Jlirutur ^ciïtsdjr (ünurant
Om hef gemeenschappelijk
Vaderland
Dagelijks verschijnend Nieuwsblad voor Leiden 5n Omstreken
VERMAAN
EN BEMOEDIGING
Een ernstig woord tot heel
ons volk van Dr H. Colijn
abonnementsprijs:
Per kwartaal in Leiden en in plaatsen
waar een agentschap gevestigd is 235
Franco per post 2.35 portokosten
Per week0.18
Voor het Buitenland bij wekelijksche
zending4.50
Bij dagetijksche zending5.50
Alles bij vooruitbetaling
Losse nummers 5 ct. met Zondagsblad 7'/j ct
Zondagsblad niet afzonderlijk verkrijgbaar
Bureau: Breestriat 123 Telefoon 2710 (na 6 uur 3166) Postbox 20 Postgiro 58936
NO. 5542
ZATERDAG 3 AUGUSTUS 1935
15e Jaargang
abbertentieprijjen:
Van I tot 5 regels 1.17'/»
Elke regel meer 0.227»
Ingezonden Mededeelingen
van 1—5 regels 2.30
Elke regel meer0.45
Handelsadvertentiên per regel 0.17
Bij contract belangrijke korting
Voor het bevragen aan 'l bureau
v. wordt berekend 0.10
Hoop op samenwerking
„Een woord op zijii pas gesproken, is
als gouden appelen op zilveren, geheel
de schalen." Dat wist Salomo reeds; dat
heeft een zeer groot deel van ons volk
gisteravond gedacht na het aanhooren
-van de radio-rede van minister Colijn.
Hoe kunnen we in tijden als deze
waardeeren de zegen van deze wondere
uitvinding, welke het mogelijk maakt,
dat men in heel de wereld, waar onze
taal gesproken of verstaan wordt, kan
luisteren naar een woord van vermaan
en bemoediging, waaraan het Neder-
landsche volk zoozeer behoefte heeft.
Familie, vrienden en buren hadden
zich gisteravond om de luidspreker ge
schaard, de duidelijk uitgesproken en
zeer rustige toespraak maakte bij den
een het oog vochtig en deed het bij den
ander glinsteren; maar zelfs de poli
tieke tegenstander moest erkennen,
daar spreekt een man; dat is een leider.
Dit woord was noodig. In de eerste
plaats, omdat de onrust onder het volk
nog niet geweken is; in de tweede
plaats, omdat er elke dag nieuwe vra
gen rijzen over de politieke verhoudin
gen, welke de onrust en onzekerheid
bevorderen.
Maar daarop, zoo luidde veler oor
deel, past geen radio-rede van den
miriistèr-president. Het nieuwe kabinet
dient voor de Kamer te verschijnen,
behoort daar een regeer-ingsverklaring
'af te leggen en dan moet de Kamer
daarover kunnen beraadslagen.
Gelooft iemand in gemoede, dat deze
normale wijze van doen in deze abnor
male tijden bevrediging en rust had
kunnen brengen? Geen sprake van. Tot
een bevredigende solutie-was men niet
gekomen. Aan het einde van het debat
zou men even ver geweest zijn als aan
het begin; erger nog, op economisch en
monetair gebied ware de spanning
weer toegenomen. En dat we die on
zekerheid op dit moment niet kunnen
hebben heeft de laatste week duidelijk
getoond. Ons land, zoo schreven we,
verdraagt op dit oogenblik geen lang
durige regeeringscrisis.
Wat nut ons dan in deze dagen een
ontmoeting tusschen Kamer en Kabi
net. Er is een nieuw ministerie. Het
was voor pas enkele weken uitgebouwd.
Het is thans gereconstrueerd. Er wordt
naar nieuwe perspectieven gezocht. Het
parlementaire jaar is om. Men wachte
dus rustig op de derde Dinsdag van
September, als de Regeering haar pro
gram voor het komende jaar aanbiedt.
De politieke paragraaf was in de rede
van Dr Colijn dan ook niet de hoofd
zaak, al werd ze niet overgeslagen.
