Jlirutur ^ciïtsdjr (ünurant Om hef gemeenschappelijk Vaderland Dagelijks verschijnend Nieuwsblad voor Leiden 5n Omstreken VERMAAN EN BEMOEDIGING Een ernstig woord tot heel ons volk van Dr H. Colijn abonnementsprijs: Per kwartaal in Leiden en in plaatsen waar een agentschap gevestigd is 235 Franco per post 2.35 portokosten Per week0.18 Voor het Buitenland bij wekelijksche zending4.50 Bij dagetijksche zending5.50 Alles bij vooruitbetaling Losse nummers 5 ct. met Zondagsblad 7'/j ct Zondagsblad niet afzonderlijk verkrijgbaar Bureau: Breestriat 123 Telefoon 2710 (na 6 uur 3166) Postbox 20 Postgiro 58936 NO. 5542 ZATERDAG 3 AUGUSTUS 1935 15e Jaargang abbertentieprijjen: Van I tot 5 regels 1.17'/» Elke regel meer 0.227» Ingezonden Mededeelingen van 1—5 regels 2.30 Elke regel meer0.45 Handelsadvertentiên per regel 0.17 Bij contract belangrijke korting Voor het bevragen aan 'l bureau v. wordt berekend 0.10 Hoop op samenwerking „Een woord op zijii pas gesproken, is als gouden appelen op zilveren, geheel de schalen." Dat wist Salomo reeds; dat heeft een zeer groot deel van ons volk gisteravond gedacht na het aanhooren -van de radio-rede van minister Colijn. Hoe kunnen we in tijden als deze waardeeren de zegen van deze wondere uitvinding, welke het mogelijk maakt, dat men in heel de wereld, waar onze taal gesproken of verstaan wordt, kan luisteren naar een woord van vermaan en bemoediging, waaraan het Neder- landsche volk zoozeer behoefte heeft. Familie, vrienden en buren hadden zich gisteravond om de luidspreker ge schaard, de duidelijk uitgesproken en zeer rustige toespraak maakte bij den een het oog vochtig en deed het bij den ander glinsteren; maar zelfs de poli tieke tegenstander moest erkennen, daar spreekt een man; dat is een leider. Dit woord was noodig. In de eerste plaats, omdat de onrust onder het volk nog niet geweken is; in de tweede plaats, omdat er elke dag nieuwe vra gen rijzen over de politieke verhoudin gen, welke de onrust en onzekerheid bevorderen. Maar daarop, zoo luidde veler oor deel, past geen radio-rede van den miriistèr-president. Het nieuwe kabinet dient voor de Kamer te verschijnen, behoort daar een regeer-ingsverklaring 'af te leggen en dan moet de Kamer daarover kunnen beraadslagen. Gelooft iemand in gemoede, dat deze normale wijze van doen in deze abnor male tijden bevrediging en rust had kunnen brengen? Geen sprake van. Tot een bevredigende solutie-was men niet gekomen. Aan het einde van het debat zou men even ver geweest zijn als aan het begin; erger nog, op economisch en monetair gebied ware de spanning weer toegenomen. En dat we die on zekerheid op dit moment niet kunnen hebben heeft de laatste week duidelijk getoond. Ons land, zoo schreven we, verdraagt op dit oogenblik geen lang durige regeeringscrisis. Wat nut ons dan in deze dagen een ontmoeting tusschen Kamer en Kabi net. Er is een nieuw ministerie. Het was voor pas enkele weken uitgebouwd. Het is thans gereconstrueerd. Er wordt naar nieuwe perspectieven gezocht. Het parlementaire jaar is om. Men wachte dus rustig op de derde Dinsdag van September, als de Regeering haar pro gram voor het komende jaar aanbiedt. De politieke paragraaf was in de rede van Dr Colijn dan ook niet de hoofd zaak, al werd ze niet overgeslagen. Zij bracht echter geen opzienbarend nieuws. De opmerking van den spreker, dat er geen conflict is tusschen dit Kabinet en de Kamer, omdat ze elkaar nog niet eens ontmoet hebben; was natuurlijk formeel volkomen juist. Maar zoo was het in de pers ook niet voorgesteld en Dr Colijn haastte zich de kwestie zui ver te stellen in deze woorden: „Bestaat er gevaar, dat tusschen het nieuwe Kabinet en de Kamer een ge lijksoortig conflict zal ontstaan als ont staan is tijdens het bewind van het vorige Kabinet? Op die vraag, zoo vervolgde hij, is met volkomen zekerheid geen antwoord te geven, omdat het Kabinet niet parle mentair maar extra-parlementair is." Zóó zijn vraag en antwoord duidelijk en komt men vanzelf