BERTIE \41 volg vetliaal ,1 jg^ door H. TV. A alders (Slot) „Heb je het nog niet gehoord, mensch? D'r is een .verschrikkelijk ongeluk gebeurd, begint buur- jvrouw, zonder plichtplegingen, terwijl ze meteen de gang binnen komt om achier de gesloten deur heter het nieuws te kunnen vertellen. „Een ongeluk", roept mevrouw met schrik uit, „wat is er oan gebeurd?" Én nu vertelde buurvrouw het vrceselijke, dat ze zoo juist op straat heeft hooren vertellen van iemand die het zelf had zien gebeuren. Bertie, de lieve leuke kleine guit speelde in de sneeuw voor het huis; noode was moeder er toe overgegaan de boy oat oe te staan, maar nu ja in de middag moest het immers toch stil zijn op de veranda daar lag ooi: niet zooveel sneeuw en het was er zoo klein, en... en... hij moest het toch eens leeren om buiten te spelen, hij wero al zoo groot, hij was nu al vijf jaar. „Zal je goed uitkijken vent, en op het sloepje blij ven hoor, hier vlak voor het huis". Met z'n op recht jawoord had ze hem dan maar laten gaan, een half uurtje, hoor, langei niet". De blonde aardige krullebol kon zijn genot niet op; heerlijk, sneeuw en dan zoo veel en zoo ver, wat eer weelde voor hem. Rustig bleef hij op het trottoir, telkens als z'n moeder uit het raam keek, had ze hem trouw gevonden, waar ze hem had gezegd, dat hij moest blijven. A! intenser was hij door z'n spel in beslag geno men, z'n sleetje werd de auto, die vrachten moest overbrengen van de eene kant van de straat naar de andere, heerlijk ging dat met een vaartje, dwars over de breedo straat; tweemaal achter elkaar ging het best; hij draafde als een paard achter zijr sleetoen de derde maal was het gebeurd, ineens, vreeselijk. Een auto raasde met groote snelheid door de rus tige straat; Bertie merkte h'm niet; ineens stak Bertie met z'n sleetje dwars de straat over, de auto kwam juist aan, o, odaar lag de lieve jongen op do steenen, terznde geworpen, hevig bloedend, een doordringende gil klonk beangsti gend door de straat, menschen liepen toe, Bertie's moeder keek uit het raam, gaf een luide gil en .vloog de trap af. Arme kleine Bertie! Door de geneeskundige dienst werd hij naar het ziekenhuis gebracht. Levens gevaarlijk gewond! Bewusteloos, loelijk verminkt. De oude mevrouw Was er kapot van. Toen buur vrouw weg was kwam ze er niet over uitgedacht. Dat ventje, dat ze zoo goed kende, wiens stem metje haar nog in de ooren klonk van deze zomer, o, ze moest er niet aar denken. En zij had er nog wel op aangedrongen hem maar op straat te laten spelen, zij voelde zich mede 6chuldig aan dit ongeluk, o, wat zal dat wat zijn voor die vader en moeder. Zo had in huis geen rust, zenuwachtig kleedde ze zich aan; ze was begaan met het kereltje en niet die ouders; had de moeder niet duidelijk gezegd, dat het het grootste geschenk was, dat ze van baar God had ontvangen. En nu dit! Ze dwaalde door de sneeuw en ging het blokje huizen van haar straat om; ze vroeg aan andere buren of die al iets meer van Bertie hadden ge hoord, maar niemand wist verdere bijzonder heden; ze zou eigenlijk wel eens willen aanbel len. maar ze had er minder moed toe dan van 't zomer; bovendien de buren zeiden, dat er nie mand thuis was, want ze waren naar het zieken huis. Eindelijk ging ze maar weer naar huis, doch zo had geen oogenblik rust; een kwartier later stond zt al weer op straat. Ze ging telefoneeren; ze moest zekerheid hebben. Na eenige moeite bij het vaststellen welk ongeval ze bedoelde wist men haar van uit het zieken huis eindelijk te vertellen, dat het kind nog leef de en dat er nog een glimpje van hoop was, dat het er door zou komen. Met een ongerust hart ging ze weer naar huis en zi], die meende dat ze niet meer in een God kon gelooven, merkte tot haar eigen verwondering, dat uit haar hart de verzuchting oprees: „O, God, rea dit kindl" Thuis zette ze zich voor de ramen van haar ach terkamer en hield het oog angstvallig op de twee de