=p JEUGDP^ ZONDAGSBLAD IVOOR DE De reuzen vechten! door C. KEY '(Vervolg) Wat moest Piet met z'n bloempotje beginnen? Ook stom, om dat nou net op te vangen! Wonder, dat ie niets op z'n hoofd gekregen had! Naar huis brengen? Dat wa6 dl te gele! Ergens neer zetten durfde die niet Als hij niet zo° beduusd was geweest had hij 't ineens neergegooid, maar in z'n ontsteltenis was hij er mee op de loop ge- gegaan. Bram had gelukkig de voetbal gered. Albert was eigenlijk de schuld; „Hè, Albert, wat moet ik nou met die bloempot beginnen?" „Och jö, eet 'm op, wat mij betreft!" „Flauwerd, maar zeg, luister nou is Toen de bel ging stapten ze twee aan twee bin nen: klas voor klas. „Voeten vegen!" De juffrouw van de tweede klapte in haar handen: haar klas stapte parmantig in de maat Boven in de klas liep Piet naar den meester en gaf hem de bloempot: „Voor u," zei hij. „Prachtig", zei de meester. „Een begonia! Van je moeder?" „Neen, vaneh, een menéér." De meester luisterde al niet meer, schoof wat potjes opzij, zette de aanwinst er tusschcn. 'n Aardige jongen bij tijden, die Piet Wed eens wat achterbaks, klikkerig. Kwart over tien. Dictee. ...hand gebrand... Zus verbrandde... haar tong— Netjes, kéurig netjes. Ophalen aan 't eind van 't woord ...haar tong. De walm verspreidt zich... alles even schuin... Toe Bram, jij kunt wel mooier! ...De politie zou de menigte verspreiden... „Meester. Bram is jarig!" Schalks fluisterde Nel Passer 't den meester toe; haar hoofd schuin achterover. Er viel een onrust-cirkel om Nel en de meester, 't Puntje van Bram z'n tong bewees z'n inspan ning. Wist de meester dan niet, dat ie jarig was? Had ie 't dan met begrepen, toen die vanmor gen vroeg, of de voetbal zoolang in de papiermand mocht liggen? Diiér had je 'tl De meester kwam naar 'm toe. s..menigte verspreiden... Dan fluisterend: „Ben jij jarig?" Knikken. „Wou je uitdeelen?" „Ja, meester!" „Pen neer. Afdrogen! Schriften op de punt! Op halen: Cor, Bets, Nel! Bram is jarig: hij zal uit deelen!" Speelkwartier. Bram had véél plaatjes gehad. Van den bovenmeester 'n tekst met gouden letters. Van de juffrouw uit de eerste 'n boekje van Pie- ter Pelle met z'n Gazealle... Na schooltijd vliegeren op de zandvlakte. En vanavond bij Bram spelen. Cor, Albert en Wim overwogen de vraag, of ze één of twee vliegers zouden meenemen. Als t niet wou, sjouwde je maar voor niets met twee vliegers. Maar als 't wel wou, was 't wel fijn: twee vliegers. En dan een wedstrijd; tele grammen d'r heen sturen: 'n papiertje met een scheur d'r in. 'n Oostenwind was 't gunstigst, wist Wim van z'n vader. Albert ging aan den meester vragen, waar de wind vandaan kwam. De meester stak 'n vinger in z'n mond, hield de natte vinger omhoog. Daarna bekeek hij hem. Hij was heelemaal droog. Toen dacht de meester na. En zei, dat er geen wind was. Wat do jongens zelf ook al gedacht hadden. II. Mr. FIEDEL GAAT NAAR SCHOOL De heer Mr Fiedel, smid-bankwerker, Kerkstraat 78, zat met zijn echtgenoote' aan tafel. Het gesprek ging natuurlijk over de schade. 'Als nu je planten bevriezen, dan vind je dat naar. Als ze door te weinig zon of te veel water kwij nen, word je wrevelig. Maar als een troep jongens met opzet net zoolang schopt, totdat je heelo plantenschat naar beneden valt, dan word jo woedend. Dit vertelde mevrouw Fiedel geboren Poot. De heer Fiedel beaamde dit ten volle. En als hij wist, wie 't gewéést waren Dit wist zelfs mevrouw Fiedel niet Maar zij wist iets anders. Iets, dat bijna even belangrijk was. Had de buurvrouw niet gezegd, dat ze op t school-omde-hoek gingen? „'k Heb n plan; Jij gaat bij de ingang van do school staan, en je wacht ze opP „Maar ik kén ze niet eens!" „.Ie neemt buurvrouw Fietje meel" „Maar vrouw, wat 'n gekke dingen haal Je nou in je hoofd'" 244 „Gekke dingengekke dingenjij doet gekke dingen als je 't er bij laat zitten! Zulke kwajongens, zulke straatschenders!" „Maar wat moet ik nou doen, als ze er aan ko men? 