De Vrije Universiteitsdagen te Leeuwarden De Erfenis-Marchant WOENSDAG 3 JULI 1935 TWEEDE BLAD PAG. 5 De wetenschappelijke samenkomst van *Prof. Dr. P. R. Michaël en Prof. Dr. JWaterink (Van c i eigen verslaggever) De Vereen iging voor Hooger Onderwijs op Geref. grondslag zal morgen te Leeuwarden Laai- 55e jaarlijksche algemeenc vergadering houden en oudergewoonte ging daaraan van daag de wetenschappelijke samenkomst voor af. Vele van de vrienden van de Vrije en tal van haar oud-discipelen hadden zich naar het hooge Noorden opgemaakt om van deze hoogtijdagen in het leven van de V.U. getuige te zijn. Natuurlijk leverde Friesland naar het woord van Dr. Kuyper vormen de Friezen de Calvinistische keurbende! het grootste contingent. Hei is dan ook al weer eenige jaren geleden dat de V.U. haar jaarvergadering te Leeuwarden hield. De wetenschappelijke samenkomst Hedenmorgen om half elf ving de weten schappelijke samenkomst aan. Ze werd ge houden in de zalen Schaaf en stond ditmaal onder leiding van P r o f. D r. L. v. d. II o r s t, hoogleeraar aan de V.U. en Sneeker van ge boorte. Prof. v. d. Horst opende de bijeen komst op gebruikelijke wijze en sprak een kort woord van welkom. Hierna kwam aan de orde het eerste referaat, dat van Prof. Dr. P. R. Michaël, hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Groningen, over: „Ethi sche zijden der practisohe Heelkunde". Referaat-Prol. Dr. P. R. Michaël Het was niet de bedoeling van den refe rent het principieele van dit „principieel- wetenschappelijk-referaat" in verband te brengen met. de bijzondere beginselen van dat deel der wetenschap, welke hij het voorrecht heeft tc beoefenen, m.a.w. hij sprak niet over de principiën, de fundamen ten, den grondslag der heelkunde, doch meer over een eventueel venbartd der ge neeskundige, respectievelijk heelkundige wetenschap of de toepassing daarvan en die beginselen, welke de levenshouding bepalen van hen die eens de V.U. stichtten en van ons, die haar in stand houden, aldus refe rent. En wanneer het ref. gelukken mocht iets van dit verhand aan te toonen, dan is bet goed recht Medische faculteit aan de V.U. voor de zooveelste maal althans weer eehs aannemelijk gemaakt. Een prin cipieele beschouwing volgens dé eerst be doelde opvatting is zeer wel mogelijk, doch dan belanden wij al spoedig op het terrein van de natuurphilosophie, alsook vragen die ons op hun beurt weder in verband brengen met onze houding tegenover Schepper en schepping, tegenover natuur en wat daar boven uitgaat. Ref. wil gaarne van deze gelegenheid gebruik maken om aan te toonen, dat de werker op het „neutrale" terrein der heelkunde, toch telkens voor moeilijkheden.komt, die hem verder moeten doen zien dan de materieele verhouding reikt, tenzij hij moedwillig de oogen sluit. Het zou kunnen blijken, dat het neutrale terrein der heelkunde toch niet zoo onschul dig neutraal is, als door velen gedacht wordt. Moeilijke beslissingen Na een korte vakkundige inleiding schet ste referent de moeilijkheden waarvoor de chirurg komt te staan hij de indicatie tot heelkundige behandeling. Zijn beslissingen moeten niet zelden genomen worden in den tijd van minder dan een minuut; dan is er spanning in de ziel van den verantwoorde lijkheid dragenden arts. Referent haalde (hierbij enkele voorbeelden aan van extreme gevallen, om daarna over te gaan tot de spheer van ons alledaagsch bestaan. Ref. demonstreerde hoe gewichtige beslissingen niet zelden op twijfelachtige gegevens geba seerd zijn. Intusschen de statistiek is onmis baar. Inzonderheid omtrent het levensge vaar, dat uit de mogelijke verwikkelingen bij een operatie ontstaat, leveren de statis tieken bepaalde inlichtingen, volgens welke moet worden vastgesteld, of alles wel over wogen, de