etage aan de overkant gericht; stellig nam ze zich voor, zoodra ze eenig teeken van leven aan de overkant zou bemerken, zou ze er heen gaan; ze moest hen spreken; een onweerstaanbare drang dreef haar. Bij het bedje van Bertie, in de ziekenzaal, zitten vader en moeder. Op het witte kussen rust de blonde krullebol; de frissche roode koontjes zijn lijkbleek geworden, voorzoover ze buiten het verband nog zichtbaar zijn. Bertie heeft de oogjes gesloten, z'n armpjes liggen bloedloos boven het dek; nu en dan wendt hij z'n hoofdje onrustig van rechts naar links of omgekeerd; af en toe opent hij heel even de oogen en z'r. blauwe kijkers lachen niet blij, zooals ze altijd hebben gedaan, maar een uitdrukking van pijn en srneekend verlangen ligt er in. Moeder zit vlak bij hem; haar hand beroert tel kens zachtjes die van haar kind en als ze haar streeling te lang doet uitblijven, wijst de noodende beweging van Bertie's hand, dat hij voortdurend het contact met moeder wil voelen. Vader staat aan 't eind van het bedje, met een oog van leed en smart vol ziet hij onafgebroken naar zijn kind als om elke beweging te herkennen. Moeder drukt voo-tdurend haar zakdoek tegen haar gezicht, om de telkens opkomende tranen weg te dwingen en haar rood beschreid gezicht tcekent de inspanning, die het haar kost, om zich vooi haar man en kind goed te houden. In stil zwijgen gaat de tijd voort; ten leste valt Bertie in slaap; de zuster waarschuwt de ouders om nu voolvjchtig een poosje weg te gaan; noodo verlaten ze het bedje van hun ongelukkig kind, maar de zachte dwang van de zuster brengt hen in de wachtkamer. Daar komt straks de dokter bij hen. Hij raadt hen nu rustig naar huis te gaan; oircct gevaar is er niet en mocht zich on verhoopt deze nacht iets ernstigs voordoen, dan zullen zo onmiddellijk gewaarschuwd worden. llcusden, Kaar een roodkrijtkrabbel van H. 368 OPWEKKING Vouwt uwe handen! De hemel is zwart. Bang zijn de tijden en zwak is ons hart. Ruw is 't geweld, dat de volk'ren bespringt, Angstig de kreet, die ten hemel zich wringt: „Hoed, o Almachtige, hoed onze landen!" Vouwt uwe handen! Staalt uwe handen! Weest moedig en sterk, Kloek in uw taak, in 't bevolene werk! Sober en matig, ootmoedig van geest, Strij' met zichzelven een ieder het meest! Weg nu met alle verslappende banden! Staalt uwe handen. Rept uwe handen zoo veel als gij kunt, Thans aan partijschap het licht niet gegund! Haat aan den haat, want, in liefde verricht. Wordt ook het zwaarste steeds lieflijk en llchtl Wie zal er twisten als 't huis staat te branden Rept uwe handen Reikt dan de handen aan jong en aan oud! Samen ootmoedig ten Hoogen geschouwd! Klein of aanzienlijk, een knecht of vorstin, Leden zijn we allen van 'f groote gezin. Hoe ook verscheiden in kerken of landen Samen de harten en samen de handen. Dr J. H. GUNNING J.Hzn. Onwillig gaan ze ten slotte voor do drang van den dokter voor oen poos weg. Als in een droom zien ze het leven van de stad om zich en het is zoo moeilijk de gedachten weer op het regelmatige leven te ordenen; altijd maar weer ziet moeder haar lieve, lieve kleine Bertie voor haar en de doodclijke angst kruipt telkens in haar omhoog en kropt in haar keel en perst haar opnieuw de tranen uit de oogen, dat Bertie, die lieveling, dat schattige jog, niet beter zal worden. Hoe ze thuis komt weet ze niet; ze laat zich door haar man leiden en deze tracht haar en tegelijk zich zelf moed in te spreken; hij spreekt van God en Zijn bestiering, van overgeven en vertrouwen, van geloof en almacht, maai hoewel het in haar hart niet tot opstandige woorden komt, ze heeft er nu toch geen houvast aan. Als ze een poosje thuis zijn, wordt er zachtjes ge beld en tot haar verbazing ziet moeder de oude mevrouw van de overkant beneden aan de trap staan, die met deernis en medelijden vraagt naar haar kind. Boven gelaten vertelt de oude dame van haar on rust en zelfbeschuldiging; het doet