tot de conclusie, welke wij een en andermaal trokken: de poging van Mr Aalberse is radicaal mislukt; er is geen enkele aanwijzing dat dit kabinet op korte termijn ver vangen kan worden door een ander, dat minder gevaar loopt; ons land ver draagt op dit oogenblik geen lang durige crisis; de noodzaak is dus daar om in abnormale tijden met een onge wone oplossing genoegen te nemen. Bovendien, misschien valt het straks wel mee. Zonder iets van zijn verleden te verloochenen, kon Dr Colijn wijzen op de eenstemmigheid in het kabinet om elk serieus plan voor maatschappe lijk herstel ernstig te overwegen; aan den nieuwen minister voor Handel en Nijverheid hebben alle ambtgenooten hun volle medewerking toegezegd; Waarom zou men dan althans niet mo gen hopen op samenwerking met een Kamer, die toch ook haar lessen wel zal trekken uit de misère der laatste dagen. Zonder vertrouwen is Dr Colijn na „besprekingen met bepaalde personen" niet: „Rustig wacht het Kabinet die ont moeting met de Kamer af en het ver trouwt. dat samenwerking mogelijk zal Aansporing tot rust, zelf beheersching en vastberaden volharding De positie van het Kabinet De minister-president Dr H. Co lij n hield gisteravond voor heide zenders de volgende radio-rede. Een persoonlijk woord De eerste aanleiding tot het spre ken van een kort woord tot het Ne- derlandsche volk is van geheelper soonlijken aard. In den loop der laat ste dagen zijn mij zoo overstelpend veel blijken van belangstelling en medeleven toegestroomd, dat ik geen anderen uitweg zag om mijn dank baarheid daan-oor kenbaar te maken dan door middel van de radio. Uit alle lagen der maatschappij en uit bijna alle politieke schakeeringen mocht ik blijken van warme waardée- ring ontvangen, cn ga'arnè grijp" ik dan ook deze gelegenheid aan om daarvoor mijn groote erkentelijkheid en dankbaarheid uit te spreken. Ook in deze dingen ligt bemoediging om volhardend voort te gaan op een weg, die met duizend moeilijkheden be zaaid is. De tweede oorzaak voor mijn spreken ligt in mijn wensch om mijnerzijds een woord van aanmoediging te doen hooren en om aan te sporen tot ongebroken volharding. Dat de economische toestand ten onzent, ofschoon steeds nog beter dan in vele an dere landen, slecht te noemen is, dat weten wij wel. Het is volstrekt onnoodig daarover in den breedp, uit te weiden. De ommekeer in het internationale ruilverkeer van goederen, die bezig is zich te voltrekken, heeft voor alle landen nog niets dan verarming opge leverd en de pogingen, om door nationale maatregelen de verloren welvaart te her winnen, hebben overal gefaald en kun nen ook niet tot resultaat hebben, dat datgene wat verloren ging, weer in vollen omvang terugkeert* - Maar dit kan en mag niet betee- kenen, dat wij tegenover deze feiten, een houding van stille berusting zon der actie zouden aannemen. Wel moet blijken. Anders had het zijn taak niet aanvaard. Met name mag worden aan genomen, dat de maatregelen tot her stel van 's lands financiën op tijd tot stand zullen komen." Moge deze geruststellende verklaring onder ons volk effect sorteeren. Kalme vastberadenheid is voor alles noodig. Afgemaand moet worden elke zenuw achtige opwinding, waardoor men zich zelf en anderen in moeite kan brengen. Of deze vermaning voor „schrikach tige hypothecaire crediteuren" afdoen de zal zijn, mag betwijfeld worden; dat de Regeering aan dit vraagstuk ern stige aandacht schenkt, is van meer be- teekenis. Zij wekt, terecht, tot nationale samenwerking, zonder beginselverdoe zeling, op; dus rust op haar ook de plicht om tegen te staan wie het pogen, om het gemeenschappelijk Vaderland gezamenlijk te stutten, saboteert. Mogen zij, die oprecht het welzijn van land en volk willen zoeken, beden ken, dat alleen het Ora et Labora daar bij het eenige richtsnoer kan zijn voor Regeering en onderdanen beide. Of, zooals Dr Colijn het treffend juist om schreef: „Wel moet de mensch berustend aan vaarden, dat Hoogere macht ten slotte over ons levenslot