ren zoo in bekoring kunnen brengen ,Is een zecc merkwaardig waterbewoner: de tureluu r. „'t Zijn zoo zeldzaam ranke fijngelijnde vogels ©p de helroodc stelten en de roodc snavel m» t zwarte punt. Zonder geruisch, maar snel en rhythi misch slaan ze de vleugels als ze komen aanzet* ten, remmen als ze met de gestrekte pooten bijna de grond raken en komen deftig, met een lichte aarzeling neerHun melodieuze roep „tureluut- tureluut" klinkt uitgelaten over de hei. Met haar bezorgde lokroepjes houdt moeder de kleintjes bij elkaar, en ze kennen de waarschuwing voor 't nabije gevaar, want dan zakken zo door do knieën, strekken de hals rechtuit en drukken het kopje tegen de grond en zijn in hun bonte, vlek kige pakje volkomen één met de bodem"'. Is het slimheid van dit diertje als zij zich bij gevaar schijnbaar in zwijm laat vallen, of is het een gevolg van werkelijke schrik? Een feit is echter, dat, om de aandacht voor de kleintjes af te wenden, zij deze manoeuvre uitvoert, zoo dik wijls als noodig is om plotseling met een juich kreet* snel op te stijgen als zij het gevaar heeft pfgewend. Deze „truc" passen meerdere vogels toe.Een ander, aardig vogeltje is de karakict. Zo wordt niet moe om van zonsopgang tot zonsondergang baar eigen naam uit te roepen. Ondanks grootc beweeglijkheid is het toch een rustig vogeltje, want men kan het heel dicht naderen. Een van onze mooiste, „meest interessante en 5n Europa zeldzame vogel, waar we heusch trotsch op mogen zijn, is onze beroemde Lepelaar, die, al zingt het oude kinderrijmpje het, nog lang geen ooievaar is! In ons beroemde Naardcrmeer vinden wij jaar lijks nog wel een 150 tot 200 nesten. Verder moe ten we ze in heel Europa nergens meer zoeken dan in het Donaudal en in Spanje. Ze zijn al vroeg aan de huiselijke zorgen en hebben heel wat to stellen met de opvoeding van hun kroost; dat zo met een heerlijk breipapje groot brengen". Voor zichzelf lepelen ze met hun brcede belt tvischjes en schaaldicrtjes op. Roofvogels. De raaf op uitsterven^ Ècn merkwaardige vogel onder de roofvogels is 'de raaf. Het moet een vogel zijn met haast men- schelijke eigenschappen. Op 't gebied van huwe lijkstrouw kan deze zwarte, sombere vogel menig mensch nog beschaamd maken. Waar trouw het kenmerk van dit beest is, denken wij onwillekeu rig aan de geschiedenis van Elia. Hoe God deze .vogel uitkoos om Elia, als hij zich verbergen moest aan de beek Krith, brood en vlcesch te be zorgen. i,en de raven brachten hem des morgens brood en vlecsch, desgelijks brood en vleesch des avonds Dn raaf is een van onze vroegste broedvogcls. In Februari zien wij hen al bezig hun nest te bou wen of het oude te repareeren. 't Is een stevig zwaar houten bouwsel met een middellijn van 6065 c.M. Naar binnen wordt het steeds zachter en gevoerd met gras en schapen wol. „Eenmaal een paartje gevormd zal men zo altijd samen zien". Wondere verhalen zijn in omloop over deze vogel. Ze moeten de eksters zelfs overtreffen in het leeren praten. De kunst van imitoeren is hun toevertrouwd. Men heeft zelfs opgemerkt, ciat zij het lachen van een mcnsch en het geluid vpn een zaag nabootsen. .1Zijn na drie weken de eieren uitgekomen, dan tooncn de jongen een ongelooflijk onverzadig- haren eetlust en de ouders dragen met weerga- looze ijver het voedsel aan, vanaf wormen en in secten, eieren, jonge en oude vogels, muizen, rat ten, mollen, oesters, meeuwen, letterlijk het vlcesch van alle vogels, van hazen, konijnen en Jammeren. Met zijn zware savel van 8 c.M. lang is hij een der geweldigste roovers Zc worden echter steeds zeldzamer in ons land ©n daarbuiten. Een prachtige roofvogel is ook de visch- arend. Majestueus is zijn voorkomen en uit do felle oogen spreekt een vastheid van wil. Prof. ar. W. Hegge heeft een prachtfilm ge