Zij bracht echter geen opzienbarend
nieuws.
De opmerking van den spreker, dat
er geen conflict is tusschen dit Kabinet
en de Kamer, omdat ze elkaar nog niet
eens ontmoet hebben; was natuurlijk
formeel volkomen juist. Maar zoo was
het in de pers ook niet voorgesteld en
Dr Colijn haastte zich de kwestie zui
ver te stellen in deze woorden:
„Bestaat er gevaar, dat tusschen het
nieuwe Kabinet en de Kamer een ge
lijksoortig conflict zal ontstaan als ont
staan is tijdens het bewind van het
vorige Kabinet?
Op die vraag, zoo vervolgde hij, is
met volkomen zekerheid geen antwoord
te geven, omdat het Kabinet niet parle
mentair maar extra-parlementair is."
Zóó zijn vraag en antwoord duidelijk
en komt men vanzelf tot de conclusie,
welke wij een en andermaal trokken:
de poging van Mr Aalberse is radicaal
mislukt; er is geen enkele aanwijzing
dat dit kabinet op korte termijn ver
vangen kan worden door een ander, dat
minder gevaar loopt; ons land ver
draagt op dit oogenblik geen lang
durige crisis; de noodzaak is dus daar
om in abnormale tijden met een onge
wone oplossing genoegen te nemen.
Bovendien, misschien valt het straks
wel mee. Zonder iets van zijn verleden
te verloochenen, kon Dr Colijn wijzen
op de eenstemmigheid in het kabinet
om elk serieus plan voor maatschappe
lijk herstel ernstig te overwegen; aan
den nieuwen minister voor Handel en
Nijverheid hebben alle ambtgenooten
hun volle medewerking toegezegd;
Waarom zou men dan althans niet mo
gen hopen op samenwerking met een
Kamer, die toch ook haar lessen wel
zal trekken uit de misère der laatste
dagen.
Zonder vertrouwen is Dr Colijn na
„besprekingen met bepaalde personen"
niet:
„Rustig wacht het Kabinet die ont
moeting met de Kamer af en het ver
trouwt. dat samenwerking mogelijk zal
Aansporing tot rust, zelf beheersching en
vastberaden volharding
De positie van het Kabinet
De minister-president Dr H. Co lij n hield
gisteravond voor heide zenders de volgende
radio-rede.
Een persoonlijk woord
De eerste aanleiding tot het spre
ken van een kort woord tot het Ne-
derlandsche volk is van geheelper
soonlijken aard. In den loop der laat
ste dagen zijn mij zoo overstelpend
veel blijken van belangstelling en
medeleven toegestroomd, dat ik geen
anderen uitweg zag om mijn dank
baarheid daan-oor kenbaar te maken
dan door middel van de radio. Uit
alle lagen der maatschappij en uit
bijna alle politieke schakeeringen
mocht ik blijken van warme waardée-
ring ontvangen, cn ga'arnè grijp" ik
dan ook deze gelegenheid aan om
daarvoor mijn groote erkentelijkheid
en dankbaarheid uit te spreken. Ook
in deze dingen ligt bemoediging om
volhardend voort te gaan op een weg,
die met duizend moeilijkheden be
zaaid is.
De tweede oorzaak voor mijn spreken ligt
in mijn wensch om mijnerzijds een woord
van aanmoediging te doen hooren en om
aan te sporen tot ongebroken volharding.
Dat de economische toestand ten onzent,
ofschoon steeds nog beter dan in vele an
dere landen, slecht te noemen is, dat weten
wij wel. Het is volstrekt onnoodig daarover
in den breedp, uit te weiden. De ommekeer in
het internationale ruilverkeer van goederen,
die bezig is zich te voltrekken, heeft voor
alle landen nog niets dan verarming opge
leverd en de pogingen, om door nationale
maatregelen de verloren welvaart te her
winnen, hebben overal gefaald en kun
nen ook niet tot resultaat hebben, dat
datgene wat verloren ging, weer in vollen
omvang terugkeert*
- Maar dit kan en mag niet betee-
kenen, dat wij tegenover deze feiten,
een houding van stille berusting zon
der actie zouden aannemen. Wel moet
blijken. Anders had het zijn taak niet
aanvaard. Met name mag worden aan
genomen, dat de maatregelen tot her
stel van 's lands financiën op tijd tot
stand zullen komen."
