ZONDAGSBLAD
Rleu-ïer-krantje
Voor knutselaars
EEN WONDERVOGEL
Zaag van het bovenstukje van een oud vaten-
kwastje ongeveer 3 centimeter af voor kop en hals
en van het dikke gedeelte 5 centimeter. Bevestig
de kop met één spijkertje, waarvan je met de nijp
tang eerst de kop hebt afgeknepen. De snavel zaag
je uit een deksel van een sigarenkistje, evenals de
kam van den vogel. De pootcn maak je van twee
Btokjes, welke je in een plankje steekt.
Vervolgens schilder je den wondervogel in de
vreemdste kleuren die je tot je beschikking hebt,
b.v. kam groen, hals geel, lijf paars, het kraaltje
wat als staart bedoeld is, rood, pooten oranje, het
oog en snavel blauw en het plankje groen. Een en
ander kan je met waterverf of olieverf schilderen.
Als je waterverf gebruikt, verdient het aanbeve
ling het geheel te vernissen.
Oplossing
van de rebus in bet vorige nummer
Nooit zijn wij handiger en listiger dan als het
er op aankomt het door ons gepleegde onrecht in
ons eigen oog te vergoelijken.
Kunstjes en Spelletjes
PAPIEREN RINGEN
EEN KNIPSPELLETJE
Wanneer je aan een reep pqpier de uiteinden
aan elkaar plakt, en in do lengte middendoor
knipt krijg je twee ringen. Dat is heel duidelijk.
Maar plak nu eens de twee uiteinden aan elkaar,
nadat je het papier eerst een slag hebt gedraaid.
Dan zal je tot je verbazing zien. dat je één grootcn
ring krijgt, die tweemaal zoo groot is. En als je
nu dezen ring weer in de lengte midden door
knipt, krijg je twee ringen die in elkaar zitten cn
allebei twee maal zoo lang zijn als de eerste ring.
Zoo kan je doorgaan, tot het papier te dun Is
om door te knippen en je krijgl dan steeds een
verdubbeling van ringen, die in elkaar sluiten.
Wanneer je echter twee slagen in de reep papier
legt, voor je de uiteinden te zamen plakt cn je
knipt het dan in de lengte door krijg je niet een
ring van dubbele lengte, maar dadelijk twee rin
gen. die in elkaar sluiten.
Je zult zier. dat het heel gek gaat en verrassen
de uitkomsten geeft. Te moet de reepen een beetje
lang nemen, want anders wordt het knippen las
tig, omdat het papier dan zoo in elkaar gekronkeld
gaat zitten.
MUZIKAAL ZOEKEN
Een alleraardigst gezelschapsspel is het muzi
kaal zoeken. Iemand van het gezelschap verwijdert
zich uit de kamer. De overigen komen een plaats
overeen, waar een bepaald voorwerp wordt wegge
stopt. Is dit laatste gebeurd, dan wordt de weg
gegane teruggeroepen Hij of zij moet het voorwerp
nu opzoeken. Hoe weet deze, of hij (zij) „warm"
of „koud" is? Wel, doordat een der aanwezigen,
voor de piano of het orgel gezeten, harder of
zachter speelt nanrmate de zoeker (zoekster) het
voorwerp nadert of er zich van verwijdert.
Een oud «r»»' dnt echter telkens weer nieuw en
leuk is
HENK OP VADER'S STUDEERKAMER
[(Om voor te lezen)
Hij zit al in de vierde klas
door
ADRI LAMMERS
Al gauw vergeet Henk dat hij op Vaders
studeerkamer zit. Hij denkt nergens aan,
dan aan zijn werk.
Hij rekent maar door.
Weer komen de sommen allemaal uit.
Nu moeten ze nog in 't net geschreven
worden.
Bah.... dat overschrijven is vervelend
werk.
Lang niet zoo leuk als het uitrekenen.