beschikt, maar daar naast staat de even gebiedende eisch, dat wij de gaven en krachten ons ge schonken, tot het uiterste moeten in spannen om dreigende gevaren voor wat bestaat, af te weren en om nieuwe welvaartsmogelijkheden op te sporen. In het Ora et Labora, in het bidden èn het werken ligt de verheven harmonie tusschen het bestel Gods en de taak van den mensch". de mensch berustend aanvaarden wat Hooger macht ten slotte over ons< levenslot beschikt, maar daarnaast staat de even gebiedende eisch, dat wij de gaven en krachten ons ge schonken, tot het uiterste moeten in spannen en dreigende gevaren voor wat bestaat af te weren en om nieuwe welvaartsmogelijkheden op te sporen. In het „ora et labora", in het bidden en het werken ligt de verheven har monie tusschen het bestel Gods en de taak van den mensch. - De taak der Regeering Zóó moet men ook de taak van de regee ring zien. De regeering van Nederland kan de we reld niet dwingen om andere wegen in te slaan dan in de laatste jaren gevolgd wer den. Zij kan slechts trachten zich zoo goed mogelijk te verweren tegen de schadelijke gevolgen van maatregelen door liet buiten land genomen. Dat heeft ze dan ook ge daan. Zij heeft dat gedaan door een uitge breid stelsel van contingenteeringen in het belang der binnenlandsche nijverheid. Zij heeft dit gedaan door krachtigén steun te verleenen aan onzen akkerbouw door ook de veehouderij en den tuinbouw, benevens allerlei andere bronnen van volkswelvaart de helpende hand toe te steken. Honderden millioenen guldens per jaar moesten en moeten daarvoor door het Nederlandsche volk worden opgebracht boven de belastin gen, die het moet opbrengen. Wie zich een voorstelling wil maken van de beteekenis van dien steun, doet het best zich maar eens af te vragen, hoe het er met de industrie zou hebben uitgezien, in dien wij aan den invoer van buiten eens geen belemmeringen in den weg hadden gelegd, terwijl de uitvoer van onze in- dustricele producten wè] door allerlei oor zaak belemmerd werd. Die vrage zich óók eena af, wat er gebeurd zou zijn met onze plattelandsbevolking, indien de steun aan onze bodemcultuur in haar verschillende vormen niet verleend ware geworden. Al had men den grond voor niets in gebruik, dan nog zou men bij onthouding van steun, in zeer vele gevallen, den bodem niet met vrucht kunnen bebouwen. Alle koopkracht der landelijke bevolking zou verdwenen zijn en de werkloosheid zou in ontstellende mat© zijn toegenomen. Onder de landbou wende bevolking zelf, maar ook in die tak ken van bedrijf, die de vruchten van hun arbeid meer onder de plattelandsbevolking plegen af te zetten. De landbouwsteun be- teekent dus, naast de instandhouding van een krachtige volksgroep niet minder ook een krachtig middel tot werkverruiming. Aan dit alles wordt niet te kort gedaan door de klachten, die er wel eens rijzen over de uitvoering van de regeeringsmaat regelen. Dat is van tweede orde. Als er ern stige fouten zijn of worden gemaakt, dan moeten die uit den weg worden geruimd en zullen ze ook uit den weg worden geruimd Hoofdzaak is, dat de regeering ge daan heeft, wat te doen was om een onbelemmerde inzinking van de wel vaartsbronnen van ons volk uit te sluiten. Wat moet verder gedaan worden?, De vraas is nu, wat daarenboven kan worden gedaan, teneinde de welvaart te vergrooien. Aan adviezen daarvoor is geen gebrek. De één zoekt het in afschaffing der z.g.n. cumulatie en dan zijn we uit het moeras' De Regeering heeft daarover een wetsvoor stel ingediend en daarmee zal wellicht een paar honderdduizend gulden bespaard wor den. Maarhet gaat om honderd mil- lioen bij het Staatsbudget en vele honder den millioenen bij het volksinkomen. Een tweede wil allen steun met inbe grip van don steun der werkloozen af schaffen en gelooft dan, dat we er zijn. Een derde komt met de reddingsplank aandragen om alle ambtelijke salarissen en loonen te halveeren en acht dan geen wolk je meer aan de lucht. Ik noem deze dingen niet, omdat