'k Kan ze toch niet beetpakken, of ze over de knie leggen. Of moet 'k soms ook nog een agent meenemen?" „Je roept de meester er bij!" „Da's toch al te gek. En eer dat die begrijpt, waar 't om gaat, zijn de jongens allang weg." „Nou, dan ga je onder schooltijd er heen, jo vertelt, hoe de vork in de stee! zit, en de meester zal ze wel 'n flink portie straf geven, reken daér maar op!" „Maar 'k kan toch zoo maar niet naar die school gaan. De deuren zijn allang dicht De bo venmeester is in z'n klas. 'k Kan toch die man niet gaan storen." „Jij gdat naar de school. Jij stóórt den boven meester. De deuren géén open, als jij belt. Waar is anders de bel voor: om te bellen toch? En de bovenmeester: om bij hem te klagen toch? Dus jij gaat naar school!" Zoo trok Mr Fiedel do stoute schoenen en z'n regenjas aan, om zich naar school te begeven. En z'n vrouw schoof do gordijntjes opzij en 't raam open, om hem na te oogen, tot hij om do hoek verdwenen was. Daarna oogde ze nog veel mannen en vrouwen na Ook ergerde ze zich lange tijd over twee dienstmeisjes die hun tijd Verkletsten. (Wordt vervolgd) Wat versta je onder.., 1. Eboniet 2. Bakeliet. 3. Asbest 4. Anthraciet 5. Triplex. 1. Eboniet kennen we aan onze radio, vulpen, aschbakjes enz. Het wordt gemaakt van caout chouc, waaraan voor plm. de helft zwavel wordt toegevoegd. In kokend water kan men het allo gc- wenschte vormen geven ,die blijven na het uit- 2. Bakeliet is zoo genoemd naar den Belg Backeland, die het 't eerst vervaardigde als kunst hars, menig sigarenpijpje, menige biljartbal is van bakeliet gemaakt. Koolteer speelt bij de fabri catie een belangrijke rol. Het kan 300 gr. C. hitte verdragen en is onbrandbaar. 3. Asbest komt uit Canada en Italifi; waar het als een steensoort wordt gevonden In iedere keu ken is wel 'n asbest-plaatje te vinden, dat men onder de pannen legt om aanbranden tc verhin deren. Asbest laat de hitte nagenoeg niet door en kan nooit in brand vliegen. Misschien vind je het als koord rond de buizen der centrale verwarming, wier warmte het „isoleert". 4. Anthraciet staat den heelen winter naast haard of kachel; we kennen deze „steenkolen" allemaal wel. Ze koekt niet samen, verbrandt langzaam en geeft veel hitte, want het bevat veel „koolstof". Het 's de oudst-gevormdo steenkool. 5. In „triplex" zit het woordje „drie", denk Rebus maar aan „trois" uit je Fransche thema's. Dat komt wel uit óók, want dit hout bestaat uit drie op elkaar gelijmde lagen. De houtvezels liggen daarbij in verschillende richting, hetgeen ook breuk voorkomt. Het voordeel van „triplex" is daardoor eveneens, dat het niet krom trekt. Gezellige bezigheid BALANCEEREN Het eenste kunstje is bekend en niet moeilijk. Steek het lemimet van je zakmes dicht bij den punt in d<> richting van de lengte-as van je pot lood. Dan het mes gedeeltelijk sluiten. Den juistcn hoek moet je door proefneming te weten komen, daar deze zal afhangen van lengte en gewicht van potlood en mes. Het is niet moeilijk het potlood op je vingertop tc laten balanceeren. Voor het tweede kunstje: oen ei op de punt van een wandelstok te laten balanceeren hebben we een hard gekookt ei noodig, oen kurk en twee vorken. De teekening wijst verder den weg. Kurk en vork moeten ongeveer een hoek van CO gr. vormen. 