het moeder hart goed dat blijk van innig medegevoel en medeleven; of ze de lieve boy morgen niet eens even al is het maar om een hoekje, mag zien. Als ze er de toestemming toe heeft, neemt ze weer afscheid en de trap afgaande, drukt ze stijf de hand van Bertie's moeder en zegt dan: „Kinderen zijn het grootste geschenk, dat God een mcnsch geven kan, hebt u laatst tegen mo gezegd, ik geloofde het toen niet, maat in deze middag heb ik er de waarheid van doorvoeld; God geve dat u het geschenk behouden mag". En hot is Bertie's moeder ineens, alsof er in haar ziel iets van de smart losweekt; ze ziet Bertie, weör als frisch rose wicht op haar arm, toen ze hem bij de doop den Heere voordroeg. Het Gods geschenk, ja, een geschenk en nu, als God het eens weer opeischte? Het. hield haar voortdurend bezig, en het gaf haar toch oen andere denkrichting dit alles wat er gebeurd was te zien in het licht van het geloof, dat haar kind een geschenk van God was, dat ook dit kinderleven in Gods hand was; daar in wiloo zij het rustig overgeven; in die gedachten sliep ze ten slotte 's avonds in; de laatste telefonische be richten waren geruststellend; morgen zouden ze eerst weer opbellen en dan tegen half elf zou ze ei heen gaan. Kleine Bertie is nog in leven, maar de dokter geeft weinig hoop meer; gebroken van smart zit ten de ouders bij het bedje van hun arme Bertie. Z'n borstje hijgt heftig, smarttrekken glijden tel kens over zijn gezichtje en nu en dan kreunt do lieve jongen en steekt z'n handje naar vader en moeder uit. Moeder legt haar oor dicht bij de mond van haar lieveling als om op te vangen elke klank, die hij nog uit. „Moesie", komt het zacht over z'n lippen, „moe* sie, dicht bij mij blijven". „Ja, lieve Bertie, ja, hoor", fluisterde moeder door haar tranen heen. Moeder heeft hem van den Heere Jezus verteld, die de kinderen toch Zich riep; het heeft hem eenige afleiding gegeven en zijn geest geboeid. Nu slaat hij zijn blik op naar zijn moeder: „Moe* sie, als ik nou niet beter word, dan kom ik ook bij den Heere Jezus, niet waar moesie?" „Zeker, kindje", schreide moeder ton antwoord, „als je Hem liefhebt en Hem bidt om je verkeer* I KRUISWOORDRAADSEL 1 r i n n T~ T~ T~ t 40 41 r s ÏT~ vT 45 4fc Ï3~ zo 1 22. - vT j J HORIZONTAAL: 1 Geslacht 7. Verdieping. 8 Voetbalclub. 9 Nieuw. 11. Gravure. 13. Gedicht. 14 Bijbelsche vrouwennaam. 15 v. d. zoovcelsten der maand. 1G Dof. 19. Aanspreektitel in brieven. 22 Meisjesnaam. 23 Achten. 24 Vergiftige spin. De oplossing die men ons niet behoeft toe tc zenden geven wij in het nummer van volgende week. 1 Alpengeit. 2 Drinkbak. 3 Overblijfsel. 4 Voorzetsel (3de naamv.) 5 Hoogst volmaakt. 6 Godin v. d. dageraad. 10 Nieuwerwetsch. 11 Riviertje in Utrecht. 12 Term uit het tennisspel. 15 Oude Ned. Munt. 17 Stad in Frankrijk. 18 Rivier in Rusland 20 Bij 21 Ruw. m 9. m VN m m m VN m 11 m s 11 m §§f fff 11 Éi n fg§ ij S ,..v jgg ~c' i:X HP m m '':;7 p flf 10. 35—30 11. 28—22 12. 33X22 13. 38X16 24X44 17X28 44X33 De volgende opening werd eens door den oudr wereldkampiocn Springer gespeeld. OPLOSSING van hel Kruiswoordraadsel uit het vorige nummer Horizontaal: 1. Osei; 4. Eva; 6. Kras; 8. Aas; 9. Ren; 10. Klam; 12. Ste; 13. Eelt; 15. Oka; 16. U.1.0.J 18. Oxyde; 22. Wrong; 23. Reeds; 24. Innen; 25. Niobe; 26. Sofia; 27. Reest; 30. Nis; 32 Els; 34. Mist; 35. Kin. 36. Edam; 37. Epe; 3a Ain; 39. Leer; 40. Lei; 41. Stek. Verticaal: 2. Solo; 3. Lama; 4. Essex; 5. Arend; 6. Kneu; 7. Anlo; 11. Akropolis; 14. Elberfeld; 17. Zwang; 18. Ogier; 19. Yonne; 20. Ernst; 21. Islam; 2a Enkel; 29. Sinaï; 30. Nike; 31. Ster; 32. Eerst; 33. Sake. Geldige reden. „Waarom bromt de zanger toch zoo in zijn gar derobe?" „Hij heeft elf kransen gekregen!" „Maar dat is toch meer dan genoeg!" „Ja, maar hij heeft er twaalf betaald!" DAMRUBRIEK Redacteur: W. HOEKSTRA, Tulpeboomstraat 6, Den Haag. Inzendiugen uitsluitend aan dit adres. Voor alle vraagstukken geldt: Wit begint en wint. Oplossingen moeten worden Ingezonden uiterlijk 10 dagen na plaatsing. BEKERWEDSTRIJD Wedstrijdprobleem No. 7 Auteur: J. WINTER, Oude-Pokela 1 2 3 4 5 Éi e it m u SS a B K n n li 'T e fff 15 e 11 S 18 iü jj s 8 s Hp X./// n 12 T", P S 11 46 47 48 49 Zwart: 3, 6, 8, 9. 