ze serieus zijn. maar omdat zij bewijzen hoe gering bij velen het inzioht is in de moei lijkheden. die we te overwinnen hébben. Twee denkbeelden zijn er echter, die wèl ernstig onderzoek en zorgvuldige overweging eischen. Het zijn het ver langen naar uitvoering van meer Open bare werken en naar verdere industria lisatie van ons land. In beginsel is hier eigenlijk geen ver schil van meening. Dat verschil treedt eerst aan den dag als men toekomt aan de v h o ever men daarmee gaan moet. De openbare werken De openbare werken, die men gaat uitvoe ren, moeten natuurlijk nut afwerpen. Maar als men daaraan vasthoudt dan blijkt spoe dig, dat de keuze niet zoo ruim is als velen wel meenen. Nederland is de laatste kwart eeuw gul geweest met den aanleg van open- 'Daro werken. Vele honderden millioenen zijn daarvoor uitgegeven en zelfs is in de verloopen drie jaar nog rond 30 millioen per jaar aan zulke werken besteed, onge acht wat voor werkverschaffing uitgegeven is. Daarbij komt dan de 60 millioen voor het Werkfonds, die een jaar geleden toege staan werden en die thans reeds nagenoeg geheel een bestemming hebben. Zoodra deze 60 millioen geheel uitgeput zijn, zullen nieuwe gelden aangevraagd worden, maar het aantal nuttige werken wordt natuur lijk daardoor voortdurend kleiner en is reeds thans niet zoo heel groot meer. Ter wijl bovendien ook gelet moet worden op de vraag of het geld er voor te krijgen is. Meerdere industrialisatie Dan is er de tweede gedachte: meer dere industrialisatie. Dat vraagstuk i-s door den nieuwen Mi nister van Economische Zaken in onder zoek genomen. Vol energie is bij met dien arbeid begonnen en mijn persoonlijke steun zoowe] als die van het geheele Kabinet is hem verzekerd. Profetic over de resultaten laat ik achterwege, want dit probleem heeft vele zijden. Ik denk aan de rentabiliteit dier op te richten industrieën en aan den in vloed. die vermindering van invoer hebben kan op onzen uitvoer nu alle landen dit in toenemende mate aansturen op een sluitende handelsbalans, d.w.z., dat zij van ons niet meer willen koopen dan wij van hen koopen. Ik denk ook aan den invloed op bestaan de industrieën en derzelver afzetmogelijk heden. Dat alles moet onderzocht en over wogen worden en een o n m i d d e 11 ij k resultaat, zichtbaar in rookende fabrieks schoorsteenen, is dus niet te verwachten. Het dankbeeld zelf verdient echter met groote ernst en met energie te worden be handeld. De positie van het Kabinet Maar, zoo zal men vragen, kan de Re geering wel de plannen volbrengen, die zij zich heeft voorgesteld. Ook daarover wil ik iets zeggen, omdat mij uit de Pers blijkt, dat er over de positie van het Kabinet eenige verwarring heerscht. Ik heb toch gezien, dat de vraag ge steld wordt' is het conflict tusschen Kabinet en Kamer, althans tusschen 't Kabinet en één der Kamerfracties, nu opgelost of niet Zóó is de vraag stellig niet juist ge formuleerd. Want dit Kabinet, dat een nieuw Kabinet is, al zitten de vorige Ministers er allen in dit Kabinet heeft geen conflict met de Kamer of met een der Kamerfracties. Dat kan zelfs niet, want ze hebben elkaar nog niet ontmoet. Men zou de vraag in elk geval zóó moeten formu- leeren: bestaat er gevaar^ dat tusschen het nieuwe Kabinet en 'de Kamer een gelijksoortig conflict zal ontstaan als ontstaan i s tijdens het bewind van het vorige Kabinet. Op die vraag is met volkomen ze kerheid geen antwoord te geven, om dat het Kabine? niet parlementair maar extraparlementair is. Bij de vorming van een parlementair Kabinet ontwerpt de formateur een Regee- ringsprogram, legt dit over aan sommige Kamerfracties cn treedt daarover met die fracties in gedachten wisseling. Komt de for mateur met de fracties tot overeenstemming, ROFFELRIJMEN. ERNSTIG MAANWOORD Het woord van onzen Kapitein Zoo rustig, vol vertrouwen, Getuigend van een vast geloof, Dé basis om te bouwen, Dé reddingslijn, die heel het vólk In nood dient aan te grijpen Nu 't schijnt alsof het elke dag