De Vrije Universiteitsdagen
te Leeuwarden
De Erfenis-Marchant
WOENSDAG 3 JULI 1935
TWEEDE BLAD PAG. 5
De wetenschappelijke samenkomst
van
*Prof. Dr. P. R. Michaël
en Prof. Dr. JWaterink
(Van c
i eigen verslaggever)
De Vereen iging voor Hooger Onderwijs op
Geref. grondslag zal morgen te Leeuwarden
Laai- 55e jaarlijksche algemeenc vergadering
houden en oudergewoonte ging daaraan van
daag de wetenschappelijke samenkomst voor
af. Vele van de vrienden van de Vrije en
tal van haar oud-discipelen hadden zich
naar het hooge Noorden opgemaakt om van
deze hoogtijdagen in het leven van de V.U.
getuige te zijn. Natuurlijk leverde Friesland
naar het woord van Dr. Kuyper vormen
de Friezen de Calvinistische keurbende!
het grootste contingent. Hei is dan ook al
weer eenige jaren geleden dat de V.U. haar
jaarvergadering te Leeuwarden hield.
De wetenschappelijke samenkomst
Hedenmorgen om half elf ving de weten
schappelijke samenkomst aan. Ze werd ge
houden in de zalen Schaaf en stond ditmaal
onder leiding van P r o f. D r. L. v. d. II o r s t,
hoogleeraar aan de V.U. en Sneeker van ge
boorte. Prof. v. d. Horst opende de bijeen
komst op gebruikelijke wijze en sprak een
kort woord van welkom. Hierna kwam aan
de orde het eerste referaat, dat van Prof.
Dr. P. R. Michaël, hoogleeraar aan de
Rijksuniversiteit te Groningen, over: „Ethi
sche zijden der practisohe Heelkunde".
Referaat-Prol. Dr. P. R. Michaël
Het was niet de bedoeling van den refe
rent het principieele van dit „principieel-
wetenschappelijk-referaat" in verband te
brengen met. de bijzondere beginselen van
dat deel der wetenschap, welke hij het
voorrecht heeft tc beoefenen, m.a.w. hij
sprak niet over de principiën, de fundamen
ten, den grondslag der heelkunde, doch
meer over een eventueel venbartd der ge
neeskundige, respectievelijk heelkundige
wetenschap of de toepassing daarvan en die
beginselen, welke de levenshouding bepalen
van hen die eens de V.U. stichtten en van
ons, die haar in stand houden, aldus refe
rent. En wanneer het ref. gelukken mocht
iets van dit verhand aan te toonen, dan is
bet goed recht Medische faculteit aan
de V.U. voor de zooveelste maal althans
weer eehs aannemelijk gemaakt. Een prin
cipieele beschouwing volgens dé eerst be
doelde opvatting is zeer wel mogelijk, doch
dan belanden wij al spoedig op het terrein
van de natuurphilosophie, alsook vragen
die ons op hun beurt weder in verband
brengen met onze houding tegenover
Schepper en schepping, tegenover natuur en
wat daar boven uitgaat. Ref. wil gaarne van
deze gelegenheid gebruik maken om aan te
toonen, dat de werker op het „neutrale"
terrein der heelkunde, toch telkens voor
moeilijkheden.komt, die hem verder moeten
doen zien dan de materieele verhouding
reikt, tenzij hij moedwillig de oogen sluit.
Het zou kunnen blijken, dat het neutrale
terrein der heelkunde toch niet zoo onschul
dig neutraal is, als door velen gedacht
wordt.