't Lijkt moeilijker dan hot is. Probeer maar! Wie zegt het 't eerst 1. Welk verschil is er tusschcn oen trekvogel en een handelsreiziger? (De eerste strijkt alleen in het voorjaar; de laatste het geheelo jaar neer.); 2. Welke voet is de gevaarlijkste? (De voet van oorlog.) 3. Op vier en twintig boenen loopt het vlug; maar als het naar huis gaat loopt het op zijn rug. (De egge.) 4. Wat is de kortste maand? (Mei; 3 letters!)! 5. In welke verhouding slaan paard en wagen tot elkander? (In gespannen verhouding.) 6. Wat zijn de vreedzaamste menschen? (Kaal koppen, want zij vliegen elkaar nooit in de haren.) 7. Waarom wordt de baard later grijs dan het hoofdhaar? (Omdat hij twintig jaar jonger is.) 8. Wat gelijkt het meest op een halve stroo- halm? (De andere helft.) 9. Waarom dragen matrozen oen Hggcndcn kraag? (Om hun hals.) 10. Men ziet mij gaarne boven ieder huls; maar er fn noemt ioder mij een kruis. (Do behoorende bij NIEUWE LEIDSCHE COURANT ZATERDAG 10 AUGUSTUS - No. 32 JAARGANG 1935 Hout en ijzer Ga tvjnen en epreek tot Hananja, zeg gende: Zoo zegt de H<sere: Houten jukken hebt bU verbroken, nu ziilt eü i-a plaats van die ijzeren jukken maken. Jeremla 28 13. Zedokia, do laatste van Juda's koningen, is eigenlijk niet meer geweest dan vazal van Nebu- kodnezar. Hij heeft zijn eed van trouw aan den koning van Babel gezworen. Maar blijkbaar heeft deze zich in zijn gunsteling vergist. Immers, Zede- kia is een onbetrouwbaar figuur geweest, een slap peling, als deog in de handen van de Jeruzalem- 6che volksmenners. Er zijn in het vierde regeeringsjaar van dezen Zedekia in Jeruzalem gearriveerd enkele gezanten uit de omringende volksstammen, uit Edom, Moab, Amnion, Tyrus en Sidon. Deze volken zijn van zins om zich nauw bij Juda aan te 6luiten om dan met hulp van Egypte zich uit de Babylonische over- hcersching vrij te maken. Er wordt onder Jeruza- lems autoriteiten al druk beraadslaagd. Zal het inderdaad mogelijk zijn dat koning en volk zich aan de greep van Babel ontworstelen? In die dagen is er een man, die geldt voor een profeet en aan wiens uitspraken meer dan men- schelijke waarde wordt toegekend door zijn be wonderende omgeving. Hij geeft dan ook zelf voor te spreken in den naam des Iieeren. Hij is even wel een valsch profeet, die verzinsels van eigen hart en ontwaakte volksverlangens durft hullen in het kleed van de godsspraak.Het is een zekere Hananja, Deze man heeft het gewaagd om luide als woord des Heeren aan te kondigen het spoedige einde van de Babylonische heerschappij. De Heere zou, gelijk hij voorgaf, weldra het j"k van den koning van Babel verbreken. Jeruzalem, het einde van uw leed is in 't zichtl Binnen twee jaar worden do tempelschatten uit Babel teruggebracht! En al de aanzienlijken, die naar Nebukadnezars rijksstad zijn gedeporteerd, komen als vrije mannen terug! Dat zegt de demagoog, die naar den mond van Jeruzalem spreekt en het gemoed van de massa weet te streelen. De man, die waarlijk profeet des Heeren is, spreekt anders. Of neen, hij doet anders. Voorloopig zegt hij niet v®ci- Hij loopt door Jeruzalems stra ten op 's Heeren bevel met een houten juk orn den hals, gelijk dat den ploegos om den nek wordt gelegd. Ook heeft hij nog enkele andere jukken bij de hand om die, als het hem gelukt, den vreomden gezanten aan tc b*eden. En men heeft Jeremia begrepen. Ook zonder dat deze profeet