Moge deze geruststellende verklaring
onder ons volk effect sorteeren. Kalme
vastberadenheid is voor alles noodig.
Afgemaand moet worden elke zenuw
achtige opwinding, waardoor men zich
zelf en anderen in moeite kan brengen.
Of deze vermaning voor „schrikach
tige hypothecaire crediteuren" afdoen
de zal zijn, mag betwijfeld worden; dat
de Regeering aan dit vraagstuk ern
stige aandacht schenkt, is van meer be-
teekenis. Zij wekt, terecht, tot nationale
samenwerking, zonder beginselverdoe
zeling, op; dus rust op haar ook de
plicht om tegen te staan wie het pogen,
om het gemeenschappelijk Vaderland
gezamenlijk te stutten, saboteert.
Mogen zij, die oprecht het welzijn
van land en volk willen zoeken, beden
ken, dat alleen het Ora et Labora daar
bij het eenige richtsnoer kan zijn voor
Regeering en onderdanen beide. Of,
zooals Dr Colijn het treffend juist om
schreef:
„Wel moet de mensch berustend aan
vaarden, dat Hoogere macht ten slotte
over ons levenslot beschikt, maar daar
naast staat de even gebiedende eisch,
dat wij de gaven en krachten ons ge
schonken, tot het uiterste moeten in
spannen om dreigende gevaren voor
wat bestaat, af te weren en om nieuwe
welvaartsmogelijkheden op te sporen.
In het Ora et Labora, in het bidden èn
het werken ligt de verheven harmonie
tusschen het bestel Gods en de taak
van den mensch".
de mensch berustend aanvaarden wat
Hooger macht ten slotte over ons<
levenslot beschikt, maar daarnaast
staat de even gebiedende eisch, dat
wij de gaven en krachten ons ge
schonken, tot het uiterste moeten in
spannen en dreigende gevaren voor
wat bestaat af te weren en om nieuwe
welvaartsmogelijkheden op te sporen.
In het „ora et labora", in het bidden
en het werken ligt de verheven har
monie tusschen het bestel Gods en de
taak van den mensch. -
De taak der Regeering
Zóó moet men ook de taak van de regee
ring zien.
De regeering van Nederland kan de we
reld niet dwingen om andere wegen in te
slaan dan in de laatste jaren gevolgd wer
den. Zij kan slechts trachten zich zoo goed
mogelijk te verweren tegen de schadelijke
gevolgen van maatregelen door liet buiten
land genomen. Dat heeft ze dan ook ge
daan. Zij heeft dat gedaan door een uitge
breid stelsel van contingenteeringen in het
belang der binnenlandsche nijverheid. Zij
heeft dit gedaan door krachtigén steun te
verleenen aan onzen akkerbouw door ook
de veehouderij en den tuinbouw, benevens
allerlei andere bronnen van volkswelvaart
de helpende hand toe te steken. Honderden
millioenen guldens per jaar moesten en
moeten daarvoor door het Nederlandsche
volk worden opgebracht boven de belastin
gen, die het moet opbrengen.
Wie zich een voorstelling wil maken van
de beteekenis van dien steun, doet het best
zich maar eens af te vragen, hoe het er met
de industrie zou hebben uitgezien, in
dien wij aan den invoer van buiten eens
geen belemmeringen in den weg hadden
gelegd, terwijl de uitvoer van onze in-
dustricele producten wè] door allerlei oor
zaak belemmerd werd. Die vrage zich óók
eena af, wat er gebeurd zou zijn met onze
plattelandsbevolking, indien de steun aan
onze bodemcultuur in haar verschillende
vormen niet verleend ware geworden. Al
had men den grond voor niets in gebruik,
dan nog zou men bij onthouding van steun,
in zeer vele gevallen, den bodem niet met
vrucht kunnen bebouwen. Alle koopkracht
der landelijke bevolking zou verdwenen
zijn en de werkloosheid zou in ontstellende
mat© zijn toegenomen. Onder de landbou
wende bevolking zelf, maar ook in die tak
ken van bedrijf, die de vruchten van hun
arbeid meer onder de plattelandsbevolking
plegen af te zetten. De landbouwsteun be-
teekent dus, naast de instandhouding van
een krachtige volksgroep niet minder ook
een krachtig middel tot werkverruiming.
