UIT DE GESCHIEDENIS
DER SPIONNAGE
De Balkanoorlogen in 1912, van de zijde
der Balkanlanden met zoo groot succes tegen
Turkije gevoerd, hebben bij liet verdoelen
van den buit groote en blijvende oneenig-
heid u> voorschijn geroepen. Dat bleek reeds
in 1913, toen Roemenië, dat zich tijdens den
oorlog op den achtergrond had gehouden,
aan Bulgarije eischen stelde, die dit land
meende niet te kunnen inwilligen en dien
tengevolge een nieuwen oorlog ontketende,
"waarin Bulgarije ook Griekenland en Servië
tegenover zich vond. Wat weer ertoe geleid
heeft, dat Bulgarije in den grooten oorh
de zijde van Duitschland en Oostenrijk koos,
in de hoop op die wijze de geleden territo
riale verliezen te herwinnen. Dat is bij den
vrede van Boekarest van begin 1918
welks bepalingen men wel eens vergeet als
men liet over den Vrede van Versailles
heeft ook inderdaad gelukt. Doch slechts
tijdelijk, want toen kwam de overwinning
der Geallieerden en bij het Verdrag van
Neuilly moest Bulgarije, dat nogal schappe
lijk werd behandeld, alle gemaakte territo
riale winsten weer afstaan. Dientengevolge
kwam het grootste gedeelte van het veel
omstreden Macedonië bij het nieuw gevorm
de Joego-Slavische Koninkrijk, en, wanneer
Bulgarije de grenzen van 1919 niet als blij
vend wil erkennen, heeft dit vooral betrek
king op Macedonië.
Ook Griekenland heeft aanspraken doen
gelden op Macedonië en er een stukje van
gekregen, maar Bulgarije en Joego-Slavië
zijn hier de heftige tegenstanders. Vanaf
1919 heeft dan ook het Macedonische vraag
stuk de betrekkingen tussclien beide landen
beheerscht en voortdurend gevaarlijk ge-
De verfoeilijke moordaanslag in Marseille
het vorige iaar gepleegd, heeft nog eens op
nieuw de werkzaamheid in het licht gesteld
van de TMRO, de binnenlandsche Macedo
nische revolutionaire organisatie, welke de
zgn. Comitadsji's voedt en beheerscht.
Protogeroff, Michailoff en naast hen
Christof, waren oorspronkelijk de drie aan
voerders van deze organisatie.
Totdat op een gegeven oogenblik Proto
geroff benaderd werd van Fransche zijde.
Zelfs dozen onvervaarden Bulgaarschen
revolutionair maakte men duidelijk, dat
Bulgarije zonder buitenlandsche financiee-
len steun niet verder kon en dat men alleen
dan op een nieuwe leening van Fransche
zijde kon rekenen, wanneer de woelingen
aan de grenzen van Servië ophielden en
daartoe de werkzaamheid der Comitadsji's
werd ingeroepen.
Albert Londres, de zoo tragisch om het
leven gekomen journalist, heeft van het
werken dezer Comitadsji's een beeld ge
schilderd, dat aan duidelijkheid niets te
svehschen overlaat.
Protogeroff heeft dan ook de stoutmoedig
heid om niet doof te zijn voor verstandige
taal, met den dood moeten bekoopen. Tus
sclien hem en Michailoff kwam het tot een
breuk. Terwijl Protogferoff zijn aanhangers
in het land afreisde, om hen tot zijn stand
punt over te halen, bereidde Michailoff de
hinderlaag voor.
Heel in het geheim kwam Protogeroff op
een avond naar Sofia. Slechts zijn meest
vertrouwde makkere wisten, dat hij kwam
en waarheen hij zich zou begeven. Twee
daartoe afgerichte bewakers waren aanwezig
in het huis, waarin de samenkomst zou
worden gehouden. Maar op hetzelfde oogen
blik dat zij, starend door de ramen van het
schijnbaar geheel verlaten en niet verlichte
huis, de voetstappen van den generaal en
zijn trouwen bewaker hooren, barstte een
salvo over de straat los.