nog iets zegt. Een Oosterling verstaat de taal van het symbool instinctief. En vaft tijd tot tijd expliceert Jeremia ten overvloede zijn zon derling gedrag. Geen verzet tegen Babell Onder werping aan Gods oordeelen! Daarin is, o Jeru zalem, uw behoudt Ach, Jeremia zou het zelf zoo graag anders heb ben gewild. Toen Hananja zijn schijnprofetie van verlossing proclameerde, heeft hij gezegd; „Amen, de Heere doe alzoo! De Heere bevestige uwe woor den!" Hoe gaarne zou hij, als het kon en mocht, meegezongen hebben in het koor, dat bij voorbaat over Babels val jubelt! Maar het mdg niet. Want deze man dient het Woord des Ilccren, ook als dat Woord tegen eigen begeerte en algemeen verlangen indwarst. Het is zwaar profeet des Heeren te zijn. Men luistert nu eenmaal niet gaarne naar hen, die zich genoodzaakt weten de massa uit haar zoete droo- men wakker te schudden. Het is trouwens voor niemand prettig om te worden gewekt uit een sluimering, die zoo weldadig scheen. Te moeten standhouden tegenover velen, de een nabij toe- komstgeluk wanen te zien en ze voor dien geluks- waan te moeten waarschuwen, valt hard. Men komt er mee terecht in deir-hoek waar de slagen vallen. Toen en nu. En de slag valt. De gevierde volksman, Hananja, kan Jeremia's optreden niet langer verdragen. Die man leeft uit de leus, dat de stem van het volk ook de stem van God zou vertolken, al was deze leus in den vorm, waarin wij die wel kennen, in zijn dagen nog niet geformuleerd. En hij is aan zijn populariteit verplicht om zich open'ijk tc verzetten tegen Jeremia's possi misme. Zijn eigen gcluksvoorzegging heeft immers ingang gevonden in de harten van Jeruzalems bur gers. Men heeft Hananja toegejuicht. En dat ap plaus vuurt dezen volksman aan. Hij moet en hij zal dien somberen Jeremia, wiens houding en woord de volksgeestdriift zou kunnen blusschcn, zoo spoedig mogelijk onschadelijk maken. Daarom grijpt hij plotseling het juk, dat Jere mia draagt en heft het hem met een ruk van de schouders. De spanning van het oogenb'.ik moet dezen Hananja de krachten hebben verdubbeld. Want hij is in staat om dat onheilspellende juk van dien boetprofeet voor aller oogen in stukken te breken. En hij aarzelt niet om, als het hout kraakt en splintert, weer oen schijnprofetie uti to brengen. Alsof de Heere door hem sprak, dat ook Hij zóó binnen twee jaar het juk van Babel zou stukbreken en Juda en Jeruzalem weer tot nationale vrijheid zou opvoeren. De slag is gevallen. Jeremia schijnt de nederlaag te hebben geleden. Hq gaat stil zijns weegs. Hij schijnt den strijd te hebben verloren. Zal hij het maar opgeven om in den naam des Heeren het boetewoord te ver kondigen? Het is zwaar om met de waarheid tegen do massa-suggestie in tc gaan! Héél zwaar! Men komt er inderdaad moe terecht in den hoek, waar do slagen vallen. Toen en nu. Al schijnt de waarheid overwonnen te zijn, toch is ze niet overwonnen. Het lijkt een nederlaag te zijn, als Jeremia zwijgend zijns weegs gaat, den tempelberg af, naar zijn huis. Het is geen neder laag! Eer nog de dag om is, vermoedelijk reeds op den terugweg, komt tot Jeremia de nieuwe bood schap des Heeren. Hij moet naar den tempelberg terug. Hij moet opnieuw het voorhof in. Daar zal Hananja wel geb'even zijn om ten volle te genie ten van zijn profetentriomf. En het volk zal er wel zijn, dat hem huldigt als brenger van goede boodschap! En daar, onder die opgewonden massa, die haar eigen geluksdroom als godspraak uit Hananja's mond heeft teruggehoord, moet nu het Woord des Heeren opnieuw