„Maar hoe eerder ik het doe, hoe eerder
ik er af ben", denkt Henk.
„Zie zoodat is klaar", zegt hy einde
lijk.
Hij legt zijn pen neer en zucht van ver
lichting.
't Begon hem tenslotte toch een beetje te
Vervelen.
Nu kan hij naar beneden gaan, maar hij
dénkt er niet aan.
Nee er is nog zooveel te bekijken.
Het groote boek, met de plaat er op, ziet
hij nu ook op het bureau liggen.
„Nergens aankomen", heeft Moeder ge-
zegd.
Maar wat geeft het nu als hij het heel
voorzichtig midden op 't bureau legt.
Dan kan hij de plaat er op veel beter zien.
Moeder heeft toch gezegd: „Nergens aan
komen", denkt Henk dan weer.
Heel eventjes dat boek verleggen is toch
eigenlijk zoo erg niet.
Moeder heeft natuurlijk bedoeld, dat ik
niet in de boeken mocht bladeren, praat
Henk zichzelf voor.
Wel ja, dat boek verleggen geeft immers
niets.
Dan pakt Henk het groote boek met beide
handen beet en legt het midden op het bu
reau voor zich.
Hij voelt wel dat hy ongehoorzaam is.
Hij krygt er een kleur van.
Gauw laat hij het boek weer los.
Nu kan hij de plaat wel beter bekyken,
maar prettig is het niet meer, want hij is
ongehoorzaam geweest.
„WAT JETJE DEED"
II.
Toen Jetje uit school thuis kwam, zat
Henk al hard te werken aan zyn sommen.
Eerst heeft ze ook by Moeder thee ge
dronken, daarna is ze naar boven, naar de
zolder gegaan. Haar beide poppen heeft ze
meegenomen.
De eene pop heet „Goudblond-Liesje" en
de andere heeft ze maar gewoon „Hans"
genoemd.
Op de zolder staat een groote kist.
Daar zitten oude gordijnen, oude jurken
en restjes goed in
Jetje speelt zoo prettig.
„Goudblond-Liesje" is koningin.
Ze heeft een stuk van een oud gordijn om
het hoofd van de pop gewonden. Een heel
lang stuk hangt er by.
Dat is de sleep van de koningin.
„Hans" is de knecht van „Goudblond-
Liesje".
De koningin en de knecht praten druk
met elkaar.
Jetje doet het maar voor hen allebei.
Als „Goudblond-Liesje" spreekt, dan praat
Jetje met een heel hooge stem en als „Hans"
spreekt, dan praat ze met een lage stem.
Stilwat is dat? Jetje hoort loopen op
de overloop.
O ja,dat is Henk, die mocht zyn huis
werk op Vaders kamer maken, had Moeder
gezegd.
Vader is uit.
Jetje legt de koningin met haar mooie
sleep zoo maar op de grond. En boven op de
koningin legt ze „Hans", de knecht.
Ze sluipt op haar teenen naar Vadevs
kamer. Henk heeft de deur op een kier laten
staan.
Ze duwt de deur verder open en stapt heel
voorzichtig binnen.
(Volgende week verder.)'
't Kaarsje
Kaarsje
Flikkervlammetje
Wat word je toch al kort,
Ik zal maar gauw gaan slapen,
Voordat het donker wordt.
Kaarsje
Flikkervlammetje
Wat geef je me een pret.
'k Moet aldoor naar je kyken
Vanuit myn warme bed.
ije
Flikkervlammetje!
'k Zie straaltjes om je heen.
Eén boven, twee bezijden
Een ander naar beneên.
Kaarsje
Flikkervlamraetje
Zeg mij, wat dat beduidt!
Maar Moe zei: „Ga nu slapen!"
Enblies het kaarsje uit.
ROEL DASMUS.
Oud versje
Boer, bind de poe-del vast,
An-ders krijg je groo-te last.