heelkundige behandeling, al dan niet in strijd is met het zesde gebod. Hoe grooter bij een bepaald soort heelkundige kunstbewerkingen, het mortaliteits-pereëntage is, des te moei' lijker wordt de beslissing voor den heelkundige. Persoonlijk acht ref. iedere kunstbewerking, die niet een redelijke kans van slagen heeft, ongeoorloofd. De heelmeester koestere geen overdreven Vrees uit gevoeligheid, maar aan den ande ren kant late hij zich niet meesleepen door jjdelheid en waaghalzerij of door misplaatste wetenschappelijke nieuwsgierigheid. Sterilisatie 1 ïn nauw verband met het voorgaande be- fcchouWde ref. de pogingen om het ras te Verbeteren, zooals dat in Duitschland thans geschiedt. Het wil ref. wel zeer moeilijk toe schijnen het hier bedoelde als passend en toelaatbaar in onze levensbeschou wing te verwerken. Echter .wordt een! en ander wel anders, wanneer het in dividu zelf, vrijwillig b.v. om sterili satie komt vragen, wanneer deze vraag verband 'houdt met het burger schap van het Koninkrijk Gods. Ref. bezag dit vraagstuk nader nog vanuit medisch-wetensohappelijk oogpunt, en stond achtereenvolgens stil bij verschijnselen van den modernen tijd die slechts waardeering kunnen vinden bij een zeer bepaalde grof- ■materialistische instelling, voor een deel vraagstukken waarop het definitieve ant woord nog niet is gegeven. Doch zij alle bewijzen, dat de practisclie geneeskunde met vragen in aanraking komt, wier beant woording ten nauwste samenhangt met de wereldbeschouwing, die de beoefenaren der geneeskunde aanhangen. De navolging van Christus is de juiste norm voor het leven. Hiertoe is noodig vernieuwing des geestes, die noch de oude, noch de moderne wijsbe geerte ons leert. Zij stellen allen de rede den mensch tot leidsvrouw, maar de christelijke philisophie beveelt haar uit den weg te gaan en zich te onderwerpen aan het juk van den Heiligen Geest, opdat de mensen niet zich- zelve leve, maar Christus in zich drage als levend en heerschend. Nadat over dit referaat van gedachten was gewisseld werd de morgenvergadering MIDDAGVERGADERING In de middagvergadering kwam aan de orde het referaat van Prof. D r. J. Wat e- r i n k, hoogleeraar aan de V.U. over: „Erfe lijkheid en Opvoeding". Aan dit referaat (we geven van de discussie evenals van aie over dat van Prof. Michaël morgen verslag) ontleenen we het volgende: Referaat Prof. Dr. J. Waterink De antwoorden op de vraag naar de ver houding tusschen hetgeen in het leven door erfgoed bepaald is en de mogelijkheden, die in het leven aan de opvoeding worden ge boden, loopen, aldus ref., wel heel sterk uit een. Schier alle stroomingen en richtingen, die eenzijdig den nadruk leggen op de be- teekenis van de gemeenschap voor den enkeling, dringen den invloed van het erfe lijk gegeven terzijde. Hier is de enkeling eigenlijk maar een abstractie, de gemeen schap alleen is de groote zelfstandigheid; het „sociaal monisme" vindt de vraagstuk ken van de erfelijkheid weinig belangrijk. De macht van de opvoeding en de beteekenis van de invloeden van het milieu zijn bij dit standpunt niet licht te overschatten. Een op vatting als deze heeft in onderscheiden vorm alle eeuwen door de geesten bekoord. Vlak daartegenover staan zij, die heel het leven met alle levensuitingen bepaald achten door het van de ouders ontvangen erfgoed. Ook hier is niets nieuws onder de zon, naar ref. nader aantoont. Nu valt inderdaad de erfelijkheid van psychische eigenschappen niet le ontkennen, en toch, er zijn er nog steeds, die deze opvatting bestrijden. Intus schen is de vraag naar de verhouding tus schen erfelijkheid en opvoeding stellig wel een zeer brandende. Het is ref.'s bedoeling speciaal de vraag te behandelen, of het „paedagogisch pessimisme' 'op goeden gron den betoogt, dat