Toen zij, na een uur van angstig wachten,
het waagden de straat op te gaan, vonden
zij daar den bewaker met schoten door
boord, den generaal stervend en badend in
zijn bloed. Zij begrepen, dat hun, zoodra het
hekend werd, dat zij in het huis de wacht
gehouden hadden, geen beter lot zou wach
ten; zij namen de wijk, slaagden erin, al
bedelend den kost verdienende, uit het land
te komen, en richtten zich naar Dalmatië.
Daar ging de een couranten verkoopen,
'de ander legde zich op het maken van
mandjes toe en verkocht deze met geringe
winst. Het was een treurig bestaan en zij
waren dan ook al spoedig bereid om in
dienst te treden van den Italiaansohen ge
heimen agent, dien ze op een avond in Spa-
lato ontmoetten. Deze gaf hun geld om naar
.Weenen te gaan; vier dagen later zou hij
er zelf komen aan een tevoren opgegeven
adres. Maar de vier dagen gingen voorbij
en ze hoorden niets; ze ondernamen wande
lingen naar het adres en .vonden niemand
thuis.
Het geld, hun in gering bedrag toegekend,
geraakte op en ze waren er niet veel beter
aan toe dan in Spalato. Maar juist bekroop
de wanhoop hen, toen de agent zich bij hen
vertoonde. Hij had echter geen aangename
opdracht voor hen, want ze moesten naar
Bulgarije vertrekken, teneinde het vuurtje
van de IMRO weer wat warm te stoken.
Italië had er belang hij, dat aan de Joego-
Slavische grens de Comitadsji's werkten en
naar Italië's zin was het te rustig, nadat
Michailoff zijn opzienbarende moordaanslag
had volbracht en dientengevolge zelf de wijk
had moeten nemen.
Nauwelijks waren de beiden over de Bul-
gaarsche grenzen of ze werden gevangen
genomen. Maar ze speelden run rol goed.
Ze wisten opnieuw tot de aanhangers van
Michailoff door te dringen, hem te verfklar
ren, dat ze volkomen bereid waren voor d<
IMRO verder te werken, dat ze Generaal
Protogeroff nooit zouden gediend hebben,
hadden ze geweten, dat hij een .verrader
was.
Juist omdat zij de verbindingen van den
overledene zoo goed kenden en zich als
overtuigde aanhangers van Michailoff voor
deden, kwamen zij weer in dienst van de
zijnen. Zoodoende sloeg de Italiaansche
agent twee vliegen in één klap: hij kwam
op de hoogte van wat Michailoff en de
zijnen deden en hij maakte het Joego-
Slavië lastig.
De positie van de twee Bulgaren werd
echter gevaarlijk, want ze ontveinsden zich
niet, dat Michailoff, zou hij hun ware be
doelingen te weten komen, korte metten met
hen zou maken.
Maar tegelijkertijd stak in Bulgarije zelf
het' communisme het hoofd op en de aan
dacht van de Comitadsji's werd naar de bin-
nenlandsche gebeurtenissen getrokken. De
beide Bulgaren slaagden op een avond in
Agram in een schoonen zet. Ze bemerkten
een vrouw, een opzienbarende vrouw van
Slavisch type, die ze vroeger gekend had
den en van wie ze wisten, dat ze tusschen
Weenen, Agram en Sofia heen en weer reis
de. Ze was in dienst van de bolsjewieken
en ze stond bekend als gevaarlijk. De Bul
garen slaaeden erin haar 's avonds in haar
hotelkamer te verrassen. Voordat ze een
woord had kunnen uiten, was ze gebonden
en de mond gesnoerd. Ze ontzagen haar
blijven in dienst van den Italiaan, maar
nu om aan de Yougo- Slaven alles te berich
ten wat ze te weten komen.