Bijt hij mij, dan komt mijn va-der,
En die leert hem wel eens na-der
Boer, boer, op-ge-past,
An-ders krijg je last!
272
behoorende bij
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
ZATERDAG 14 SEPTEMBER - No. 37
JAARGANG 1935
Gebed in den hemel
En toen het het vijfde sïscI geopend
had, zag Ik onder het altaar de zielen
dei-genen, die gedood waren om het
woord Gods en om fret getuigenis, da*
z|j hadden;
Da zU riepen met groote stem, ze-g-
(jende: Hoe lang, o heilige en wav-
uchtlge Heerscher, oordeelt fin wreekt
Gi) ons bloed niet van degenen, die op
de aarde wonen7
Openbaring 6:9c
10.
Bij de opening van het vijfde zegel heeft Jo
hannes onder het altaar in den hemel gezien
de zielen dergenen, die gedood zijn om het woord
Gods en om het getuigenis, dat zij hadden.
Dat zijn dus de martelaren, die hun trouw
aan den naam en de zaak des Hccren met hun
leven hebben moeten bezegelen.
Er wordt hier niemand met name genoemd.
Toch zijn er wel namen te noemen.
Allereerst moet Johannes hebben gezien de
oudtestamentische bloedgetuigen. Van Abel af,
die om de aanneming van zijn offer is neerge
slagen, tot aan Zacharia, den priesterzoon, die
vanwege zijn boete woord is gedood tusschcn den
tempel en het altaar.
Maar voorts moet Johannes ook hebben gezien
degenen, die hij uit het aardsche leven kende. Sté-
fanus, de eerste, die om het evangelie van Jezus
Christus viel. En Jakobus, hier op aarde Johan
nes' eigen broeder, die op Herodes' bevel met het
zwaard werd .gedood. En wellicht ook Paulus en
Petrus, die, \vannccr Johannes op Patmos ver
blijft, al ter dood zijn gebracht. Naar ongewijde
gegevens is Paulus in Nero's tijd onthoofd en
Petrus gekruisigd.
Hij ziet de zielen dezer martelaren onder het
altaar. En hij hoort ze bidden, daar onder liet
altaar.
Want ze zijn wel gezaligd, maar nog niet ten
volle verheerlijkt. Ze deelcn in den aanvankr.lïj-
hen triumf van Christus, maar ze wachten nog
Zijn volkomen triumf.
Ze zijn nog lichaamloos. En onze Heere Jezus
Christus is in de wereld gekomen om den vollen
monsch te redden. Hij heeft aan lichaam en ziel
beide geleden. En Hij is niet alleen naar de ziel
in het Paradijs opgenomen, maar ook lichame
lijk opgestaan en ten hemel gevaren. Ten bewijze,
dat Hij de zijnen niet enkel naar de ziel, ten
halve, maar naar ziel cn lichaam, ten volle, ver
lost heeft.
En om die volle verlossing hoort Johannes dezo
zielen onder het altaar bidden.
u vervloeken cn bidt voor degenen die u geweld
aandoen"?
Inderdaad, dergelijke vragen kunnen hier in
ons komen rondspoken. Als we, op den klank af,
in dat gebed der martelaren hooren een uiting
van persoonlijke wraakzucht en van ongeduld
tegenover God, omdat Hij hun niet spoedig ge
noeg de gcwcnschte voldoening geeft nu, dan
kijken we hier niet in den hemel maar in de hel!
En we kijken tóch in den hemel. En we hooren
een gebed in den hemel. Het is een gebed uit do
zielen der volkomen verlosten, in wie geen enkele
rest van zonde meer woelt en werkt. Bij wie het
beginsel der wedergeboorte, dat hier op aarde al
is uitgegroeid in geloof en bekeering, héél liet
leven tot in zijn verborgenste diepten beheerscht.