den waan aan rafels rijten. Tegenover het houten juk, dat Hananja heeft stuk gebroken, moet nu een ijzeren juk in uitzicht wor den gesteld. Hout en ijzer. Het houten juk ver breken, dat ging nog! Maar nu komt de Heere een juk van ijzer leggen om den hals der zich tegen Gods oordcelen verzettende volken. En een ijzeren juk is onverbrekelijk. Het houten juk viel nog tc dragen. Het ijzeren juk zal schuren en schrijnen in het vleesch. Het oordeel wordt verzwaard. Babel zal, naar het Woord des Heeren, nog zwaarder lasten op Jeruzalem leggen. De dag na dert immers met rasse schreden, waarop Jeruza lem zal worden verwoest en de tempel des Hee ren tot een puinhoop worden zal. Vanwege de verwerping van het Woord des Heeren door het volk, dat naar Zijn heiligen naam is genoemd en zich in het verzet tegen Babel heeft verzet tegen de oordcelen des Heeren. Wie de waarheid dienen, hebben een zware taak In deze tegenwoordige booze wereld. Hoe menigmaal is er door hen, wier oog voor de waarheid open was, niet gewaarschuwd tegen den waan in de tijden, die achter ons liggen. Die waan was zoo machtig. De schokken, welke Europa en de wereld trillen deden, zouden immers niet anders zijn dan do geboorteweeën van een nieuwe cultuurperiode, waarin de zwaarden zou den worden geslagen tot spaden en de spiezen tot sikkelen. De wereldoorlog van voor twintig jaar zou de laat6te stuiptrekking van volkerendwaas- heid zijn geweest. De volken zouden, met elkander in bond, voor geen nieuwe botsingen meer beducht behoeven te zijh. Nieuwe welvaartebronnen zouden worden geopend. De nieuwe dag, waarin eindelijk het redelijk inzicht zou zegevieren, werd aan staande geacht. Waarom zouden we in dat blijüo vooruitzicht het juk van de nog drukkende ellende niet bij voorbaat ons van den hals werpen? Er werd tegen dien ijdelen gclukswaan gewaar schuwd door hen, die de waarheid zochten te die nen. Maar ze werden niet geloofd. Ze werden voor sombere pessimisten gerekend. Naar wie men maar niet verder luisteren moest En de volks suggesties en de massa-verlangens gaven in velo kringen aan de richting, welke men voor de toe komst zou hebben te volgen. Zonder wederkeering tot den I-Ieere is er voor het leven van volk en maatschappij geen dage raad. Dan wordt 6!echts de waarheid door den waan tegengestaan. Het houten juk wordt mis schien in één geweldige krachtsontplooiing aan stukken gebroken. En de massa juicht Ze jubelt over hen, die haar suggesties haar in het gewaad van waarheid durven presenteeren. Wie inderdaad uit de waarheid leven, hebben- oen andere taak. Ze moeten elke nieuwe volksbe weging en geestesstrooming onverbiddelijk toetsen aan het Woord des Heeren. En als men in zijn waan reeds juicht over de verbreking van het houten juk? Dan moet er tegen den algemeenen waan in van een ijzeren juk worden gesproken. Want alleen gerechtigheid verhoogt een volk. En de zonde, van welken aard ze ook moge zijn, is en blijft een schandvlek der natiën. Gebed voor den vrede BERT BAKKER Uw wereld hijgt naar het begin van vrede en het eind der smart Behoeder van ons aller hart, wij roepen Uw bescherming in. Bloed en verderf brengen ons geen gewin. Zoolang de tweedracht ons verwart, en volk zich tegen volk verhardt, houdt Gij Uw zegen in. Bewaarder, die ons breken ziet, bewaar ons nóg en reken niet, wat wij elkaar misdreven. o, Vredevorst en Majesteit, Gij, Die ons aller vrede zijt, wil ons Uw vrede goven. (Uit „Reizigers", uitg. J. II. Kok, Kampen.) 2411

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 11