En met dezelfde dienstvaardigheid, we
tende dat ook de Yougo-Slaven op hen let
ten, dienen ze thans het rijk van Koning
Alexander. De Italiaansche agent heeft hen
naar Berlijn gedirigeerd, en daar slaan ze
eon goeden slag. Ze bemerken, dat hun last
hebber "s avonds langdurige gesprekken
heeft met de secretaresse van den Italiaan
se!) en Legatieraad, die daarom een zoo be
langwekkende persoonlijkheid is, wijl hij de
code bewaakt, telegrammen in cijferschrift
stelt en ontcijfert 1-Iij is verantwoordelijk
voor dit kostbaar bezit, dat zorgvuldig in
de Legatie is weggesloten. De beide Bulga
ren, die niet vreemd staan tegenover het
leven, bemerken ook, dat de Italiaan deze
vrouw geheel verkeerd behandelde. Ze is
een vrouw van middelbaren leeftijd, en ze
wil als een vrouw, die nog charmes heeft,
behandeld worden. De beide Bulgaren we
ten met haar in aanraking te komen, door
haar te vleien en haar te brengen tot boos
heid tegenover haar eigen meester. Ze be
merken, dat de vrouw voor geld zeer toe-
gankelijik is. Zelfs voor weinig geld. En
weer snijdt voor hen het mes aan beide
kanten, want ze vragen in Belgrado om be-
Weelde van waterlelies.
veinig om op het spoor te komen van ge
heime papieren. Ze vonden circulaires en
vlugschriften, maar ze vonden beter: een
lijst van de aanhangers van het communis-
in Bulgarije. Die brachten ze aan Mi
chailoff en weer sloegen ze twee vliegen in
één klap voor hun Italiaanschen lastheb
ber, want het vertrouwen van Michailoff in
hen werd grooter en tegelijk kon het com
munisme in Bulgarije zoodanig worden ge
slagen, dat Michailoff en de zijnen weer
moeite konden veroorzaken aan de Joego-
Slavische grenzen.
De beide Bulgaren verdienen hun geld
niet gemakkelijk. Want hun Italiaansche
lasthebber zendt ze overal op den Balkan,
aar moeilijkheden zijn. Dan zijn ze in Bul
garije, dan in Joego-Slavië, soms ook weer
Weenen, soms in Tsjecho-Slowakije of
Hongarije. De communistische vrouwelijke
agent, die ze zoozeer te pakken hebben ge
had, is hen met vergeten. Op een avond
komen ze in Spalato aan, maar in plaats
i, gelijk ze gedacht hadden, aangename
herinneringen te vieren aan wat hun daar
niet veel meer dan een jaar geleden ge
beurde en hen uit den nood redde, ligt de
hand der politie zwaar op hen. Ze worden
gearresteerd, brengen den nacht in het poli
tiekantoor door. Maar ze zijn voor niets ver
vaard. Men laat ze een oocenblik toe'rugge
spraak te houc'en en dan komen ze overeen
dat het 't beste is alles te zeggen. Gelijk ze
tevoren Buigarijc aan Italië hebben uitge
leverd, leveren ze nu Italië uit aan Joego-
Slavië. De Joego-Slavische politic kent hun
Italiaanschen lasthebber goed; hij is een te
werkzaam agent, om niet bekend te rf.jn.
Hun verhalen kloppen met tal van onopge
helderde gebeurtenissen, en ze blijken een
kostbare vangst te zijn. Ze worden op vrije
voeten gesteld; krijgen de opdracht den Ita
liaanschen lasthebber op de hoogte te
brengen van hunne inhechtenisneming,
doch hem hun houding niet naar waarheid
te schilderen. Ze zullen doen als hebben
ze niets, maar dan ook niets hekend; ze
(Uit „Zomer")
langrijke sommen, die ze gedeeltelijk voor
zich houden, en slechts gedeeltelijk aan de
vrouw uitkeeren. In dergelijke zaken vraagt
men nu eenmaal geen kwitanties!