Nog meer begint te nijpen, Het woord van onzen Kapitein Zoo juist van pas gesproken Nu lieden zonder vaderland Hier onrust willen stoken, Moet ieder die het heeft gehoord Tot ernst en kalmte manen, Tot dankbaarheid hen die alléén Zich de verdrukten wanen, Tot dank aan God élk die het ziet Dat God een man wil geven Die voor ons volk zijn krachten geeft En als het moet zijn leven. Met schaamte zien wij elke dag Hoe ook in onze kringen Men zijn beginselen verkoopt Voor enkle zilverlingen. Met schaamte zien wij om ons heen De trouw en moed verkwijnen En overal de Egoïst Op het tapijt verschijnen. Het woord van onzen Kapitein Doe onze kracht herleven, Het moge ons vernieuwde moed En Godsvertrouwen geven. Het moge ons een prikkel zijn Dat wij weer bidden leeren Voor Haar, voor hem, door wie het God Belieft ons te regeeren. (Nadruk verboden.) LEO LENS. Voornaamste Nieuws. dan heeft hij een redelijke zekerheid, dat zijn plannen den steun oier fracties zullen ontvangen. Zijn Kabinet is dan een Kabinet, dat men parlementair pleegt te noemen. De formateur van een e x t r a-parlementair Kabinet houdt evenwel geen besprekingen met Kamerfracties. Zou hij met één dezer fracties in onderhandeling treden over be paalde punten, dan zou hij het met alle daarvoor in aanmerking komende fracties, op wier steun hij hoopt, moeten doen. Deze methode was echter bij de jongste formatie uitgesloten omdat ze reeds beproefa en mislukt was. De formateur van een extra-parlemen tair Kabinet heeft dus nimmer vooraf zeker heid, dat zijn program instemming vindt bij de Kamer.' Hij heeft slechts zijn eigen in zicht tot gids, een'inzicht dat natuurlijk den invloed ondergaat van de indrukken die hij ontvangt uit de besprekingen met bepaalde personen. Zekerheid van steun heeft hij, zooals ik zooeven zeide, echter nimmer, dus ook thans niet. De ontmoeting tusschen Kamer en Kabinet Men zal dus moeten afwachten wat de ontmoeting tusschen Kamer en Kabinet zal opleveren. Twee factoren zijn op het resultaat van die ontmoeting thans van invloed. De eer ste is, dat er bij de poging van den heer Aalberse is gebleken, dat de vorming van een Kabinet op een gemeenschappelijk pro gram niet mogelijk is; tusschen de zes groote fracties niet wegens gemis aan over eenstemmend inzicht, tusschen de socialisten en roomsch-katholieken niet omdat de laat- sten die combinatie niet wenschen. De tweede factor wordt gevormd door het program waarmee het extra-parlemen taire Kabinet straks op den derden Dinsdag van September voor de Kamer verschijnt. Die beide factoren moeten natuurlijk invloed oefenen op de houding die de Kamergroepen tegenover het Kabinet zullen aannemen. Rustig wacht het Kabinet die ont moeting met de Kamer af en het ver trouwd, dat samenwerking mogelijk zal blijken. Anders had het zijn taak niet aanvaard. Met name mag worden aangenomen, dat de maatregelen tot herstel van 's Lands financiën op tijd tot stand zullen komen. Aanmaning tot rust Ik zou nu aan het Nederlandsche volk den raad willen geven gelijke rust te be trachten. Niets werkt schadelijker dan een zenuwachtige stemming. Er zijn waarlijk al genoeg spanningen. Men behoeft ze niet on noodig te vermeerderen. Al dadelijk op monetair gebieó'. Is er nog niet genoeg leergeld betaald met de telkens weer voorkomende speculatieve vlucht van de eene geldsoort in de andere? Wat ik dezer dagen in een interview met den vertegenwoordiger van een Fransch or gaan gezegd heb herhaal ik thans nog eens: De Regeering zal onze muntpariteit tot het uiterste verdedigen. Het Ne derlandsche volk heeft het lot van den gulden zelf in de hand. Als men rustig blijft gebeurt er niets, dat die pariteit verstoren kan. Maar ook geldt die raad voor schrikach tige hypothecaire crediteuren, die, uit angst voor een ingediend wetsontwerp, waarover het overleg tusschen Kamer en Regeering zelfs nog niet begonnen is, hier en daar al met executies beginnen te dreigen. Wacht nu eens af. zoo zou ik hen willen toevoegen, hoe