het gaat bepaald lijken op ren verboden vrucht, welke altijd aantrekkelijk schijnt. Men loopt er vol belangstelling omheen; men ruikt er eens aan: men ziet het blosje- dat lokt Maar Colijn zegt: ik geef geen slaappoeders; zeur cr niet langer over. Wie devaluatie wil, moet het zelf doen; wij doen het toch niet Het is een groote troost, dat ons volk zeer duidelijk vertrouwen stelt in dc woorden van Colijn. De grid markt wordt steeds ruimer. Het offirieelc disconto is sedert de crisis van Juli/Augustus weer teruggel,,apen ran C, tot 3Yg pet. Dr zakenmenschen krijgen weer moed. Hor lager rente hoe meer kans dat het herstel, waarvan we een flauwe schemering meenen te zien, dóórzet. Het is nog maar een wolkje als eens mans hand. doch de profeet hoorde in Gods be lofte reeds het ruischen van een overvloe dige regen 3e dingen te vergeven; Hij wil Je als Zijn lieve Bertie"....;, ze kon bijna niet verder van aandoe ning, „...in ...Zijn ..Armen wegdragen, hoor." Dan was cr een spannende stilte; Bertie kreunde nog zachtjes en woelde onrustig. Nog eens bc- duiode hij dat hij wat in moeders oor wilde fluis teren. Ze boog zich naar hém over. „Moesie, vadie", fluisterde het zwakke teere stem metje, „kom u ook bij mij, als de Heere Jezus nnj heeft weggedragen?" „Ja", knikten moeder en vader, die hot ook ge hoord had, allebei, maar ze konden niet spreken. Moeder moest even opstaan en terzijde uithuilen, het overweldigde haar te sterk. Ze stond met haar hoofd gebogen in haar zak doek tusschen haar beic.e handen en haar lijf schokte van zenuwaandoening. De zuster, die het opmerkte, nam haar even mee in een ander vortrek en trachtte haar te k&l- meeren. Als ze na een poosje door vader haastig geroepen wordt, komt ze nog met dc zuster net op tijd om haar lieve Bertie in haar arm te nemen en hom aan haar hart te zien heengaan, zonder nog een woord van hem op te vangen. Weer is de zomer in het land en bloeien in volle schittering van oranje cn goudgeel, de Oostinrli- sche kerskolken aan de overkant langs dc spijlen van oe veranda; weer rookt dc oude maa z'n pijpje in het morgenzonnetje op de tweede etage op het achterbalkon; weer schettert de felle radio- muziek tusschen de huizenrijen door over de tuin tjes; het is alles nog net als verleden jaar. De oude mevrouw legt zich na haar middageten op haar divan om haar tukje te vangen, maar het gesnap van dc vroolijko kinderstem wordt niet meer gehoord. Als een weemoedige herinnering knerpt Lorre af en toe z'n: „Wat is het liefic?" gevolgd door hot: „Opoe, dag opoe, O-Opoc-oc!" En opoe buigt het hoofd en de tranen springen in haar oogen. Ze schudt liet hoofd cn mompelt zacht voor zich heen: „Bertie, m'n joggic, ik wou al m'n middagslaap jes wel geven, als ik nog niaar jou lieve stem metje kon hooren. „Maar dc veranda van twee hoog is uitgestorven; de menschen zijn verhuisd naar een ander stads gedeelte, en Bortio is venhuisd naar den hemet", denkt Opoe. Zal Opoe daar ook eenmaal heen verhuizen? DE STERRENHEMEL IN NOVEMBER De sterrenkaartjes De kaartjes stellen elk het halve hemelgewelf voor, boven den noordelijken cn den zuidelijken horizon, in den stand van 15 November 's avonds te negen uur. De Poolster, het eenige hemellicht dat altijd op dezelfde plaats staat, geeft het noorden aan,. De circumpolaire sterrenbeelden, op het noord- kaartje binnen de gebogen strecplijn, gaan op onze breedte niet onder maar