Dan zal, op een Zaterdagavond, de groote
slag geslagen werden. In de hall van het
hotel wachten de beide Bulgaren op de
Italiaansche vrouw, die de code met zich
zal brengen. Zij heeft er een Zaterdagavond
voor gekozen, want dan heeft ze meer tijd
om do code te doen afschrijven en op haar
plaats terug te brengen. Ze heeft de sleutels
in was afgedrukt, zich zoodoende valsche
sleutels verschaft, alles goed berekend en
ze meent zeker van haar zaak te zijn. Maar
de Bulgaren wachten een paar uur ver
geefs. De vrouw is niet zoo dom als za
dachten, want zonder dat de Bulgaren er
iets van weten, heeft ze bij zichzelf over
legd, dat indien een betrekkelijk klein land
als Yougo-Slavië zoo groote beteekenis hecht
aan de Italiaansche code, het bezit van
deze code voor een groot land als Frankrijk,
nog heel wat gewichtiger moet zijn en" ze
gaat er dan ook op uit om die code tegelijk
aan de Franschen te verkoopen en slaagt
daarin. Zoo is ze een paar uur te laat, maar
ze komt dan toch. En evenals bij de Fran
schen wordt er nu gefotografeerd met
scherpe lampen, 's Avonds laat is men klaar,
maar hoe nu de code terug te brengen?
Op Zondag gaat het niet; de secretaresse
begrijpt, dat ze het erop moet wagen, en
dal ze eerst Maandagochtend vroeg de code
weer op haar plaats kan leggen. Welk een
schrik voor haar, wanneer ze van de heide
Bulgaren hoort hoe welkom de code in
Belgrado is geweest, omdat men juist dien
Zondag een telegram naar Berlijn had op
gevangen, waaraan men beteekenis toe
schreef en dat men nu spoedig zou. kunnen
ontcijferen!
Dc Legatieraad had dus de code noodig
gehad, had ontdekt dat ze vermist was. Do
vrouw aarzelde of ze maar niet onmiddel
lijk naar het buitenland zou vertrekken.
Maar dan zou ze zich schuldig bekennen,
terwijl ze nu kon voordoen van niets te
weten. Ze wachtte dien Maandagochtend
totdat ze door haar chef zou worden ge-
roepon, maar ze hoorde niets. En toen ze
eindelijk, het wachten moede, naar binnen
ging, vond ze hem alleen rondom in de
papieren gezeten, telegrammen alle van
een gelijk tijdstip van het vorig jaar. De
Italiaansche code was daarom zoo moeilijk
uit te vinden, wijl ze voor eiken dag in
hot jaar een ander aanvangswoord had,
dat slechts dc enkele ingewijden konden
uitvinden. De Legatieraad had den diefstal
van de code ontdekt; voelde er zich per
soonlijk voor verantwoordelijk, en hoopte
nu op deze wijze uit de moeilijkheden te
komen. Als hij zich maar enkele maanden
kon redden, zou de code door een nieuwe
worden vervangen, en dan kon hij, der
waarheid getrouw, vermelden, dat het oude
exemplaar door hem was vernietigd. De
secretaresse begreep, dat zij niets had te
vreezen, en dat zij over eenigen tijd rustig
haar ontslag kon nemen, zich vergenoegen
de met het kleine fortuin, dat zij door hei
de omkooperijen zich had verschaft.
Italië had de gewoonte alles per telegraaf
of per draadlooze te zenden. Het voelde zich
zoo zeker van zijn code, dat het dit durfde
doen. In afwachting van den slag, dien men
zou slaan, waren èn van Fransche en van
Yougo-Slavische zijde weken achtereen te
legrammen reeds opgehouden, die nu alle
vertaald konden worden en een beeld kon
den geven van wat Italië in zijn schild
voerde. En misschien zouden de Italianen
het nooit bemerkt hebben, hadden de beide
Bulgaren niet een onvoorzichtigheid begaan.