dit ontwerp er uit zal zien na het overleg met de Kamer. Door overijld handelen *>enadeelt ge, wel licht geheel onnoodig. anderen en hoogst waarschijnlijk ook Uzelf. Rust is ook gewenscht waar het geldt al lerlei geruchten over personen, die van de waarheid even ver .verwijderd zijn als de Dit nummer bestaat uit VIER bladen waarbij inbegrepen het Zondagsblad WIJ PUBLICEEREN DE VOLLEDIGE TEKST VAN DE RADIOREDE. DIE DR. COLIJN GISTERAVOND TOT HET NEDER LANDSCHE VOLK HIELD. Te Naaldwijk zal van 1317 Aug. een Westlandsche Bloemen, en Fruittentoonstel- ling worden gehouden. Brugbouw bij Vianen. Felle boerderijbrand te Terheiden (N. Br.); een zevenjarig meisje in de vlammen omge- gekomen. Laval, Eden en Aloisi zijn het eerst gister avond laat eens geworden over het compro mis. Eden verklaarde tot de uiterste grens der concessies te zijn gegaan. Mussolini blijft inmiddels den oorlog en de verovering van Abessynië prediken en de Italiaansche pers reageert fel op de rede van Hoare. Irt. de Vereen. Staten ontstaat een uitgebreide beweging onder de negers voor de vorming van een „zwart Legioen". Het Engelsche parlement op reces, nadaf de Indië-wet is aangenomen. De oppositie spreekt over mogelijke ontbindin.' vóór het parlement op 29 October weer bijeenkomt. De Dnitsche Rijksminister Rust heeft zicbi in opmerkelijke bewoordingen over Kerk en Centrum uitgelaten. Anti-Joodsche betoogingen te Stettin, door „de beweging" verklaard als een marxisti sche provocatie. „Dc avond valt" vers van G. Waanders. P. J. Risseeuw bespreekt „Patriciërs" van Jan H. Eekhout. Kort verhaal van J. B. van Dijk „Het tekort gedekt". Als Bedoeïen onder Bedoeïenen geïllu streerd artikel). Jeugdrubriek, Noordpool van de Zuidpool. Om slechts éér* enkel voorbeeld te noemen: ik zelf zou, zoo wordt rondverteld, 140 hofsteden hebben ge kocht en 400 woonhuizen, uit vrees voor de valuatie. Ik heb nimmer ook maar één enkele hofstede bezeten eu bezit er nog geen. De 400 huizen moeten tot 3 worden te ruggebracht en die bezit ik al 10 jaar. Dergelijke verhalen en ik noemde er maar een paar ondermijnen de autoriteit van de Regeering en roepen gevoelens op die schadelijk zijn voor den goeden gang van zaken en voor het vertrouwen in het land. Zonder rust geen zelfbeheersching en zon der zelfbeheersching is vastberadenheid niet mogelijk. Als men zich telkens laat op schrikken door allerlei onwaardige verzin sels of door ongefundeerde geruchten, dan ontbreekt de hoofdvoorwaarde voor het weer staan van de slagen die ons treffen. Daarom maan ik tot die onontbeerlijke zelfbeheersching. Als die er is, dan is ook de vastberaden volharding niet verre. Onze tijd is een ongemeen moeilijke. En het nu levend geslacht, dat grootendeels op gegroeid is in dagen van voorspoed en dat n" te staan komt voor nijpende zorgen en is nog erger, kromt .zich onder den tegen spoed en ziet vaak geen uitkomst. Toch bedenke men. dat ons volk heel wat zwaarder tijden heeft gekend, rampen en tegenspoeden heeft doorstaan waartegenover die van onzen tijd weer verbleeken. Ook dezen tijd zullen we met Gods hulp doorkomen als het volk onder ling zich niet verbijt en vereet; als het leert verstaan, dat tweedracht een volk verscheurt, dat alleen eendracht sterk maakt. Niet de eendracht die alle verschil wil uitwisschen, maar de eendracht die geboren wordt uit den wil van allen, zonder onderscheid van rang of stand, zonder onderscheid van kunne, zonder onderscheid van ker kelijke gezindheid of politiek belij den om het gemeenschappelijk Vader land gezamenlijk te stutten. Daarvoor is voor allen noodig om do tanden op elkaar te zetten en vastbe raden te volharden in de taak die ieder onzer van Gods wege te vervullen kreeg op de hem toegewezen plaats. En aan die ontembare volharding pare zich dan het ootmoedig belijden uit ons volkslied: Mijn Schild ende betrouwen Zijt Gij O God mijn Heer Op U zoo wil ik bouwen Verlaat mij nimmermeer!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 1