Een dictator uit vroeger
tijd
K. JONKHEID
Hetgeen er geweest is, dat zelve
zal er zijn. En er is niets nieuws
onder de zon. (Salomo)
Huistoe sturen van Parlementen en instellen
Van een éénmans-dictatuur is volstrekt geen vin
ding van onze tijd. Door het voortbrengen van den
dictator Cromwell is de zeventiende eeuw ons op
dit punt belangrijk vóór geweest.
Tijdens zijn leven en na zijn dood, drie eeuwen
Olivier Cromwell.
lang, is de figuur van Oliver Cromwell gezien in
drie geheel verschillende verschijningen.
De eerste is de historische Cromwell. Dit is de
Cromwell, die men niet kent, vakhistorici en wat
nuchtere Engelschen uitgezonderd.
De tweede is een legendarische Croanwell in
een stralende nimbus van hemelsch licht.
Dit is de Cromwell, zooals zijn echte volgelingen
hem zagen, zooals hij zichzelf zag en zooals som
migen hem nog zien. Een uitverkoren vat, een
Leider, door God geroepen, om het Engelsche volk
te verlossen van de trannie der Stüarts, Engelands
koningen.
De derde, eveneens legendarische, is een geweld
hebber, een tiran een Diabolus. Zoo zagen hem
zijn tegenstanders, zoo zagen hem de slachtoffers
van zijn onverzettelijk geweld. Zoo zag hem de
Italiaansche biograaf Leti, die een levensbeschrij
ving uitgaf onder de langdradige titel: „Het leven
van Olivier Cromwel behelsende desselfs Staat
kundige en doorslepene handelingen, onmatige
hecrssucht overgroote scheynlieyligheyt en verlok
kende welspreekendeyt,
Waar door hij desselfs eygen Koning en Souve-
reyn Carel de I, buyten eenigh exempel, sijn pro
ces heeft doen maken, ter dood laten executeren,
en sich selfs tot een Protector van de vryheyt van
Engelandt heeft doen verklaren.
Alles door Grëgorio Leti naeukeuriglijk in 't
Italiaans beschreven. Te Amsterdam. Bij Filip Ver
beek, Boekverkooper, woonende op den Nieuwen-
dijk tusschen de twee Haarlemmersluysen, in de
Lu terse Bijbel. 1706."
Een exemplaar, voorhanden in de Koninklijke
Bibliotheek te 's-Gravcnhage keurig gebonden in
twee banden van wit kalfsleer, ouderwetsch solide,
ziet er van binnen en van buiten zoo onbesmet en
ongeschonden uit, alsof het nooit in handen komt.
Deze merkwaardige man, vereerd, geacht, ge
vreesd., gehaat en tenslotte voorbij gegaan als een
stormwind, die wel verandering van lucht, maar
geen levensvernieuwing brengt, werd 25 April 1599
geboren uit een geslacht van eenvoudige landadel.
Zijn vader was niet bijzonder rijk, maar Oliver
was handig, arbeidzaam en doortastend.
Toen zijn vader stierf, werd hij op lS-jarige leef
tijd hoofd der familie, trouwde toen hij 21 jaar
was en verruilde enkele jaren later het vaderlijk
bezit heel voordeelig tegen een ander landgoed in
een andere streek.
Van zijn jeugd is weinig bekend, hij liep college
te Cambridge en studeerde rechten te Londen.
In 1640 lid van het Parlement, toont hij zich
oen'strijdlustig debater, die zich graag verdiept
in dogmatische haarkloverijen.
Hij sticht een vrijwillige soldaten-organisatie,
stelt hooge eischen van moed, soberheid en zelf-
beheersching.
Zoo komt hij geleidelijk aan het hootfd van de
pppositie tegen Karei I. Zijn strijdkrachten ver
eenigen zich met de troepen van het Parlement
en de burgeroorlog is begonnen. In 1644 verslaat
hij de Royalisten bij Marston Moor en bij New-
burry en in 1645 bij Naseby.
Dan richt hij zich tegen Ierland in een veld
tocht, zoo bloedig, wreed, meedoogenloos en ge
welddadig, als maar zelden in de geschiedenis
Voorkomt. Verjaging, verbeurdverklaring, verban
ning en de dood op het schavot zijn de straffen,
die zonder pardon op ruime schaal worden toege
past. Het stadje Drogheda wordt na wanhopig
verzet uitgemoord. Bijna geheel Ierland wordt
weggegeven aan Ehgelsche kolonisten, die zich
daar vestigen als de nieuwe grondbezitters.