Moeilijke beslissingen
Na een korte vakkundige inleiding schet
ste referent de moeilijkheden waarvoor de
chirurg komt te staan hij de indicatie tot
heelkundige behandeling. Zijn beslissingen
moeten niet zelden genomen worden in den
tijd van minder dan een minuut; dan is er
spanning in de ziel van den verantwoorde
lijkheid dragenden arts. Referent haalde
(hierbij enkele voorbeelden aan van extreme
gevallen, om daarna over te gaan tot de
spheer van ons alledaagsch bestaan. Ref.
demonstreerde hoe gewichtige beslissingen
niet zelden op twijfelachtige gegevens geba
seerd zijn. Intusschen de statistiek is onmis
baar. Inzonderheid omtrent het levensge
vaar, dat uit de mogelijke verwikkelingen
bij een operatie ontstaat, leveren de statis
tieken bepaalde inlichtingen, volgens welke
moet worden vastgesteld, of alles wel over
wogen, de heelkundige behandeling, al dan
niet in strijd is met het zesde gebod.
Hoe grooter bij een bepaald soort
heelkundige kunstbewerkingen, het
mortaliteits-pereëntage is, des te moei'
lijker wordt de beslissing voor den
heelkundige. Persoonlijk acht ref. iedere
kunstbewerking, die niet een redelijke
kans van slagen heeft, ongeoorloofd.
De heelmeester koestere geen overdreven
Vrees uit gevoeligheid, maar aan den ande
ren kant late hij zich niet meesleepen door
jjdelheid en waaghalzerij of door misplaatste
wetenschappelijke nieuwsgierigheid.
Sterilisatie
1 ïn nauw verband met het voorgaande be-
fcchouWde ref. de pogingen om het ras te
Verbeteren, zooals dat in Duitschland thans
geschiedt.
Het wil ref. wel zeer moeilijk toe
schijnen het hier bedoelde als passend
en toelaatbaar in onze levensbeschou
wing te verwerken. Echter .wordt een!
en ander wel anders, wanneer het in
dividu zelf, vrijwillig b.v. om sterili
satie komt vragen, wanneer deze
vraag verband 'houdt met het burger
schap van het Koninkrijk Gods.
Ref. bezag dit vraagstuk nader nog vanuit
medisch-wetensohappelijk oogpunt, en stond
achtereenvolgens stil bij verschijnselen van
den modernen tijd die slechts waardeering
kunnen vinden bij een zeer bepaalde grof-
■materialistische instelling, voor een deel
vraagstukken waarop het definitieve ant
woord nog niet is gegeven. Doch zij alle
bewijzen, dat de practisclie geneeskunde
met vragen in aanraking komt, wier beant
woording ten nauwste samenhangt met de
wereldbeschouwing, die de beoefenaren der
geneeskunde aanhangen. De navolging van
Christus is de juiste norm voor het leven.
Hiertoe is noodig vernieuwing des geestes,
die noch de oude, noch de moderne wijsbe
geerte ons leert. Zij stellen allen de rede den
mensch tot leidsvrouw, maar de christelijke
philisophie beveelt haar uit den weg te gaan
en zich te onderwerpen aan het juk van den
Heiligen Geest, opdat de mensen niet zich-
zelve leve, maar Christus in zich drage als
levend en heerschend.
Nadat over dit referaat van gedachten
was gewisseld werd de morgenvergadering
MIDDAGVERGADERING
In de middagvergadering kwam aan de
orde het referaat van Prof. D r. J. Wat e-
r i n k, hoogleeraar aan de V.U. over: „Erfe
lijkheid en Opvoeding". Aan dit referaat
(we geven van de discussie evenals van aie
over dat van Prof. Michaël morgen verslag)
ontleenen we het volgende:
Referaat Prof. Dr. J. Waterink
De antwoorden op de vraag naar de ver
houding tusschen hetgeen in het leven door
erfgoed bepaald is en de mogelijkheden, die
in het leven aan de opvoeding worden ge
boden, loopen, aldus ref., wel heel sterk uit
een. Schier alle stroomingen en richtingen,
die eenzijdig den nadruk leggen op de be-
teekenis van de gemeenschap voor den
enkeling, dringen den invloed van het erfe
lijk gegeven terzijde. Hier is de enkeling
eigenlijk maar een abstractie, de gemeen
schap alleen is de groote zelfstandigheid;
het „sociaal monisme" vindt de vraagstuk
ken van de erfelijkheid weinig belangrijk.