het leven van den menscli feitelijk door zijn erfelijken aanleg wordt bepaald. De vraag dus naar het „of" uit den voorgaanden zin! Het „in hoeverre" wordt dan tegelijkertijd, zij het ook minder opzet telijk, en minder uitvoerig door ref. terloops behandeld. Op het eerste gezicht schijnt er voor het paedagogisch pessimisme veel te zeggen. Doch men moet met het statistisch mate riaal, dat ons op het terrein van de erfelijk heidsleer geboden word, uiterst voorzichtig zijn. Ref. neemt eenige gevallen als voor beeld ter waarschuwing. Wat is erfelijkheid? Bij de aanvaarding van de gedachte dat wij ook in geestelijk opzicht zeer veel erf goed van onze ouders ontvangen, blijft toch altijd de vraag, in boeverre de aanwezig heid van een erfelijke bepaaldheid beïnvloed baarheid uitsluit, dan wel veronderstelt. In deze vraag ligt de kwestie omsloten. Is het werkelijk zoo, dat wij moeten zeggen: een mensch krijgt den aanleg tot bepaalde houdingen, gedragingen, denkwijzen, daden, overtuigingen, enz. mee em vanzelf groeit nu uit dezen mensch datgene, wat hij in aanleg bezit? Consequent wordt deze gedachte nog altijfcl verdedigd door de theorie van het nativisme. Het gaat hier dus om de vraag, wat wij eigenlijk onder; erfelijkheid hebben te verstaan. Bcteekent de erfelijkheid inderdaad, dat al datgene wat de menscli is en heeft niets anders is dan uitgegroeid erfelijk ontvangen materiaal, en beteekent het anderzijds, dat al datgene wat de mensch aan aanleg mee brengt, werkelijk ook tot ontwikkeling moet komen. Merkwaardig noemt ref, dat naast het paedagogisch pessimisme ook altijd nog zich handhaaft de school van het empiris me, die het wezenlijke in de herkomst van de menschelijke eigenschappen zoekt in de samenleiving. Paedagogisch pessimisme Wanneer wij het erfelijk karakter van psychische kwaliteiten erkennen, beteekent dit dan, dat wij ons aan een paedagogisch pessimisme moeten overgeven? Ref. bezag deze vraag van twee zijden en betoogde, dat wij de roeping hebben de eenheid te zien tus schen Gods gebod en de werkelijkheid en Bezwaren tegen de wijze van de invoering der „nieuwe" spelling, maar niet tegen de spelling zelf „Wij, schoolmeestersmoeten aan het terugdraaien van de klok niet meedoen" De schade van de Prinses Juliana" van de Maatschappij „Zeeland" die voor Harwich werd aangevaren door de Deensche EsbjergVerhogen leunin gen en stangen aan de stuurboordzijde van de aPrinses Juliana'\ wij moeten weten, in welke wereld en door welke verhoudingen wij de opdrachten, die God ook aan opvoeders geeft, hebben tc ver in. De vraag naar de verhouding tus schen de al of niet aanvaarde beweringen der vakwetenschap en de eischen .die God ons stelt, zal wetenschappelijk en naar eisch van het beginsel moeten worden overdacht. Als de juiste methode gaf ref. aan: eerst de feiten onderzoeken. Voorts merkte ref. op dat nimmer op goede gronden betoogd is, dat een eigenschap als zoodanig erfelijk is. Na een beschouwing van het genotype en het phaenotype poneerde ref. de stelling dat het erfgoed mogelijkheden geeft en het milieu realiseert. Vervolgens stond ref. stil bij den invloed van het erfgoed op het milieu en noemde hij 'het phaenotype vrucht van een gecompliceerd proces. Na een breede verhan deling over de samenhangende vraagstuk ken kwam ref. tot het doel der christelijke opvoeding, achtereenvolgens stilstaande bij het verbroken werkverbond; het verbond der genade en de schuld der ouders. Christelijke paedagogiek De christelijke paedagogiek zal steeds moeten waarschuwen tegen een, ook in de opvoeding, te spoedig ingesteld beroep op verminderde toerekeningsvatbaarheid, door erfelijke invloeden. Alleen gehoorzaamheid kan ons leeren overwinnen den invloed van erfelijke tendenzen, waardoor wij misschien