Intusschen is Karei I in handen van zijn tegen
standers geraakt. De Schotten, die nog voor den
koning streden, zijn met Cromwell overeen geko
men, den koning hem uit te leveren tegen betaling
van omtrent vijf millioen gulden.
Een rechtbank onder presidium van John Brad-
show, doch waarin Cromwell de grootste invloed
heeft, veroordeelt den koning ter dood als „tiran,
verrader, moordenaar en openbaar vijand van den
Staatdoor seperatie van zijn hoofden van zijn
lichaam."
Ook Schotland wordt onderworpen en het leger
van Karei II vernietigd.
Nu is Cromwell onbeperkt heerscher. Nu slaat
hij zijn oog op het bloeiende Holland. We schrij
ven 1651.
In volle kracht
Wie Cromwell houdt voor een Oer-Calvinist, een
Ueber-Puritein of als een man als Gustaaf Adolf,
vergist zich.
Kerkelijk is hij een Independent, die het ker
kelijk gareel niet draagt, terwijl het geloof in zijn
persoonlijke uitverkiezing, ook voor zijn aardsche
taak, voornamer plaats schijnt in te nemen, dan
innerlijke godsvrucht des harten.
Zijn heerschappij steunt in hoofdzaak op de
geestverwante Independenten in het leger en is
daardoor zuiver een dictatuur van de minderheid.
Ook leeft een groot deel van het Engelsche volk
in de verwachting, dat hij de welvaart zal be
vorderen en de rust doen terug keeren.
Hijzelf is overtuigd, van God geroepen te zijn.
Engeland is het uitverkoren volk, hijzelf de uit
verkoren Bevrijder. Zijn tegenstanders zijn kinde
ren des duivels, voor wie geen straf te zwaar, tegen
wie geen maatregel te gewelddadig is. Zijn be
doelingen zijn eerlijk, maar zijn maatregelen dra
conisch, wreed, bloedig en radicaal.
De eenige verklaring hiervoor is zijn overtuiging
van God bevel te hebben ontvangen, deze harde
straffen te voltrekken aan de belagers van Gods
uitverkoren volk. Hij is een doorzetter en een
dweper.
Onze tijd zou fluisteren van geestelijke afwij
king en psychiatrisch onderzoek. Maar Cromwell
is een kind van zijn eigen tijd. Niet van de onze,
dat zijn wij zelf. Dit verklaart ook iets.
Laat Cromwell een dweper zijn, hij is geen
droomer. Aan practisch inzicht ontbreekt het hem
allerminst.
Steeds heeft hij de strijd gevoerd tegen Royalis
ten, Roomschen en Anabaptisten. Nu krijgt hij een
nieuw idee!
Holland. Het rechtgeloovige en republikeinsche
Holland! Welvarend, rijk, machtig concurrent in
de handel en ter zee. En dan die geweldige Oost-
Indische Compagnie met handel en scheepvaart
óp het verre Indië en met gevestigd koloniaal
Het is beter zulk een buur als vriend naast zich
dan als concurrent tegenover zich tc zien.
Maart 1651 verschijnt te Den Haag een brillante
deputatie. Het zijn de heeren Strickland en Oliver
Sint John, gezanten van Elgeland, vergezeld van.
een paar honderd Engelsche edelen.
Ze komen Cromwells groote plan aanbieden, een
verbintenis tusschen de twee Protestantsche repu
blieken tegenover de Roomsch-Katholieke Staten.
Maar de Hollandsche regenten voelen daar wei
nig voor, hoewel ze niet onsympathiek staan
tegenover Cromwells politiek als tegenstander van
de Stuarts, die vrienden en beschermelingen der
Oranje's zijn.
Beschouwen de regenten, die het Oranjehuis wil
len wegwerken, Cromwell in zooverre als „col
lega", het volk, oranjegezind, heeft andere ge
voelens.