De macht van de opvoeding en de beteekenis
van de invloeden van het milieu zijn bij dit
standpunt niet licht te overschatten. Een op
vatting als deze heeft in onderscheiden
vorm alle eeuwen door de geesten bekoord.
Vlak daartegenover staan zij, die heel het
leven met alle levensuitingen bepaald achten
door het van de ouders ontvangen erfgoed.
Ook hier is niets nieuws onder de zon, naar
ref. nader aantoont. Nu valt inderdaad de
erfelijkheid van psychische eigenschappen
niet le ontkennen, en toch, er zijn er nog
steeds, die deze opvatting bestrijden. Intus
schen is de vraag naar de verhouding tus
schen erfelijkheid en opvoeding stellig wel
een zeer brandende. Het is ref.'s bedoeling
speciaal de vraag te behandelen, of het
„paedagogisch pessimisme' 'op goeden gron
den betoogt, dat het leven van den menscli
feitelijk door zijn erfelijken aanleg wordt
bepaald. De vraag dus naar het „of" uit den
voorgaanden zin! Het „in hoeverre" wordt
dan tegelijkertijd, zij het ook minder opzet
telijk, en minder uitvoerig door ref. terloops
behandeld.
Op het eerste gezicht schijnt er voor het
paedagogisch pessimisme veel te zeggen.
Doch men moet met het statistisch mate
riaal, dat ons op het terrein van de erfelijk
heidsleer geboden word, uiterst voorzichtig
zijn. Ref. neemt eenige gevallen als voor
beeld ter waarschuwing.
Wat is erfelijkheid?
Bij de aanvaarding van de gedachte dat
wij ook in geestelijk opzicht zeer veel erf
goed van onze ouders ontvangen, blijft toch
altijd de vraag, in boeverre de aanwezig
heid van een erfelijke bepaaldheid beïnvloed
baarheid uitsluit, dan wel veronderstelt. In
deze vraag ligt de kwestie omsloten.
Is het werkelijk zoo, dat wij moeten
zeggen: een mensch krijgt den aanleg
tot bepaalde houdingen, gedragingen,
denkwijzen, daden, overtuigingen, enz.
mee em vanzelf groeit nu uit dezen
mensch datgene, wat hij in aanleg
bezit? Consequent wordt deze gedachte
nog altijfcl verdedigd door de theorie
van het nativisme. Het gaat hier dus
om de vraag, wat wij eigenlijk onder;
erfelijkheid hebben te verstaan.
Bcteekent de erfelijkheid inderdaad, dat
al datgene wat de menscli is en heeft niets
anders is dan uitgegroeid erfelijk ontvangen
materiaal, en beteekent het anderzijds, dat al
datgene wat de mensch aan aanleg mee
brengt, werkelijk ook tot ontwikkeling moet
komen. Merkwaardig noemt ref, dat naast
het paedagogisch pessimisme ook altijd nog
zich handhaaft de school van het empiris
me, die het wezenlijke in de herkomst van
de menschelijke eigenschappen zoekt in de
samenleiving.
Paedagogisch pessimisme
Wanneer wij het erfelijk karakter van
psychische kwaliteiten erkennen, beteekent
dit dan, dat wij ons aan een paedagogisch
pessimisme moeten overgeven? Ref. bezag
deze vraag van twee zijden en betoogde, dat
wij de roeping hebben de eenheid te zien tus
schen Gods gebod en de werkelijkheid en
Bezwaren tegen de wijze van de
invoering der „nieuwe" spelling,
maar niet tegen de spelling zelf
„Wij, schoolmeestersmoeten
aan het terugdraaien van de
klok niet meedoen"
De schade van de Prinses Juliana" van de Maatschappij „Zeeland" die voor
Harwich werd aangevaren door de Deensche EsbjergVerhogen leunin
gen en stangen aan de stuurboordzijde van de aPrinses Juliana'\
wij moeten weten, in welke wereld en door
welke verhoudingen wij de opdrachten, die
God ook aan opvoeders geeft, hebben tc ver
in. De vraag naar de verhouding tus
schen de al of niet aanvaarde beweringen
der vakwetenschap en de eischen .die God
ons stelt, zal wetenschappelijk en naar eisch
van het beginsel moeten worden overdacht.