gemakkelijker dan anderen er toe komen om tegen bepaalde geboden Gods te zondi gen. Niet wat de mensch genotypisch, maar wat hij phaenotypisch is, bepaalt zijn zede lijken stand. In den hand des verbonds laat God den mensch niet als een eenzamen strijder alleen staan. Het gebed van den opvoeder, het gebed van den vol wassene en het gebed van het kind vragen om de heerschappij van God Zelf over het leven,'zóó dat Hij door Zijn Geest heerscht in onzen geest, opdat wij ons zelf ovenvinnen in Zijn kracht. En dan komt het door God langs den organ ischen weg van de erfelijkheid specifiek gekleurde leven vrijwillig en blijmoedig tot God terug, en beleeft ieder mensch op zijn wijze de vreugde van de verbondsverhou- ding met en de genade van zijn God. Voor het geloof van den christenopvoeder en van het verbondskind is er ook in het geen wij erfelijk ontvingen niets toevalligs. Het beschadigde omhulsel en de gondel van een ballonwaarmede drie Belgische bal- lonvaarders te Brussel opstegen en bij Darlington SussexEngeland.) daalden in 'n boom waar zij 'n nacht doorbrachten worden op een boerenwagen weg~ gevoerd. Niemand kreeg letsel. Er ligt. ook in het erfgoed waarmede wij het moeilijk hebben een bedoeling Gods, even zeer als in ons milieu, dat ons wellicht al lerlei last bezorgt. Wij ontvangen ons erf goed en ons milieu van denzelfden God, die ons onze levensroeping heeft gegeven. De christelijke opvoeding vindt hier de eenheid harer conceptie. Dezelfde God, Die ons roept tot Zijn eer, bepaalt ons wezen en ons type mede in den middelijken weg van het erf goed van geslachten. Hij bepaalde ook het milieu, waarin wij opgroeiden. De kinderen, die wij opvoeden, moeten leeren verstaan, dat zij zonder hun eigen aanleg en hun eigen milieu aan hun levensroeping niet zouden kunnen beantwoorden. En zoo wordt in de gedachtenstructuur der christelijke paedagogiek het erfgoed een zegen. God geeft een ieder zijn eigen erfgoed; ook zijn eigen milieu, omdat Hij voor ieder wegge legd heeft een eigen taak, die hij op eigen wijze zal hebben te vervullen. (De vergadering duurt voort). Men schrijft ons uit onderwijskringen!: Heit is niet te verwonderen, diat na het verdwijnen van Mr Marchant de aanvallen op het eenige positieve re- - sultaat van zijn bewind, nl. de ver eenvoudigde spelling, met vernieuwde kracht wonden voortgezet. Het behoeft ook niet te verwonde ren, dat velen meenen, dat mèt Mr Marchant nu ook maar zoo spoedig mogelijk de erfems-Marohant aan de kant moet, en „wij nu moeten doen1 net, alsof er niets gebeurd is. Zand' Men roept zelfs die huilp dier school meesters in, om door die Marchantsche nieuwigheden de dweil te halen. Wij willen graag over di;ize gedachten, die gepropageerd worden,'een en aindier op merken. Ten eerste dit: die wijze van invoe ring der spelling-Merchant was een tak- tisohe en politieke fout. De zaak was ten eénemmale voer invoering niet rijp. D» tijdsomstandigheden, die drongen en dringen tot eenheid, hadden den heer Mar chant ervan moeten weerhouden, geheel onnoodig die twistappel eener nieuwe spel ling te midden van ons volk te werpen. Er waren andere en veel belangrijker din gen voor hem te dioen. Mr Marchant heeft tegen de beginselen van zijn partij in de apellingwijziging doorgedreven en deze autocratische beslis sing op een irritesrende wijze voor het Ne- dieirlandsche publiek aannemelijk trachten te maken door radio- en andere lezingen. De heer Marchant heelt zich blind en do;oif gehouden voor allle bezwaren tegen de over haaste invoering zijner spelling. Bezwaren speciaal van de zijde der Nederianidsche uit gevers. die in de toch reeds ongunstige tijdsomstandigheden door het spelling besluit nog eens extra werden getroffen. In ons blad van 7 Mei 1934 zijn deze bezwaren