De bewoners van het „vorstelijk 's-Gravenhage",
opgestookt door Hollandsche Orangisten en uitge
weken Engelsche Royalisten, ontzien zich niet do
„koningsmoordenaars" uit te jouwen en eenigen
van hen voelbaar onder handen te nemen. Kan
van mishandeling niet gesproken worden, hand
tastelijkheid is het zeker, zooal geen molestatie.
Cromwell, kennend de moreele steun door Fre-
derik Hendrik en Willem II verleend aan de Stu
arts Karei I en Karei II, ratificeert de vrede pas,
nadat hem de Acte van Secliusie is ter hand ge
steld, waarbij Holland verklaart, geen lid van het
Oranjehuis ooit tot Stadhouder of kapitein-gene
raal te aanvaarden of te benoemen.
Orn eigen positie te sterken, mengt Cromwell'
zSch in deze interne aangelegenheid van onze
binnenlandsche politiek cn zet tevens het huis van
Oranje diens vriendschap met het Engelsche vor
stenhuis krachtig betaald!
Daling
In 1653 ontbindt Cromwell het Parlement enl
laat een nieuw samenstellen, uitsluitend bestaande
uit eigen volgelingen en genaamd „Het Parlement
der Heiligen".
Maar de Heiligen gedragen zich niet behoorlijk1
en na een half jaar wordt hun Parlement even
eens ontbonden cn neemt Cromwell als protector
alle macht in handen.
Een nieuw Parlement wordt ingesteld met de
Nieuw vervolgverhaal
Wij vragen speciale aandacht
voor nevenstaand artikel, dat den
lezer te pas zal komen bij het
nieuwe b o e i e n d e vervolgver
haal, dat wij volgende week op
deze plaats aanvangen. Het ver
haal speelt zich af in den tijd
van den grooten Cromwell en is
getiteld: „De Gouden Postduif".
wettelijk vastgelegde verplichting, minstens één
jkeer in de drie jaar te vergaderen!
Dit Parlement vergadert één keer, komt al dade
lijk in botsing met den Lord Protector en wordt
„gezuiverd", d.w.z. van de 400 leden worden er
100 naar huis gezonden. De overige'300 blijken ook
niet tam genoeg en worden eveneens weg gestuurd.
Nu is Cromwell militair despoot, Januari 1655.
Er komt verzet, dat bloedig onderdrukt wordt.
Het verzet groeit opnieuw, maar wordt telkens
in bloed gesmoord.
Cromwell probeert het nog eens met een Parle
ment, maar dat mislukt wéér.
Nu regeert hij geheel alleen. Dit duurt maar
acht maanden. Het openlijk verzet maakt plaats
voor .geheim complotteeren tegen zijn leven. Zijn
overtuiging, dat hij handelt op last van zijn God,
die een rechtvaardig handelend mensch niet ver
laat, heeft hem lang op de been gehouden, maaf
nu kan hij er physiek niet meer tegen op.
De teleurstelling van het volk wordt te groot, de
tegenstand te sterk.
Teleurgesteld zijn de maatschappelijk verdruk
ten, die hij niet bevrijdde.
Teleurgesteld zijn zij, die iets meer van hem
verwachtten, dan alleen stoffelijke bloei en impe
rialistische macht.
Teleurgesteld, die hoopten, dat hij een einde zou
maken aan de wettelijke bevoorrechtiiigen van
enkelen, ten koste van velen.
Negen en vijftig jaar oud, bezwijkt hij, achter
latend een teleurgesteld Engeland, een venslagen
Schotland, een vertrapt en verbitterd Ierland.
Blijvende welvaart en verheffing van geestelijk
leven heeft hij niet gebracht.
De strijd met de groote wereld van zijn tijd
heeft hij niet aangedurfd. De maatschappelijk
machtigen, de financieel sterken hernamen na zijn
dood huh positie en hun politieke macht.
Heeft de historieschrijver. Cromwell recht ge
daan?
Gregorio Leti zéker niet! -
De Franschman Merle d' Aubigné in zijn groot
ivverk en de Slaviër Jelusich in zijn roman?
Blijkbaar is het hun bedoeling wel.
Toch blijft er veel raadselachtigs. j'
Wie zal het innerlijk leven van dezen man
doorgronden? God is Rechter, die 't beslist. Wij
zwijgen.
Men zegt, dat later zijn graf g<*3chonden en zijn
hoofd op de tinne van een der Londensche kerken
is vastgepind.