maakt van „Pandion, de vischarend". Uit dezo film zijn de hier geplaatste foto's. Deze zijn met ontzaglijk veel moeite genomen. In twee den- nenboomen van dertig meter hoog werd in de eeno boom een filmcamera verborgen ingebouwd, ter- Jonge vlscliarcndenreeds uitgevlog ent komen op de nog niet vergelen etenstijden lenig op liet nest ■wijl zich in de ana'ére boom het oude nest van eciï Vischarend bevond. Het verfilmen gaat snel, doch om een film to maken als deze, waarin opgenomen is de komst van de vogels, het uitbroeden van hun eieren en het opgroeien, heeft meer dan een half jaar ge duurd en is met een geauld en opoffering ver richt welke onze diepe bewondering afdwingt. Het is zeer interessant de beschrijving te lezen welko moeilijkheden overwonnen moesten worden. Ook deze vogelfamilie wordt bedreigd met uitroeiing. Wat zijn wij menschen toch dikwijls-klein in onze handelingen. Het lied der vogelen Ten slotte willen wij nog iets aanhalen over Onze zangvogels. Is in hun duizendvoudig liea de nachtegaal, die kleine onaanzienlijke vogel, do meesterzanger, ook de niet veel grooterc maar kleurrijkere roodstaart weet zich te handhaven in dit veelstemmig koor. Hij is de vroegste zan ger onder de vogels. „Een vroegeling uit de zangertjes-familie is do sylviïdae. Met de fitis, die begin April aankomt, .vormt hij haast een tweeling. Ze hebben aan beginnelingen in de vogelstudio al wat hoofdbrekens gekost, even groot, even geel groen, roepen beide hun lokroep: „oe-iet-oe-iet" en sluiten hun pretentielooze liedje met „tjif-tjef", maar de fitis is groener op de rug, lichter geel van onder, 6terk naar wit. Zijn liedje, dat bij do inzet veel weg heeft van een vinkenslag, is in do middenmoot traag en weemoedig". 'Als op zomeravonden zoo goed als alle vogels Zwijgen, hooien wij nog de weemoedige róep van do tortel.' „Dat zachte toer-toer, zonder eenige hartstocht ©f onrust voorgedragen, versmelt in 't groote zomergeluid, dat de som is van het gonzen der insecten en het ruischen der bladeren". Als ook deze vogel zwijgt wordt ons oor nog pijnlijk getroffen door het snerpend gesjirp van de krekel. Hoewel niet behoorend tot het rijk der .vogels is het toch belangwekkend nog even to onderzoeken hoe dit zwarte beestje zijn onaange naam, wel honderd meter ver te hooren gesjirp to [voorschijn brengt. De veldkrekel bezit namelijk een klankbord aan de buikzijde en daaronder een trommelvlies. „De vleugels zijn voorzien van 131138 tandjes. De vleugel strijkt 68 maal per seconde heen en weer en daar beide vleugels ge lijktijdig bewegen staat dit gelijk met 32 maal per seconde over stilstaande tandjes gaan. Aantal tril lingen 131 X 32 4192, en zoekt go met de stem vork de toon, dan zal die c 5 blijken te zijn." Nu hebben wij nog niets verteld van de vclo weidevogels, doch wij raden aan het prncht bock van Jan Vriends: Dier en Plant van dichtbij be keken, zelf ter hand te nemen. Het verschaft u uren van genot en dankbaarheid tegenover den Grootcn Schepper en Onderhouder der natuur en dierenwereld. A. de B. Naar aanleiding van: Dier en Plant van dicht bij bekeken. Door Jan Vriends (met circa 100 foto illustraties). Uitgave Anaries Blitz, Amsterdam. Jliuis na lange reis 260 de.dingen^.. ons zijn door G. SEVENSMA—THEMMEN Weekend-idylle Als j'e er met den sneltrein voorbij jaagt en do viefheid hebt op het juiste moment uit te kijken, lijkt de naam „Boschvilladorp" nog wel wat weidsch voor het groepje landhuisjes, dat er ver spreid ligt op de vlakte. Want zoo, van de hoogte van den Spoordijk af gezien, is het nog echt een vlakte hei met het prille groen van heel jonge aaanplant, in de verte omzoomd door het donker van ouder hout. Maar als je er tusschen wan delt, hoo anders wordt het dan alles! Dan blijken do larixen reeds manshoogte