Aan dit alles wordt niet te kort gedaan
door de klachten, die er wel eens rijzen
over de uitvoering van de regeeringsmaat
regelen. Dat is van tweede orde. Als er ern
stige fouten zijn of worden gemaakt, dan
moeten die uit den weg worden geruimd en
zullen ze ook uit den weg worden geruimd
Hoofdzaak is, dat de regeering ge
daan heeft, wat te doen was om een
onbelemmerde inzinking van de wel
vaartsbronnen van ons volk uit te
sluiten.
Wat moet verder gedaan
worden?,
De vraas is nu, wat daarenboven kan
worden gedaan, teneinde de welvaart te
vergrooien.
Aan adviezen daarvoor is geen gebrek.
De één zoekt het in afschaffing der z.g.n.
cumulatie en dan zijn we uit het moeras'
De Regeering heeft daarover een wetsvoor
stel ingediend en daarmee zal wellicht een
paar honderdduizend gulden bespaard wor
den. Maarhet gaat om honderd mil-
lioen bij het Staatsbudget en vele honder
den millioenen bij het volksinkomen.
Een tweede wil allen steun met inbe
grip van don steun der werkloozen af
schaffen en gelooft dan, dat we er zijn.
Een derde komt met de reddingsplank
aandragen om alle ambtelijke salarissen en
loonen te halveeren en acht dan geen wolk
je meer aan de lucht.
Ik noem deze dingen niet, omdat ze
serieus zijn. maar omdat zij bewijzen hoe
gering bij velen het inzioht is in de moei
lijkheden. die we te overwinnen hébben.
Twee denkbeelden zijn er echter, die
wèl ernstig onderzoek en zorgvuldige
overweging eischen. Het zijn het ver
langen naar uitvoering van meer Open
bare werken en naar verdere industria
lisatie van ons land.
In beginsel is hier eigenlijk geen ver
schil van meening. Dat verschil treedt eerst
aan den dag als men toekomt aan de v
h o ever men daarmee gaan moet.
De openbare werken
De openbare werken, die men gaat uitvoe
ren, moeten natuurlijk nut afwerpen. Maar
als men daaraan vasthoudt dan blijkt spoe
dig, dat de keuze niet zoo ruim is als velen
wel meenen. Nederland is de laatste kwart
eeuw gul geweest met den aanleg van open-
'Daro werken. Vele honderden millioenen
zijn daarvoor uitgegeven en zelfs is in de
verloopen drie jaar nog rond 30 millioen
per jaar aan zulke werken besteed, onge
acht wat voor werkverschaffing uitgegeven
is. Daarbij komt dan de 60 millioen voor
het Werkfonds, die een jaar geleden toege
staan werden en die thans reeds nagenoeg
geheel een bestemming hebben. Zoodra deze
60 millioen geheel uitgeput zijn, zullen
nieuwe gelden aangevraagd worden, maar
het aantal nuttige werken wordt natuur
lijk daardoor voortdurend kleiner en is
reeds thans niet zoo heel groot meer. Ter
wijl bovendien ook gelet moet worden op
de vraag of het geld er voor te krijgen is.
Meerdere industrialisatie
Dan is er de tweede gedachte: meer
dere industrialisatie.
Dat vraagstuk i-s door den nieuwen Mi
nister van Economische Zaken in onder
zoek genomen. Vol energie is bij met dien
arbeid begonnen en mijn persoonlijke steun
zoowe] als die van het geheele Kabinet is
hem verzekerd. Profetic over de resultaten
laat ik achterwege, want dit probleem heeft
vele zijden. Ik denk aan de rentabiliteit dier
op te richten industrieën en aan den in
vloed. die vermindering van invoer hebben
kan op onzen uitvoer nu alle landen
dit in toenemende mate aansturen op
een sluitende handelsbalans, d.w.z., dat zij
van ons niet meer willen koopen dan wij
van hen koopen.