Want zij vroegen den Italiaanschen agent,
in wiens dienst zij nog altijd heetten te
zijn, verlof om uit te rusten. Zij gingen
naar de Rivièra, zoogenaamd om wat rust
te nemen, maar in werkelijkheid om hun
code nogmaals te verkoopen. Ze knoopten
Broedende Scholekster.
betrekkingen aan in Nice en in Toulouse
maar ze bemerkten toen, tot hun schrik, dat
de Franschen voor de code geen belang
stel lir,T hadden. Dat kon ook niet anders
want de Franschen hadden die code al lang
tevoren gekocht, zonder dat de Bulgaren
het wisten of het zelfs konden vermoeden!
Ze liepen in de val, hun door den Italiaan
schen agent gesteld, maar dat meldde hij
hun niet. Hij paste de gewone wegen toe,
die voor dergelijke gevallen bestaan, en
zond hen opnieuw naar Bulgarije, zonder
hun te vertellen, dat hij langs een omweg
hen aan Michailoff en de zijnen had ver
raden.
Wat er met hen gebeurd is vermeldt de
geschiedenis niet, maar het is niet moeilijk
te raden.
Aan den rand van het bosch.
WAT VOOR DEN
ROMEINSCHEN
OORSPRONG VAN DEN
BRITTENBURG PLEIT
Bij het vraagstuk van den oorsprong van
Het Huis te Britten of den Brittenburg, dat
ons zoo zeer in het grijs verleden verplaatst
en waarbij op'vroegere afbeeldingen en uit
spraken der oude kronieken \noet worden
afgegaan, komt het uit, hoe moeilijk het is,
vooral wanneer verschillende methoden
van onderzoek gevolgd worden, de waar
heid uit te viorsehen. Waar het hier zoo'n
lang vervlogen periode geldt en wij om
trent de eerste eeuwen onzer jaartelling
over uiterst schaarschc berichten beschik
ken, blijkt volkomen klaarheid ten opzich
te van deze zaak o.i. moeilijk te bereiken.
De professoren Blok en Holwerda bleven in
deze een verschillend standpunt innemen.
En al moge Prof. Holwerda overtuigd zijn,
het juiste licht over dit vraagstuk te heb
ben doen opgaan, wanneer men aandacht
wijdt aan andere gegevens, aan den loop der
oude historie hier te lande, aan de uitspra
ken van oude historici, de beteekenis van
gevonden munten en andere voorwerpen
niet volkomen wil wegcijferen, dan rijst er
onwillekeurig weer twijfel op aan des Hoog
geleerden slotsom: -de Frankische origine
van het bouwwerk.
Gaat men bv na, dat te Katwijk zelf op
meerdere plaatsen, doch ook in den naas
ten omtrek te Valkenburg, in den Brons-
geest en in „de Nes" te Noordwijk, dus ook
benoorden den Rijn, eveneens ten O. van
dit dorp, verder in de Pan onder Katwijk
en de kleine Pan bij Wassenaar overblijfse
len van Romeinschen oorsprong zijn gevon
den, dan blijkt daaruit zonneklaar, hoe heel
deze omgeving de woonplaats der Romei
nen is geweest En het gevóelen wint
aan waarschijnlijkheid, dat de sterkte
den mond v&iï den Rijn, die de.verbinding
met dc Noordzee vormde hun werk is ge
weest
Lag de bodem op aanzienlijke diepte over
al voor ons bloot, 't lijdt haast geen twijfel,
of we zouden nog door zeer veel verrassen
de dingen uit vervlogen tijdperken getrof
fen worden. Dit heeft dan ook de kennis,
verkregen door dc afgravingen of gebaseerd
op haar resultaten, tegen, dat zooveel plaat
sen door bebouwing een dergelijk onderzoek
niet toelaten, en. nog altijd zeer beperkts
terreinen door den arbeid met de spade zijn
onderzocht. Zoo licht kunnen bij uitgebreider
onderzoek reeds vastgestelde ideeën blijken
onhoudbaar te zijn of belangrijke correctie
te behoeven. Dat ook Katwijk, wanneer zijn
bodem tot op a a n z i e n 1 ij k e diepte
EEN JAAR
NATUURLEVEN
„ZOMER'
Boompieper voedt jontje koekoek.