Als de juiste methode gaf ref. aan: eerst de
feiten onderzoeken. Voorts merkte ref. op
dat nimmer op goede gronden betoogd is, dat
een eigenschap als zoodanig erfelijk is. Na
een beschouwing van het genotype en het
phaenotype poneerde ref. de stelling dat het
erfgoed mogelijkheden geeft en het milieu
realiseert. Vervolgens stond ref. stil bij den
invloed van het erfgoed op het milieu en
noemde hij 'het phaenotype vrucht van een
gecompliceerd proces. Na een breede verhan
deling over de samenhangende vraagstuk
ken kwam ref. tot het doel der christelijke
opvoeding, achtereenvolgens stilstaande bij
het verbroken werkverbond; het verbond der
genade en de schuld der ouders.
Christelijke paedagogiek
De christelijke paedagogiek zal steeds
moeten waarschuwen tegen een, ook in de
opvoeding, te spoedig ingesteld beroep op
verminderde toerekeningsvatbaarheid, door
erfelijke invloeden. Alleen gehoorzaamheid
kan ons leeren overwinnen den invloed van
erfelijke tendenzen, waardoor wij misschien
gemakkelijker dan anderen er toe komen
om tegen bepaalde geboden Gods te zondi
gen. Niet wat de mensch genotypisch, maar
wat hij phaenotypisch is, bepaalt zijn zede
lijken stand.
In den hand des verbonds laat God
den mensch niet als een eenzamen
strijder alleen staan. Het gebed van
den opvoeder, het gebed van den vol
wassene en het gebed van het kind
vragen om de heerschappij van God
Zelf over het leven,'zóó dat Hij door
Zijn Geest heerscht in onzen geest,
opdat wij ons zelf ovenvinnen in Zijn
kracht. En dan komt het door God
langs den organ ischen weg van de
erfelijkheid specifiek gekleurde leven
vrijwillig en blijmoedig tot God terug,
en beleeft ieder mensch op zijn wijze
de vreugde van de verbondsverhou-
ding met en de genade van zijn God.
Voor het geloof van den christenopvoeder
en van het verbondskind is er ook in het
geen wij erfelijk ontvingen niets toevalligs.
Het beschadigde
omhulsel en de
gondel van een
ballonwaarmede
drie Belgische bal-
lonvaarders te
Brussel opstegen
en bij Darlington
SussexEngeland.)
daalden in 'n boom
waar zij 'n nacht
doorbrachten
worden op een
boerenwagen weg~
gevoerd. Niemand
kreeg letsel.
Er ligt. ook in het erfgoed waarmede wij het
moeilijk hebben een bedoeling Gods, even
zeer als in ons milieu, dat ons wellicht al
lerlei last bezorgt. Wij ontvangen ons erf
goed en ons milieu van denzelfden God, die
ons onze levensroeping heeft gegeven. De
christelijke opvoeding vindt hier de eenheid
harer conceptie. Dezelfde God, Die ons roept
tot Zijn eer, bepaalt ons wezen en ons type
mede in den middelijken weg van het erf
goed van geslachten. Hij bepaalde ook het
milieu, waarin wij opgroeiden. De kinderen,
die wij opvoeden, moeten leeren verstaan,
dat zij zonder hun eigen aanleg en hun
eigen milieu aan hun levensroeping niet
zouden kunnen beantwoorden. En zoo wordt
in de gedachtenstructuur der christelijke
paedagogiek het erfgoed een zegen. God
geeft een ieder zijn eigen erfgoed; ook zijn
eigen milieu, omdat Hij voor ieder wegge
legd heeft een eigen taak, die hij op
eigen wijze zal hebben te vervullen.