Ik denk ook aan den invloed op bestaan
de industrieën en derzelver afzetmogelijk
heden. Dat alles moet onderzocht en over
wogen worden en een o n m i d d e 11 ij k
resultaat, zichtbaar in rookende fabrieks
schoorsteenen, is dus niet te verwachten.
Het dankbeeld zelf verdient echter met
groote ernst en met energie te worden be
handeld.
De positie van het Kabinet
Maar, zoo zal men vragen, kan de Re
geering wel de plannen volbrengen, die
zij zich heeft voorgesteld. Ook daarover
wil ik iets zeggen, omdat mij uit de
Pers blijkt, dat er over de positie van
het Kabinet eenige verwarring heerscht.
Ik heb toch gezien, dat de vraag ge
steld wordt' is het conflict tusschen
Kabinet en Kamer, althans tusschen 't
Kabinet en één der Kamerfracties, nu
opgelost of niet
Zóó is de vraag stellig niet juist ge
formuleerd. Want dit Kabinet, dat een
nieuw Kabinet is, al zitten de vorige
Ministers er allen in dit Kabinet
heeft geen conflict met de Kamer of
met een der Kamerfracties.
Dat kan zelfs niet, want ze hebben
elkaar nog niet ontmoet. Men zou de
vraag in elk geval zóó moeten formu-
leeren: bestaat er gevaar^ dat tusschen
het nieuwe Kabinet en 'de Kamer een
gelijksoortig conflict zal ontstaan als
ontstaan i s tijdens het bewind van het
vorige Kabinet.
Op die vraag is met volkomen ze
kerheid geen antwoord te geven, om
dat het Kabine? niet parlementair
maar extraparlementair is.
Bij de vorming van een parlementair
Kabinet ontwerpt de formateur een Regee-
ringsprogram, legt dit over aan sommige
Kamerfracties cn treedt daarover met die
fracties in gedachten wisseling. Komt de for
mateur met de fracties tot overeenstemming,
ROFFELRIJMEN.
ERNSTIG MAANWOORD
Het woord van onzen Kapitein
Zoo rustig, vol vertrouwen,
Getuigend van een vast geloof,
Dé basis om te bouwen,
Dé reddingslijn, die heel het vólk
In nood dient aan te grijpen
Nu 't schijnt alsof het elke dag
Nog meer begint te nijpen,
Het woord van onzen Kapitein
Zoo juist van pas gesproken
Nu lieden zonder vaderland
Hier onrust willen stoken,
Moet ieder die het heeft gehoord
Tot ernst en kalmte manen,
Tot dankbaarheid hen die alléén
Zich de verdrukten wanen,
Tot dank aan God élk die het ziet
Dat God een man wil geven
Die voor ons volk zijn krachten geeft
En als het moet zijn leven.
Met schaamte zien wij elke dag
Hoe ook in onze kringen
Men zijn beginselen verkoopt
Voor enkle zilverlingen.
Met schaamte zien wij om ons heen
De trouw en moed verkwijnen
En overal de Egoïst
Op het tapijt verschijnen.
Het woord van onzen Kapitein
Doe onze kracht herleven,
Het moge ons vernieuwde moed
En Godsvertrouwen geven.
Het moge ons een prikkel zijn
Dat wij weer bidden leeren
Voor Haar, voor hem, door wie het God
Belieft ons te regeeren.
(Nadruk verboden.) LEO LENS.
Voornaamste Nieuws.
dan heeft hij een redelijke zekerheid, dat
zijn plannen den steun oier fracties zullen
ontvangen. Zijn Kabinet is dan een Kabinet,
dat men parlementair pleegt te noemen.