(Uit „Zomer")
Dat het derde deel van het prachtwerk:
„Een jaar Natuurleven", uitgave van Schel-
tema en Holkema te Amsterdam, zoo spoe
dig het tw eede volgde en nog voor het volle
vacantiescizoen het licht zag, mag een ver
blijdend feit genoemd worden. Het bewijst,
dat de andere deelen, die reeds eerder ver
schenen, genoeg belangstelling bij 't publiek
genieten, zoodat de uitgever geanimeerd
wordt ook de volgende deelen spoedig te
laten volgen.
Wij hadden niet anders verwacht.
Aan het bespieden en bestudeeren van de
natuur wordt in de laatste jaren door zeer
velen en steeds door meerderen gedaan.
Wat men vroeger achteloos voorbij
ging, omdat men het niet opmerkte,
wordt thans een bron van studie en
dus...... het kan niet anders van
genot
De mensch, deel van de natuur, zich
badend in die natuur, geheel omgeven
door de natuur, begint eindelijk ja
eindelijk de natuur te ontdekken.
Maar nu gaat 't ook snel. Wat eeuwen
is verwaarloosd, wordt thans soms een
manie. Ieder „doet aan natuurstudie".
Dat is niet zoo erg: bij de duizenden
voor wie het een manie is, zijn er mis
schien honderden voor wie het ernst is.
En bij die honderden zullen nog hon
derden komen als ze de deelen van
„Natuurleven" gaan lezen en bekijken.
Ja, bekijken ook! Want de hoeveelheid
natuurfoto's is zoo groot en de opnamen
zijn zoo pakkend, dat men niet uitgekeken
raakt.
En de lectuur is boeiend.
Geen roman om aan één stuk uit te lezen
en toch vol romantische gebeurtenissen uit
het rijke natuurleven, waarvan men telk<*is
weer een bladzijde leest, meerdere blad
zijden. En de interessante foto's bekijkt. En
nog eens g'aat bladeren en lezen en kijken.
Góed is het, dat in dit deel „Zomer", meer
dan in ..Herfst" en in „Lente", de afbeel
dingen meer in overeenstemming zijn met
de tekst. De beschrijving in de beide vorige
deelen was er niet minder boeiend om en
de foto's niet minder mooi, doch als men
zoo'n interessante foto ziet, wil men ook
wel eens iets van het afgebeelde lezen. Dat
ging niet altijd in de beide vorige deelen.
In dit deel „zomer", is er meer „contact"
tusschen afbeeldingen en tekst.
Daar al dadelijk die foto uit het hooiland,
beelden uit mijn kinderjaren, 'k Heb
zelfs een neiging om te zoeken, waar ik
toen stond, maar, 't is waar, toen vonden
ze er niets aan zoo'n foto te nemen en nu...
die foto van de hooioogstge voelt de
zomerhitte als ge er goed naar kijkt. Nar
tuurlijk gaat ge lezen, wat er naast staat
in de tekst. Dat is mooi beschreven. Ge
gaat even terugbladeren en begmt bij het
begin en beleeft de zomer op de weide.
Zooals we het zien, zoo beschrijft R. J. d e
Stoppelaar het en zooals hij het be
schrijft, zien we het. Dat is de groote kunst.
Zoo echt, dat stukje „finne" bij de boer
derij, de stamboeksstier, aan de kalveren
audiëntie verieenend, de schapen aan het
schrikken brengend, de stoïcijnsche zeug,
die zijn slaaphok opzoekt, de dartele big
gen. Ge glimlacht als ge het leest, want 't
is zoo echt beschreven en ge leeft het mee.
Alles leeft ge mee, het heele boek door.