in dén breede uiteengezet en gemoti veerd. f) De spelling wijziging bleek hóe langer hoe meer een hobby van den heer Marchant. Zijn cpllega's voelden er niets voor. Zijn ambtgenoot van Justitie weigerde zelfs goed keuring van statuten in de nieuwe spelling. Geen enkel departement ridhtte zich naai de Marchantsche regels. Hoogstwaarschijnlijk moet een en ander aldus wonden verklaard: Het Kabinet-Colijn werd! gedragen dóór vijf partijen. Dat accoord was gesloten op een program van welraartsherste/1Daar hoorde een spellingwijzigding niet bij, van zelf. Maar toen heit ministerie eenmaal scheep was, kwam de heer Marchaait. met zijn spellingvoorstel. Hij wist cle Minister raad niet te winnen, maar ferwille van de samenwerking wilde de raad den aal- Hega niet tegenwerken en gaf hiem de vrij- beid, ziijn besluiten op het onderwijs los te laiten: In het Jicht van de groote, Billesbeheer- ■söhende kwesties van politieke en economi sche aard 'beschouwde het Kabinieit die spel- 'liingwijziging alls een zaak van onderge schikt belang. 'Echter en dat is punt twee in door den heer M. vrijheid te laten heeft de Regeering wel degelijk mede verantwoordelijkheid voor het spelling besluit op zich geladen. 'Mr M. heeft niet als particulier persoon, maar als dienaar der Kroon, zijn door Hare Majesteit bekrachtigde cekase afge kondigd. Wie dus voorstelt: „Nu moet d'ie ook rniaar weg. We moeten maar net doen alsof er niets gebeurd is", vergeet al te zeer, dat de speUingwijziging een daad van d'e Regeering is geweest. Vergeet ook, dat de handteekening van de Koningin op die wijze toch wel in een wonderlijk licht komt te staan! Dit alles nu klemt te meer, omclat Mar chess besluit practisohe gevolgen heeft gehad. Na cle invoering ervan, zijn alle nieuwe en een zeer groot deel der oude leer en leesboeken vaar het onderwijs ge- of herdrukt in de. Marchantsche. Nu is hieit héél gemakkelijk, om met een breed gebaar te zeggen: „Weg ermee! Zand er over!", maar beseft men niet, dat dit een licht vaardig advies is? De millioenen hoekjes in de nieiuwe spel ling, waarin kapitalen zitten, worden waar deloos. Telt dat niet mee? Wie helpt de schade dragen? En zeg nu niet: dan hadden die uitgevers zoo dwaas niet moeten zijn, al die boeken nieuwe spelling te drukken, want het gold toch geen experiment of liefhebberij! De nieuwe spelling was verplicht, was e x a m e n-s p e 11 i n g. Daarom: met evenveel, neen nog meer kracht en klem, als schrijver dezes in zijn reeds genoemd artikel van 7 Mei '34 de over haaste, despotische invoering der nieuwe spelling a f r i e d', wil hij nu, cp dezelfde grónden van de economische gevolgen, het aan de kant zetten der Marchantsche „als of er niets gebeurd is", als onpedagogisch en onrechtvaardig bestrijden. Onrecht vaardig tegenover de uitgevers. Onpedagogisch tegenover de kinderen. Ontaktisoh tegenover ons geheels, volk, dat wel een wonderlijke opvatting zou krij gen van het regeeringsb eleioL Ten slotte nog dit: Men doet van zekere zij die ten bate van bet zand strooien teien beroep op de schoolmeesters. Welnu, ik waag me er niet aan een uit spraak te doen over de vraag, of de school meesters in massa dat verzoek welwillend zullen beantwoorden. Hun meaning is spoe dig genoeg te achterhalen, indien de school bladen, onderwijzeiisvereenigingen enz. een enquête instellen. Maar wèl wil schrijver diezes cle vraag: „Willen de schoolmeesters ons hier helpen?" voor zichzelf beantwoorden met een oprecht gemeend en hartgrondig: „Neen, neen, en nogmaals neen!" I'k heb het jaar, dla.t ik op school (die Marchantsche spelling heb onder- wtezien, leeren inzien, dat deze spelling vereenvoudiging an iind für sioh, (voor het kind een zegen is. Daarom des te meer betreur ik de kv ij ze, waarop ze is