De formateur van een e x t r a-parlementair
Kabinet houdt evenwel geen besprekingen
met Kamerfracties. Zou hij met één dezer
fracties in onderhandeling treden over be
paalde punten, dan zou hij het met alle
daarvoor in aanmerking komende fracties,
op wier steun hij hoopt, moeten doen. Deze
methode was echter bij de jongste formatie
uitgesloten omdat ze reeds beproefa en
mislukt was.
De formateur van een extra-parlemen
tair Kabinet heeft dus nimmer vooraf zeker
heid, dat zijn program instemming vindt bij
de Kamer.' Hij heeft slechts zijn eigen in
zicht tot gids, een'inzicht dat natuurlijk den
invloed ondergaat van de indrukken die hij
ontvangt uit de besprekingen met bepaalde
personen. Zekerheid van steun heeft hij,
zooals ik zooeven zeide, echter nimmer, dus
ook thans niet.
De ontmoeting tusschen
Kamer en Kabinet
Men zal dus moeten afwachten wat de
ontmoeting tusschen Kamer en Kabinet zal
opleveren.
Twee factoren zijn op het resultaat van
die ontmoeting thans van invloed. De eer
ste is, dat er bij de poging van den heer
Aalberse is gebleken, dat de vorming van
een Kabinet op een gemeenschappelijk pro
gram niet mogelijk is; tusschen de zes
groote fracties niet wegens gemis aan over
eenstemmend inzicht, tusschen de socialisten
en roomsch-katholieken niet omdat de laat-
sten die combinatie niet wenschen.
De tweede factor wordt gevormd door
het program waarmee het extra-parlemen
taire Kabinet straks op den derden Dinsdag
van September voor de Kamer verschijnt. Die
beide factoren moeten natuurlijk invloed
oefenen op de houding die de Kamergroepen
tegenover het Kabinet zullen aannemen.
Rustig wacht het Kabinet die ont
moeting met de Kamer af en het ver
trouwd, dat samenwerking mogelijk
zal blijken. Anders had het zijn taak
niet aanvaard. Met name mag worden
aangenomen, dat de maatregelen tot
herstel van 's Lands financiën op tijd
tot stand zullen komen.
Aanmaning tot rust
Ik zou nu aan het Nederlandsche volk
den raad willen geven gelijke rust te be
trachten. Niets werkt schadelijker dan een
zenuwachtige stemming. Er zijn waarlijk al
genoeg spanningen. Men behoeft ze niet on
noodig te vermeerderen.
Al dadelijk op monetair gebieó'. Is er
nog niet genoeg leergeld betaald met de
telkens weer voorkomende speculatieve
vlucht van de eene geldsoort in de andere?
Wat ik dezer dagen in een interview met
den vertegenwoordiger van een Fransch or
gaan gezegd heb herhaal ik thans nog eens:
De Regeering zal onze muntpariteit
tot het uiterste verdedigen. Het Ne
derlandsche volk heeft het lot van den
gulden zelf in de hand. Als men rustig
blijft gebeurt er niets, dat die pariteit
verstoren kan.
Maar ook geldt die raad voor schrikach
tige hypothecaire crediteuren, die, uit angst
voor een ingediend wetsontwerp, waarover
het overleg tusschen Kamer en Regeering
zelfs nog niet begonnen is, hier en daar al
met executies beginnen te dreigen.
Wacht nu eens af. zoo zou ik hen willen
toevoegen, hoe dit ontwerp er uit zal zien
na het overleg met de Kamer.
Door overijld handelen *>enadeelt ge, wel
licht geheel onnoodig. anderen en hoogst
waarschijnlijk ook Uzelf.
Rust is ook gewenscht waar het geldt al
lerlei geruchten over personen, die van de
waarheid even ver .verwijderd zijn als de
Dit nummer bestaat uit VIER bladen
waarbij inbegrepen het Zondagsblad
WIJ PUBLICEEREN DE VOLLEDIGE
TEKST VAN DE RADIOREDE. DIE DR.
COLIJN GISTERAVOND TOT HET NEDER
LANDSCHE VOLK HIELD.
Te Naaldwijk zal van 1317 Aug. een
Westlandsche Bloemen, en Fruittentoonstel-
ling worden gehouden.
Brugbouw bij Vianen.