In een stormnacht is de schedel omlaag gewaaid
en door een op wacht staand soldaat meegenomen.
Zoo is de schedel jaren lang in bezit van de
familie van den schildwacht gebleven.
Noch de echtheid noch de onechtheid van het
hoofd zijn met zekerheid vast te stellen.
In volgende nummers van het Zondagsblad
volgt het verhaal van een romantisch avontuur
uit Cromwells leven.
Een jeugdige slangenbezweerder.
262
KORT VERHAAL
Zijn bezwaar
door
G. MULDER
Van ambten gesproken.
Die ouderling wil worden begeert een voortref
felijk werk!
Diaken zijn, of lid van de financieele commissie,
is echter meer in trek, om nu maar niet van be
taalde gemeenteraadszittingen en wethouderspen
sioenen te spreken.
Er zijn mensohen, die Mie „ambten" in hun
handen zouden willen zien gelegd, omdat ze een
ander niet uitnemender kunnen zien dan zich
zelfmaar talrijker zijn de arbeiders die ren
tenieren van de arbeid door anderen, vroeger en
heden, gedaan.
Nu zijn er gegronde bezwaren in te brengen
tegen het vervullen van een zeker ambt door een
bepaald persoon. Toch dragen de meeste bezwaren
reeds bijde geboorte het etiket; ongegrond.
Maar bij een verkiezing tot het ambt van
ouderling en diaken bordeelen twéé partijen over
mogelijke bezwaren: de candidaat.pn de Raad der
Kerk. En, omdat de vraag „wanneer een brug
open of gesloten is" blijft...... zoo kan dikwijls
niet opgelost worden of een bezwaar „bezwaar"
is, omdat er schippers èn' menschen...... een ker-
keraad en leden zijn.
Jan Zeis liet het zoeken van een vrouw en de
zorg voor het volgende geslacht aan anderen over
en was van oordeel dat men voor een huwelijk
geroepen moest zijn. Tenminste......
Ach, op de drempel van zijn vrijgezellen!even
beschikte hij niet over de zoo zeer gewenschte
vrijmoedigheid om eenige aansluiting te zoeken
met „iemand van de overzijde".
Bovendien geraakte hij in die tijd zijn beide
oudens kwijt, zoodat het zoeken naar een levens
gezellin, vanwege de regelen des fatsoens, eenige
tijd als niet oirbaar moest worden geacht En om
de eer en goede naam te behouden kan men beter
tegen zichzelf zondigen, dan tegen eenig artikel
van de grondwet van het fatsoen."
De natuur herstelt ziolizelf, en na enkele jaren
had Jan Zeis niet zooveel bezwaren met zijn
eigen eenzaamheid dan wel tegen het huwelijk
door anderen aangegaan. Maar,ieder z'n
meug. Eén geluk (of ongeluk, maar dat beken
nen de mensohen niet!) had de heer Zeis: zijn
vader en zijn moeder hadden hem geen armoede
laten erven. Bovendien genoot hij. een goede ge
zondheid en leefde- „op kamers" bij een op mid
delbare leeftijd gekomen weduwedie vóór hem
zorgde als een wat oudere dame voor haar hondje
kou doen. En het moet gezegd; zonder eenige
bedoeling.
Want over de bezwaren des huwelijken staats
dachten de heer Zeis en de weduwe; eender. In
deze geweldige gejaagde tijd leefden die beiden
een ,/5til en gerust" leven, waar gehuwden
die met een talrijk kroost belasten!naar
konden happen.
Aldus Jan Zeis en de weduwvrouw zonder kin
deren, die een heer op kamer hield voor de aan
spraak. Eenige aantallen guldens hielden vreugde
over de arbeid en de verantwoordelijkheid voor
een gezin verre van hen. En ze vonden het goed.
Het geld, de rust bij het geld, hadden hen.
Het was een kalme zee met een sleepboot voor
't schip......
De lading werd echter zwaarder. Niet alleen het
geld groeide aandoch mevrouw de weduwe
werd omvangrijker en de heer Jan Zeis werd
dikker.
Van deze menschen gesproken: het waren goede
mensohen.
De kas der diaconie van de kerk had een be
langrijk tekort.
En telkens bij het over de kop gaan van een
bank, bleek dat er toóh wel geld bij de gemeente
zat. De leden brachten het blijkbaar altijd weer
op de verkeerde bank!