(De vergadering duurt voort).
Men schrijft ons uit onderwijskringen!:
Heit is niet te verwonderen, diat na
het verdwijnen van Mr Marchant de
aanvallen op het eenige positieve re- -
sultaat van zijn bewind, nl. de ver
eenvoudigde spelling, met vernieuwde
kracht wonden voortgezet.
Het behoeft ook niet te verwonde
ren, dat velen meenen, dat mèt Mr
Marchant nu ook maar zoo spoedig
mogelijk de erfems-Marohant aan de
kant moet, en „wij nu moeten doen1
net, alsof er niets gebeurd is. Zand'
Men roept zelfs die huilp dier school
meesters in, om door die Marchantsche
nieuwigheden de dweil te halen.
Wij willen graag over di;ize gedachten,
die gepropageerd worden,'een en aindier op
merken.
Ten eerste dit: die wijze van invoe
ring der spelling-Merchant was een tak-
tisohe en politieke fout. De zaak was ten
eénemmale voer invoering niet rijp.
D» tijdsomstandigheden, die drongen en
dringen tot eenheid, hadden den heer Mar
chant ervan moeten weerhouden, geheel
onnoodig die twistappel eener nieuwe spel
ling te midden van ons volk te werpen.
Er waren andere en veel belangrijker din
gen voor hem te dioen.
Mr Marchant heeft tegen de beginselen
van zijn partij in de apellingwijziging
doorgedreven en deze autocratische beslis
sing op een irritesrende wijze voor het Ne-
dieirlandsche publiek aannemelijk trachten
te maken door radio- en andere lezingen.
De heer Marchant heelt zich blind en do;oif
gehouden voor allle bezwaren tegen de over
haaste invoering zijner spelling. Bezwaren
speciaal van de zijde der Nederianidsche uit
gevers. die in de toch reeds ongunstige
tijdsomstandigheden door het spelling
besluit nog eens extra werden getroffen. In
ons blad van 7 Mei 1934 zijn deze bezwaren
in dén breede uiteengezet en gemoti
veerd. f)
De spelling wijziging bleek hóe langer hoe
meer een hobby van den heer Marchant.
Zijn cpllega's voelden er niets voor. Zijn
ambtgenoot van Justitie weigerde zelfs goed
keuring van statuten in de nieuwe spelling.
Geen enkel departement ridhtte zich naai
de Marchantsche regels.
Hoogstwaarschijnlijk moet een en ander
aldus wonden verklaard:
Het Kabinet-Colijn werd! gedragen dóór
vijf partijen. Dat accoord was gesloten op
een program van welraartsherste/1Daar
hoorde een spellingwijzigding niet bij, van
zelf. Maar toen heit ministerie eenmaal
scheep was, kwam de heer Marchaait. met
zijn spellingvoorstel. Hij wist cle Minister
raad niet te winnen, maar ferwille van
de samenwerking wilde de raad den aal-
Hega niet tegenwerken en gaf hiem de vrij-
beid, ziijn besluiten op het onderwijs los te
laiten:
In het Jicht van de groote, Billesbeheer-
■söhende kwesties van politieke en economi
sche aard 'beschouwde het Kabinieit die spel-
'liingwijziging alls een zaak van onderge
schikt belang.
'Echter en dat is punt twee in
door den heer M. vrijheid te laten
heeft de Regeering wel degelijk mede
verantwoordelijkheid voor het spelling
besluit op zich geladen. 'Mr M. heeft
niet als particulier persoon, maar
als dienaar der Kroon, zijn door Hare
Majesteit bekrachtigde cekase afge
kondigd.
Wie dus voorstelt: „Nu moet d'ie ook
rniaar weg. We moeten maar net doen alsof
er niets gebeurd is", vergeet al te zeer, dat
de speUingwijziging een daad van d'e
Regeering is geweest. Vergeet ook, dat
de handteekening van de Koningin op die
wijze toch wel in een wonderlijk licht komt
te staan!