Felle boerderijbrand te Terheiden (N. Br.);
een zevenjarig meisje in de vlammen omge-
gekomen.
Laval, Eden en Aloisi zijn het eerst gister
avond laat eens geworden over het compro
mis. Eden verklaarde tot de uiterste grens
der concessies te zijn gegaan. Mussolini
blijft inmiddels den oorlog en de verovering
van Abessynië prediken en de Italiaansche
pers reageert fel op de rede van Hoare. Irt.
de Vereen. Staten ontstaat een uitgebreide
beweging onder de negers voor de vorming
van een „zwart Legioen".
Het Engelsche parlement op reces, nadaf
de Indië-wet is aangenomen. De oppositie
spreekt over mogelijke ontbindin.' vóór het
parlement op 29 October weer bijeenkomt.
De Dnitsche Rijksminister Rust heeft zicbi
in opmerkelijke bewoordingen over Kerk en
Centrum uitgelaten.
Anti-Joodsche betoogingen te Stettin, door
„de beweging" verklaard als een marxisti
sche provocatie.
„Dc avond valt" vers van G. Waanders.
P. J. Risseeuw bespreekt „Patriciërs" van
Jan H. Eekhout.
Kort verhaal van J. B. van Dijk „Het
tekort gedekt".
Als Bedoeïen onder Bedoeïenen geïllu
streerd artikel).
Jeugdrubriek,
Noordpool van de Zuidpool. Om slechts éér*
enkel voorbeeld te noemen: ik zelf zou, zoo
wordt rondverteld, 140 hofsteden hebben ge
kocht en 400 woonhuizen, uit vrees voor de
valuatie. Ik heb nimmer ook maar één
enkele hofstede bezeten eu bezit er nog
geen. De 400 huizen moeten tot 3 worden te
ruggebracht en die bezit ik al 10 jaar.
Dergelijke verhalen en ik noemde er
maar een paar ondermijnen de autoriteit
van de Regeering en roepen gevoelens op
die schadelijk zijn voor den goeden gang
van zaken en voor het vertrouwen in het
land.
Zonder rust geen zelfbeheersching en zon
der zelfbeheersching is vastberadenheid
niet mogelijk. Als men zich telkens laat op
schrikken door allerlei onwaardige verzin
sels of door ongefundeerde geruchten, dan
ontbreekt de hoofdvoorwaarde voor het weer
staan van de slagen die ons treffen.
Daarom maan ik tot die onontbeerlijke
zelfbeheersching.
Als die er is, dan is ook de vastberaden
volharding niet verre.
Onze tijd is een ongemeen moeilijke. En
het nu levend geslacht, dat grootendeels op
gegroeid is in dagen van voorspoed en dat
n" te staan komt voor nijpende zorgen en
is nog erger, kromt .zich onder den tegen
spoed en ziet vaak geen uitkomst.
Toch bedenke men. dat ons volk heel wat
zwaarder tijden heeft gekend, rampen en
tegenspoeden heeft doorstaan waartegenover
die van onzen tijd weer verbleeken.
Ook dezen tijd zullen we met Gods
hulp doorkomen als het volk onder
ling zich niet verbijt en vereet; als
het leert verstaan, dat tweedracht een
volk verscheurt, dat alleen eendracht
sterk maakt. Niet de eendracht die
alle verschil wil uitwisschen, maar de
eendracht die geboren wordt uit den
wil van allen, zonder onderscheid van
rang of stand, zonder onderscheid van
kunne, zonder onderscheid van ker
kelijke gezindheid of politiek belij
den om het gemeenschappelijk Vader
land gezamenlijk te stutten.
Daarvoor is voor allen noodig om do
tanden op elkaar te zetten en vastbe
raden te volharden in de taak die
ieder onzer van Gods wege te vervullen
kreeg op de hem toegewezen plaats.
En aan die ontembare volharding pare
zich dan het ootmoedig belijden uit
ons volkslied:
Mijn Schild ende betrouwen
Zijt Gij O God mijn Heer
Op U zoo wil ik bouwen
Verlaat mij nimmermeer!