Maar er was nog iets anders: men had er inoeito
mee om geschikte caindidaten-diakenen te vinden.
Menschen, die zelf moeite hadden „om droog over
de sloot te komen", kon men aan de leden toch
moeilijk voorstellen als bedienaars van het ambt.
Zoo geschiedde het dat men de ongetrouwde heer
Jan Zeis oandidaat stelde.
Het was immers een goede man, en op zijn
levenswandel viel niets aan te merken.
De Raad der Kerk deed het, en wel zóó, dat de
keus op hem vallen moest. Het „heer"-lijk deel van
de gemeente stemde hem ook.
Zoo geschiedde, dat de heer Jan Zeis in groote!
zorg kwam.
Want hij bekeek de stok vóór de sprong werd
gewaagd. Want, zijnde gewoon rustig lid van de
kerk, had hij nooit zoo eenige roeping voor het
ambt, noch het tekort gevoeld.
In het ibosc-h let men zoo niet op een boom.
Maar nu!?
Hij maakte ernst met het zoeken naar eenig
gegrond bezwaar.
(Of zoeken...... zoeken is het rechte woord niet,
liet bozwaar, hét bezwaar kwam op met dubbele
zwaarte. Zijn zoeken was dan ook niet het zoeken
naar een bezwaar, maar het onder woorden kun
nen brengen van dat bezwaar. Want de afge
zondenen van de Raad der kerk konden geen ge
noegen nemen met: „ik heb wel wat bezwaar".
Men vroeg om duidelijk verstaanbare taal.
Daar zat Jan Zeis nu in zorg.
Hij kon toch moeilijk zoo maar zeggen wat
hem bezwaarde.
Daar was ten eerste; het tekort!
Zou hij een diaken kunnen zijn om een tekort
uit te deelen? Kon* hij zeggen geen verstand te
hebben van armoede? En was nu onder woorden
te brengen het zwaarste bezwaar?hij durfde
er zelfs niet aan denken. Als hij het maar zeg
gen kon, dan zou de dominee zeker wel
men hem begrijpen.
Maar dat was het hem juist. O, het bezwaarde
hem bovenmate, zoo dat hij soms zijn anders zoo
geruste slaap niet kon vatten. En dan zag hij in
de droom zichzelf in de wijken der armen.
De blikken dier arme magere menschen ver
weten hem iets.
Hoe zou hij ooit het rechte contact vermogen
te krijgen, terwijl zijn vonnis in de oogen der
armen te lezen stond: „te dik"! En dat waren de
ernstige menschen onder de armen. Maar er wa
ren ook spotters onder die mageren. Spotters, die
hun venijn niet zouden storten over wat de kerk
aanboodnee maar hem persoonlijk zouden
ze treffen. In hun oogen las hij oen ander oor
deel: „er kan best een sneedje af".
Jan Zeis streed een geweldige strijd.
Hij slikte Krusclien Salts en nam veel beweging.
Voor hem was de brug dicht, terwijl de Raad
der Kerk een open vaarwater zag. Het is een toer
om een brug te verstaan.
Dagen en nachten piekerde Jan Zeis over de brug.
Het bracht hem in aanraking met de nooden der
armen en met de zorgen van het gezin. Hij moest
ze bekennen. En het moet gezegd: hij worstelde
méér met. z'n dikke lichaam dan met het tekort
dat gedekt moest worden.
Ha, broeder Zeis! Ik kom eens even praten.
Het was de collega diaken.
Toch niet over het aannemen van
Nee, nee! Dat spreekt vanzelfdat doe je.
Bezwaren hebben we allemaal! Maar het is niet
zoo moeilijk" als je wel denkt. Man, we hebben
soms zoo'n plezier!
En de broeder diaken vertelde hem van de
lusten verbonden aan 't ambt: dankbare men
schen, pret.tige yergadering, broederlijke omgang,
enz.
Jan Zeis voelde zioh eenzaam worden onder de
woorden van de broeder diaken, die zoo zonnig
over het moeilijke ambt spreken kon.
Ja wij zitten vanzelf wel in zorg.en er
komt heel wat kijken, makker! Maar wij maken
't onszelf gemakkelijk door zelf weinig te eischen.
Hoe...,..?