te hebben, zoodat jo er verstoppertje achter kunt spelen en het buur huis op enkele honderden meters afstand ligt al veilig aan zijn slaapkamervcnsters verscholen in liet groen. Het is een idylle voor weekend-huisjes, dit ver geten stuk hei ergens in Noord-Drenle, in do buurt van den grootcn spoorweg en do stads- mcnschcn, die op hun tocht om een plekje te vin den, waar de herrie hen niet bereiken kon, hier belandden, hebben een goeden speurzin gehad. Het landschap ligt er ongerept. Geen leelijkc mas ten voor dc leiding van het licht, geen radio- slaken. Hei, bloeiende hei langs de blinkend-witte wegen en tusschen het paars het vele jonge groen van nieuw naaldhout. Do Nederlandsclie Heide Maatschappij zorgde voor dc beplanting; uit den kuil, waaruit men liet zand groef voor de ophooging der wegen, werd! een vijver, waarin de kinderen nu zonder gevaar kunnen baden en zwemmen. En als je er tegen dc helling zit, verborgen in liet groen, dan is er alleen do wijde hemel boven je hoofd en van liet verblijf der menschen merk jo niets dan in do verte bier en daar een veilig, breed rietdak, dat schijnt te rusten op de hei, Want dat hebben zc bijna allen, deze week-end- liuisjes. Er is een zekere eenheid bewaard geble ven, omdat het plan voor de meeste ontworpen wordt door dcnzelfden architect, natuurlijk weer met aanpassing aan ieders bizondcrc wenschcn en verlangens. Maar zc zijn geen cliché's van elkaar geworden, geen lukraak neergezet ding, met do hoop op een voordeeligc verkoop, zo zijn serieus, in opdracht, gebouwd. En zooals er suamhoorig- hcid is in de verspreide huizen, zoo is er ook .saamliooriglicid in liet leven en werken. Want er is mogelijkheid voor gezamenlijk werken, voor practisch werken, een voordeel voor stadsmeix- sclicn, die altijd met hun neus in dc boeken zit ten. Er worden proeven genomen met nieuwe aanplantingen, er moeten paadjes aangelegd wor den op ieders terrein als verbindingen met de groo terc wegen en last not least er moest aan waterbouwkunde gedaan worden. Dc vijver had' n.l. een paar uitmondingen, die overbrugd moes ten worden en onder leiding van den man der practijk, den architect, zijn ze overbrugd. Niet maar zoo-zoo, neen, keurig zijn ze geworden, dezo donkere rustieke bruggetjes, dc „verbindingen" van bet eiland met den vasten wal. Het heeft training gekost, ook wat zelfopoffering, als het zulk heerlijk weer voor de jongens was om een tocht op de fiets te maken en de discipline dan cisclitc: eerst vanmorgen werken dc middag is voor ontspanning, maar dc bruggen zijn klaar gekomen en met alle plechtigheid „ingewijd". Ge vaar voor het onttrekken van werk aan do werk verschaffing e.d. bestond hier niet, daarvoor zijn dc projecten tc klein, juist groot genoog voOr stu- decrcndc menschen, die in hun vacantio eens practisch werk moeten doen. Dat practische werk bestaat ook wel eens in het bestrijden van gevaren. Een enkele keer gebeurt het namelijk, dat ccn adder zich waagt te ver- toonen in de nabijheid van de menschclijkc wonin gen, één keer bracht het giftige slangetje zelfs do hang naar gezelligheid zoover, dat het voor een keukenstoep lag. Maar die amicaliteit ging tocli tc ver. Want er dansen bloote kleutorvoetjcs door flc hei en daarom is waakzaamheid geboden. Het was een spannend moment: er werden hulptroepen bij do buurhuizen gerequireerd en de diverso huisvaders, die in het dagelijksche leven anders heter overweg konden met doceercn dan met het hantceren van ccn schop, togen er nu strijdlus tig, gewapend met dat vervaarlijk instrument op fff, ora have en goed tegen den hrutalcn indrin ger te verdedigen. Die was door de nadering, der aanrukkende bestrijders al zop geïntimideerd, dat hij in een opening naast dc stoep een goed heen komen naar henedon had