beschrijven cirkelvormige banen rondom de Poolster. Dc overige sterren komen op en gaan onder. De pijlen op de kaartjes geven de richting van de hemeldraaiing aan. De sterrenbeelden Boven den noordelijken horizon trkken de aan dacht: de Groote Beer, de Zwaan, Cassiopeia, de Wagenman en de Tweelingen; in het zuiden: Orion 1), Stier, Andromeda, Pegasus en Arend, waarvan de eerste juist opkomt en dc laatste on dergaat. Do Melkweg loopt van het Oosten, door liet zenith naar het Westen. Algolmi nima zijn waarneembaar: 4 Nov. te 5.15 (v.m.), 7 Nov. te 2 uur (v.tn.), 0 Nov. te 10.50, 12 Nov. te 7.45, 27 Nov. te 3.45 (v.m.), 30 Nov. te 0.30 (v.m.). Mi ra, omicron lilt den Walvisch, is een lang- periodischc, onregclmnt ig veranderlijke ster. De gemiddelde periode is 330 dagen, waarbij de ster, wegens geringe helderheid, geruimen tijd onziclithanr is en in het maximum dc helderheid van de tweede grootte kan bereiken. Het vorige maximum wus in begin Januari, zoodal het vol gende einde November valt, maar tijdstip en te bereiken helderheid zijn niet geheel zeker. Maar in November zal Mira voor het bloote oog zicht baar zijn. De maand November is rijk aan vallende sterren: van 1216 Nov. zijn dc Leonidcn, van 1723 Nov. de Andmmedideii te verwachten, op welke dagen de aarde in haar liaan door de me teoren-zwermen van dien naam gaat. De zon, de maan en de planeten Dc zon treedt 23 November in het teeken Schutter. Het eerste kwartier der maan van 3 Nov. staat in den Steenbok, dc volle maan van 10 Nov. in den Rain. Van de planeten is Me reu ri us, rechtloopend in Maagd en Weegschaal, in de eerste helft der maand zichtbaar als morgenster. Begin Nov. komt de planeet 2 uren voor do zon op en bereikt de helderheid van dc sterren der eerste grootte en is b.v. nog iets helderder dan Wega uit de Lier, De grootste clongatie wordt bereikt op 2 Nov. Venus blijft een schitterende morgenster en komt 4 uren voor de zon op. Dc helderste der pla neten is rechtloopend in Leeuw en Maagd en be reikt 19 Nov. haar grootste clongatie (zonsafstand aan dc sfeer). M a r s, in den Schutter, gaat in November wel 3 uren na dc zon onder muur is niet helder cn staat laag boven den horizon. Jupiter is niet zichtbaar. Conjunctie (samen- stand met de zon) 27 Nov. S a t u r n u s, in den Waterman, trekt in dit wei nig schitterende sterrenbeeld wel de aandacht. De piancct met den ring (voor het eerst door Iluygens als zoodanig herkend) gaat in het mid den der maand te middernacht onder. In 1781 werd door Herschel in Engeland een pla neet ontdekt. De nieuwe planeet, die den naam Uranus 2) ontving, bleek op grooter zons afstand te staan en langer omloopstijd te hebben dan Saluruus, die tot dien tijd als de buitenste planeet van het zonnestelsel had gegolden. Ura nus heeft, ook in den gunstigsten stand, slechts de helderheid van een ster der zesde grootte, ligt dus op 'o grens der zichtbaarheid voor hot onge wapend oog en is alleen voor een scherp gezicht waarneembaar. De waarneming (bij helderen hemel, bij afwezigheid van maanlicht en zonder dat kunstlicht hindert, is dus een aardige proef ter toetsing der gezichtssterkte. De huidige positie van Uranus staat op het zuid kaartje uangegevcn, tusschen de sterrenbeelden Ram en Vissclien. 1) Uitspr.: Orion. 2) Uitspr.: üranus. Nee, mevrouw, niet zuo erg als ik eerst dachtf 369

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 15