En toen vertelde de bi*oeder diaken dat ze
Zondags het geld voor sigaren in de-collectezak
stopten. Daarmee maakten ze hun ziel van de
armoede vrij. En van het tekort, dat er was.
JAn Zeis hield machtig veel van een goede
sigaar, en hij had het werkelijk warm toen hij
Rooken jullie dan 'n heele Zondag niet?
- Natuurlijk wel!twee sigaren.
Twee?
Tweeja, na elke dienst een! Kijk, weet
je, onze kerk is om te collecteeren in vieren ver
deeld. Ieder heeft precies evenveel banken te col
lecteeren. Nudan doen we wie 't eerst klaar is.
O!
En wie 't laatst klaar is tracteert sigaren.
Begrijp je?
De bevestiging was ernstig geweest.
En Jan Zeis had zonder bezwaar „ja" geant
woord op de vragen. Want kijk, met zijn vaste
voornemen om het tekort te betalen, waren zijn
lichaamsbezwaren verdwenen. Zijn hemel was on
bewolkt.
Alleen nog: de eerste keer met die hengel
Voor de dienst begon, waarin Jan Zeis de eer
ste keer hengelen zou, stonden de diakenen hem
broederlijk alle gewenschte inlichtingen te geven.
Jan Zeis glimlachte en knikte.
Maar op het moment, dat ze deftig naar binnen
moesten wandelen, vroeg de zonnige collega
diaken;
Je hebt toch aan de sigaren gedacht?
Dus je hebt hem ingelicht? informeerde een
ander haastig.
Toen sprak Jan Zeis en hij g'om van genoegen:
We moesten de eerste keer eens doen om
het tekort. Wie 't laatst is betaalt
Voor dat iemand antwoorden kon schreed de
dominee met de ouderlingen naar de deur van
de kerken de diakenen volgden.
Wij geven onze offers voor de armenen
zingen
Jan Zeis zong naar de hengellatritste
vlug het tekort uit z'n zwarte jas en duwde het
geld onderin.
Hij zweette en glommaar zag een open
vaarwater, terwijl hij zong:
De Heer is recht in al Zijn weg en werk,
Zijn goedheid kent in 't gansch heelal geen perk.
Hij was natuurlijk 't. laatst klaar.
En aan 't einde van de dienst schertste de zon
nige broeder:
Zeis, jij betaalt het tekort of sigaren!
Als er nog een tekort isbetaal ik het,
en kom vanavond maar bij mij aan huis om siga
ren, antwoordde broeder Jan Zeis.
En zijn woord was een gelukkig woord.
Na die Zondag hebben de menschen de tijd óm
de hand in 't zakje te steken, want de diakenpn
houden geep wedstrijd meer.
Men zegt nu dat Jan Zeis een „ander mensch"
is geworden en alle baantjes 'begeert*^ ij
Van het ambt gesproken!
Maar de menschen weten het niet!
Is nu een brug open of dicht?
O schippers en mensehen!
Open!voor wie de tol betaalt!
Voor schippens en menschen.
Merkwaardigheden uit
de vogelwereld
Als er iels is waar wij Hollanders belang in
stellen, dan is het niet in 't minst voor de vogel
wereld.
Ongetwijfeld vindt dit zijn oorzaak in het feit,
dat wij in ons kleine waterrijke land zoo rijk be
deeld zijn met een ontelbaar aantal vogels. Neem
de vogels uit Holland weg en Holland verliest een
van zijn grootste aantrekkelijkheden. In hoeveel
woningen treffen wij niet één van deze gevederd®
zangers aan?
Eén van de opvallende eigenschappen van onze
volksbuurten in de groote steden is wel de aan
wezigheid van druk beklante vogelwinkels.
Doch wij willen geen bezoek brengen aan de
\*ogel§ in hun gevangenschap, maar trekken er
liever heel in de vroegte op uit om de-bewoners
.van bosch en hei en strand zoo dicht mogelijk te
naderen en hun leven in de vrije natuur van
dichtbij te bespieden. Maar dat kost moeite en
veel beleid. Doch onze belooning is groot, als het
ons gelukt nieuwe eigenaardigheden te ontdekken
bij deze vriendelijke medebewoners.
Op het watervlak
Behalve onze eenden, die met hun lieve kleine
[kroost moeder achterna zwemmend," onze kinde-