Dit alles nu klemt te meer, omclat Mar
chess besluit practisohe gevolgen
heeft gehad. Na cle invoering ervan, zijn alle
nieuwe en een zeer groot deel der oude leer
en leesboeken vaar het onderwijs ge- of
herdrukt in de. Marchantsche. Nu is hieit
héél gemakkelijk, om met een breed gebaar
te zeggen: „Weg ermee! Zand er over!",
maar beseft men niet, dat dit een licht
vaardig advies is?
De millioenen hoekjes in de nieiuwe spel
ling, waarin kapitalen zitten, worden waar
deloos. Telt dat niet mee? Wie helpt de
schade dragen?
En zeg nu niet: dan hadden die uitgevers
zoo dwaas niet moeten zijn, al die boeken
nieuwe spelling te drukken, want het gold
toch geen experiment of liefhebberij! De
nieuwe spelling was verplicht, was
e x a m e n-s p e 11 i n g.
Daarom: met evenveel, neen nog meer
kracht en klem, als schrijver dezes in zijn
reeds genoemd artikel van 7 Mei '34 de over
haaste, despotische invoering der nieuwe
spelling a f r i e d', wil hij nu, cp dezelfde
grónden van de economische gevolgen, het
aan de kant zetten der Marchantsche „als
of er niets gebeurd is", als onpedagogisch
en onrechtvaardig bestrijden.
Onrecht vaardig tegenover de uitgevers.
Onpedagogisch tegenover de kinderen.
Ontaktisoh tegenover ons geheels, volk,
dat wel een wonderlijke opvatting zou krij
gen van het regeeringsb eleioL
Ten slotte nog dit:
Men doet van zekere zij die ten bate van
bet zand strooien teien beroep op de
schoolmeesters.
Welnu, ik waag me er niet aan een uit
spraak te doen over de vraag, of de school
meesters in massa dat verzoek welwillend
zullen beantwoorden. Hun meaning is spoe
dig genoeg te achterhalen, indien de school
bladen, onderwijzeiisvereenigingen enz. een
enquête instellen.
Maar wèl wil schrijver diezes cle vraag:
„Willen de schoolmeesters ons hier helpen?"
voor zichzelf beantwoorden met een oprecht
gemeend en hartgrondig: „Neen, neen,
en nogmaals neen!"
I'k heb het jaar, dla.t ik op school
(die Marchantsche spelling heb onder-
wtezien, leeren inzien, dat deze spelling
vereenvoudiging an iind für sioh,
(voor het kind een zegen is.
Daarom des te meer betreur ik de
kv ij ze, waarop ze is tot stand gekomen.
Zij beeft het taalonderwijs ontlast van
heel wat onkinderlijks en overbodigs,
zij heeft tijd vrijgemaakt moot echt
taal- en stel onderwijs.
En om economische èn om pedago
gische redenen moeten wij, sohoök
meesters, aan het terugdraaien der
klok nieit mee doen!
Wij willen wèl zarnd helpen strooien, o 'Ja,
dat wel, zancl strooien over die ontalktiscbe
wijze, waarop ons, Nederlandsóhe school
meesters, de spelling1vereenvoudiging voor
geschreven werd, maar de sappige
vrucht van eclht taalonderwijs
weer in te ruiliem tegen de
leursche van duf afgedord
grammatica-onderwijs, neen,
hebben de eer, daarvoor te be
danken.
Men zi© het bericht onder Binnenland
ov,er bót antwoord van de -Minister aan de
Federatie van Werkgeversorganisaties in
het Boekdrukkcrsbechï jf(Red.).
f) Wij verwijzen in verband hiermee naar
wat op de vergadering van dê Vereen, tot
Bevordering van die Belangen des Boekhan
dels is gezegd. Het komt in ditzelfde n
mer onder „Binnenland" yoor. .(ftedi).