We mogen dus niet denken aan eenigen onhei-
ligen hartstocht. Do gedachte aan persoonlijke
wraakzucht, die deze zielen tot hun gebed zou
drijven, moet hier vér cn vèr van ons blijven!
Dit .gebed in den hemel roept om het recht
van den levenden God.
Dat recht Gods moet zegevieren. En dat recht
is vertrapt, toen deze bloedgetuigen werden ge
slacht om hot woord Gods cn om hun getuigenis.
In hun dood heeft hot onrecht in deze wereld
gezegevierd cn de hel heeft geschaterd. In hun
bloed is het koninkrijk Gods tegengestaan, zoo fel
als maar kan, en Satan heeft getriumfeerd.
Nu roepen de zielen dezer martelaren om do
handhaving van Gods waarachtigheid cn heilig
heid in Gods wereld. En daarin om de volle uit-
schittering van dé heerlijkheid Gods in Zijn strijd
met den Booze.
Hoor maar, hoe zij den Allerhoogste toespre
ken; „o heilige en waarachtige Heerscher!"
Ze noemen Hem den „Heilige", die het kwarte
niet kan dulden cn aan de ongerechtigheid paal cn
perk nioct stellen.
Ze noemen Ilcm den „Waarachtige" ,die Zijn
woord houdt cn dat woord handhaven zal tegen
den schijntriumf van waan en leugen in.
Ze noemen Hem den „Heerscher", wiens macht
onbegrensd is en die allen tegenstand tegen Z'jn
koninkrijk vermag stuk te breken, triumfantplijk!
En nu roepen deze zielen onder het altaar om
de zelfhandhaving van Hem, die do Rechter is
der ganschc aarde en die gezegd heeft; „Mij komt
de wrake toe, Ik zal het vergelden!"
We moeten dat gebed in den hemel dus goed
hooren. We moeten wegbannen elke gedachte aan
eenigen zondigen hartstocht in deze martelaren.
We moeten ze hooren roepen om den eindtriumf
van het koninkrijk Gocls in deze tegenwoordige
booze wereld.
deel Gods heen in den dag der eeuwige ver»
gelding.
Onze IIccre Jezus Christus zal van den hemel
geopenbaard worden met de engelen Zijner
kracht, met vlammend vuur wraak doende
Daar bidden we om met de bede van den Geest
cn de bruid. Want de Geest en de bruid zeggen:
Kom! En die het hoort, zegge: Kom!
En hoe schrikkelijk ook die dag voor een van
God vervreemde wereld zijn zal, wij verwachten
dien grootcn dag met groot verlangen om ten
volle to genieten de beloften Gods in Jezus
Christus, onzen IIccre!
Dit gebod in den hemel, hetwelk wcerk'anlc
moet vinden op aarde, wordt pas verhoord, wan
neer liet getal vol zal zijn voor deze martelaren
van hun mededienstknechten en hun broeders, dio
gedood zullen worden, gelijk zij.
Er zijn in elke eeuw zielen aan deze zielen
onder het altaar toegevoegd. En er zullen zieit-n
aan toegevoegd worden in den tijd van den Anti
christ, die onmiddellijk aan Jezus' wederkomst
voorafgaat.
De hemel wacht op de aarde.
Zijn wij, Christenen van deze eeuw, bereid om
ons leven te geven voor het woord Gods cn voor
liet getuigenis, dat wij hebben?
Vandaag genieten wc nog ten volle gewetens»
cn godsdienstvrijheid hier in Nederland.
Als het eens anders werd? Als het weer. wat
zou gaan kosten om van Christus te zijn? Als
een revolutionaire volksbeweging, van welken
kant dan ook, aan de macht zou komen? Als 'lo
evangelieprediking naar het woord des Hoeren
met staatsgeweld zou worden verhinderd? Zal er
dan in ons de geloofsmoed zijn om, dwars door
lovensgevaren heen, vast te houden aan Jezii3
Christus cn den geestelijken strijd Zijner kerk
van harte mee te strijden? Ook als dan noodza
kelijkerwijs dc rijen dep belijders zullen dunnen,
omdat velen slechts meeliepen en voor de conse
quentie van hun belijdenis zuMen terugschrikken?