gezocht. Geen nood met krijgsmansbcleid werden de zoden afgesto ken en daar lag liet ondier, ineengerold, be ducht voor zijn veiligheid. Even werd het oog ge hooid door de mooie teekening op den rug, maai* veiligheid voor alles, een schop op den kopf dc giftige tong spitst in een laatste woede-uit barsting omhoog dan ligt het dier verslagen, dc kop van den romp gescheiden en de kinderen mogen voorzichtig even komen kijken naar het kleine beest, dat zoo dreigend kan zijn, dat na zijn dood zelfs die dreiging houdt in den kop, <lie zijn giftig vermogen dan nog een tijdlang be evaart. Na liet gevaar schijnt do zon weer even stra lend en liet beleefde evenement is een nieuw ac cent in dc vacanticvrcugd. Want vreugd zingt óver dc heide, den ganschen langen zonnedag. Je staat en luistert dc wereld is zoo wijd hier en dc licmol zoo hoog en er is in de stilte een muziek, waarop je gedachten meedeinen. Je geelt je er misschien in het geheel geen rekenschap van, wat het geluid is, dat je omvangt, zoo hoort het hij de bloeiende hei en de klare, zonnige sfeer, tot liet plotseling tot je doordringt; de bijen deze zingende zonnigheid is het werklied der bijen. Het schijnt 's morgens geboren te worden met het opstaan van de zon en als de laatste glansen verbleekcn aan den westerhemel, kan het bijna nog niet ter ruste gaan, liet deint nog na, als de schaduwen dc blinkende wegen gaan dek ken. En dan sta je in den avond, onder Gods hemel. Oneindig. En over de wereld gaat het leven en «Ie smart en het maakt je klein, dat je nog tot «Ie begenadigden behoort, die temidden van vreugd mogen wonen. Van uit het Zuiden nadert een dof gedreun, dat. Steeds dieper indringt in de stilte, die over do heide kuift. Dat geluid is de verbinding met het drukke leven in de verte, waar huizen zich stape len als torens, waar spattende lichtreclames het stille stcrrclicht uitdagen en do mensch de be schutting tegen zich zelf zoekt in het vele gc- sliffcr van voeten tezamen over het asfalt en het stemmcngcroes in den valschen schijn van twee kleurig licht. Het dreunen vervult de lucht, het rolt over de beide, een stampend denderen resonneert op de rails. Hij nadert, de bode uit het wereldleven, nog een oogenblik, dan snelt hij voorbij over den hoo- gen dijk, een lange, vurige slang, die voorbij glijdt langs den donkeren hemel, naar de stad in do verte. Lief en leed in de Rijkswerkverschaffing door J. H. HEMMERS HANS, DE VROOLIJKE Het is eon opvallend feit hoe tal van menschen ver boven cn. anderszijds ver beneden hun geeste* lijke-aanleg-stand-^czcn en -zijn leven. Menschen'die door en uit allerlei .overwegin gen altijd weer probceren zicli anders voor tc doen dan dat zc in weikclijklieid zijn. Menschen die er dikwijls een soort sport van maken of behagen In schoppen een ieder waar mede /.e in aanraking komen een indruk hij to brengen en mede te geven, die in geen enkel op- zicht overeen stemt met hetgeen er in hun bin nenste leeft en woelt, of door dikke woorden te gebruiken datgene trachten te verbergen, dat hun als lood op de ziel weegt.. Terwijl zich daarnaast nog ©en catagorie be vindt, die door overmatig en uitbundig vroolijk te zijn, de schijn op zicli wcnschen te laden, dat heel het leven met. al zijn wisselvalligheid hen niet deert, niettegenstaande zij haast onder den levenslast bezwijken. Tragische figuren, achter wier gullen lach en spontaneïteit, meestal een dikke weggedrongen truan verborgen ligt. Een lach, die het leed niet kan wegvagen, efl oen traan die in geen enkel opzicht in staat is, het steeds grooter wordende vuur van onrust, ver twijfeling en onzekerheid, tc doovcn. Een spel, dat helaas maar al tc veel, hoewel het 'fegen vleesch en bloed ingaat, gespeeld wordt, en Vooral daar tot uiting lconit, waar men gedwongen is een