ROFFELR1JMEN
KOSTBAAR DIPLOMA
'k Zou het echt niet durven zeggen
Wat een ouwe rot" laatst zei,
Eén van onze paedagogen,
ln zijn mooie vak een kei:
Onze jeugd wordt overladen
Met geleerdheid en het spreekt
Dat de tijd voor lichaamsvorming
Bijna heelemaal ontbreekt.
Twee uur zou ik willen nemen
Elke dag voor sport en spel...!"
Dat er een gemompel opging
Van verbazing snap je wel
Als je weet dat hij die woorden
Plofte in een groote kring
Onderwijzers, en zij baarden
Hevige verwondering
KONINKL. NEDERLANDSCHE
MIDDENSTANDSBOND
Bondsvergadering te Apeldoorn
De overgang nabij
Gisteren werd te Apeldoorn de algemeene
Bondsvergadering gehouden van den Kon.
Ned. Middenstandsbond.
De heer A. van R e e k u m Jr., voorzitter
in de Apeld. Handelsvereeniging, zeide in
zijn welkomstwoord, dat deze beweging
ondanks den óngunst der tijden, groeit en
krachtiger wordt. Het aantal, bij den Bond
aangeslotén organisaties, heeft de 200 thans
ruim overschreden en meer dan 30.000 mid
denstanders hebben zich onder zijn vlag
vereenigd.
Hierna hield de voorzitter van den Kon.
Ned. Middenstands
hond, de heer E d. G.
Schürmann de
openingsrede. Het
vijfde crisisjaar,
zeide Spr., ligt thans
achter ons en het
heeft zijn diepe spo
ren als een waar
schuwing voor de
toekomst nagelaten.
Telkenmale werd,
steeds luider en drin
gender de beae ge
hoord, dat liet onze
samenleving toch
weer beter moge gaan, dat het herstel van
het ernstig gestoorde economisch evenwicht
nu eindelijk zou mogen intreden. Zwaar zijn
de beproevingen geweest, welke individu en
gemeenschap moreel en financieel te door
staan hadden. Veel geestelijke en stoffe
lijke waarden zijn aan depresiatie niet ont
komen, werden neergehaald, waardoor ons
volksleven een zware beproeving te door
staan heeft.
Voor het bedrijfsleven in het alge
meen en voor den middenstand in het
bijzonder is intusschen thans de tijd
aangebroken, om zich voor te bereiken
op den overgang, welke te eeniger tijd'
komen gaat. Het is een bekend ver-
schij nsel, dat depressie-gevolgen zich
ifïet laatst voordoen in de kleinbedrijfs
geleding, inzonderheid in den detail
handel.
Wil men er in slagen om op de puinhoo-
pen nieuwe bouwwerken te stichten, dan zal
allereerst gezorgd moeten worden voor vrijen
armslag voor de bestaande bedrijven. Het
aanpassingsproces moet worden gestimu
leerd door het bieden van de behulpzame
hand door oe overeid bij het verlagen van
kosten en lasten, opdat het bedrijf zich zal
kunnen oprichten en de ondernemer den
looden druk, zoowel van zijn physiek als van
zijn moreel, afgewenteld krijge. Onderne
mingsgeest, arbeidslust en energie zullen
dan weer een uitweg zoeken en vinden. Het
bevorderen van maatregelen in dezen zin is
dan ook niet alleen een economische be
hoefte, doch niet minder een noodzakelijke
prikkel in psychologisohen zin. De midden
standsorganisaties zullen daarom goed doen
om een krachtige actie te blijven voeren voor
verlaging van kosten en lasten, zoowel van
bovenaf als van verder-op.
Hierna werden de verschillende jaarversla
gen uitgebracht. Uit dai van den bondssecre-
taris den heer L. de Groot, van Rotterdam,
bleek dat het aantal organisaties thans 206
Als het zomer is in Holland
Heeft het dagblad een rubriek
Die met spanning wordt gelezen
Door het oudere publiek,
Knappe wijze grijze vaders,
Vrouwen met een moederhart;
„Daar en daar weer een verdronken
De rubriek der water smart
Vaders! Moeders! Eén diploma
Wordt nog niet met góüd betaald:
Het diploma dat uw dochter,
Dat uw zoon te water haalt!