Niemand mag een vervolgingstijd verlangen.
Integendeel. Het zou ziekelijk fanatisme zijn een
martelaarskroon te bogeeren!
Maar wel weten we, dat onze God in tijden van
druk, bij den afval der lippenbelijdcrs. door Zijn
genade Zijn volk .getrouw zal maken. Ook in do
dagen van den Antichrist zullen er zijn, die wei
geren zijn beeld te aanbidden en zijn merkteeken
te ontvangen, ook al kost hun dat hun Icvenl
Op hen wacht de hemel!
Als hun getal vol zal zijn, komt de dag van
Christus.
En dan wordt het gebed in den hemel, dat op
aarde weerklank vinden mag, glorieus verhoord!
Dit gebed in den hemel is, op het eerste hooren,
een vreemd gebed.
Ge kunt verwonderd, misschien zelfs verschrikt
opkijken, als ge de martelaren zóó tot hun God
hoort roepen.
Is het eigenlijk wel een gebed? Is het niet een
roep om weerwraak? Kunt ge u dat gebed wel
denken op de lippen van hen. die weten, dat hun
Heiland aan Zijn kruis heeft gebeden: „Vader,
vergeef het hun, want zij weten niet, wat zij
Bij die zielen onder het altaar is ook Stéfanus,
die, toen de steenbrokken hem borst en aangezicht
verbrijzelden, onder het vallen, nog als laatste
bede bad: „Heere, reken hun deze zonde niet toe!"
Hop kan dan nu Johannes deze zielen hooren
bidden: „Hoe lang, o heilige en waarachtige
Heerscher, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet
van degenen, die op de aarde wonen?"
Is dat geen vreeselijk gebed? Is dat niet In
flagranten strijd met wat onze Heiland ons te
bidden heeft gegeven; „Onze Vader die in de
hemelen zijt, vergeef ons onze schulden, gelijk
ook wij vergeven onze schuldenaren"? En hoeft
onze Heere Jezus Chri6»us niet vlak antiersom
gezegd: „Hebt uwe vijanden liof, zegent ze, die
Dit gebed in den hemel mag zóó zelfs weer
klank vinden op aarde in onze gebeden.
Wij zien, hoe in onze wereld het recht Gods
van alle kanten wordt vertreden. In het groot.
In het klein. Met wapengeweld. Of in geheime
stokerijen.
Wij zien, hoe de waarheid Gods van alle kan
ten wordt tegengestaan. Openlijk in groven spot.
Of geveinsdeüjk met vrome woorden.
Wij zien, hoe overal in deze tegenwoordige
booze wereld do eer van onzen God wordt aan
gerand. Publiek cn brutaal. Of bedekt cn geraf
fineerd.
Als we nu door de genade van onzen Iïeero
Jezus Christus uan Gods kant zijn komen !e
staan, mogen we zeggen tot onzen God: „O Heere,
hoe kunt Gij dat nog langer gedoogen! Mag dat
alles maar zóó doorgaan? Moet er niet een eind
aan komen?"
Dat mogen we bidden. Om dat einde mogen we
bidden. Om dat einde moeten we bidden.
We mogen bidden en we moeten bidden om do
toekomstige wereld, waarin gerechtigheid zal wo
nen. Er die nieuwe wereld kan niet komen en
zal niet komen, andere dan door het groote oor-
Lied
Mijn kleine boot drijft hulpeloos
op dc rivieren uwer almacht
cn waar ik ook mijn koers heenkoos
ik ben in uw macht
Aanzie mijn zeil een kleine stip
geheel omsingeld door uw almacht,
aanzie dc zeiler en zijn schip
God, in uw macht.
TONY LAMMERS
265