tijd lang, mot anderen samen te leven eni .te wonen. Wat kunnen zulken soms vreemd doen en wellc 'een moeite getroosten zij ziah niet, om toch maar ,tc voorkomen, dat anderen een blik in hun ziele- leven slaan. En dat alles voortspruitcn-l uit liet feit, dat za hiet een opgekropt gemoed rondloopcn en toch o Zoo graag van dezen last zouden bevrijd willen zijn, als valscho schaamte hen er niet van weer hield eens openlijk met hun moeilijkheden voos het front te treden. Tot een van deze menschen behoorde een zekero Hans, die bekend stond onder zijn collega's als iemand, die onuitputtelijk was in het tappen van moppen cn grappen. Zoodat, als Hans yoor een enkele keer 's avonds of Zondags niet thuis was, het kamp wel uitgestorven scheen. En als Vrijdagmiddag om de veertien dagen da autobussen kwamen, om do mannen voor ecnigo dagen huiswaarts te voeren, dan trachtte ieder clubje op liaar beurt, Hans bij lien in den wagen te doen plaats nemen. Want al viel liet moeilijk Ue menschen in de bus te beschreeuwen, de ver schillende gezichten, d>c Hans kon trekken waren meer dan voldoende, om van een prettige reis Verzekerd te zijn Maar hoe origineel Hans ook kon doen, tocli lag er bij tijden cn oogcnblikkcn zulk een uit drukking in zijn trouwe bruine oogen, dat men geen al te grootc menschcnkenner behoefde tc zijn, om te begrijpen, dat al die vroolijkheid slechts S c h ij n was. En toch, hoe zeer wij op den duur van dit allea Ook doordrongen waren, leed iedere poging, om hem eens aan liet praten te krijgen, schipbreuk, omdat hij steeds, door allerlei grappen, zulks iwecr onmogelijk wist te maken. En bleef Hans soms in gebreke, met een kwink slag de dans te ontspringen, dan waren liet zijn ikeetgoiiooUm, die onmiddellijk gereed stonden, hem uit liet nauw te helpen, met dc mededceling: dat liet boter aan tic galg gesmeerd was, om te probeeren met Hons een verstandig woord te be spreken. Zoo bleef Hans' leven een gesloten boek ep de cenigc hoop, dat er nog eens ccn bladzijde van open geslagen zou worden, lag hierin, dat hij bij liet weggaan, langer dan noodig was, onze band vasthield en dan op zoo'n echte vertrouwe lijke manier kon zeggen„Dag Ilcmmcrs, wel .thuis." Doch des tc grooter was onze teleurstelling, als we hem dan des Zondagavonds omringd dooi* allerlei vrienden, waarvoor hij als clown moest spelen, kort voor de aanvang van dc wijdings* dienst de weg naar liet dorp zagen opgaan. Een gang, die, achteraf beschouwd, door zijn Vrienden steeds weer op touw gezet werd, om te .voorkomen, dat hij even als vroeger reeds eenige malen was gebeurd, aan do deur van dc cantine zou blijven staan, om te luisteren, naar hetgeen daar binnen gezegd werd. Want na zoo'n luisterbui was Hans altijd an ders dan gewoonlijk en duurde het meestal ©enige dagen, alvorens hij weer de oude was. Zulks nam echter niet weg, dat wie Hans de laatste tijd van zijn verblijf in het kamp opmerk, fcaani gadesloeg, met één oogopslag kon waar nemen, dat. er inwendig iets 'bezig was zich ia hem te voltrekken. llans werd toegankelijker, liet lachen cn plezier maken ging hem niet zoo goed meer af als voor been. En toen hij dan ook op ccn zekere Zondag, niet tegenstaande zijn kameraden hem trachtten mee tc troonen naar dc muziek in het dorp, tegen alles in, toch de wijdingsdienst binnenstapte,bleef .er geen twijfel meer over, dat I-Ians zoekende was. Zoo word Hans steeds ernstiger cn stiller, tot ïiiet geringe spijt cn verwondering van zijn kameraden, die maar niet konden begrijpen, hoe het mogelijk was, dat liij zoo opeens veranderd was. En hun verbazing steeg ten top, toen Hans de laatste Zondag, dat hij in het kamp verblijf zou houden, inplaats er een bonten avond van te maken, zooals hij vroeger beloofd had, andermaal paar de wijdinpsdienst