tot stand gekomen. Zij beeft het taalonderwijs ontlast van heel wat onkinderlijks en overbodigs, zij heeft tijd vrijgemaakt moot echt taal- en stel onderwijs. En om economische èn om pedago gische redenen moeten wij, sohoök meesters, aan het terugdraaien der klok nieit mee doen! Wij willen wèl zarnd helpen strooien, o 'Ja, dat wel, zancl strooien over die ontalktiscbe wijze, waarop ons, Nederlandsóhe school meesters, de spelling1vereenvoudiging voor geschreven werd, maar de sappige vrucht van eclht taalonderwijs weer in te ruiliem tegen de leursche van duf afgedord grammatica-onderwijs, neen, hebben de eer, daarvoor te be danken. Men zi© het bericht onder Binnenland ov,er bót antwoord van de -Minister aan de Federatie van Werkgeversorganisaties in het Boekdrukkcrsbechï jf(Red.). f) Wij verwijzen in verband hiermee naar wat op de vergadering van dê Vereen, tot Bevordering van die Belangen des Boekhan dels is gezegd. Het komt in ditzelfde n mer onder „Binnenland" yoor. .(ftedi). ROFFELR1JMEN KOSTBAAR DIPLOMA 'k Zou het echt niet durven zeggen Wat een ouwe rot" laatst zei, Eén van onze paedagogen, ln zijn mooie vak een kei: Onze jeugd wordt overladen Met geleerdheid en het spreekt Dat de tijd voor lichaamsvorming Bijna heelemaal ontbreekt. Twee uur zou ik willen nemen Elke dag voor sport en spel...!" Dat er een gemompel opging Van verbazing snap je wel Als je weet dat hij die woorden Plofte in een groote kring Onderwijzers, en zij baarden Hevige verwondering KONINKL. NEDERLANDSCHE MIDDENSTANDSBOND Bondsvergadering te Apeldoorn De overgang nabij Gisteren werd te Apeldoorn de algemeene Bondsvergadering gehouden van den Kon. Ned. Middenstandsbond. De heer A. van R e e k u m Jr., voorzitter in de Apeld. Handelsvereeniging, zeide in zijn welkomstwoord, dat deze beweging ondanks den óngunst der tijden, groeit en krachtiger wordt. Het aantal, bij den Bond aangeslotén organisaties, heeft de 200 thans ruim overschreden en meer dan 30.000 mid denstanders hebben zich onder zijn vlag vereenigd. Hierna hield de voorzitter van den Kon. Ned. Middenstands hond, de heer E d. G. Schürmann de openingsrede. Het vijfde crisisjaar, zeide Spr., ligt thans achter ons en het heeft zijn diepe spo ren als een waar schuwing voor de toekomst nagelaten. Telkenmale werd, steeds luider en drin gender de beae ge hoord, dat liet onze samenleving toch weer beter moge gaan, dat het herstel van het ernstig gestoorde economisch evenwicht nu eindelijk zou mogen intreden. Zwaar zijn de beproevingen geweest, welke individu en gemeenschap moreel en financieel te door staan hadden. Veel geestelijke en stoffe lijke waarden zijn aan depresiatie niet ont komen, werden neergehaald, waardoor ons volksleven een zware beproeving te door staan heeft. Voor het bedrijfsleven in het alge meen en voor den middenstand in het bijzonder is intusschen thans de tijd aangebroken, om zich voor te bereiken op den overgang, welke te eeniger tijd' komen gaat. Het is een bekend ver- schij nsel, dat depressie-gevolgen zich ifïet laatst voordoen in de kleinbedrijfs geleding, inzonderheid in den detail handel. Wil men er in slagen om op de puinhoo- pen nieuwe bouwwerken te stichten, dan zal allereerst gezorgd moeten worden voor vrijen armslag voor de bestaande bedrijven. Het aanpassingsproces moet worden gestimu leerd door het bieden van de behulpzame hand door oe overeid bij het verlagen van kosten en lasten, opdat het bedrijf zich zal kunnen oprichten en de ondernemer den looden druk, zoowel van zijn physiek als van zijn moreel, afgewenteld krijge. Onderne mingsgeest, arbeidslust en energie zullen dan weer een uitweg zoeken en vinden. Het bevorderen van maatregelen in dezen zin is dan ook niet alleen een economische be hoefte, doch niet minder een