Laat uw kinders leeren zwemmen!
Als ge dan de kranten leest
Weet ge zeker: 't is mijn jongen,
't Is mijn meisje niet geweest.
(Nadruk verboden.) LEO LENS.
Vervolgens kwam aan de orde het voorstel
van de afdeeling Amsterdam om te herzien
de resolutie inzake toekomstige midden-
standspolitiók, zoals deze door den Bonds
raad werd vastgesteld. In het bijzonder
wenschte de afdeeling Amsterdam invoering
van een spertijd voor vestiging van nieuwe
zaken en regeling van de vestiging naar
behoefte.
Het voorstel van het hoofdbestuur om de
resolutie t.e bekrachtigen werd met 126 stem
men voor, 40 tegen en 15 stemmen met blan
co aangenomen, waarmede de voorstellen-
Amsterdam automatisch van de baan waren.
't Verdere programma
In den namiddag had ten gemeentehuize
een officieele ontvangst van de deelnemers
plaats door burgemeester en wethouders van
Apeldoorn, waarna het gemeentebestuur een
autotocht door Apelaoorn en omgeving aan
bood, gecombineerd met een bezoek aan het
Boschbad.
In de avondvergadering kwamen aan de
orde inleiaingen van den heer J. van Eek,
directeur der Nederlandsche Middenstands-
bank, N.V. te Amsterdam, over: „De crisis*.
creóietverleening aan clen middenstand", en
van den lieer F. L. van der Lecuw, di
recteur van het Bondsbureau, ove-r: „Mid
denstandsorganisatie in de practijk".
Na de uitnemend geslaagde Bondsverga
dering van gisteren is vandaag in den Ti-
voli-Schnuvvburg het 32ste Nationaal Mid-
denstaiKïscongres gehouden, hetwelk geheel
gewijd is geweest aan „Moderne bedrijfsvoo»
ring vooi clen middenstand".
Ook dit congres werd geopend met een
rede van den heer E d. G. Schürmann,
van Rotterdam.
De Nederlandsche Radio-zenders
Geen Duitsch maar Nederlandsch fabrikaat
De persdienst van het Staatsbedrijf der
P.T.T. verzoekt ons opneming van het vol
gende bericht:
In de bladen zijn talrijke propaganda-arti
kel en verschenen omtrent reizen naar Duitsch
land. In een vein deze artikelen, getJ^ld:
„Vonken spatten om de wereld", wordt de in
druk gevestigd, dat een groot deel van de
Nederlandsche radio-zendapparatuur van Duit
sche afkomst zou zijn. Dit is echter geheel
onjuist: van alle bij den P.T.T.-dienst in ge
bruik zijnde zenders zijn slechts de groote
machinezender (Telefunken) welke nagenoeg
niet meer gebruikt wordt, en een der Europee-
sche zenders (Lorenz) van Durisch fabrikaat.
Een der Europeesche zenders van een
der kortegolfzenders is door Philips ge
leverd. Overigens zijn alle zenders door
den dienst zelf gebouwd, nl. 7 langegolf-
telegrafiezenders, 13 kortegolf-telegrafie-
zenders, 5 langegolf-telefoniezenders en
4 kortegolf-telefoniezenders.
BOOTTREIN m.s. „INDRAPOERA"
De speciale trein, in aansluiting op het 3
Juli te Marseille verwacht wordend m.s. „In
drapoera", zal den 4-den dezer om 6.16 te
Roosendaal, 7.13 tc Rotterdam D.P. en 7.40 te
Den Haag I-I.S. aankomen. Aankomst te Am
sterdam C S. 8.44.
Waar de Vischmarkt
stond bij de Blaak le
Rotterdam, worden
nu tramrails gelegd.
Het lasschep.