ging. Onopgemerkt had hij zicli ook ditmaal in do Cantinc neergezet, niemand bad hem ooit gemist, evenmin viel thans zijn aanwezigheid do .vela bezoekei-s op. Evennis do vorige keer zat hij ook nu achter, öati, in elkander gedoken, slechts af en toe het' hoofd eens oprichtende als or iets gezegd werd, idat hem bijzonder interesseerde. Een interesse, die in grootc belangstelling over» Dc koning der dieren met zijn gemalin. sloeg, toen wij op een 'zeker oogenblik in onze toespraak de opmerking maakten, dat. evenals het adres van den biddenden Saulus in Damaskus bij God in den hemel bekend was, ook het adres .van een biddend dienstmeisje op haar zolder kamertje, zoogoed als de verzuchtingen in liet kamp of elders geslaakt, gehooid en bekend zijn bij Hem, Wiens oogen de gansche aarde door- loopen en voor Wien niets verborgen is, wat niet zal ontdekt worden. Hans blijft een en al aandacht cn als de dienst' ïs afgcloopen, blijkt hij niet de minste behoefte te hebben om naar zijn keet terug te gaan. Rustig zet hij zich dan ook ergens bij een ïafoltje in de eantine neer, waarbij het ons oj> .valt, hoc geheel anders zijn houding thans is, .vergeleken bij voontieen. Dc spottende trek om Zijn mond is verdwenen, cn de schampere lach, Zingende visschen De uitdrukking: zoo stom als een visch, is niet geheel juist. Het mag waar zijn, dat 't overgroote deel der visschen er niet aan denkt den. tenoren concurrentie aan te doen, tocli zijn er enkelen, die in staat zijn geluiden voort te brengen, waarvan bet nut zoo goed als onbekend is. Prayer vertelt, dat hij op zekeren nacht op de Pontiak de grootste rivier aan de Westkust van Borneo, zeer duidelijk muziek hoorde; soms kwam zc uit dc diepte net als de zang tier sirenen, soms klonk zc als liet gedreun van zware orgels, soms zacht cn harmonieus als een Aeolus-harp. Duikcra hoorden die muziek voel duidelijker en in boorlingen beweerden, dat ze voortkwam van vis schen. Humboldt heeft trouwens hetzelfde feit ge constateerd. Le Mesle schrijft in zijn; „Reis naar Ivambods- Ja" liet volgende hierover; Elk der uitvoerders geeft slechts één toon, lang en diep, als uit een blaasinstrument. Dit vormt een werkelijk buitengewoon ensemble, waarin, ieder een enkele wijs uitvoert op venschilleHdeii toon. Do klanken komen overal te voorschijn: voor, achter, langszij van het schip cn het water geeft aan die tonen een eigenaardigen klank. De oorzaak van die melancholische melodie is een visch met een dikken platten kop, in den vorm van een korhaan en die vaak 1 meter tot. 1.50 ilang ■wordt. Do iiijxjorlingen noemen liem „Kaakerd"; hij is groen en gevlekt, niet. zilveren schubben op den huik en korte haarbosjes op de snuit. Als hij uit liet viscliwater wordt gehaald, laat bij een tamelijk sterk geluid hooren, en dat veroorzaakt wordt door uit «le zwemblaas ontsnappende lucht dio dc visch naar willekeur kan samentrekken of ontspannen. Er zijn nog meer visschen, die kun nen zingen, maar hun identiteit is minder goed bekend. De zonnevisch of St. Pietersvisoli vestigt 'dc aandacht op zijn tegenwoordigheid als het eb is, door een klokkend geluid, dat hem den bijnaam heeft gegeven van „watereend". Eén hoornvisch' laat klagende melancholische geluidjes hooren net als 't schuren van een rijtuig-rad. Zelfs do „tonijn" is in staat zijn kop uit liet water te ste ken om klanken te laten hooren, die niet slecht herinneren aan die van een huilend kind. De kleur der oogen Wanneer beide ouders dezelfde kleur van oogen hebben, zoo volgen hen daarin, volgens de nieuw ste statistische gegevens, 88 procent der kinderen. Zijn dc oogen der ouders van verschillende kleuc zoo volgen 60 procent der kinderen de vaders en Slechts 40 procent de moeders. 2611

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 14