noodzakelijke prikkel in psychologisohen zin. De midden standsorganisaties zullen daarom goed doen om een krachtige actie te blijven voeren voor verlaging van kosten en lasten, zoowel van bovenaf als van verder-op. Hierna werden de verschillende jaarversla gen uitgebracht. Uit dai van den bondssecre- taris den heer L. de Groot, van Rotterdam, bleek dat het aantal organisaties thans 206 Als het zomer is in Holland Heeft het dagblad een rubriek Die met spanning wordt gelezen Door het oudere publiek, Knappe wijze grijze vaders, Vrouwen met een moederhart; „Daar en daar weer een verdronken De rubriek der water smart Vaders! Moeders! Eén diploma Wordt nog niet met góüd betaald: Het diploma dat uw dochter, Dat uw zoon te water haalt! Laat uw kinders leeren zwemmen! Als ge dan de kranten leest Weet ge zeker: 't is mijn jongen, 't Is mijn meisje niet geweest. (Nadruk verboden.) LEO LENS. Vervolgens kwam aan de orde het voorstel van de afdeeling Amsterdam om te herzien de resolutie inzake toekomstige midden- standspolitiók, zoals deze door den Bonds raad werd vastgesteld. In het bijzonder wenschte de afdeeling Amsterdam invoering van een spertijd voor vestiging van nieuwe zaken en regeling van de vestiging naar behoefte. Het voorstel van het hoofdbestuur om de resolutie t.e bekrachtigen werd met 126 stem men voor, 40 tegen en 15 stemmen met blan co aangenomen, waarmede de voorstellen- Amsterdam automatisch van de baan waren. 't Verdere programma In den namiddag had ten gemeentehuize een officieele ontvangst van de deelnemers plaats door burgemeester en wethouders van Apeldoorn, waarna het gemeentebestuur een autotocht door Apelaoorn en omgeving aan bood, gecombineerd met een bezoek aan het Boschbad. In de avondvergadering kwamen aan de orde inleiaingen van den heer J. van Eek, directeur der Nederlandsche Middenstands- bank, N.V. te Amsterdam, over: „De crisis*. creóietverleening aan clen middenstand", en van den lieer F. L. van der Lecuw, di recteur van het Bondsbureau, ove-r: „Mid denstandsorganisatie in de practijk". Na de uitnemend geslaagde Bondsverga dering van gisteren is vandaag in den Ti- voli-Schnuvvburg het 32ste Nationaal Mid- denstaiKïscongres gehouden, hetwelk geheel gewijd is geweest aan „Moderne bedrijfsvoo» ring vooi clen middenstand". Ook dit congres werd geopend met een rede van den heer E d. G. Schürmann, van Rotterdam. De Nederlandsche Radio-zenders Geen Duitsch maar Nederlandsch fabrikaat De persdienst van het Staatsbedrijf der P.T.T. verzoekt ons opneming van het vol gende bericht: In de bladen zijn talrijke propaganda-arti kel en verschenen omtrent reizen naar Duitsch land. In een vein deze artikelen, getJ^ld: „Vonken spatten om de wereld", wordt de in druk gevestigd, dat een groot deel van de Nederlandsche radio-zendapparatuur van Duit sche afkomst zou zijn. Dit is echter geheel onjuist: van alle bij den P.T.T.-dienst in ge bruik zijnde zenders zijn slechts de groote machinezender (Telefunken) welke nagenoeg niet meer gebruikt wordt, en een der Europee- sche zenders (Lorenz) van Durisch fabrikaat. Een der Europeesche zenders van een der kortegolfzenders is door Philips ge leverd. Overigens zijn alle zenders door den dienst zelf gebouwd, nl. 7 langegolf- telegrafiezenders, 13 kortegolf-telegrafie- zenders, 5 langegolf-telefoniezenders en 4 kortegolf-telefoniezenders. BOOTTREIN m.s. „INDRAPOERA" De speciale trein, in aansluiting op het 3 Juli te Marseille verwacht wordend m.s. „In drapoera", zal den 4-den dezer om 6.16 te Roosendaal, 7.13 tc Rotterdam D.P. en 7.40 te Den Haag I-I.S. aankomen. Aankomst te Am sterdam C S. 8.44. Waar de Vischmarkt stond bij de Blaak le Rotterdam, worden nu tramrails gelegd. Het lasschep.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 5