Dat is zoo als ge met De Stoppelaar door
de zomersche weide trekt of langs den wa
terkant de keur van waterlelies en andere
waterplanten bewondert en de watervogels
in hun bedrijvig leven gadeslaat en telkens
weer nieuws ontdekt
Dat is ook zoo, als ge met S t r ij b o s
langs 't strand en door 't duin gaat en hij u
vertelt van de duinvegetatie en het strand
leven; niet dat van het vacantiehoudende
menschdom, maar van de door dit mensch-
dom schuw geworden gevederte.
Met dc camera speurt ge met hem naar
het koekoeksjong, dat in een roodboret-
nestje is opgegroeid en een nooit te ver
zadigen honger vertoont, terwijl de pleeg
ouders alles doen, om die honger te stillen.
En natuurlijk ziet ge nog veel meer. Strij-
bos laat het u zien en vertelt er zoo onder
houdend van, dat alles voor u er geheel
andere gaat uitzien.
Als ge dan eindelijk het laatste gedeelte
van het lijvig boek inziet, leidt Wigman
u over de heide en door de bosschen. En
ge moet hem wel volgen, want ge merkt
telkens weer wat nieuws, dat, als g
heide en het bosch wel eens hebt bezocht,
eigenlijk geen nieuws is, want ge hebt het
wel gezien, doch met geheel andere oogen.
Alles uit de natuur in ons land, die zoo
mooi is, zoo heel mooi, wordt een zich meer
en meer helderder ontplooiend panorama.
En als ge achter dit schoon die hand van
dén Schepper ziet, dan gaat uw hart
heel open voor Hem, Die alles tot zoo'n
kunstig, schoon geheel wist.op te bouwen.
(Uit „Zomer"
heel voor ons ontsloten kon worden, nog
veel antieke fragmenten aan het licht kon
brengen, mag geredelijk worden aangeno
men. In verband hiermee citeeren wij, wat
Dr Holwerda op blz. 190 van zijn „Neder
lands Vroegste Geschiedenis" ten opzichta
van Katwijk zegt* nl. dit: „Een juiste be
oordeeling van do beteekenis van deze
plaats in Romeinschen tijd is op het oogen
blik vrijwel onmogelijk geworden door het
feit, dat de duinen hier zeker den beganen
grond uit die periode geheel hebben over-
stoven, zoodat men zelfs niet gissen
kan, wat zij bedekken. Op eenige punten
zijn hier door toevallige vondsten enkele
Romeinsche voorwerpen bekend" Veel ge
gevens kunnen dus in dit kustgebied nog in
de diepte van don bodem verscholen zijn,
die meerder en helderder licht, ook over 't
1-Iuis te Britten, konden doen opgaan.
Wat ons zoo lange jaren in geschiedenis
boeken werd voorgehouden, dat de Romei
nen langs den Rijn een rij van vestingen
hadden opgericht, waarvan dus ook de
Brittenburg deel uitmaakte, Prof. Hol
werda staat hiertegenover weer beslist af
wijzend. En zijn deze Romeinsche sterkten
niet meer dan eon legende geweest, dan
komt, dat spreekt, ook dc Romeinsche oor
sprong van den Brittenburg des te wanke-
ler, te onvaster te staan. „Er is"> zegt zijn
Hooggeleerde, „geen enkele grond op te
geven voor de meening, dat een reeks van
vestingen langs den Rijnoever moet hebben
gelegen". Met deze bewering ging Prof. Blok
in geenen deele aecoord .Uit oude historie*
boeken bracht hij in de „Historische Bij
dragen v.h. Oudheidkundig Museum" ver
schillende gegevens ten bewijze van zijn ge
voelen voor het voetlicht. Hij wijst Dr H.
op Lugdunum, Matellio, Fletione, Evitano,
enz. Verder wordt de uitspraak van den
rhetor Eumenius, die in de tweede helft der.
derde eeuw na Chr. leefde, naar voren ge
bracht. Over het eiland der Bataven han
delend, spreekt hij van „een legerplaats
van hulptroepen te voet en te paard... weer
opgebouwd op de gehcele grenslijn van den
Rijn',', en vandaar zijn „met tusschenruim-
ten burchten gebouwd, die echter meer dé
grens versieren dan beschermen".