11, 14, 19, 22, 24, 28. .Wit: 17, 25, 31, 34, 30, 38, 39, 42, 46, 47. Wedstrijdprobleem No. 8 Auteur; A. FISCHER, Amsterdam Wit 1. 33—28 2. 34—30 3. 30—25 4. 40—35 5. 34—30 6. 39-33 7. 31—26 8. 26X17 9. 25X14 10. 37—31 11. 31—27 12. 30-25 Zwart 18-23 20-24 12—18 7-12 1—7 17-21 14-20 12X21 9X20 7—12 46 47 48 49 50 Zwart; 2, 6, 8, 12, 13, 18, 19, 24—26, 29, dom op 49. Wit: 16, 17, 21, 27, 28, 30, 32, 33, 35, 38, 42, 40, 48. Voordeel in de opening. Speel eens de volgende openingszetten. u m m m xmmm m mmm \m mmm, wm W//A m& m W,.„ ,.y 47 48 49 50 Wit 1. 33—28 2. 39—33 3. 44—39 4. 49—44 5. 31—27 6. 36—31 7. 34—29 8. 40X20 9. 44—40 Zwart 18—23 12—18 7—12 16-21 21—2G 20—24 23X34 15X24 18—23? 13. 25X14 31X22 14. 28X17 11X22(A) 15. 3228 enz. Wint een schijf. (A) 1721 verliest eveneens een schijf. CORRESPONDENTIE A. L. e.a. De problemen 1—6 zijn alle oplosbaar. L. de V. Zal U schrijven. Dank voor toezending partijen. W. K. e.a. Bij de oplossing moeten eventueel do varianten worden aangegeven L. Z. e.a. In totaal 12 stuks. WIST U DAT de naam tulp niets anders bcteekent don tulband? De tulp komt uit het Oosten. Men noemt haar tulband, naar de doek, die de Turken om ihun fez wikkelen. in de chemie bijzonder geconstrueerde weeg schalen worden gebruikt, die tot op een millioen- stc van een gram nauwkeurig zijn? uitgravingsvondsten bewezen hebben, dat in Beieren reeds 5000 jaren geleden graan werd ver bouwd? in Calcutta met Engclsch kapitaal een school voor slangenbezweerders is opgericht? De leeraren zijn Indische fakirs. er volgens een Engelsche eigenaar van een hondenfokkerij 938 hondenrassen bestaan? Behalve dan nog de gekruiste rassen. iemand, die alle op de wereld op een dag ver schijnende kranten wil lezen, 10-4 talen moet ken nen en 25.000 uren ingespannen moet lezen? er in China reeds 3500 jaren geleden een dierentuin bestond en 1700 jaren geleden een die renpark in Rome met 32 olifanten, 60 leeuwen en 300 luipaarden? in de slachthuizen te Chicago per uur 6000 varkens worden geslacht en kraar gemaakt voor de koelkameit»? Dierenvriendschap Tijdens een hevig onweer, dat dezer dagen boven Montreal woedde, kwam een ruige fox van do familie Williams het huis binnenloopen met een half verdronken klein grijs eekhoorntje. De dochter des huizes liep den tuin in en vond een tweede pluimstaart. De kleine diertjes waren blijkbaar door den storm uit het nest in den boom gesla gen en de moeder was verschrikt weggevlucht. Het meisje voedde de eekhoorntjes met een apo- thekersfleschje, maar na een paar dagen bleken zij deze hulp niet meer noodig te hebben. Het pro bleem was opgelost toon men in de schuur do zwervende kat, die bij de familie een onderkomen had gezocht en een enkel jong voedde, ook do jonge eekhoorns voedsel zog verstrekken. Onder de hoede van hun zonderlinge pleegmoeder groeien de pluimstaarten nu voorspoedig op. Moderne reclame en de oude tijd Een ondernemend reisbureau vestigde met do volgende reclame de aandacht op zich: „Welk een moeite en kosten zou Napoleon zich bespaard hebben indien bij voor zijn reizen naar Rusland en Egypte ons bureau in den arm had genomen!" Een gloeilampen-fabrikant adverteerde: „Hoeveel schooner en expressiever zou Rembrandt geschil derd hebben, indien hij niet altijd in het half donker had zitten knoeien, maar onze lampen had gebruikt!" Nog een aanlig voorbeeld: „Men zegt, dat Vondel een groot dichter was. Het is mogelijk, maar veel krachtiger en melodieuzer zouden zijn alexandrij nen geklonken hebben, wanneer hij had geschre ven met een Parker." 373

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 14