Het arsenaal van historische gegevens
was hiermede voor den Leidsohen geschied-
vorscher niet uitgeput. Nog een oude ge
tuige bracht zijn Hooggeleerde voor 't front»
Ammianus Marcellinus nl., die van den
Romeinschen Keizer Valenlinianus getuigt,
dat deze den geheelen Rijn vanaf het begin
van het gebied der Rhaeti tot het Kanaal
versterkte met groote bouwwerken ei
legerplaatsen hooger maakte en talrijks
vestingen en torens bouwde op de juiste
plaatsen, daar waar Gallië zich uitstrekt:
nadat die gebouwen geplaatst waren, stroom
de de rivier somtijds zelfs onderlangs voor
bij de gebieden der barbaren". Op 't punt
van de vestingen langs den Rijn tot
Noordzee behoefde er, naar het oordeel van
Prof. Blok, in het geheel geen twijfel te be
staan. Ten overvloede werd nog de aan
dacht gevestigd op het bekende Vechten
aan den Krommen Rijn, zeer waarschijnlijk
het vroegere Fletione, en dc vestiging bij
Resteren, in vroegere tijden aan den Rijn
oever gelegen.
Baseert Prof. H. zich zeer veel op de ken
nis, voortvloeiende uit de resultaten van 't
bodemonderzoek, de geschiedkundige Prof.
Blok wil ook de historische gegevens volle
recht laten wedervaren en hun beteekenis
op hun juiste waarde geschat zien. Op
oudé historieschrijvers Junius en Scriver
ziet hij in geenen deeio laag neer. Was niet
de eerste, de zoon van den Hoornsohen bur
gemeester, die achtereenvolgens aan drii
buitenlandsche hoogescholen het licht der
wetenschap in zich opnam, niet een uitne
mend geleerde! Zoowel Hadrianus Junius
als Scriverius worden door Prof. Blok on
der de voortreffelijke critici op oudheid
kundig gebied gerangschikt
Met de mededeeling van kanunnik Heda
te Utrecht (overl. 1525) is ook een waarde
vol argument voor den Romeinschen
sprong van de Burcht te Katwijk aan da
bestaande toegevoegd. Van het graven van
de Nieuwe Vliet, die den Rijn weer met do
Noordzee moest verbinden, was toen nog
geen sprake. Een hevige storm had in 1520|
a^n dit kustgebied gewoed. Overblijfselen,
ruïnes van Romeinschen oorsprong waren
daarbij voor het daglicht gekomen, waaruil
genoemde historicus Romeinsche munten,
met name door hem genoemd ten geschen
ke had ontvangen. Valt hier geen innig ver
band tusschen de gevonden Rom. munten
en het Huis te Britten op te merken?
Wat de gevoelens tusschen den historicus
Blok en Prof. Holwerda verder deed uiteen
wijken, wat vooral het onderwerp van dis
puut uitmaakte? I-Iet was de collectie Ro
meinsche voorwerpen, die te Katwijk, in
de vroegere heerlijkheid van het geslacht
der Wassenaers gevonden en bij deze is
terecht gekomen. Volgens Dr Holwerda kan
do Romeinsche origine van deze collectie
den toets der critiek niet doorstaan. Dit zoo
sterk negatieve standpunt werd door Prof.
Blok niet gedeeld. Hij wijst er op, dat in
Junius' tijd vóór 1570 de Brittenburg drie
maal te zien is geweest: met Kerstmis 1520,
11 Jan. 155? en vooral in Jan. 1562. Dat Jan
van Wassenaer, die in 1523 sfleuvelde, vécl
belang in het geval stelde en er delven liet,
totdat de muurwerken onder de duinen
doorliepen en het werk te zwaar werd.
Voorts, dat nauwkeurig werd aangeteekend
welke vondsten in 1520, welke in 1552, 1562
enz. gedaan waren.